Volgens Mattheüs 1:1-25

  • Afstamming Jezus Christus (1-17)

  • Geboorte van Jezus (18-25)

1  Het boek van de geschiedenis* van Jezus Christus,* zoon van David,+ zoon van Abraham.+  2  Abraham was de vader van Isaäk.+ Isaäk was de vader van Jakob.+ Jakob was de vader van Juda+ en zijn broers.  3  Juda was de vader van Pe̱rez en Ze̱ra,+ en hun moeder was Tamar. Pe̱rez was de vader van He̱zron.+ He̱zron was de vader van Ram.+  4  Ram was de vader van Ammina̱dab. Ammina̱dab was de vader van Nahe̱sson.+ Nahe̱sson was de vader van Sa̱lmon.  5  Sa̱lmon was de vader van Boaz en zijn moeder was Rachab.+ Boaz was de vader van Obed en zijn moeder was Ruth.+ Obed was de vader van I̱saï.+  6  I̱saï was de vader van David,+ de koning. David was de vader van Salomo+ en zijn moeder was de vrouw van Uri̱a.  7  Salomo was de vader van Reha̱beam.+ Reha̱beam was de vader van Abi̱a. Abi̱a was de vader van A̱sa.+  8  A̱sa was de vader van Josafat.+ Josafat was de vader van Joram.+ Joram was de vader van Uzzi̱a.  9  Uzzi̱a was de vader van Jo̱tham.+ Jo̱tham was de vader van Achaz.+ Achaz was de vader van Hizki̱a.+ 10  Hizki̱a was de vader van Manasse.+ Manasse was de vader van A̱mon.+ A̱mon was de vader van Josi̱a.+ 11  Josi̱a+ was de vader van Jecho̱nja+ en zijn broers in de tijd van de deportatie naar Babylon.+ 12  Na de deportatie naar Babylon was Jecho̱nja de vader van Sea̱lthiël. Sea̱lthiël was de vader van Zerubba̱bel.+ 13  Zerubba̱bel was de vader van Abi̱ud. Abi̱ud was de vader van E̱ljakim. E̱ljakim was de vader van A̱zor. 14  A̱zor was de vader van Za̱dok. Za̱dok was de vader van A̱chim. A̱chim was de vader van Eli̱ud. 15  Eli̱ud was de vader van Elea̱zar. Elea̱zar was de vader van Ma̱tthan. Ma̱tthan was de vader van Jakob. 16  Jakob was de vader van Jozef, de man van Maria. Uit haar is Jezus geboren,+ die Christus wordt genoemd.+ 17  Van Abraham tot David waren er dus 14 generaties, van David tot de deportatie naar Babylon 14 generaties en van de deportatie naar Babylon tot de Christus 14 generaties. 18  Dit is het verslag van de geboorte van Jezus Christus. Zijn moeder Maria was verloofd met Jozef. Voordat ze getrouwd* waren, bleek dat ze zwanger was door heilige geest.*+ 19  Maar Jozef, haar man, was rechtvaardig en wilde haar niet in het openbaar te schande maken. Daarom was hij van plan in het geheim van haar te scheiden.+ 20  Nadat hij dat had overwogen, verscheen Jehovah’s* engel in een droom aan hem en zei: ‘Jozef, zoon van David, je hoeft niet bang te zijn om je vrouw Maria mee naar huis te nemen, want ze is zwanger geworden door heilige geest.+ 21  Ze zal een zoon krijgen, en je moet hem Jezus* noemen,+ want hij zal zijn volk redden van hun zonden.’+ 22  Dat is allemaal gebeurd als vervulling van wat Jehovah* via zijn profeet had gezegd: 23  ‘Luister! De maagd zal zwanger worden en een zoon krijgen, en ze zullen hem Imma̱nuël noemen.’+ Die naam betekent: ‘God is met ons.’+ 24  Jozef werd wakker en deed wat de engel van Jehovah* hem had opgedragen: hij nam zijn vrouw mee naar huis. 25  Maar hij had geen gemeenschap met haar tot na de geboorte van haar zoon.+ Hij noemde hem Jezus.+

Voetnoten

Of ‘afstammingslijn’.
Of ‘de Messias’, ‘de Gezalfde’.
Lett.: ‘verenigd’.
Of ‘actieve kracht’.
Dit is de eerste van de 237 plaatsen in de christelijke Griekse Geschriften waar Gods naam, Jehovah, in de hoofdtekst van deze versie voorkomt. Zie App. A5.
Komt overeen met de Hebreeuwse naam Jesua of Jozua, wat ‘Jehovah is redding’ betekent.