Volgens Lukas 11:1-54

11  Op een keer was hij ergens aan het bidden. Toen hij opgehouden was, zei een van zijn discipelen tegen hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn discipelen heeft geleerd.’ 2  Hij zei tegen ze: ‘Wanneer je bidt, zeg dan: “Vader, laat uw naam geheiligd worden.+ Laat uw Koninkrijk komen.+ 3  Geef ons elke dag het brood dat we die dag nodig hebben.+ 4  En vergeef ons onze zonden,+ want ook wij vergeven iedereen die bij ons in de schuld staat.+ En breng ons niet in beproeving.”’+ 5  Vervolgens zei hij tegen ze: ‘Stel dat een van jullie een vriend heeft en dat je midden in de nacht naar hem toe gaat en tegen hem zegt: “Vriend, leen me drie broden, 6  want een vriend van me die op reis is, is net bij me gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten.” 7  Maar die vriend antwoordt van binnenuit: “Laat me met rust. De deur is al op slot en mijn kinderen en ik zijn al naar bed. Ik kan nu niet opstaan om je iets te geven.” 8  Ik zeg jullie: Als hij niet opstaat om je iets te geven omdat hij je vriend is, dan zal hij opstaan omdat je maar blijft aandringen.+ Hij zal je alles geven wat je nodig hebt. 9  Daarom zeg ik jullie: Blijf vragen+ en je zult ontvangen. Blijf zoeken en je zult vinden. Blijf kloppen en er zal voor je worden opengedaan.+ 10  Want iedereen die vraagt, ontvangt.+ Iedereen die zoekt, vindt. En voor iedereen die klopt, zal worden opengedaan. 11  Welke vader onder jullie zou zijn zoon, als hij om een vis vraagt, in plaats daarvan een slang geven?+ 12  Of zou hij hem een schorpioen geven als hij om een ei vraagt? 13  Als jullie al goede dingen geven aan je kinderen, ook al zijn jullie slecht, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan heilige geest geven aan degenen die hem erom vragen!’+ 14  Later dreef hij een demon uit die niet kon spreken.+ Nadat de demon was weggegaan, kon de man weer praten, tot verbazing van de menigte.+ 15  Maar sommigen van hen zeiden: ‘Hij drijft de demonen uit door Beë̱lzebub, de heerser van de demonen.’+ 16  Anderen wilden hem op de proef stellen en vroegen hem om een teken+ uit de hemel. 17  Omdat hij wist wat ze dachten,+ zei hij tegen ze: ‘Elk koninkrijk waar verdeeldheid is, komt ten val, en een huis waar verdeeldheid is, valt. 18  Dat geldt ook voor Satan: als hij zich tegen zichzelf keert, hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden? Want jullie zeggen dat ik de demonen uitdrijf door Beë̱lzebub. 19  Als ik de demonen door Beë̱lzebub uitdrijf, door wie drijven jullie zonen ze dan uit? Daarom zullen zij jullie veroordelen. 20  Maar als ik met behulp van Gods vinger+ de demonen uitdrijf, dan is Gods Koninkrijk ongemerkt bij jullie gekomen.*+ 21  Als een sterke, goedbewapende man zijn paleis bewaakt, zijn zijn bezittingen veilig. 22  Maar als iemand die sterker is hem aanvalt en hem verslaat, dan neemt die alle wapens mee waarop de man vertrouwde en verdeelt de buit. 23  Wie niet aan mijn kant staat, is tegen mij, en wie niet met mij samenbrengt, drijft uiteen.+ 24  Wanneer een onreine geest iemand verlaat, trekt hij door dorre streken op zoek naar een rustplaats. Als hij die niet vindt, zegt hij: “Ik ga terug naar het huis dat ik verlaten heb.”+ 25  Als hij daar aankomt, ziet hij dat het schoongeveegd en versierd is. 26  Vervolgens gaat hij zeven andere geesten halen die nog slechter zijn dan hijzelf en ze gaan naar binnen om er te wonen. Uiteindelijk is die man er dus nog erger aan toe dan voor die tijd.’+ 27  Terwijl hij die dingen zei, riep een vrouw uit de menigte naar hem: ‘Gelukkig de schoot die u heeft gedragen en de borsten die u hebben gevoed!’+ 28  Maar hij zei: ‘Nee, gelukkig zijn degenen die het woord van God horen en zich eraan houden!’