Psalmen 122:1-9

  • Gebed om vrede voor Jeruzalem

    • Blij om naar Jehovah’s huis te gaan (1)

    • Een hecht aaneengesloten stad (3)

Een lied van de opgangen.* Van David. 122  Wat was ik blij toen ze tegen me zeiden: ‘Laten we naar het huis van Jehovah gaan.’+   En nu staan onze voetenbinnen je poorten, Jeruzalem.+   Jeruzalem is gebouwd als een staddie hecht aaneengesloten is.+   Daarheen zijn de stammen opgegaan,de stammen van Jah,*volgens de richtlijn* voor Israëlom de naam van Jehovah te loven.+   Daar zijn de tronen voor het gerecht opgesteld,+de tronen van het huis van David.+   Vraag om vrede voor Jeruzalem.+ Wie je liefhebben, o stad, zullen veilig zijn.   Mag er vrede heersen binnen je vestingmuren,veiligheid binnen je versterkte torens.   Omwille van mijn broeders en vrienden zeg ik: ‘Mag er vrede in je zijn.’   Omwille van het huis van Jehovah, onze God,+vraag ik het goede voor je.

Voetnoten

‘Jah’ is een verkorte vorm van de naam Jehovah.
Of ‘vermaning’, ‘herinnering’.