Psalmen 26:1-12
Van David.
26 Spreek recht over mij, Jehovah, want ik heb in oprechtheid* gewandeld.+
Op Jehovah heb ik vertrouwd zonder te wankelen.+
2 Onderzoek mij, Jehovah, en stel me op de proef.
Zuiver mijn hart en mijn diepste gedachten.*+
3 Want ik houd uw loyale liefde altijd voor ogenen ik wandel in uw waarheid.+
4 Ik ga niet om* met bedriegers,+huichelaars* ga ik uit de weg.
5 Ik haat het gezelschap van boosdoeners,+met slechte mensen wil ik niet omgaan.+
6 Ik was mijn handen in onschulden ga rond uw altaar, Jehovah,
7 om luid dank te zeggen+en te vertellen over al uw wonderen.
8 Jehovah, ik houd van het huis waar u woont,+de plaats waar uw glorie verblijft.+
9 Vaag me* niet weg met de zondaars,+neem mijn leven niet weg met gewelddadige mensen.*
10 Hun handen laten zich in met schaamteloos gedrag,hun rechterhand is vol steekpenningen.
11 Maar ik zal in oprechtheid* wandelen.
Bevrijd* mij en toon mij gunst.
12 Mijn voet staat op effen grond,+in de grote gemeente* zegen ik Jehovah.+
Voetnoten
^ Of ‘rechtschapenheid’.
^ Of ‘diepste gevoelens’. Lett.: ‘nieren’.
^ Lett.: ‘zit niet neer’.
^ Of ‘mensen die verbergen wat ze zijn’.
^ Of ‘mijn ziel’.
^ Of ‘mannen van bloedvergieten’.
^ Of ‘rechtschapenheid’.
^ Lett.: ‘verlos’.
^ Lett.: ‘bijeengekomen menigten’.