Handelingen van apostelen 22:1-30
Aantekeningen
in het Hebreeuws: Zie aantekening bij Jo 5:2.
Gamaliël: Een wetsleraar die in Handelingen twee keer wordt genoemd, hier en in Han 5:34. (Zie aantekening bij Han 5:34.)
raad van oudsten: Of ‘vergadering van oudsten’. Het Griekse woord presbuterion dat hier wordt gebruikt, is verwant aan presbuteros (lett.: ‘oudere man’), dat in de Bijbel voornamelijk wordt gebruikt voor personen die gezag en verantwoordelijkheid dragen in een gemeenschap of natie. Hoewel de term soms duidt op leeftijd (zoals in Lu 15:25 en Han 2:17), wordt die niet uitsluitend toegepast op ouderen. De uitdrukking ‘raad van oudsten’ verwijst hier kennelijk naar het Sanhedrin, de Joodse Hoge Raad in Jeruzalem die bestond uit overpriesters, schriftgeleerden en oudsten. Deze drie groepen worden vaak in één adem genoemd (Mt 16:21; 27:41; Mr 8:31; 11:27; 14:43, 53; 15:1; Lu 9:22; 20:1; zie aantekening bij Lu 22:66).
de Nazarener: Zie aantekening bij Mr 10:47.
hoorden niet de stem: Of ‘begrepen niet de stem’. In Han 9:3-9 beschrijft Lukas wat Paulus onderweg naar Damaskus overkwam. Deze verslagen geven samen een volledig beeld van wat er gebeurde. Zoals in de aantekening bij Han 9:7 wordt uitgelegd, hoorden de mannen die bij Paulus waren een stem, maar konden ze blijkbaar niet begrijpen wat er gezegd werd. Ze hoorden de stem dus niet op dezelfde manier als Paulus. Dat komt overeen met hoe het Griekse woord voor horen in Han 22:7 wordt gebruikt, waar Paulus uitlegt dat hij ‘een stem hoorde’, wat betekent dat hij hoorde en begreep wat er gezegd werd. In tegenstelling daarmee begrepen Paulus’ reisgenoten niet welke boodschap aan Paulus werd overgebracht, misschien omdat de stem op de een of andere manier gedempt of vervormd klonk. Blijkbaar was het in die betekenis dat ze ‘de stem niet hoorden’. (Vergelijk Mr 4:33 en 1Kor 14:2, waar hetzelfde Griekse woord voor horen kan worden vertaald met ‘begrijpen’ of ‘verstaan’.)
je kunt weer zien!: Lett.: ‘kijk omhoog!’ Het Griekse woord heeft als grondbetekenis ‘omhoogkijken’ (Mt 14:19; Lu 19:5), maar kan ook slaan op iemand die voor het eerst kan zien (Jo 9:11, 15, 18) of iemand van wie het gezichtsvermogen hersteld wordt (Mr 10:52; Lu 18:42; Han 9:12).
was je zonden weg door zijn naam aan te roepen: Iemands zonden worden niet weggewassen door het water waarin hij gedoopt wordt, maar doordat hij de naam van Jezus aanroept. Dat houdt in dat hij in Jezus gelooft en dat ook toont door christelijke daden (Han 10:43; Jak 2:14, 18; zie aantekening bij Ro 10:13).
kreeg ik een visioen: Of ‘raakte ik in trance’. Zie voor een bespreking van het Griekse woord ekstasis, dat hier met ‘een visioen’ is weergegeven, de aantekening bij Han 10:10. In sommige vertalingen van de Griekse Geschriften in het Hebreeuws (in App. C4 J14, 17, 22 genoemd) staat: ‘Jehovah’s hand was op mij.’ Een andere vertaling (J18 genoemd) zegt: ‘Jehovah’s geest bekleedde mij.’
uw getuige: Het Griekse woord voor getuige (martus), slaat op iemand die toeschouwer is bij een daad of voorval. Sommige christenen in de eerste eeuw konden uit persoonlijke ervaring getuigen van de historische feiten over Jezus’ leven, dood en opstanding (Han 1:21, 22; 10:40, 41). Degenen die later in Jezus gingen geloven, konden getuigenis afleggen door de betekenis van zijn leven, dood en opstanding te verkondigen (Han 22:15). In zijn woorden tot Jezus gebruikte Paulus het woord in die betekenis toen hij Stefanus ‘uw getuige’ noemde. Stefanus had voor het Sanhedrin een krachtig getuigenis over Jezus afgelegd. Stefanus was ook de eerste die ervan getuigde dat hij in een speciaal visioen Jezus had gezien, die naar de hemel was teruggegaan en aan de rechterhand van God stond, zoals was geprofeteerd in Ps 110:1 (Han 7:55, 56). Christenen die getuigden kregen vaak te maken met tegenstand, arrestaties, slaag en zelfs de dood, zoals in het geval van Stefanus, Jakobus en anderen. Daarom kreeg martus later de betekenis ‘iemand die getuigt ten koste van zijn leven, een martelaar’, dat wil zeggen iemand die liever sterft dan dat hij zijn geloof afzweert. In die betekenis werd Stefanus de eerste christelijke martelaar, van wie het bloed (...) werd vergoten vanwege het getuigenis dat hij over Christus gaf. (Zie aantekening bij Han 1:8.)
