Deuteronomium 30:1-20

30  Wanneer al die dingen over je komen — de zegen en de vloek die ik je heb voorgehouden+ — en je eraan terugdenkt*+ terwijl je onder de volken bent waarheen Jehovah, je God, je heeft verdreven,+ 2  en jij en je zonen met je hele hart en je hele ziel* bij Jehovah, je God, terugkomen+ en hem gehoorzamen in overeenstemming met alles wat ik je nu opdraag,+ 3  dan zal Jehovah, je God, degenen die gevangengenomen waren+ terugbrengen en barmhartigheid voor je tonen+ en jullie opnieuw bijeenbrengen uit alle volken waaronder Jehovah, je God, jullie had verstrooid.+ 4  Ook al is je volk verdreven naar het uiteinde van de hemel, Jehovah, je God, zal jullie bijeenbrengen en terughalen.+ 5  Jehovah, je God, zal je naar het land brengen dat je voorouders in bezit hebben genomen, en het zal weer je eigendom worden. Hij zal je welvaart geven en je nog talrijker maken dan je voorouders.+ 6  Jehovah, je God, zal jouw hart en het hart van je nakomelingen reinigen,*+ zodat je Jehovah, je God, met je hele hart en je hele ziel* zult liefhebben en zodat je zult blijven leven.+ 7  Vervolgens zal Jehovah, je God, al die vervloekingen brengen over je vijanden, die je haatten en vervolgden.+ 8  Dan zul je Jehovah weer gaan gehoorzamen* en je houden aan al zijn geboden die ik je vandaag geef. 9  Jehovah, je God, zal je grote voorspoed geven in al het werk van je handen;+ hij zal je veel kinderen en veel vee geven en zorgen voor een goede opbrengst van je grond. Jehovah zal er opnieuw vreugde in vinden je welvarend te maken, net zoals hij vreugde vond in je voorouders.+ 10  Want je zult Jehovah, je God, gehoorzamen en je houden aan zijn geboden en voorschriften die in dit wetboek opgeschreven zijn, omdat je met je hele hart en je hele ziel* zult terugkomen bij Jehovah, je God.+ 11  Dit gebod dat ik je vandaag geef, is niet te moeilijk voor je en ligt niet buiten je bereik.*+ 12  Het is niet in de hemel, dus je hoeft niet te zeggen: “Wie zal opstijgen naar de hemel om het voor ons te halen, zodat we het kunnen horen en ons eraan kunnen houden?”+ 13  Het is ook niet aan de overkant van de zee, dus je hoeft niet te zeggen: “Wie zal de zee oversteken om het voor ons te halen, zodat we het kunnen horen en ons eraan kunnen houden?” 14  Want het woord is heel dicht bij je, in je eigen mond en in je eigen hart,+ zodat je ernaar kunt leven.+ 15  Luister! Vandaag houd ik je het leven en het goede voor, en de dood en het slechte.+ 16  Als je gehoorzaam bent aan de geboden van Jehovah, je God, die ik je vandaag geef, door Jehovah, je God, lief te hebben,+ door de weg te volgen* die hij je wijst en door je te houden aan zijn geboden, voorschriften en rechterlijke beslissingen, dan zul je in leven blijven+ en talrijk worden, en Jehovah, je God, zal je zegenen in het land dat je in bezit gaat nemen.+ 17  Maar als je hart zich afkeert+ en je niet luistert, en je je laat verleiden om je voor andere goden neer te buigen en die te vereren,+ 18  dan zeg ik jullie nu dat je beslist zult omkomen.+ Jullie zullen dan niet lang leven in het land aan de overkant van de Jordaan dat jullie in bezit gaan nemen. 19  Vandaag roep ik de hemel en de aarde op als getuigen tegen jullie, dat ik je het leven en de dood heb voorgehouden, de zegen en de vloek.+ En je moet het leven kiezen, zodat jij en je nakomelingen+ in leven blijven,+ 20  door Jehovah, je God, lief te hebben,+ door naar hem te luisteren en door aan hem gehecht te blijven,+ want hij betekent leven voor je en door hem zul je lang blijven wonen in het land dat Jehovah je voorvaders Abraham, Isaäk en Jakob met een eed heeft beloofd.’+

Voetnoten

Lett.: ‘je die weer ter harte neemt’.
Lett.: ‘besnijden’.
Lett.: ‘terugkomen en luisteren naar de stem van Jehovah’.
Lett.: ‘is niet ver weg’.
Lett.: ‘bewandelen’.

Aantekeningen

Media