+ 29  Terwijl de mensen samenstroomden, zei hij: ‘Dit is een verdorven generatie. Ze vragen om een teken,* maar ze zullen geen ander teken krijgen dan dat van Jona.+ 30  Want net zoals Jona+ een teken werd voor de Ninevieten, zo zal de Mensenzoon een teken zijn voor deze generatie. 31  De koningin van het Zuiden+ zal in het oordeel samen met de mensen van deze generatie een opstanding krijgen en hen veroordelen, want zij kwam van de einden van de aarde om de wijsheid van Salomo te horen. Maar kijk! Meer dan Salomo is hier.+ 32  In het oordeel zullen de inwoners van Ninevé samen met deze generatie opstaan en hen veroordelen, want zij hadden berouw toen Jona tot ze predikte.+ Maar kijk! Meer dan Jona is hier. 33  Iemand die een lamp aansteekt, verbergt die niet en zet die niet onder een korenmaat maar op een standaard,+ zodat iedereen die binnenkomt, het licht kan zien. 34  Je oog is de lamp van je lichaam. Als je oog op één punt gericht is, is ook je hele lichaam verlicht.*+ Maar als je oog hebzuchtig rondkijkt, zal ook je lichaam in duisternis zijn.+ 35  Let er dus goed op dat het licht dat in je is, geen duisternis blijkt te zijn. 36  Als daarom je hele lichaam verlicht is en geen enkel deel donker is, zal het hele lichaam net zo licht zijn als wanneer een lamp je met zijn stralen verlicht.’ 37  Toen hij dat had gezegd, nodigde een farizeeër hem uit om bij hem te komen eten. Jezus kwam binnen en ging aan tafel.* 38  De farizeeër was verbaasd toen hij zag dat hij zich vóór de maaltijd niet waste.+ 39  De Heer zei tegen hem: ‘Jullie, farizeeën, maken de buitenkant van de beker en de schaal schoon, maar vanbinnen zijn jullie vol hebzucht* en slechtheid.+ 40  Dwazen! Degene die de buitenkant heeft gemaakt, heeft toch ook de binnenkant gemaakt? 41  Als jullie giften aan de armen geven, moeten die van binnenuit komen, en dan zal alles aan* jullie rein zijn.+ 42  Wee jullie, farizeeën! Want jullie geven een tiende van de munt, de wijnruit en alle andere* tuinkruiden,*+ maar jullie negeren de gerechtigheid* en de liefde voor God! Die dingen hadden jullie moeten doen, zonder het andere na te laten.+ 43  Wee jullie, farizeeën! Want jullie willen in de synagoge graag vooraan zitten en willen op het marktplein begroet worden!+ 44  Wee jullie! Want jullie zijn als ongemarkeerde graven+ waar mensen zonder het te weten overheen lopen!’ 45  Een wetgeleerde zei hierop tegen hem: ‘Meester, door die dingen te zeggen, beledigt u ook ons.’ 46  Jezus zei: ‘Wee ook jullie, wetgeleerden! Want jullie leggen de mensen lasten op die haast niet te dragen zijn, maar steken er zelf geen vinger naar uit!+ 47  Wee jullie! Want jullie bouwen grafmonumenten* voor de profeten die door jullie voorouders zijn vermoord.+ 48  Jullie weten maar al te goed* wat jullie voorouders hebben gedaan, en toch stemmen jullie ermee in. Zij hebben de profeten gedood,+ maar nu bouwen jullie monumenten voor de profeten. 49  Daarom heeft God in zijn wijsheid ook gezegd: “Ik zal profeten en apostelen naar hen sturen, en sommigen van hen zullen ze doden en vervolgen.+ 50  Daarom zal deze generatie verantwoordelijk worden gehouden voor het bloed van alle profeten dat sinds de grondlegging van de wereld vergoten is,*+ 51  van het bloed van Abel+ tot het bloed van Zachari̱a, die werd vermoord tussen het altaar en het huis.”+ Ja, ik zeg jullie: deze generatie zal daarvoor verantwoordelijk worden gehouden. 52  Wee jullie, wetgeleerden! Want jullie hebben de sleutel tot kennis weggenomen. Zelf zijn jullie niet naar binnen gegaan, en de mensen die naar binnen willen, houden jullie tegen!’+ 53  Toen hij daar wegging, begonnen de schriftgeleerden en de farizeeën het hem heel moeilijk te maken en hem met nog meer vragen te bestoken. 54  Ze waren eropuit hem op zijn woorden te vangen.+

