Volgens Mattheüs 5:1-48
Voetnoten
Aantekeningen
de berg op: Blijkbaar dicht bij Kapernaüm en het Meer van Galilea. Jezus ging kennelijk naar een hogere plek op de berg en begon toen de menigte te onderwijzen die zich op een vlak gedeelte voor hem bevond (Lu 6:17, 20).
ging hij zitten: Dit was gebruikelijk onder Joodse leraren, vooral als ze formeel onderwijs gaven.
zijn discipelen: De eerste keer dat het Griekse mathetes voorkomt, een zelfstandig naamwoord dat met ‘discipel’ wordt weergegeven. Het duidt op een leerling en impliceert een persoonlijke band met de leraar die het hele leven van de discipel vormt. Hoewel er zich een grote menigte verzameld had om naar Jezus te luisteren, lijkt het erop dat hij vooral tegen zijn discipelen sprak, die het dichtst bij hem zaten (Mt 7:28, 29; Lu 6:20).
Hij nam het woord: Lett.: ‘hij opende zijn mond’. Een Semitisch idioom (Job 33:2; Da 10:16). In Han 8:35 is deze Griekse uitdrukking vertaald met ‘begon te spreken’.
Gelukkig: Het Griekse makarios dat hier wordt gebruikt, houdt meer in dan vrolijk zijn en ergens van genieten. Als het voor mensen wordt gebruikt, slaat het op de toestand van iemand die Gods gunst heeft en zijn zegen krijgt. De term wordt ook gebruikt als een beschrijving van God en van Jezus in zijn hemelse glorie (1Ti 1:11; 6:15).
degenen die zich bewust zijn van hun geestelijke behoeften: De Griekse uitdrukking die is weergegeven met ‘degenen die zich bewust zijn’ betekent letterlijk ‘degenen die arm (behoeftig, bedelaars) zijn’. In deze context wordt het gebruikt voor mensen die een behoefte hebben en zich daar intens bewust van zijn. Hetzelfde woord wordt in Lu 16:20, 22 gebruikt voor de ‘bedelaar’ Lazarus. De Griekse uitdrukking die sommige vertalingen weergeven als ‘armen van geest’ brengt de gedachte over van mensen die zich er pijnlijk van bewust zijn dat ze geestelijk arm zijn en God nodig hebben. (Zie aantekening bij Lu 6:20.)
hen: Slaat op Jezus’ volgelingen, aangezien Jezus zich voornamelijk tot hen richtte (Mt 5:1, 2).
degenen die treuren: Het Griekse woord dat met ‘treuren’ is vertaald (pentheo), kan duiden op diepe rouw in algemene zin of zich diepbedroefd en verbrijzeld voelen vanwege zonden. In deze context zijn ‘degenen die treuren’ net zulke mensen als ‘degenen die zich bewust zijn van hun geestelijke behoeften’, genoemd in Mt 5:3. Ze treuren misschien vanwege hun armzalige geestelijke toestand, hun zondigheid of de trieste omstandigheden die daar het gevolg van zijn. Paulus gebruikte dit woord toen hij de gemeente in Korinthe terechtwees omdat ze niet bedroefd waren over de grove immoraliteit die in hun midden had plaatsgevonden (1Kor 5:2). In 2Kor 12:21 zegt Paulus bang te zijn dat hij misschien ‘verdriet moet hebben om’ degenen in de gemeente in Korinthe die zondigen en geen berouw hebben. De discipel Jakobus gaf bepaalde personen de aansporing: ‘Reinig je handen, zondaars, en zuiver je hart, besluitelozen. Wees verdrietig, treur en huil’ (Jak 4:8-10). Personen die echt treuren om hun zondige toestand worden getroost wanneer ze te weten komen dat hun zonden vergeven kunnen worden als ze geloven in Christus’ loskoopoffer en echt berouw tonen door Jehovah’s wil te doen (Jo 3:16; 2Kor 7:9, 10).
