Volgens Johannes 10:1-42
Aantekeningen
ze zijn stem kennen: In het Midden-Oosten is herhaaldelijk waargenomen dat schapen het bijzondere vermogen hebben om onderscheid te maken tussen de stem van hun eigen herder en die van andere herders of vreemden. Zoals Jezus aangaf, gaven herders elk schaap een naam, zelfs als de kudde groot was (Jo 10:3, 27). Schapen hoorden dus van kleins af aan de stem van de herder hun naam roepen terwijl hij ze weidde en trainde. Bovendien gebruikte een herder zijn eigen herkenbare geluiden om zich te onderscheiden van andere herders. Ze leerden de schapen op verschillende commando’s te reageren om ze te beschermen tegen gevaar en ze naar goede weidegronden en water te leiden. Van schapen kan dus worden gezegd dat ze de unieke stem van hun herder kennen, niet alleen in de zin dat ze die van andere stemmen kunnen onderscheiden, maar ook in de zin dat ze weten dat de herder ze afzonderlijk en als kudde goed verzorgt en beschermt.
zullen ze nooit volgen: In het Grieks geeft het gebruik van twee ontkenningen bij het werkwoord aan dat een gedachte nadrukkelijk wordt afgewezen. Dat beklemtoont op een levendige manier hoe onvergankelijk Jezus’ woorden zijn. In deze context duidt vreemde op iemand die de schapen niet kennen.
vergelijking: Johannes is de enige evangelieschrijver die het Griekse woord paroimia gebruikt (Jo 10:6; 16:25, 29). Het heeft ongeveer dezelfde betekenis als het Griekse parabole (‘illustratie’, ‘gelijkenis’ of ‘parabel’), dat in de andere evangeliën vaak voorkomt maar in het verslag van Johannes helemaal niet. (Zie aantekening bij Mt 13:3.) Het woord paroimia kan ook de gedachte overbrengen van een vergelijking of analogie. Petrus gebruikte hetzelfde woord voor de ‘spreuk’ over de hond die terugkeert naar zijn eigen braaksel en de zeug die terugkeert naar het rollen in de modder (2Pe 2:22). In de Griekse Septuaginta wordt hetzelfde zelfstandig naamwoord gebruikt in de titel van het boek Spreuken.
goede: Of ‘voortreffelijke’. Het Griekse kalos kan duiden op iets dat door en door goed en mooi is, iets van uitstekende kwaliteit. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt voor ‘goede vruchten’, ‘goede aarde’ en ‘mooie parels’ (Mt 3:10; 13:8, 45). In deze context wordt het gebruikt om aan te geven dat Jezus een goede, voortreffelijke, uitstekende herder is.
leven: Of ‘ziel’. De betekenis van het Griekse psuche, traditioneel weergegeven met ‘ziel’, wordt bepaald door de context. Hier slaat het op Jezus’ leven, dat hij als de goede herder vrijwillig geeft voor zijn schapen. (Zie Woordenlijst ‘Ziel’.)
gehuurde knecht: Een kudde schapen was veel waard, en daarom zorgden de eigenaar, zijn kinderen of een familielid vaak zelf voor deze kwetsbare dieren (Ge 29:9; 30:31; 1Sa 16:11). Een eigenaar kon ook iemand inhuren om voor de schapen te zorgen. Maar gehuurde knechten deden het meestal alleen voor het geld dat ze ermee verdienden en niet uit loyaliteit aan de eigenaar of zorg voor de schapen. (Vergelijk Job 7:1, 2.) In de Bijbel wordt het beeld van de herder gebruikt voor het verzorgen, beschermen en voeden van Gods aanbidders, die met schapen te vergelijken zijn (Ge 48:15). Geestelijke herders in de christelijke gemeente moeten de instelling van de ‘gehuurde knecht’ vermijden (Jo 10:13). Ze proberen juist het voorbeeld te volgen van Jehovah, de zorgzame Herder van zijn volk (Ps 23:1-6; 80:1; Jer 31:10; Ez 34:11-16), en van Jezus, ‘de goede herder’ die zelfopofferende liefde toonde (Jo 10:11, 14; Han 20:28, 29; 1Pe 5:2-4).