Voetnoten

Of ‘is (...) al bij jullie gekomen’, ‘heeft (...) jullie overvallen’.
Of ‘wonderbaarlijk bewijs’.
Of ‘helder’.
Of ‘en lag aan tafel aan’.
Of ‘buit’, ‘roof’.
Of mogelijk ‘voor’.
Of ‘alle andere soorten’.
Of mogelijk ‘tuingewassen’.
Of ‘het rechtvaardige oordeel’.
Of ‘herinneringsgraven’.
Lett.: ‘jullie zijn getuigen van’.
Of ‘zal het bloed (...) van deze generatie worden geëist’.

Aantekeningen

Heer, leer ons bidden: Alleen Lukas vermeldt de vraag van de discipel. Ongeveer anderhalf jaar vóór dit gesprek over het gebed had Jezus zijn discipelen in de Bergrede het voorbeeldgebed, het Onzevader, geleerd (Mt 6:9-13). Misschien was deze discipel er op dat moment niet bij geweest en was Jezus daarom zo vriendelijk de belangrijkste punten van dat gebed te herhalen. Bidden was een vast onderdeel van het leven en de aanbidding van de Joden, en in de Hebreeuwse Geschriften staan talloze gebeden, zowel in de Psalmen als in de andere boeken. De discipel vroeg Jezus dus kennelijk niet hem iets te leren waar hij niets vanaf wist of wat hij nog nooit had gedaan. Ongetwijfeld kende hij ook de formele gebeden van de Joodse religieuze leiders. Maar waarschijnlijk had hij Jezus zien bidden en voelde hij aan dat er een groot verschil bestond tussen de schijnheilige gebeden van de rabbi’s en de manier waarop Jezus bad (Mt 6:5-8).

Wanneer je bidt, zeg dan: Het gebed dat in vers 2b-4 volgt, bevat de essentie van het voorbeeldgebed dat Jezus de discipelen ongeveer anderhalf jaar eerder in de Bergrede had geleerd (Mt 6:9b-13). Het is interessant dat hij het gebed niet woordelijk herhaalde. Dat laat zien dat hij geen liturgisch gebed gaf dat mechanisch opgezegd moest worden. Ook in latere gebeden hielden Jezus en zijn discipelen niet star vast aan de specifieke woorden of formules die hij in het Onzevader gebruikte.

naam: Zie aantekening bij Mt 6:9.

geheiligd worden: Zie aantekening bij Mt 6:9.

Laat uw Koninkrijk komen: Zie aantekening bij Mt 6:10.

het brood dat we die dag nodig hebben: In veel contexten betekenen de Hebreeuwse en Griekse woorden voor brood gewoon ‘voedsel’ (Ge 3:19, vtn.). Op deze manier laat Jezus uitkomen dat aanbidders van God hem niet om een overvloed aan voorzieningen moeten vragen, maar dat ze wel vol vertrouwen kunnen vragen om voldoende voedsel voor elke dag. Misschien herinnerden Jezus’ woorden zijn discipelen aan de opdracht die God alle Israëlieten gaf om het manna te verzamelen waarin door een wonder voorzien werd, iedereen wat hij nodig had (Ex 16:4). De bewoordingen van dit verzoek lijken op maar zijn niet identiek aan wat Jezus de discipelen ongeveer anderhalf jaar eerder in de Bergrede had geleerd (Mt 6:9b-13). Dat wijst erop dat het niet Jezus’ bedoeling was dat dit gebed woord voor woord zou worden opgezegd (Mt 6:7). Als Jezus belangrijke lessen herhaalde — zoals hier over het onderwerp gebed — deed hij dat op zo’n manier dat ook personen die er eerder niet bij waren er iets aan hadden. En degenen die wel aanwezig waren geweest, werden herinnerd aan de hoofdpunten.