zachtaardig: Een innerlijke eigenschap van personen die zich bereidwillig aan Gods wil en leiding onderwerpen en niet proberen anderen te domineren. Het Griekse woord impliceert geen lafheid of zwakheid. In de Septuaginta is het woord gebruikt als equivalent van een Hebreeuws woord dat vertaald kan worden als ‘zachtmoedig’ of ‘nederig’. Het is gebruikt in verband met Mozes (Nu 12:3), degenen die willen leren (Ps 25:9), degenen die de aarde zullen bezitten (Ps 37:11) en de Messias (Za 9:9; Mt 21:5). Jezus beschreef zichzelf als een zachtaardig of zachtmoedig persoon (Mt 11:29).
van hen zal de aarde worden: Lett.: ‘zij zullen de aarde erven’. Jezus verwijst waarschijnlijk naar Ps 37:11, waar wordt gezegd dat ‘de zachtmoedigen’ de aarde zullen bezitten. Het woord voor aarde kan zowel in het Hebreeuws (ʼerets) als in het Grieks (ge) slaan op de hele planeet en op een specifiek gebied, zoals het beloofde land. De Bijbel geeft aan dat Jezus het belangrijkste voorbeeld is van zachtaardigheid (Mt 11:29). Uit verschillende Bijbelverzen blijkt dat zijn erfdeel als Koning autoriteit over de hele aarde zou zijn, niet alleen over een deel ervan (Ps 2:8; Opb 11:15), en dat zijn gezalfde volgelingen daarin zouden delen (Opb 5:10). De zachtaardige discipelen die zijn aardse onderdanen zouden worden, zouden de aarde in een ander opzicht ‘erven’, niet als eigenaars maar doordat ze het voorrecht zouden krijgen om te leven in het paradijs, het aardse domein van het Koninkrijk. (Zie aantekening bij Mt 25:34.)
degenen die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid: Dit zijn degenen die verlangen naar de tijd dat corruptie en onrecht vervangen worden door Gods normen voor goed en kwaad. Ze doen moeite om naar die normen te leven.
barmhartig: De Bijbelse termen die met ‘barmhartig(heid)’ zijn weergegeven, worden niet alleen gebruikt voor vergeving of een mild oordeel. Vaak beschrijven ze de gevoelens van compassie en medelijden die iemand ertoe aanzetten om een ander die hulp nodig heeft bij te staan.
zuiver van hart: Innerlijk rein in moreel en geestelijk opzicht, ook als het gaat om genegenheden, verlangens en motieven.
God zien: Dit moet niet per se letterlijk opgevat worden, want ‘geen mens kan [God] zien en in leven blijven’ (Ex 33:20). Het Griekse woord dat hier met ‘zien’ is vertaald, kan ook ‘zien met de geest, waarnemen, weten’ betekenen. Jehovah’s aanbidders op aarde ‘zien God’ doordat ze meer inzicht in zijn persoonlijkheid krijgen via geloofversterkende studie van zijn Woord en doordat ze waarnemen wat hij voor hen doet (Ef 1:18; Heb 11:27). Wanneer gezalfde christenen tot leven in de hemel worden opgewekt, zullen ze Jehovah echt zien ‘zoals hij is’ (1Jo 3:2).
vredestichters: Of ‘vredelievenden’. Het Griekse eirenopoios, afgeleid van een werkwoord dat ‘vrede maken’ betekent, slaat op personen die niet alleen de vrede bewaren maar ook vrede stichten waar die niet is.
zout: Een mineraal dat wordt gebruikt om voedsel te conserveren en smaak te geven. In deze context had Jezus het waarschijnlijk vooral over de conserverende eigenschappen van zout. Zijn discipelen konden anderen helpen geestelijk en moreel bederf te voorkomen.
zijn kracht verliest: Zout werd in Jezus’ tijd meestal gewonnen uit het gebied rond de Dode Zee en was vaak verontreinigd met andere mineralen. Als het zoute deel uit dit mengsel werd gehaald, bleef er alleen een smakeloos, onbruikbaar residu achter.
Een stad die op een berg ligt: Jezus had het niet over een specifieke stad. In zijn tijd lagen veel steden op een berg, waardoor ze vaak minder kwetsbaar waren voor aanvallen. Zulke steden waren omringd door een hoge muur, en daardoor waren ze van kilometers afstand te zien en onmogelijk te verbergen. Dat gold zelfs voor kleinere plaatsen met hun typerende witgekalkte huizen.
een lamp: In Bijbelse tijden werden in de meeste huishoudens olielampen van aardewerk gebruikt, gevuld met olijfolie.
een korenmaat: Werd gebruikt voor het afmeten van droge waren, zoals graan. De ‘maat’ (Grieks: modios) die hier wordt genoemd, had een inhoud van zo’n 9 l.
