Ezechiël 25:1-17
25 Het woord van Jehovah kwam opnieuw tot mij:
2 ‘Mensenzoon, richt je blik op de Ammonieten+ en profeteer tegen hen.+
3 Je moet tegen de Ammonieten zeggen: “Hoor het woord van de Soevereine Heer Jehovah. Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: ‘Jullie hebben “Haha!” gezegd toen mijn heiligdom werd ontwijd, toen het land van Israël werd verwoest en toen het huis van Juda in ballingschap ging.
4 Daarom geef ik jullie in bezit aan de mensen van het Oosten. Zij zullen bij jullie hun kampen* opslaan en onder jullie hun tenten plaatsen. Ze zullen je vruchten eten en je melk drinken.
5 Ik maak van Ra̱bba+ een weidegrond voor kamelen en van het land van de Ammonieten een rustplaats voor schapen. En jullie zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.’”’
6 ‘Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Jullie hebben in de handen geklapt+ en met de voeten gestampt, en jullie* hebben vol minachting gelachen om het land van Israël.+
7 Daarom zal ik mijn hand tegen jullie uitstrekken om jullie als buit aan de volken te geven. Ik zal jullie uit de volken verwijderen en uit de landen wegvagen.+ Ik zal jullie uitroeien, en jullie zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.”
8 Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Moab+ en Se̱ïr+ hebben gezegd: ‘Het huis van Juda is als alle andere volken.’
9 Daarom ga ik de flank* van Moab blootgeven bij zijn grenssteden, de pracht* van zijn land: Beth-Je̱simoth, Baäl-Me̱on en zelfs Kirjatha̱ïm.+
10 Ik zal het samen met de Ammonieten in bezit geven aan de mensen van het Oosten,+ zodat de volken zich de Ammonieten niet zullen herinneren.+
11 Ik zal het oordeel voltrekken in Moab,+ en ze zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.”
12 Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Edom heeft wraak genomen op het huis van Juda en heeft een zware schuld op zich geladen door zich op hen te wreken.+
13 Daarom zegt de Soevereine Heer Jehovah: ‘Ik zal mijn hand ook uitstrekken tegen Edom. Ik zal er mens en dier uit verwijderen en ik zal het verwoesten.+ Van Te̱man tot aan De̱dan zullen ze vallen door het zwaard.+
14 “Ik zal wraak nemen op Edom door de hand van mijn volk Israël.+ Zij zullen Edom treffen met mijn grote woede, zodat die mijn eigen wraak zal ondervinden”,+ verklaart de Soevereine Heer Jehovah.’”
15 Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Vanwege hun niet-aflatende vijandschap hebben de Filistijnen boosaardig* geprobeerd wraak te nemen en verwoesting te brengen.+
16 Daarom zegt de Soevereine Heer Jehovah: ‘Ik strek mijn hand uit tegen de Filistijnen.+ Ik zal de Kerethieten verwijderen+ en ik zal de overgebleven bewoners van de zeekust vernietigen.+
17 Met meedogenloze straffen zal ik hevig wraak op hen nemen. En ze zullen moeten weten dat ik Jehovah ben als ik mij op hen wreek.’”’
Voetnoten
^ Of ‘ommuurde kampementen’.
^ Of ‘jullie zielen’.
^ Of ‘het sieraad’.
^ Of ‘berghelling’.
^ Of ‘met verachting in de ziel’.