Jesaja 60:1-22

  • Jehovah’s pracht schijnt op Sion (1-22)

    • Als duiven naar duiventil (8)

    • Goud in plaats van koper (17)

    • Kleine zal tot duizend worden (22)

60  ‘Vrouw, sta op+ en verspreid licht, want je licht is gekomen. De pracht van Jehovah schijnt op je.+  2  Want kijk, duisternis zal de aarde bedekkenen dikke donkerheid de volken. Maar op jou zal Jehovah schijnenen op jou zal zijn pracht te zien zijn.  3  Volken zullen naar je licht gaan+en koningen+ naar je glanzende pracht.*+  4  Sla je ogen op en kijk om je heen! Ze zijn allemaal bij elkaar gebracht, ze komen naar je toe. Van ver blijven je zonen komen+en je dochters worden op de heup gedragen.+  5  In die tijd zul je het zien en stralen+en je hart zal sneller kloppen en overlopen van vreugde,want de schatten van de zee zullen naar je toe worden gebracht,de rijkdom van de volken zal bij je komen.+  6  Grote kudden kamelen zullen je land* bedekken,de jonge mannetjeskamelen uit Mi̱dian en E̱fa.+ Iedereen uit Scheba zal komen. Goud en geurige hars zullen ze dragen. Ze zullen Jehovah’s lof bekendmaken.+  7  Alle kudden van Ke̱dar+ zullen bij je worden gebracht. De rammen van Neba̱joth+ zullen je dienen. Ze zullen op mijn altaar komen en aanvaard worden+en ik zal mijn glorieuze* huis pracht geven.+  8  Wie zijn dat die komen aanvliegen als wolken,als duiven naar de duiventil?*  9  Want op mij zullen de eilanden hopen,+de schepen van Ta̱rsis gaan voorop,*om je zonen van ver te brengen,+samen met hun zilver en hun goud,naar de naam van Jehovah, je God, en naar de Heilige van Israël,want hij zal je eer* geven.+ 10  Buitenlanders zullen je muren bouwenen hun koningen zullen je dienen.+ Want in mijn verontwaardiging heb ik je geslagen,maar uit welwillendheid* zal ik barmhartig voor je zijn.+ 11  Je poorten zullen nooit gesloten worden,+dag en nacht zullen ze open blijvenom de rijkdom van de volken bij je te brengen,en hun koningen zullen de leiding nemen.+ 12  Want alle volken en alle koninkrijken die je niet dienen, zullen vergaan,de volken zullen totaal verwoest worden.+ 13  De pracht van de Libanon zal naar je toe komen,+de jeneverboom, de es en de cipres, allemaal samen,+om de plaats van mijn heiligdom pracht te geven. De plaats voor mijn voeten zal ik eer geven.+ 14  De zonen van je onderdrukkers zullen naar je toe komen en voor je knielen,iedereen die je respectloos behandelde moet zich aan je voeten neerbuigen. Ze zullen je de stad van Jehovah moeten noemen,Sion van de Heilige van Israël.+ 15  In plaats dat je verlaten en gehaat wordt, zonder dat iemand door je heen trekt,+maak ik van jou een reden tot blijvende trots,een bron van vreugde in alle generaties.+ 16  En je zult de melk van volken drinken,+aan de borst van koningen zul je worden gevoed.+ Je zult zeker weten dat ik, Jehovah, je Redder benen dat de Machtige van Jakob je Terugkoper is.+ 17  In plaats van het koper zal ik goud brengenen in plaats van het ijzer zal ik zilver brengen,in plaats van het hout koper,en in plaats van de stenen ijzer. Ik zal vrede als je opziener aanstellenen rechtvaardigheid als je opzichter.+ 18  In je land zal men niet meer van geweld horenof van vernietiging en verwoesting binnen je grenzen.+ En je zult je muren Redding+ noemen en je poorten Lof. 19  De zon zal overdag geen licht meer voor je zijnen het schijnsel van de maan zal je geen licht meer geven. Want Jehovah zal een eeuwig licht voor je worden+en je God zal je pracht zijn.+ 20  Je zon zal niet meer ondergaanen je maan zal niet meer afnemen. Want Jehovah zal een eeuwig licht voor je worden+en de dagen van je rouw zullen voorbij zijn.+ 21  En je hele volk zal rechtvaardig zijn,ze zullen het land voor eeuwig bezitten. Ze zijn de spruit* die ik heb geplant,het werk van mijn handen,+ zodat ik eer krijg.+ 22  De kleine zal tot duizend wordenen de onbeduidende tot een machtig volk. Ikzelf, Jehovah, zal het versnellen als het de tijd ervoor is.’

Voetnoten

Of ‘naar de glans van je dageraad’.
Lett.: ‘jou’.
Of ‘prachtige’.
Of ‘naar de openingen van de duiventil’.
Of ‘zoals eerst’.
Of ‘pracht’.
Of ‘in mijn gunst’.
Of ‘scheut’.