Vader: De eerste van de ruim 160 keer in de evangeliën dat Jezus Jehovah God ‘Vader’ noemt. Dat Jezus dit woord gebruikte, laat zien dat zijn publiek vanuit de Hebreeuwse Geschriften al begreep welke verhouding tot God hiermee bedoeld werd (De 32:6; Ps 89:26; Jes 63:16). Eerdere aanbidders van God gebruikten veel verheven titels om Jehovah te beschrijven en aan te spreken, zoals ‘de Almachtige’, ‘de Allerhoogste’ en ‘Grootse Schepper’, maar Jezus’ herhaaldelijke gebruik van de eenvoudige, gewone term Vader laat Gods intieme band met zijn aanbidders uitkomen (Ge 28:3; De 32:8; Pr 12:1).
de Wet of de Profeten: Met ‘de Wet’ worden de Bijbelboeken Genesis tot en met Deuteronomium bedoeld en met ‘de Profeten’ de profetische boeken in de Hebreeuwse Geschriften. Maar de combinatie van deze termen kan worden toegepast op de volledige Hebreeuwse Geschriften (Mt 7:12; 22:40; Lu 16:16).
Ik verzeker jullie: ‘Verzeker’ is een weergave van het Griekse amen, een transliteratie van het Hebreeuwse ʼamen, dat ‘zo zij het’ of ‘zeker’ betekent. Jezus gebruikt deze uitdrukking vaak om een uitspraak, een belofte of een profetie in te leiden en de absolute betrouwbaarheid ervan te beklemtonen. Dat Jezus het op die manier gebruikt is naar verluidt uniek in religieuze geschriften. Als het woord wordt herhaald (amen amen), zoals in het hele evangelie van Johannes, wordt Jezus’ uitdrukking vertaald met ‘echt, ik verzeker jullie’. (Zie aantekening bij Jo 1:51.)
hemel en aarde zouden nog eerder verdwijnen: Een hyperbool dat ‘nooit’ betekent. De Bijbel geeft aan dat de letterlijke hemel en aarde altijd zullen blijven bestaan (Ps 78:69; 119:90).
één lettertje: In het Hebreeuwse alfabet uit die tijd was de jodh (י) de kleinste letter. De overeenkomende letter in het Grieks is iota. De Nederlandse uitdrukking ‘geen jota’ is op dit vers gebaseerd.
één deeltje van een letter: Bepaalde Hebreeuwse tekens hadden een klein streepje (deeltje) dat de ene letter van de andere onderscheidde. Zo liet Jezus’ hyperbool uitkomen dat Gods Woord tot in het kleinste detail in vervulling zou gaan.
Jullie hebben gehoord dat er werd gezegd: Deze uitdrukking kan zowel duiden op uitspraken in de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften als op leringen gebaseerd op Joodse tradities (Mt 5:27, 33, 38, 43).
zich verantwoorden voor de rechtbank: Iemand kon dan gedaagd worden voor een van de plaatselijke rechtbanken die overal in Israël waren (Mt 10:17; Mr 13:9). Die hadden de bevoegdheid om moordzaken te behandelen (De 16:18; 19:12; 21:1, 2).
kwaad blijft: Jezus brengt zo’n verkeerde houding in verband met haat, die zelfs tot moord kan leiden (1Jo 3:15). Uiteindelijk kan God oordelen dat zo iemand een moordenaar is.
een grove belediging: Een weergave van het Griekse rhaka (mogelijk afgeleid van het Hebreeuws of Aramees), dat ‘leeg’ of ‘leeghoofdig’ betekent. Iemand die zo’n neerbuigende term gebruikte tegenover een medeaanbidder, koesterde niet alleen haat in zijn hart maar uitte die ook door minachtende spraak.
de Hoge Raad: Het volledige Sanhedrin, het rechtsorgaan in Jeruzalem dat bestond uit de hogepriester en 70 oudsten en schriftgeleerden. De Joden beschouwden de uitspraken ervan als bindend. (Zie Woordenlijst ‘Sanhedrin’.)
