Een openbaring aan Johannes 2:1-29

2  Schrijf aan de engel+ van de gemeente in E̱feze:+ Dit zegt hij die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt en tussen de zeven gouden lampenstandaarden wandelt:+  “Ik ken je daden en je harde werk en volharding. Ik weet dat je slechte mensen niet tolereert en dat je hen die beweren dat ze apostelen zijn+ maar het niet zijn, op de proef hebt gesteld en hebt ontdekt dat ze leugenaars zijn.  Je toont ook volharding en je hebt ter wille van mijn naam volgehouden+ en bent niet moe geworden.+  Maar dit heb ik tegen je: dat je de liefde die je eerst had, hebt verloren.  Bedenk daarom hoe diep je gevallen bent. Heb berouw+ en doe weer de daden die je vroeger deed. Anders kom ik naar je toe, en ik zal je lampenstandaard+ van zijn plaats wegnemen, tenzij je berouw hebt.+  Maar dit pleit in je voordeel: dat je de daden van de sekte van Nikola̱üs haat,+ die ook ik haat.  Wie oren heeft, moet horen wat de geest tegen de gemeenten zegt:+ wie overwint,+ zal ik laten eten van de levensboom,+ die in het paradijs van God staat.”  En schrijf aan de engel van de gemeente in Smyrna: Dit zegt “de Eerste en de Laatste”,+ die is doodgegaan en weer tot leven is gekomen:+  “Ik weet van je ellende en armoede — maar je bent rijk+ — en ik weet van de lastering door mensen die zeggen dat ze Joden zijn en het eigenlijk niet zijn, maar ze zijn een synagoge van Satan.+ 10  Wees niet bang voor het lijden dat je te wachten staat.+ De Duivel zal ermee doorgaan sommigen van jullie in de gevangenis te gooien, zodat jullie volledig op de proef worden gesteld. Tien dagen lang zullen jullie het zwaar te verduren hebben. Bewijs dat je trouw bent, zelfs tot de dood, en ik zal je de kroon van het leven geven.+ 11  Wie oren heeft, moet horen+ wat de geest tegen de gemeenten zegt: wie overwint,+ zal in geen geval door de tweede dood+ getroffen worden.” 12  Schrijf aan de engel van de gemeente in Pe̱rgamum: Dit zegt hij die het scherpe, lange, tweesnijdende zwaard heeft:+ 13  “Ik weet waar je woont, namelijk waar de troon van Satan is. Toch blijf je aan mijn naam vasthouden.+ Je hebt nooit je geloof in mij verloochend,+ zelfs niet in de tijd dat A̱ntipas, mijn trouwe getuige,+ gedood werd+ in jullie stad, waar Satan woont. 14  Maar ik heb een paar dingen tegen je: dat je daar sommigen hebt die vasthouden aan de leer van Bi̱leam,+ die Ba̱lak+ leerde een struikelblok voor de Israëlieten* neer te leggen, zodat ze dingen zouden eten die aan afgoden waren geofferd en seksuele immoraliteit* zouden bedrijven.+ 15  Zo zijn er bij jou ook personen die aan de leer van de sekte van Nikola̱üs+ vasthouden. 16  Heb daarom berouw. Anders kom ik vlug naar je toe, en ik zal oorlog tegen hen voeren met het lange zwaard van mijn mond.+ 17  Wie oren heeft, moet horen wat de geest tegen de gemeenten zegt:+ aan wie overwint,+ zal ik wat van het verborgen manna+ geven en zal ik een witte kiezelsteen geven, waarop een nieuwe naam staat geschreven die niemand kent behalve degene die hem krijgt.” 18  Schrijf aan de engel van de gemeente in Thyati̱ra:+ Dit zegt de Zoon van God, hij die ogen heeft als een vlammend vuur+ en voeten als zuiver koper:+ 19  “Ik ken je daden en je liefde en geloof en dienst en volharding, en ik weet dat je daden van de laatste tijd meer zijn dan die van vroeger. 20  Maar dit heb ik tegen je: dat je die vrouw Izebel+ tolereert, die zich een profetes noemt. Ze onderwijst en misleidt mijn slaven, zodat ze seksuele immoraliteit* bedrijven+ en dingen eten die aan afgoden zijn geofferd. 21  Ik heb haar tijd gegeven om berouw te hebben, maar ze wil geen berouw hebben van haar seksuele immoraliteit.* 22  Luister! Ik sta op het punt haar ziek te maken* en grote ellende* te brengen over degenen die overspel met haar plegen, tenzij ze berouw hebben van haar daden.* 23  Ik zal haar kinderen doden met dodelijke plagen, zodat alle gemeenten zullen weten dat ik het ben die het hart en de diepste gedachten* onderzoekt. En ik zal elk van jullie geven naar zijn daden.+ 24  Maar tegen de rest van jullie die in Thyati̱ra zijn — al degenen die deze leer niet volgen en die de zogenaamde ‘diepe dingen van Satan’+ niet hebben leren kennen — zeg ik: ik leg jullie geen andere last op. 25  Hoe dan ook, houd vast aan wat jullie hebben, totdat ik kom.+ 26  Aan wie overwint en mijn daden tot het einde toe navolgt, zal ik autoriteit over de volken geven+ 27  — hij zal de mensen hoeden met een ijzeren staf+ en ze zullen als aardewerken kruiken in stukken worden gebroken — zoals ook ik autoriteit van mijn Vader heb gekregen. 28  En ik zal hem de morgenster geven.+ 29  Wie oren heeft, moet horen wat de geest tegen de gemeenten zegt.”

Voetnoten

Lett.: ‘zonen van Israël’.
Grieks: porneia. Zie Woordenlijst.
Of ‘haar op een ziekbed te werpen’.
Lett.: ‘grote verdrukking’.
Of ‘de daden waartoe zij hen heeft verleid’.
Of ‘de diepste gevoelens’. Lett.: ‘de nieren’.