leven: Of ‘ziel’. (Zie aantekening bij Jo 10:11.)
bij elkaar brengen: Of ‘leiden’. Het Griekse werkwoord ago dat hier wordt gebruikt kan ‘bij elkaar brengen’ of ‘voeren’, ‘leiden’ betekenen, afhankelijk van de context. Eén Grieks manuscript dat dateert van rond 200 n.Chr. gebruikt een verwant Grieks woord (sunago) dat vaak wordt vertaald met ‘bijeenbrengen’ of ‘verzamelen’. Jezus is de Goede Herder van de schapen die bij deze kooi horen (in Lu 12:32 ook de ‘kleine kudde’ genoemd) en zijn andere schapen. Hij verzamelt, leidt, beschermt en voedt deze schapen. Ze worden één kudde onder één herder. Deze beeldspraak laat uitkomen dat er onder Jezus’ volgelingen eenheid zou zijn.
luisteren: Het Griekse woord voor luisteren heeft hier de betekenis ‘aandacht hebben voor, begrijpen en toepassen’.
leven: Of ‘ziel’. De betekenis van het Griekse psuche, traditioneel weergegeven met ‘ziel’, wordt bepaald door de context. Hier slaat het op Jezus’ leven, dat hij vrijwillig wilde geven als offer. (Zie Woordenlijst ‘Ziel’.)
het Inwijdingsfeest: De Hebreeuwse naam van dit feest is Chanoeka (chanoekkah), dat ‘inwijding’ betekent. Het duurde acht dagen en begon op de 25ste dag van de maand kislev, rond het wintersolstitium of de winterzonnewende (zie aantekening bij winter in dit vers en App. B15). Het werd gevierd ter herdenking van de herinwijding van de tempel in Jeruzalem in 165 v.Chr. De Syrische koning Antiochus IV Epiphanes had minachting getoond voor Jehovah, de God van de Joden, door Zijn tempel te ontheiligen. Hij had bijvoorbeeld een altaar gebouwd boven op het grote altaar waarop voorheen het dagelijks brandoffer was gebracht. Om de ontwijding van de tempel compleet te maken liet Antiochus op 25 kislev 168 v.Chr. een varken op het altaar offeren en de hele tempel met het vleesnat ervan besprenkelen. Hij verbrandde de tempelpoorten, brak de vertrekken van de priesters af en nam het gouden altaar, de tafel voor het toonbrood en de gouden lampenstandaard mee. Vervolgens wijdde hij Jehovah’s tempel aan de heidense god Zeus Olympios. Twee jaar later heroverde Judas de Makkabeeër de stad en de tempel. Na de reiniging van de tempel was er een herinwijding op 25 kislev 165 v.Chr., precies drie jaar nadat Antiochus op het altaar dat walgelijke offer aan Zeus had gebracht. Daarna werden de dagelijkse brandoffers voor Jehovah hervat. Er staat niet letterlijk in de geïnspireerde Schrift dat Jehovah Judas de Makkabeeër de overwinning gaf en hem opdracht gaf de tempel te herstellen. Maar Jehovah had mannen uit andere landen, zoals Cyrus van Perzië, gebruikt om bepaalde voornemens in verband met de aanbidding te realiseren (Jes 45:1). Het is dus redelijk om te concluderen dat Jehovah iemand van zijn opgedragen volk kan gebruiken om zijn wil uit te voeren. De Bijbel laat zien dat de profetieën over de Messias, zijn bediening en zijn offer alleen vervuld konden worden als de tempel er stond en functioneerde. Ook moesten de Levitische slachtoffers doorgaan totdat de Messias het grotere slachtoffer, zijn leven, voor de mensheid gaf (Da 9:27; Jo 2:17; Heb 9:11-14). Christus’ volgelingen kregen niet de opdracht het Inwijdingsfeest te vieren (Kol 2:16, 17). Maar er wordt nergens gezegd dat Jezus of zijn discipelen de viering van dit feest veroordeelden.