Jij waardeloze idioot!: Het Grieks klonk als een Hebreeuwse term die ‘opstandig’ of ‘rebels’ betekent. Iemand wordt erdoor bestempeld als moreel verachtelijk en afvallig. Als iemand dat tegen een ander zei, zei hij eigenlijk dat die persoon een straf moest krijgen die een opstandeling tegen God verdiende: eeuwige vernietiging.
Gehenna: Van het Hebreeuwse gē hinnom, dat ‘dal van Hinnom’ betekent. Dit dal lag ten Z en ZW van het oude Jeruzalem. (Zie App. B12, kaart ‘Jeruzalem en omgeving’.) In Jezus’ tijd was het dal een plaats waar afval werd verbrand, dus het woord Gehenna was een passend symbool voor volledige vernietiging. (Zie Woordenlijst.)
offergave naar het altaar: Jezus beperkte zijn uitspraak niet tot bepaalde offers en specifieke overtredingen. Het kon gaan om elk slachtoffer dat in Jehovah’s tempel werd aangeboden in gehoorzaamheid aan de wet van Mozes. Met het altaar wordt het brandofferaltaar bedoeld in het tempelvoorhof van de priesters. Gewone Israëlieten mochten niet in dit voorhof komen maar moesten hun offergaven overhandigen aan de priester die bij de ingang ervan stond.
je broeder: In sommige contexten kan het Griekse adelfos duiden op een familierelatie. Maar omdat de context gaat over de aanbidding in Jehovah’s tempel in Jezus’ tijd, slaat het hier op een geestelijke band en wordt er een medeaanbidder van God mee aangeduid. Er zijn ook contexten waarin het woord in algemenere zin kan duiden op iemands naaste.
laat je offergave (...) achter. Ga eerst: In de scène die Jezus beschrijft, staat een aanbidder op het punt zijn slachtoffer aan de priester te overhandigen. Maar hij moest eerst een conflict met zijn broeder oplossen. Voordat hij zijn offergave kon brengen op een manier die aanvaardbaar was voor God, moest hij weggaan en de broeder vinden die hij gekwetst had. Waarschijnlijk bevond die zich onder de duizenden pelgrims die voor de periodieke feesten naar Jeruzalem kwamen, de gebruikelijke tijd om zulke offers naar de tempel te brengen (De 16:16).
sluit vrede: De Griekse uitdrukking is gedefinieerd als ‘vijandschap in vriendschap veranderen’, ‘zich verzoenen’, ‘een normale relatie of de harmonie herstellen’. Het doel is dus een verandering tot stand te brengen door vijandige gevoelens zo mogelijk uit het hart van de gekwetste persoon te laten verdwijnen (Ro 12:18). Jezus wil hier laten uitkomen dat werken aan een goede band met anderen een voorwaarde is voor een goede band met God.
de laatste cent: Lett.: ‘de laatste quadrans’, 1/64 van een denarius. Een denarius kwam overeen met een dagloon. (Zie App. B14.)
Jullie hebben gehoord dat er werd gezegd: Zie aantekening bij Mt 5:21.
overspel: Dat wil zeggen seksuele ontrouw binnen het huwelijk. Het Griekse werkwoord moicheuo wordt gebruikt in dit citaat uit Ex 20:14 en De 5:18, waar het overeenkomende Hebreeuwse werkwoord naʼaf staat. In de Bijbel duidt overspel op vrijwillige ‘seksuele immoraliteit’ van een getrouwde man of vrouw met iemand anders dan zijn of haar huwelijkspartner. (Vergelijk de aantekening bij Mt 5:32 over de term seksuele immoraliteit, Grieks: porneia.) Toen de wet van Mozes van kracht was, werd het hebben van vrijwillige seksuele gemeenschap met de vrouw of verloofde van een andere man als overspel beschouwd.
je laat struikelen: In de Griekse Geschriften duidt skandalizo op struikelen in figuurlijke zin, wat tot zonde vervallen of aanzetten kan inhouden. In deze context kan het ook worden vertaald met ‘een strik voor je wordt’, ‘je laat zondigen’. Zoals het woord in de Bijbel wordt gebruikt, kan het bij de zonde gaan om het overtreden van Gods morele wetten, geloof verliezen of valse leer aanvaarden. Het Griekse woord kan ook worden gebruikt in de betekenis van ‘aanstoot nemen’. (Zie aantekeningen bij Mt 13:57 en 18:7.)