de commandant: De Griekse term chiliarchos (chiliarch) betekent letterlijk ‘heerser over duizend’ soldaten. Het duidt op een Romeinse krijgstribuun. (Zie aantekening bij Jo 18:12.) Rond 56 was Claudius Lysias de commandant van het garnizoen in Jeruzalem (Han 23:22, 26). In Handelingen 21-24 wordt gezegd dat hij Paulus redde van de menigte en van het tumult in het Sanhedrin. Hij schreef ook een brief met uitleg aan gouverneur Felix toen Paulus in het geheim naar Cesarea werd gebracht.
de legerofficier: Of ‘de centurio’. Een centurio was iemand die in het Romeinse leger het bevel had over zo’n 100 soldaten.
een Romein: Dat wil zeggen een Romeins burger. Dit is het tweede van drie opgetekende gevallen waarin Paulus gebruikmaakte van zijn rechten als Romeins burger. De Romeinse overheid bemoeide zich meestal nauwelijks met Joodse kwesties. Maar de Romeinen raakten niet alleen betrokken bij Paulus’ zaak omdat er een rel ontstond toen hij de tempel bezocht, maar ook omdat hij een Romeins burger was. Het burgerschap gaf iemand bepaalde privileges die in het hele rijk erkend en gerespecteerd werden. Het was bijvoorbeeld niet toegestaan om een Romein die niet veroordeeld was vast te binden of te slaan, omdat men zo’n behandeling alleen passend vond voor slaven. (Zie voor de andere twee voorvallen de aantekeningen bij Han 16:37 en 25:11.)
heb dat burgerrecht (...) gekocht: Of ‘heb dat burgerschap (...) gekocht’. Zoals dit verslag laat zien, was het onder bepaalde omstandigheden mogelijk het Romeins burgerschap voor een bedrag te kopen. Paulus zei tegen Claudius Lysias dat hijzelf als Romeins burger geboren was, wat erop duidt dat een van Paulus’ voorvaders het burgerschap verkregen moet hebben. Er waren nog meer manieren om Romeins burger te worden. Soms werd een vorm van het burgerschap door de keizer aan afzonderlijke personen of zelfs aan alle vrijen in een stad of district verleend als beloning. Een slaaf kon het burgerschap krijgen als hij zichzelf vrijkocht van een Romeins burger of vrijheid van hem kreeg. Een veteraan van de hulptroepen die uit het Romeinse leger was ontslagen, kreeg het burgerschap. Iemand kon het burgerschap ook erven. In de eerste eeuw zullen er in Judea niet veel Romeinse burgers hebben gewoond. Pas in de derde eeuw kregen alle onderdanen in de provincies het Romeins burgerschap.
Media
In de eerste eeuw was de indeling van de stad Damaskus waarschijnlijk ongeveer zoals die op de plattegrond hier te zien is. Damaskus was een belangrijk handelscentrum en dankzij het water uit de nabijgelegen rivier de Barada (de Abana in 2Kon 5:12) was de omgeving van de stad te vergelijken met een oase. In Damaskus waren meerdere synagogen. Saulus kwam naar die stad met de bedoeling ‘alle aanhangers van De Weg die hij aantrof’ te arresteren — een uitdrukking die gebruikt werd voor de volgelingen van Jezus (Han 9:2; 19:9, 23; 22:4; 24:22). Maar terwijl Saulus onderweg was naar Damaskus, verscheen de verheerlijkte Jezus aan hem. Daarna bleef Saulus een tijdlang in Damaskus in het huis van Judas, een man die in de Rechtestraat woonde (Han 9:11). In een visioen gaf Jezus de discipel Ananias opdracht naar het huis van Judas te gaan om Saulus’ gezichtsvermogen te herstellen, en later werd Saulus gedoopt. In plaats van de Joodse christenen te vervolgen, sloot Saulus zich dus bij hen aan. Hij begon zijn leven als evangelieprediker in de synagogen van Damaskus. Nadat hij naar Arabië en toen terug naar Damaskus was gereisd, ging Saulus weer naar Jeruzalem, waarschijnlijk rond het jaar 36 (Han 9:1-6, 19-22; Ga 1:16, 17).
A. Damaskus
1. Weg naar Jeruzalem
2. Rechtestraat
3. Agora
4. Tempel van Jupiter
5. Theater
6. Muziektheater (?)
B. Jeruzalem
Op de afbeelding is een van de twee delen van een document op een bronzen plaat te zien dat in 79 n.Chr. werd uitgegeven. Dat document verleende het Romeinse burgerschap aan een zeeman die al snel met pensioen zou gaan, en aan zijn vrouw en zoon. De twee delen werden aan elkaar gebonden en verzegeld. Sommigen werden later in hun leven Romeins burger, maar anderen waren dat vanaf hun geboorte. (Zie aantekening bij Han 22:28.) In ieder geval werd er veel waarde aan zulke documenten gehecht, want soms moest iemand aantonen dat hij een Romeins burger was om aanspraak te kunnen maken op bepaalde privileges. Maar Paulus schreef over een veel waardevoller burgerschap, ‘een burgerschap in de hemel’ (Fil 3:20).
De Joodse Hoge Raad, ook het Grote Sanhedrin genoemd, telde 71 leden en zetelde in Jeruzalem. (Zie Woordenlijst.) Volgens de Misjna zaten de leden in drie rijen in een halve cirkel en waren er twee griffiers aanwezig om de beslissingen van het gerechtshof vast te leggen. Sommige architectonische kenmerken op de afbeelding zijn gebaseerd op overblijfselen in Jeruzalem van wat volgens sommigen de raadskamer uit de eerste eeuw was. (Zie Appendix B12, kaart ‘Jeruzalem en omgeving’.)
1. Hogepriester
2. Leden Sanhedrin
3. Gedaagde
4. Griffiers