Ezechiël 2:1-10

2  Hij zei tegen me: ‘Mensenzoon,* ga op je voeten staan zodat ik met je kan spreken.’+ 2  Toen hij tegen me sprak, kwam er geest in mij die me op mijn voeten liet staan+ zodat ik degene kon horen die tegen me sprak. 3  Hij zei vervolgens tegen me: ‘Mensenzoon, ik stuur je naar het volk Israël,+ naar opstandige volken die zich tegen me verzetten.+ Zij en hun voorvaders hebben tot op deze dag overtredingen tegen me begaan.+ 4  Ik stuur je naar zonen die onbeschaamd en hardvochtig* zijn,+ en je moet tegen ze zeggen: “Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah.” 5  En of ze nu willen luisteren of niet — het is een opstandig huis+ — ze zullen weten dat er een profeet onder hen is geweest.+ 6  Maar, mensenzoon, jij hoeft niet bang voor hen te zijn+ en ook niet voor hun woorden, ook al ben je omgeven door distels en doorns*+ en woon je tussen schorpioenen. Wees niet bang voor hun woorden+ en heb geen angst voor hun blikken,+ want het is een opstandig huis. 7  Je moet mijn woorden tot hen spreken, of ze nu luisteren of niet. Het is nu eenmaal een opstandig volk.+ 8  Jij, mensenzoon, luister naar wat ik je zeg. Wees niet opstandig zoals dit opstandige huis. Open je mond en eet wat ik je geef.’+ 9  Toen ik keek, zag ik een hand die naar mij was uitgestrekt,+ met een boekrol erin.+ 10  Hij rolde de boekrol voor me uit en die was aan beide kanten beschreven.+ Er stonden klaagliederen* op en getreur en gejammer.+

Voetnoten

De eerste van de 93 keer dat deze term in Ezechiël voorkomt.
Of ‘hard van gezicht en hart’.
Of mogelijk ‘al zijn de mensen koppig en als dingen die je steken’.
Of ‘rouwliederen’.

Aantekeningen

Media