Gehenna: Zie aantekening bij Mt 5:22 en Woordenlijst.
echtscheidingsakte: De wet van Mozes moedigde niet tot echtscheiding aan. De regeling was bedoeld om te voorkomen dat huwelijken te snel werden verbroken en om vrouwen te beschermen (De 24:1). Om aan een akte te komen moest een man waarschijnlijk naar bevoegde mannen gaan die het echtpaar zouden kunnen aansporen om zich met elkaar te verzoenen.
iedereen die zich van zijn vrouw laat scheiden: Zie aantekening bij Mr 10:12.
seksuele immoraliteit: Het Griekse porneia is een algemene term voor elke vorm van seksuele gemeenschap die volgens de Bijbel ongeoorloofd is. Het omvat overspel, prostitutie, seks tussen ongetrouwde personen, homoseksualiteit en bestialiteit. (Zie Woordenlijst.)
stelt haar bloot aan overspel: Dat wil zeggen stelt haar bloot aan het gevaar overspel te plegen. Een vrouw wordt niet overspelig alleen maar omdat ze gescheiden is, maar ze loopt dan wel het gevaar om overspel te plegen. Als een man zich van zijn vrouw laat scheiden op andere gronden dan seksuele immoraliteit (Grieks: porneia), staat ze bloot aan het risico overspelig te worden door seks te hebben met een andere man. Volgens de normen van de Bijbel is ze niet vrij om te trouwen tenzij de omstandigheden van haar ex-man veranderen, bijvoorbeeld als hij sterft of haar ontrouw wordt. Bij christenen gelden die normen ook voor een man als zijn vrouw zich van hem laat scheiden op andere gronden dan seksuele immoraliteit.
een gescheiden vrouw: Dat wil zeggen een vrouw die gescheiden is om een andere reden dan ‘seksuele immoraliteit’ (Grieks: porneia; zie aantekening bij seksuele immoraliteit in dit vers). Zoals blijkt uit Jezus’ woorden in Mr 10:12 (zie aantekening), gold deze norm ongeacht of het de man of de vrouw was die wilde scheiden. Jezus leert duidelijk dat als een man of vrouw zich laat scheiden op andere gronden dan seksuele immoraliteit, het op overspel neerkomt als een van beide partners hertrouwt. Een alleenstaande man of vrouw die met zo’n gescheiden persoon trouwt, maakt zich ook schuldig aan overspel (Mt 19:9; Lu 16:18; Ro 7:2, 3).
Jullie hebben ook gehoord dat er (...) werd gezegd: Zie aantekening bij Mt 5:21.
Jehovah: Hoewel dit geen direct citaat is van een specifieke passage uit de Hebreeuwse Geschriften, wijzen de twee geboden die Jezus noemt op teksten als Le 19:12, Nu 30:2 en De 23:21, waar Gods naam (weergegeven met vier Hebreeuwse medeklinkers, getranslitereerd als JHWH) wel voorkomt in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. (Zie App. C.)
Zweer helemaal niet: Jezus gaf hier geen algemeen verbod op het zweren van een eed. Gods wet, die toestond om bij bepaalde ernstige gelegenheden een eed te zweren of een gelofte te doen, gold nog steeds (Nu 30:2; Ga 4:4). Jezus veroordeelde de eden die te laconiek en zonder nadenken werden gezworen, waarmee afbreuk werd gedaan aan het zweren op zich.
Niet bij de hemel: Om hun woorden kracht bij te zetten, zwoeren mensen ‘bij de hemel’, ‘bij de aarde’, ‘bij Jeruzalem’, ‘bij [hun] hoofd’ of leven, of bij een ander persoon (Mt 5:35, 36). Maar de Joden waren het er niet over eens of een eed geldig was als je bij geschapen dingen zwoer in plaats van bij Gods naam. Sommigen vonden kennelijk dat ze zulke beëdigde verklaringen ongestraft konden terugnemen.
de grote Koning: Dat wil zeggen Jehovah God (Mal 1:14).
alles wat je daar nog aan toevoegt, komt van de goddeloze: Wie geneigd is om verder te gaan dan een simpel ja of nee door steeds te zweren bij wat hij zegt, laat in wezen zien dat hij onbetrouwbaar is. Hij toont de geest van Satan, ‘de vader van de leugen’ (Jo 8:44).
