Maleachi 2:1-17

  • Priesters onderwijzen volk niet (1-9)

    • Lippen priester moeten kennis bewaren (7)

  • Echtscheiding zonder goede reden (10-17)

    • ‘Ik haat echtscheiding’, zegt Jehovah (16)

2  ‘Dit gebod is voor jullie, priesters.+ 2  Als jullie weigeren te luisteren en het niet ter harte nemen mijn naam te eren,’ zegt Jehovah van de legermachten, ‘dan zal ik de vloek over jullie laten komen+ en zal ik jullie zegeningen veranderen in vervloekingen.+ Ja, ik verander de zegeningen in vervloekingen, omdat jullie het niet ter harte nemen.’ 3  ‘Luister! Vanwege jullie zal ik jullie gezaaide zaad vernietigen.*+ Ik zal mest op jullie gezicht strooien, de mest van jullie feesten, en jullie zullen ernaar worden weggedragen.* 4  Dan zullen jullie weten dat ik jullie dit gebod heb gegeven om mijn verbond* met Levi in stand te houden’,+ zegt Jehovah van de legermachten. 5  ‘Mijn verbond met hem was er een van leven en van vrede, en die gaf ik hem, samen met ontzag.* Hij had ontzag voor mij, ja, hij had eerbied voor mijn naam. 6  De wet* van waarheid was in zijn mond+ en er werd geen onrechtvaardigheid op zijn lippen gevonden. In vrede en in oprechtheid wandelde hij met mij,+ en hij hielp velen zich af te keren van zonde. 7  Want de lippen van een priester moeten kennis bewaren en uit zijn mond moeten mensen de wet* zoeken,+ want hij is de boodschapper van Jehovah van de legermachten. 8  Maar jullie zijn zelf afgeweken van de weg. Jullie hebben velen laten struikelen in verband met de wet.*+ Jullie hebben het verbond met Levi geschonden’,+ zegt Jehovah van de legermachten. 9  ‘Daarom zal ik ervoor zorgen dat het hele volk jullie veracht en op jullie neerkijkt. Want jullie hebben mijn wegen niet gevolgd maar hebben de wet partijdig toegepast.’+ 10  ‘Hebben we niet allemaal één en dezelfde vader?+ Zijn we niet door één God geschapen? Waarom behandelen we elkaar dan trouweloos+ en ontheiligen we het verbond van onze voorvaders? 11  Juda heeft trouweloos gehandeld en er is in Israël en in Jeruzalem iets walgelijks gedaan. Juda heeft de heiligheid* van Jehovah,+ die Hij liefheeft, ontheiligd en heeft de dochter van een buitenlandse god tot bruid genomen.+ 12  Jehovah zal iedereen die dat doet uit de tenten van Jakob verwijderen, wie het ook is,* ook al brengt hij een offergave aan Jehovah van de legermachten.’+ 13  ‘Er is nog iets* wat jullie doen en daardoor wordt het altaar van Jehovah bedekt met tranen en met gehuil en gezucht. Daardoor heeft hij geen aandacht meer voor jullie offergave en is hij niet ingenomen met ook maar iets uit jullie handen.+ 14  En jullie zeggen: “Waarom toch?” Omdat Jehovah getuige is geweest tussen jou en de vrouw van je jeugd, die je trouweloos hebt behandeld, ook al is ze je partner en de vrouw met wie je een verbond hebt gesloten.*+ 15  Maar één was er die het niet deed, want hij had wat er overbleef van de geest. En wat zocht hij? Het nageslacht* van God. Houd je geest dus in bedwang en behandel de vrouw van je jeugd niet trouweloos. 16  Want ik* haat echtscheiding’,+ zegt Jehovah, de God van Israël, ‘en degene die zich met geweld bezighoudt’,* zegt Jehovah van de legermachten. ‘Houd je geest in bedwang en handel niet trouweloos.+ 17  Jullie vermoeien Jehovah met je woorden.+ Maar jullie zeggen: “Hoe vermoeien we hem dan?” Door te zeggen: “Iedereen die kwaad doet, is goed in Jehovah’s ogen en hij is blij met zo iemand.”+ Of: “Waar is de God van recht?”’

Voetnoten

Lett.: ‘bestraffen’.
D.w.z. naar de plaats waar de mest van offerdieren heen werd gebracht.
Of ‘respect’, ‘eerbied’.
Of ‘het onderwijs’.
Of ‘het onderwijs’.
Of mogelijk ‘door jullie onderwijs’.
Of mogelijk ‘het heiligdom’.
Lett.: ‘degene die waakt en degene die antwoordt’.
Lett.: ‘het tweede’.
Of ‘en je wettige vrouw’.
Lett.: ‘zaad’.
Lett.: ‘hij’.
Lett.: ‘zijn gewaad met geweld overdekt’.