winter: Dit was de laatste winter van Jezus’ bediening, in het jaar 32. Het Inwijdingsfeest was in kislev, de negende maand (d.w.z. november/december). In 32 viel de eerste dag van het feest, 25 kislev, midden in december. (Zie App. B15.) Het was onder de Joden algemeen bekend dat dit feest in de winter viel. Misschien wordt het hier vermeld om te laten uitkomen dat Jezus vanwege het weer een beschutte plek koos om te onderwijzen, namelijk in ‘de zuilengang van Salomo’ (Jo 10:23). Die locatie bood in de winter beschutting tegen de sterke oostenwind. (Zie App. B11.)
ons: Of ‘onze ziel’. De betekenis van het Griekse psuche, traditioneel weergegeven met ‘ziel’, wordt bepaald door de context. In sommige contexten is het het equivalent van een persoonlijk voornaamwoord. Andere voorbeelden hiervan in de Griekse Geschriften zijn te vinden in Mt 12:18; 26:38 en Heb 10:38, waar ‘mijn psuche (ziel)’ kan worden weergegeven met ‘ik’. (Zie Woordenlijst ‘Ziel’.)
Wat mijn Vader mij gegeven heeft, is groter dan al het andere: In een aantal Griekse manuscripten en vertalingen in andere talen wordt deze zinsnede iets anders verwoord. De tekst van sommige manuscripten kan worden vertaald als: ‘Mijn Vader, die ze mij gegeven heeft, is groter dan alle anderen.’ Maar veel geleerden zijn van mening dat de huidige weergave de oorspronkelijke tekst was.
één: Of ‘in eenheid’. Wat Jezus hier zegt, laat zien dat hij en zijn Vader in eenheid de schapen beschermen en naar eeuwig leven leiden. Die herderlijke zorg is een gezamenlijke taak van de Vader en de Zoon. Ze hebben dezelfde zorg voor de schapen en laten niet toe dat iemand ze uit hun handen rooft (Jo 10:27-29; vergelijk Ez 34:23, 24). Johannes maakt in zijn evangelie vaak melding van de eenheid tussen de Vader en de Zoon, de eenheid in samenwerking, wil en doel. Het Griekse woord voor één is hier niet mannelijk (wat op ‘één persoon’ duidt) maar onzijdig (wat op ‘één ding’ duidt). Dit ondersteunt de gedachte dat Jezus en zijn Vader één zijn in daden en samenwerking, en niet één en dezelfde persoon (Jo 5:19; 14:9, 23). Dat Jezus het niet had over gelijkheid van goddelijkheid maar over eenheid in doel en daden, wordt bevestigd als we deze woorden vergelijken met zijn gebed in Johannes 17 (Jo 10:25-29; 17:2, 9-11). Dat is vooral duidelijk als hij bidt of zijn volgelingen ‘één mogen zijn zoals wij één zijn’ (Jo 17:11). In hoofdstuk 10 en hoofdstuk 17 gaat het dus om dezelfde soort eenheid (zie aantekeningen bij Jo 17:11, 21; 1Kor 3:8).
in jullie wet: Duidt hier op de volledige Hebreeuwse Geschriften, en niet alleen de wet van Mozes. Het citaat dat volgt, komt uit Ps 82:6. In Jo 12:34 en 15:25 wordt ‘wet’ in dezelfde betekenis gebruikt.
goden: Of ‘goddelijken’. Jezus citeert hier uit Ps 82:6, waar het Hebreeuwse woord ʼelohim (goden) wordt gebruikt voor mensen, namelijk menselijke rechters in Israël. Ze waren ‘goden’ in hun functie als vertegenwoordiger en woordvoerder van God. In vergelijkbare zin kreeg Mozes te horen dat hij ‘als God’ moest zijn voor Aäron en voor de farao (Ex 4:16, vtn.; 7:1, vtn.).