Jullie hebben gehoord dat er werd gezegd: Zie aantekening bij Mt 5:21.
Oog om oog en tand om tand: In Jezus’ tijd werden die woorden uit de wet (Ex 21:24; Le 24:20) ten onrechte gebruikt om persoonlijke wraak te rechtvaardigen. Maar deze wet werd alleen op de juiste manier toegepast als na een rechtszaak de aangestelde rechters de passende straf hadden bepaald (De 19:15-21).
op je rechterwang slaat: In deze context duidt het Griekse werkwoord voor slaan (rhapizo) op ‘met de open of vlakke hand een klap geven’. Zo’n daad was waarschijnlijk bedoeld om iemand uit te dagen of te beledigen, en niet om hem te verwonden. Jezus leerde zijn volgelingen dus dat ze bereid moesten zijn om niet terug te slaan als ze persoonlijk werden beledigd.
geef hem dan ook je bovenkleed: Joodse mannen droegen vaak zowel een onderkleed (Grieks: chiton, een tunica of hemd tot op de knieën of de enkels, met halflange of lange mouwen, direct op de huid gedragen) als een bovenkleed (Grieks: himation, een losse mantel of jas, of eenvoudig een rechthoekige lap stof). Een kleed kon als onderpand worden gebruikt om de betaling van een schuld te garanderen (Job 22:6). Jezus leert zijn volgelingen dat ze ter wille van de vrede bereid moeten zijn niet alleen hun onderkleed op te geven maar ook hun kostbaardere bovenkleed.
je dwingt (...) met hem mee te gaan: Een verwijzing naar de gedwongen diensten die de Romeinse gezagdragers van burgers konden eisen. Ze konden bijvoorbeeld mensen of dieren bepaalde taken opleggen of iets in beslag nemen als ze dat nodig vonden om staatszaken sneller af te handelen. Zo ‘dwongen’ Romeinse soldaten Simon uit Cyrene om Jezus’ martelpaal te dragen (Mt 27:32).
mijl: Waarschijnlijk de Romeinse mijl: 1479,5 m. (Zie Woordenlijst en App. B14.)
lenen: Dat wil zeggen lenen zonder rente. De wet verbood de Israëlieten om rente te vragen als ze andere Israëlieten die arm waren iets leenden (Ex 22:25) en spoorde hen aan vrijgevig te zijn voor de armen (De 15:7, 8).
Jullie hebben gehoord dat er werd gezegd: Zie aantekening bij Mt 5:21.
Je moet je naaste liefhebben: Volgens de wet van Mozes moesten Israëlieten hun naaste liefhebben (Le 19:18). Het woord naaste betekende gewoon je medemens, maar sommige Joden beperkten het tot alleen hun volksgenoten, vooral Joden die zich aan de mondelinge tradities hielden. Alle andere mensen bezagen ze als vijanden.
je vijand haten: Dit stond niet als gebod in de wet van Mozes. Volgens sommige Joodse rabbi’s impliceerde het gebod om hun naaste lief te hebben dat ze hun vijand moesten haten.
Heb je vijanden lief: Jezus’ raad is in harmonie met de geest van de Hebreeuwse Geschriften (Ex 23:4, 5; Job 31:29; Sp 24:17, 18; 25:21).
belastinginners: Veel Joden inden belasting voor de Romeinse overheid. Mensen hadden een hekel aan deze Joden omdat ze samenwerkten met een gehate overheerser en omdat ze meer geld afpersten dan het officiële belastingtarief. Belastinginners werden meestal door andere Joden gemeden en gelijkgesteld met zondaars en prostituees (Mt 11:19; 21:32).
broeders: Verwijst naar alle leden van het volk Israël, die nakomelingen waren van één gemeenschappelijke vader, Jakob, en die verenigd waren in de aanbidding van dezelfde God, Jehovah (Ex 2:11; Ps 133:1).
