Job 5:1-27

  • Vervolg Elifaz’ eerste rede (1-27)

    • ‘God vangt de wijzen in hun sluwheid’ (13)

    • ‘Job moet Gods correctie niet verwerpen’ (17)

5  Roep maar! Is er iemand die je antwoordt? Tot wie van de heiligen kun jij je wenden?   Want aan ergernis sterft de dwaasen aan jaloezie* gaat de domme ten onder.   Ik zag dat het de dwaas goed ging,*maar plotseling wordt zijn verblijfplaats vervloekt.   Zijn zonen zijn verre van veilig,ze worden in de stadspoort vertrapt+ en er is niemand die ze redt.   Wat hij oogst, eet de hongerige open haalt dat zelfs tussen de doorns weg. En hun bezittingen worden in een strik gevangen.   Het slechte ontkiemt toch niet uit het stofen ellende ontspruit toch niet uit de grond?   De mens is voor ellende geboren,zo zeker als vonken omhoogvliegen.   Als ik jou was, zou ik me tot God wendenen aan God zou ik mijn zaak voorleggen,   aan hem die grote, ondoorgrondelijke dingen doet,bijzondere dingen, niet te tellen. 10  Hij geeft de aarde regenen brengt water over de velden. 11  Hij verhoogt gewone mensenen plaatst treurenden op een veilige hoogte. 12  Hij verijdelt de listige plannen van de sluwen,zodat het werk van hun handen geen succes heeft. 13  Hij vangt de wijzen in hun eigen sluwheid,+zodat de plannen van de sluwen worden doorkruist. 14  Overdag stuiten ze op duisternisen midden op de dag tasten ze rond alsof het nacht is. 15  Hij redt mensen van het zwaard uit hun mond,hij redt de arme uit de handen van de sterke, 16  zodat er hoop is voor gewone mensen,maar onrechtvaardigen de mond wordt gesnoerd. 17  Gelukkig is de man die door God wordt terechtgewezen. Verwerp de correctie* van de Almachtige dus niet! 18  Want hij veroorzaakt pijn maar verbindt de wond. Hij verwondt maar geneest met zijn eigen handen. 19  Van zes rampen zal hij je redden,zelfs de zevende zal je geen kwaad doen. 20  Tijdens hongersnood zal hij je verlossen van de dood,tijdens oorlog van de macht van het zwaard. 21  Je wordt beschermd tegen de gesel van de tong,+en als verwoesting komt, voel je geen angst. 22  Je lacht om vernietiging en hongeren bent niet bang voor de wilde dieren van de aarde. 23  De stenen van het veld bezorgen je geen last*en je leeft in vrede met de wilde dieren van het veld. 24  Je weet dat je tent veilig* is,en als je je weidegrond inspecteert, ontbreekt er niets. 25  Je krijgt veel kinderen,nakomelingen zo veel als het gras van de aarde. 26  En als je naar het graf gaat, ben je nog sterk,als een korenschoof die wordt binnengehaald in de oogsttijd. 27  Dit hebben wij onderzocht, en zo is het. Luister en neem het aan.’

Voetnoten

Of ‘afgunst’.
Lett.: ‘wortel schieten’.
Of ‘hebben een verbond (overeenkomst) met jou’.
Lett.: ‘vrede’.