in eendracht met: Lett.: ‘in’. In deze context wordt het Griekse voorzetsel en gebruikt om de hechte band te laten uitkomen. Dit voorzetsel wordt vooral zo gebruikt in de geschriften van Johannes en Paulus (Ga 3:28; Ef 2:13, 15; 6:1). In 1Jo 3:24 en 4:13, 15 beschrijft het de relatie van een christen tot God. De weergave ‘in eendracht met’ wordt verder ondersteund door de manier waarop het voorzetsel gebruikt wordt in Jo 17:20-23, waar het vijf keer voorkomt.
Media
Een schaapskooi was een omheining die bedoeld was om de schapen te beschermen tegen dieven en roofdieren. Herders lieten hun kudde voor de veiligheid in een schaapskooi overnachten. Schaapskooien in Bijbelse tijden hadden verschillende afmetingen. Ze hadden geen dak en bestonden vaak uit muren van stenen met maar één opening (Nu 32:16; 1Sa 24:3; Ze 2:6). Johannes heeft het over de schaapskooi binnengaan ‘door de deur’, die werd bewaakt door een ‘deurwachter’ (Jo 10:1, 3). In een gemeenschappelijke schaapskooi konden meerdere kudden de nacht doorbrengen, en de deurwachter hield dan de wacht om de schapen te beschermen. ’s Morgens opende de deurwachter de deur voor de herders. Elke herder verzamelde zijn kudde door de schapen te roepen, en zijn schapen herkenden de stem van hun herder en reageerden daarop (Jo 10:3-5). Jezus vermeldde dit gebruik om te illustreren hoe hij voor zijn discipelen zorgde (Jo 10:7-14).
De wolven in Israël zijn vooral ’s nachts actief (Hab 1:8). Deze roofdieren zijn woest, vraatzuchtig, brutaal en inhalig en doden vaak meer schapen dan ze kunnen eten of wegslepen. In de Bijbel worden de kenmerken en gewoonten van dieren vaak figuurlijk gebruikt voor zowel wenselijke als minder wenselijke eigenschappen. In Jakobs sterfbedprofetie bijvoorbeeld wordt de stam Benjamin figuurlijk beschreven als iemand die vecht als een wolf (Canis lupus) (Ge 49:27). Maar meestal wordt de wolf gebruikt om onwenselijke eigenschappen af te beelden als wreedheid, hebzucht, boosaardigheid en sluwheid. Enkelen die met wolven worden vergeleken zijn valse profeten (Mt 7:15), boosaardige tegenstanders van de christelijke prediking (Mt 10:16; Lu 10:3) en valse leraren die de christelijke gemeente van binnenuit zouden aanvallen (Han 20:29, 30). Herders wisten heel goed hoe gevaarlijk wolven waren. Jezus had het over ‘een gehuurde knecht’ die ‘de schapen in de steek laat en vlucht als hij een wolf ziet komen’. Maar Jezus is niet als de gehuurde knecht, die ‘niet om de schapen geeft’. Hij is ‘de goede herder’ die ‘zijn leven voor de schapen heeft gegeven’ (Jo 10:11-13).
Deze 3D-animatie laat zien hoe de zuilengang van Salomo in de eerste-eeuwse tempel in Jeruzalem eruitgezien kan hebben. Deze zuilengang was een brede, overdekte gang aan de oostkant van het buitenste voorhof van de tempel. In de Bijbel wordt deze locatie drie keer vermeld. Johannes zegt dat toen Jezus in deze zuilengang liep, er een groep Joden om hem heen kwam staan die van hem wilde horen of hij de Christus was (Jo 10:22-24). Later verzamelde zich hier een verbaasde menigte toen Petrus uitlegde hoe hij een man had genezen die vanaf zijn geboorte verlamd was (Han 3:1-7, 11). En de eerste christenen kwamen in deze zuilengang in het openbaar samen (Han 5:12, 13; zie Woordenlijst).