groet: Anderen groeten hield onder meer in dat men hun een goede gezondheid en voorspoed toewenste.
heidenen: Duidt op niet-Joden die geen band hadden met God. De Joden bezagen hen als goddeloos en onrein en als personen die je moest mijden.
volmaakt: Het Griekse woord dat hier wordt gebruikt, kan ‘volkomen’, ‘volwassen’ betekenen, of ‘onberispelijk’ naar de normen die een autoriteit heeft vastgesteld. Alleen Jehovah is in absolute zin volmaakt. Toegepast op mensen duidt het woord op relatieve volmaaktheid. In deze context gaat het erom dat een christen ‘volmaakt’ of volkomen is in zijn liefde voor Jehovah God en voor medemensen, iets dat zelfs mogelijk is voor een zondig persoon.
Media
1. Vlakte van Gennesareth. Deze vruchtbare vlakte had de vorm van een driehoek van zo’n 5 bij 2,5 km. Langs de oever in dit gebied nodigde Jezus de vissers Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes uit om samen met hem te gaan prediken (Mt 4:18-22).
2. Volgens de traditie heeft Jezus hier de Bergrede uitgesproken (Mt 5:1; Lu 6:17, 20).
3. Kapernaüm. Jezus ging in deze stad wonen, en in of bij Kapernaüm vond hij Mattheüs (Mt 4:13; 9:1, 9).
Het water in de Dode Zee (Zoutzee) is nu ongeveer negen keer zo zout als het water in de oceanen (Ge 14:3). Verdamping van het water van de Dode Zee leverde de Israëlieten een ruime zoutvoorraad op. Dit zout was wel van lage kwaliteit omdat het verontreinigd was met andere mineralen. Misschien hebben de Israëlieten ook zout gekocht bij de Feniciërs, die het naar verluidt door middel van verdamping uit de Middellandse Zee wonnen. Uit de Bijbel blijkt dat zout gebruikt werd om eten op smaak te brengen (Job 6:6). Jezus was een meester in het gebruik van illustraties die te maken hadden met het dagelijks leven van de mensen, dus hij gebruikte zout om belangrijke geestelijke lessen te illustreren. In de Bergrede zei hij bijvoorbeeld tegen zijn discipelen: ‘Jullie zijn het zout van de aarde.’ Ze zouden een levensreddende invloed op anderen hebben, waardoor geestelijk en moreel bederf werd tegengegaan.
De gewone lampen van aardewerk die thuis en in andere gebouwen werden gebruikt, werden gevuld met olijfolie. Via een pit werd de olie omhooggezogen om de vlam te voeden. Lampen werden vaak op een lampenstandaard van aardewerk, hout of metaal gezet om binnenshuis verlichting te hebben. Ze werden ook wel in een nis in de muur of op een plank geplaatst, of ze werden met een koord aan het plafond gehangen.
Deze tekening van een lampenstandaard (1) is gebaseerd op vondsten uit de eerste eeuw in Efeze en Italië. Een lampenstandaard zoals deze werd waarschijnlijk in rijke huishoudens gebruikt. In armere huishoudens werden lampen aan het plafond gehangen, in een nis in de muur gezet (2) of op een standaard van aardewerk of hout geplaatst.
Het Hinnomdal (in het Grieks Gehenna genoemd) is een dal of ravijn ten zuiden en zuidwesten van het oude Jeruzalem. In Jezus’ tijd was het een plaats waar afval werd verbrand, wat het een passend symbool voor volledige vernietiging maakt.
Het Hinnomdal (1), dat in de Griekse Geschriften Gehenna wordt genoemd. De Tempelberg (2). In de eerste eeuw lag hier het Joodse tempelcomplex. In deze tijd is het meest opvallende gebouw op de Tempelberg het islamitische heiligdom dat bekendstaat als de Rotskoepel. (Zie de kaart in Appendix B12.)
Deze echtscheidingsakte dateert uit 71 of 72 n.Chr. en is geschreven in het Aramees. De akte is gevonden aan de noordkant van Wadi Murabbaat, een droge rivierbedding in de woestijn van Judea. Er staat in dat Jozef, de zoon van Naqsan, zich in het zesde jaar van de Joodse opstand liet scheiden van Mirjam, de dochter van Jonathan, die in de stad Masada woonde.