Volgens Johannes 8:12-59
Voetnoten
Aantekeningen
het licht van de wereld: De metafoor waarmee Jezus zichzelf beschreef, deed de aanwezigen misschien denken aan de vier enorme lampenstandaarden in het voorhof van de vrouwen die tijdens het Loofhuttenfeest werden aangestoken (Jo 7:2; zie App. B11). Die lampen verlichtten een groot deel van de omgeving. De uitdrukking ‘licht van de wereld’ doet bovendien denken aan passages uit Jesaja waarin werd voorspeld dat ‘een groot licht’ gezien zou worden door ‘degenen die in het land van diepe schaduw wonen’ en dat degene die Jehovah’s ‘dienaar’ wordt genoemd ‘een licht voor de volken’ zou zijn (Jes 9:1, 2; 42:1, 6; 49:6). In de Bergrede gebruikte Jezus dezelfde metafoor toen hij tegen zijn volgelingen zei: ‘Jullie zijn het licht van de wereld’ (Mt 5:14). De uitdrukking ‘licht van de wereld’ (waarin het Griekse woord kosmos op de hele mensenwereld slaat) sluit goed aan bij Jesaja’s profetie dat de Messias ‘een licht voor de volken’ zou zijn. En in Han 13:46, 47 laten Paulus en Barnabas zien dat deze profetische woorden uit Jes 49:6 voor al Christus’ volgelingen een opdracht inhielden om ook als een licht voor de volken te dienen. Zowel Jezus’ bediening als die van zijn volgelingen zou mensen geestelijk verlichten en ze bevrijden van slavernij aan valsreligieuze leringen.
de Vader: In sommige manuscripten staat ‘hij’, maar de huidige weergave wordt goed ondersteund door oude manuscripten.
in de schatkamer: Of ‘bij de geldkisten (schatkisten)’. Het Griekse woord dat hier is gebruikt, komt ook voor in Mr 12:41, 43 en Lu 21:1, waar het is vertaald met ‘geldkisten’. Kennelijk slaat het hier op een gedeelte van de tempel in het voorhof van de vrouwen, waar 13 schatkisten waren. (Zie App. B11.) Men denkt dat in de tempel ook een grote schatkamer was waar het geld uit de geldkisten naartoe werd gebracht. Maar het is onwaarschijnlijk dat het in dit vers om die ruimte gaat. (Zie aantekening bij Mr 12:41.)
immoraliteit: Of ‘seksuele immoraliteit’. Grieks: porneia. (Zie aantekening bij Mt 5:32 en Woordenlijst ‘Seksuele immoraliteit’.)
We zijn niet uit immoraliteit geboren: Of ‘we zijn geen onwettige kinderen’. De Joden beweerden dat ze wettige kinderen van God en van Abraham waren en dus erfgenamen van de beloften die aan Abraham waren gedaan.
toen hij begon: Of ‘vanaf het begin’, dat wil zeggen vanaf het begin van de handelwijze van de Duivel als moordenaar, leugenaar en godslasteraar (1Jo 3:8, vtn.).
een Samaritaan: De Joden gebruikten de term Samaritaan hier om hun minachting en afkeuring te uiten. (Zie aantekening bij Lu 10:33 en Woordenlijst.)
hij die zag: Dat wil zeggen met ogen van geloof (Heb 11:13; 1Pe 1:11).
u zou Abraham hebben gezien?: In enkele manuscripten staat ‘Abraham zou u hebben gezien?’, maar de huidige weergave wordt goed ondersteund door oude, gezaghebbende manuscripten.
was ik er al: De vijandige Joden wilden Jezus stenigen omdat hij beweerde dat hij ‘Abraham had gezien’, ook al was hij volgens hen ‘nog geen 50 jaar’ (Jo 8:57). Vervolgens vertelde Jezus hen over zijn voormenselijk bestaan als een machtig geestelijk wezen in de hemel voordat Abraham werd geboren. Sommigen beweren dat dit vers laat zien dat Jezus God is. Hun argument is dat de Griekse uitdrukking die hier wordt gebruikt, ego eimi (in een aantal Bijbels vertaald met ‘ik ben’ of ‘ben ik’), een zinspeling is op de Septuaginta-weergave van Ex 3:14 en dat die uitdrukking in beide verzen op dezelfde manier moet worden weergegeven. (Zie aantekening bij Jo 4:26.) Maar in deze context drukt het Griekse werkwoord eimi een handeling uit die begon ‘voordat Abraham werd geboren’ en die nog steeds aan de gang was. Daarom is de uitdrukking terecht vertaald met ‘was ik er al’ en niet met ‘ben ik’, en een aantal oude en moderne vertalingen hebben een vergelijkbare weergave als ‘was ik er al’. Andere voorbeelden van verzen waar een werkwoord dat in het Grieks in de tegenwoordige tijd staat wordt vertaald met de verleden tijd (of de voltooid tegenwoordige tijd) zijn: Lu 2:48; Jo 15:27; Han 15:21. Daarnaast laat Jezus’ redenatie in Jo 8:54, 55 zien dat hij zichzelf niet probeerde neer te zetten als dezelfde persoon als zijn Vader.
raapten ze stenen op om naar Jezus te gooien: Zo’n twee maanden later probeerden de Joden Jezus opnieuw in de tempel te doden (Jo 10:31). Aangezien de tempel gerenoveerd werd, is wel geopperd dat de Joden de stenen van een bouwplaats hebben gehaald.