Volgens Mattheüs 20:1-34
Aantekeningen
om arbeiders in te huren: Sommige arbeiders werden voor de hele oogstperiode ingehuurd en andere steeds voor een dag naar behoefte.
denarius: Een Romeinse zilvermunt van zo’n 3,85 g met op één kant een afbeelding van caesar. Zoals uit dit vers blijkt, kregen landarbeiders in Jezus’ tijd gewoonlijk een denarius voor een werkdag van 12 uur. (Zie Woordenlijst en App. B14.)
Rond het derde uur: Dat wil zeggen rond 9.00 uur. In de eerste eeuw had een dag voor de Joden 12 uur, te beginnen met zonsopgang rond 6.00 uur (Jo 11:9). Het derde uur was dus rond 9.00 uur, het zesde uur rond 12.00 uur en het negende uur rond 15.00 uur. Omdat de mensen geen nauwkeurige uurwerken hadden, werd meestal alleen de geschatte tijd van een gebeurtenis vermeld (Jo 1:39; 4:6; 19:14; Han 10:3, 9).
Rond het zesde uur: Dat wil zeggen rond 12.00 uur. (Zie aantekening bij Mt 20:3.)
het negende uur: Dat wil zeggen rond 15.00 uur. (Zie aantekening bij Mt 20:3.)
rond het 11de uur: Dat wil zeggen rond 17.00 uur. (Zie aantekening bij Mt 20:3.)
ben je jaloers: Of ‘kijkt je oog hebzuchtig rond’. Lett.: ‘is je oog slecht’. (Zie aantekening bij Mt 6:23.) Het woord oog wordt hier in het Grieks figuurlijk gebruikt voor iemands bedoelingen, instelling of emoties. (Vergelijk de uitdrukking ‘een afgunstig oog’ in Mr 7:22.)
goed: Of ‘vrijgevig’. In deze context wordt goedheid rechtstreeks in verband gebracht met vrijgevigheid.
Onderweg naar: Hoewel enkele manuscripten de gedachte ‘op het punt stond op te gaan naar’ overbrengen, wordt de huidige weergave beter door de manuscripten ondersteund.
Onderweg naar Jeruzalem: Of ‘terwijl ze opgingen naar Jeruzalem’. De stad lag zo’n 750 m boven zeeniveau, dus in de oorspronkelijke tekst van de Bijbel wordt vaak gezegd dat aanbidders ‘opgingen naar Jeruzalem’ (Mr 10:32; Lu 2:22; Jo 2:13; Han 11:2). Jezus en zijn discipelen klommen omhoog vanuit het Jordaandal (zie aantekening bij Mt 19:1), waarvan het diepste punt zo’n 400 m beneden zeeniveau ligt. Ze moesten ruim 1000 m stijgen om Jeruzalem te bereiken.
Mensenzoon: Zie aantekening bij Mt 8:20.
aan een paal hangen: Dit is de eerste van de ruim 40 keer dat het Griekse werkwoord stauroo in de Griekse Geschriften voorkomt. Het verwante Griekse zelfstandig naamwoord stauros wordt weergegeven met ‘martelpaal’. (Zie aantekeningen bij Mt 10:38; 16:24 en 27:32 en Woordenlijst ‘Martelpaal’ en ‘Paal’.) De werkwoordsvorm wordt in de Septuaginta gebruikt in Es 7:9, waar de opdracht wordt gegeven om Haman aan een paal van ruim 20 m hoog te hangen. In het klassieke Grieks betekent het ‘omheinen met palen, een palissade vormen’.
moeder van de zonen van Zebedeüs: Dat wil zeggen de moeder van de apostelen Jakobus en Johannes. Volgens het verslag van Markus zijn het Jakobus en Johannes die Jezus benaderen (Mr 10:35). Het is duidelijk dat het verzoek van hen komt, maar ze doen hun verzoek via hun moeder Salomé, die misschien een tante van Jezus was (Mt 27:55, 56; Mr 15:40, 41; Jo 19:25).
ging hem eer bewijzen: Of ‘boog zich voor hem neer’, ‘knielde respectvol voor hem’. (Zie aantekeningen bij Mt 8:2 en 18:26.)
de een aan je rechter- en de ander aan je linkerhand: Zie aantekening bij Mr 10:37.
