Ezechiël 28:1-26

  • Profetie tegen koning Tyrus (1-10)

    • ‘Ik ben een god’ (2, 9)

  • Klaaglied over koning Tyrus (11-19)

    • ‘Je was in Eden’ (13)

    • ‘De gezalfde cherub die beschermt’ (14)

    • ‘Onrechtvaardigheid werd in je gevonden’ (15)

  • Profetie tegen Sidon (20-24)

  • Israël wordt hersteld (25, 26)

28  Het woord van Jehovah kwam opnieuw tot mij: 2  ‘Mensenzoon, zeg tegen de leider van Tyrus: “Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: ‘Omdat je hart hoogmoedig is geworden,+ zeg je steeds: “Ik ben een god. Ik zit op de troon van een god in het hart van de zee.”+ Maar je bent slechts een mens en geen god,ook al vind je in je hart dat je een god bent.  3  Zeker, je bent wijzer dan Daniël.+ Geen geheim is voor je verborgen.  4  Door je wijsheid en inzicht ben je rijk gewordenen je vult je schatkamers met goud en zilver.+  5  Je handelsgeest heeft je grote rijkdom opgeleverd+en je hart werd hoogmoedig vanwege je vermogen.’” 6  “Daarom zegt de Soevereine Heer Jehovah: ‘Omdat je in je hart vindt dat je een god bent,  7  laat ik vreemde volken tegen je optrekken, de wreedste van allemaal.+ Ze zullen hun zwaarden trekken tegen je schitterende wijsheiden je glorieuze pracht verontreinigen.+  8  Ze zullen je in de kuil* laten afdalenen je zult een gewelddadige dood sterven in het hart van de open zee.+  9  Zul je ook tegen degene die jou doodt zeggen: “Ik ben een god”? Als je in handen valt van degenen die je verontreinigen, zul je slechts een mens zijn en geen god.’” 10  “Door de hand van vreemdelingen zul je de dood van onbesnedenen sterven,want ikzelf heb gesproken”, verklaart de Soevereine Heer Jehovah.’ 11  Het woord van Jehovah kwam opnieuw tot mij: 12  ‘Mensenzoon, zing een klaaglied* over de koning van Tyrus en zeg tegen hem: “Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: ‘Je was het toonbeeld van perfectie,*vol van wijsheid+ en volmaakt in schoonheid.+ 13  Je was in Eden, de tuin van God. Je was versierd met allerlei edelstenen:robijn, topaas en jaspis, chrysoliet, onyx en jade, saffier, turkoois+ en smaragd. Ze waren gevat in gouden zettingen. Ze waren gereed op de dag dat je werd geschapen. 14  Ik stelde je aan als de gezalfde cherub die beschermt. Je was op de heilige berg van God+ en je wandelde tussen vurige stenen. 15  Je gedrag was onberispelijk* vanaf de dag dat je werd geschapentotdat er onrechtvaardigheid in je werd gevonden.+ 16  Door al het handeldrijven+raakte je vol geweld, en je ging zondigen.+ Daarom zal ik je als onheilig van Gods berg verdrijven en je wegvagen,+o beschermende cherub, uit het midden van de vurige stenen. 17  Je schoonheid maakte je hart hoogmoedig.+ Je verkwanselde je wijsheid om je eigen glorieuze pracht.+ Naar de aarde zal ik je werpen.+ Tot een schouwspel voor koningen zal ik je maken. 18  Door je grote schuld en je oneerlijke handel heb je je heiligdommen ontwijd. Ik zal een vuur in je midden laten uitbreken en het zal je verteren.+ Ik laat niets van je over dan een hoopje as op de grond, voor iedereen die je ziet. 19  Alle volken die je kenden zullen verbijsterd naar je staren.+ Je einde zal snel en verschrikkelijk zijnen je zult voor altijd ophouden te bestaan.’”’+ 20  Het woord van Jehovah kwam opnieuw tot mij: 21  ‘Mensenzoon, richt je blik op Sidon+ en profeteer ertegen. 22  Je moet zeggen: “Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: ‘Ik ben tegen je, Sidon, en ik zal in je midden worden geëerd. De mensen zullen moeten weten dat ik Jehovah ben als ik het oordeel aan haar voltrek en in haar geheiligd word. 23  Ik zal een ziekte op haar af sturen en bloed zal in haar straten vloeien. Velen in haar zullen sneuvelen als het zwaard van alle kanten op haar af komt. Ze zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.+ 24  Dan zal het huis van Israël niet meer omringd zijn door schadelijke distels en pijnlijke doorns,+ degenen die hen verachten. De mensen zullen moeten weten dat ik de Soevereine Heer Jehovah ben.’” 25  “Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: ‘Wanneer ik het huis van Israël weer bijeenbreng uit de volken waaronder ze verstrooid zijn,+ zal ik door hen geheiligd worden in de ogen van de volken.+ Ze zullen wonen op hun eigen grond,+ de grond die ik aan mijn dienaar Jakob heb gegeven.+ 26  Ze zullen er in veiligheid wonen+ en huizen bouwen en wijngaarden planten.+ Ze zullen in veiligheid wonen als ik het oordeel voltrek aan allen om hen heen die hen verachten.+ Ze zullen moeten weten dat ik Jehovah ben, hun God.’”’

Voetnoten

Of ‘het graf’.
Lett.: ‘verzegelde een model’.
Of ‘rouwlied’.
Lett.: ‘je was onberispelijk in je wegen’.