Psalmen 74:1-23

  • Gebed of God aan zijn volk wil denken

    • Terugblik op Gods reddingsdaden (12-17)

    • ‘Denk aan lasteringen vijand’ (18)

Een maskil.* Van Asaf.+ 74  Waarom hebt u ons voor eeuwig afgewezen, o God?+ Waarom brandt* uw woede tegen de schapen van uw weide?+  2  Denk aan het volk* dat u lang geleden verwierf,+de stam die u als uw erfdeel loskocht.+ Denk aan de berg Sion, waar u woonde.+  3  Richt uw aandacht* op wat eeuwig in puin ligt.+ De vijand heeft alles in de heilige plaats verwoest.+  4  Uw vijanden brulden in uw plaats van samenkomst.+ Ze hebben daar hun eigen vaandels opgesteld als tekens.  5  Ze waren als mannen die met bijlen zwaaiden in een dicht bos.  6  Met bijlen en ijzeren staven sloegen ze alle graveringen+ stuk.  7  Ze staken uw heiligdom in brand.+ Ze ontwijdden de tabernakel die uw naam draagt en braken die tot de grond toe af.  8  Zij en hun nageslacht zeiden bij zichzelf:* ‘Alle plaatsen in het land waar God wordt aanbeden,* moeten worden verbrand.’  9  Er zijn geen tekens die we kunnen zien. Er is geen profeet meeren niemand van ons weet hoelang dat zo blijft. 10  Hoelang blijft de tegenstander nog lasteren, o God?+ Zal de vijand uw naam voor eeuwig met minachting behandelen?+ 11  Waarom weerhoudt u uw hand, uw rechterhand?+ Haal hem uit uw boezem* en maak een eind aan hen. 12  Toch is God mijn Koning van oudsher,hij die reddingsdaden doet op aarde.+ 13  Met uw kracht zweepte u de zee op.+ U verpletterde de koppen van de zeemonsters in het water. 14  U verbrijzelde de koppen van de Levi̱athan.* U gaf hem als voedsel aan het volk, aan de woestijnbewoners. 15  U maakte openingen voor de bronnen en de stromen.+ Altijd stromende rivieren liet u opdrogen.+ 16  Van u is de dag en ook de nacht. U hebt het licht* en de zon gemaakt.+ 17  U hebt alle grenzen van de aarde bepaald.+ Zomer en winter hebt u gemaakt.+ 18  Denk aan de lasteringen van de vijand, o Jehovah,aan de minachting waarmee een dwaas volk uw naam behandelt.+ 19  Lever uw tortelduif* niet over aan de wilde dieren. Vergeet niet voor eeuwig het leven van uw vernederde volk. 20  Denk aan het verbond,want de duistere oorden van de aarde zijn vol holen van geweld. 21  Laat de onderdrukten niet teleurgesteld weggaan.+ Mogen de zwakken en armen uw naam loven.+ 22  Sta op, o God, bepleit uw rechtszaak. Bedenk hoe de dwazen u de hele dag lasteren.+ 23  Vergeet niet wat uw vijanden zeggen. Constant stijgt het tumult op van hen die u trotseren.

Voetnoten

Lett.: ‘rookt’.
Lett.: ‘uw gemeenschap’.
Lett.: ‘voetstappen’.
Of ‘alle samenkomstplaatsen van God in het land’.
Lett.: ‘in hun hart’.
Of ‘de plooien van uw gewaad’.
Of ‘hemellicht’.
Of ‘de ziel van uw tortelduif’.