Jullie weten niet wat je vraagt: Het gebruik van meervoudige werkwoorden in het Grieks en de context duiden erop dat Jezus niet de vrouw aanspreekt maar haar twee zonen (Mr 10:35-38).
de beker drinken: In de Bijbel wordt ‘beker’ vaak figuurlijk gebruikt voor Gods wil, ‘het toegemeten deel’, voor een persoon (Ps 11:6; 16:5; 23:5). ‘De beker drinken’ betekent hier zich aan Gods wil onderwerpen. In dit geval hield de ‘beker’ niet alleen in dat Jezus zou lijden en sterven omdat hij vals werd beschuldigd van godslastering, maar ook dat hij tot onsterfelijk leven in de hemel zou worden gewekt.
over hen heersen: Zie aantekening bij Mr 10:42.
dienen: Of ‘dienaar zijn’. De Bijbel gebruikt het Griekse diakonos voor iemand die voortdurend nederig diensten doet voor anderen. Het woord wordt toegepast op Christus (Ro 15:8), dienaren van Christus (1Kor 3:5-7; Kol 1:23), dienaren in de bediening (Fil 1:1; 1Ti 3:8) en ook bedienden (Jo 2:5, 9) en overheidsfunctionarissen (Ro 13:4).
niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen: Zie aantekening bij Mt 20:26.
leven: Het Griekse psuche, traditioneel weergegeven met ‘ziel’, wordt hier in de betekenis ‘leven’ gebruikt. (Zie Woordenlijst ‘Ziel’.)
losprijs: Het Griekse lutron (van het werkwoord luo, dat ‘losmaken’, ‘vrijlaten’ betekent) werd door niet-Bijbelse Griekse schrijvers gebruikt voor de prijs die werd betaald om krijgsgevangenen los te kopen of slaven te bevrijden. Het komt in de Griekse Geschriften twee keer voor: hier en in Mr 10:45. Het verwante antilutron staat in 1Ti 2:6 en wordt weergegeven met ‘overeenkomstige losprijs’. Andere verwante woorden zijn lutroomai, dat ‘bevrijden’, ‘loskopen’ betekent (Tit 2:14; 1Pe 1:18; ook vtnn.), en apolutrosis, vaak vertaald met ‘verlossing door losprijs’ (Ef 1:7; Kol 1:14; Heb 9:15; 11:35; Ro 3:24; 8:23). (Zie Woordenlijst.)
Jericho: De eerste Kanaänitische stad ten W van de Jordaan die door de Israëlieten werd ingenomen (Nu 22:1; Joz 6:1, 24, 25). Tegen Jezus’ tijd was er een nieuwe stad gebouwd zo’n 2 km ten Z van de oude stad. Dat verklaart misschien waarom Lu 18:35 over hetzelfde voorval zegt dat Jezus ‘in de buurt van Jericho kwam’. Het kan zijn dat Jezus het wonder deed terwijl ze uit de Joodse stad vertrokken en richting de Romeinse stad gingen of andersom. (Zie App. B4 en B10.)
twee blinden: Markus en Lukas hebben het over één blinde. Blijkbaar richten ze zich op Bartimeüs, die in Markus’ verslag wordt genoemd (Mr 10:46; Lu 18:35). Mattheüs vermeldt specifieker hoeveel blinden aanwezig zijn.
Zoon van David: De twee blinden noemen Jezus de ‘Zoon van David’ en erkennen hem daarmee openlijk als de Messias. (Zie aantekeningen bij Mt 1:1, 6 en 15:25.)
medelijden: Of ‘compassie’. (Zie aantekening bij Mt 9:36.)
Media
Sommige marktpleinen, zoals die op de afbeelding, lagen aan een straat. Verkopers zetten vaak zo veel koopwaar in de straat dat er geen verkeer meer langs kon. De inwoners konden huishoudelijke spullen, potten en duur glaswerk kopen, en ook verse producten. Omdat er geen koeling was, moesten mensen elke dag naar de markt om boodschappen te doen. Het was de plek waar je nieuwtjes hoorde via handelaars of bezoekers, waar kinderen speelden en waar werklozen wachtten op iemand die hen wilde inhuren. Op het marktplein genas Jezus zieken en predikte Paulus (Han 17:17). In contrast daarmee wilden de trotse schriftgeleerden en farizeeën op deze openbare plaatsen graag opgemerkt en begroet worden.
Het ergste geselwerktuig stond bekend als een flagellum. Het bestond uit een handvat waaraan meerdere koorden of leren riemen bevestigd waren. Deze riemen waren verzwaard met scherpe stukjes bot of metaal om de slagen nog pijnlijker te maken.