die bij ons in de schuld staat: Of ‘die tegen ons zondigt’. Als iemand tegen een ander zondigt, heeft hij een figuurlijke schuld of een verplichting tegenover die persoon, en daarom moet hij hem om vergeving vragen. In het voorbeeldgebed dat Jezus zijn discipelen in de Bergrede had geleerd, had hij het over ‘schulden’ in plaats van zonden. (Zie aantekening bij Mt 6:12.) Het Griekse woord voor vergeven betekent letterlijk ‘loslaten’, ‘laten gaan’, dat wil zeggen een schuld laten zitten door die kwijt te schelden.

breng ons niet in beproeving: Zie aantekening bij Mt 6:13.

Vriend, leen me drie broden: In de cultuur van het Midden-Oosten is gastvrijheid een plicht waar mensen graag in uitblinken, zoals blijkt uit deze illustratie. De gast kwam onverwacht aan, midden in de nacht, een detail dat misschien iets zegt over de risico’s van reizen in die tijd, maar de gastheer voelde zich gedrongen om hem iets te eten voor te zetten. Hij voelde zich zelfs verplicht zijn buurman op dat tijdstip te storen om voedsel te lenen.

Laat me met rust: De buurman in deze illustratie wilde eigenlijk niet helpen, niet omdat hij onaardig was, maar omdat hij al in bed lag. In die tijd bestonden huizen, vooral die van arme mensen, vaak uit één grote kamer. Als de man opstond, zou hij waarschijnlijk het hele gezin wakker maken, ook de slapende kinderen.

omdat je maar blijft aandringen: Of ‘vanwege je vrijpostig aandringen’. Het Griekse woord dat hier wordt gebruikt, kan letterlijk worden vertaald met ‘gebrek aan bescheidenheid’ of ‘schaamteloosheid’. Maar in deze context duidt het op blijven aanhouden of aandringen. De man in Jezus’ illustratie schaamt zich er niet voor te blijven vragen om wat hij nodig heeft, en Jezus zegt tegen zijn discipelen dat ze in hun gebeden ook moeten blijven aandringen (Lu 11:9, 10).

Blijf vragen (...) zoeken (...) kloppen: Zie aantekening bij Mt 7:7.

ook al zijn jullie slecht: Zie aantekening bij Mt 7:11.

hoeveel te meer: Zie aantekening bij Mt 7:11.

Beëlzebub: Mogelijk een verbastering van Baäl-Zebub (bet.: ‘eigenaar [heer] van de vliegen’), de Baäl die door de Filistijnen in Ekron werd aanbeden (2Kon 1:3). Sommige Griekse manuscripten gebruiken de alternatieve vormen Beëlzeboul of Beëzeboul, wat mogelijk ‘eigenaar (heer) van de verheven woonplaats (woning)’ betekent of, als het een woordspeling is op het niet-Bijbelse Hebreeuwse woord zevel (mest), ‘eigenaar (heer) van de mest’. Uit Lu 11:18 blijkt dat Beëlzebub een benaming is voor Satan — de vorst of heerser van de demonen.

Gods vinger: Dat wil zeggen Gods heilige geest, zoals blijkt uit Mattheüs’ verslag over een eerder, vergelijkbaar gesprek. Hier in het verslag van Lukas zegt Jezus dat de demonen uitgedreven worden ‘met behulp van Gods vinger’, terwijl Mattheüs’ verslag zegt dat Jezus dat doet ‘door Gods geest’ of actieve kracht (Mt 12:28).

schoongeveegd: Sommige manuscripten zeggen ‘leegstaat, schoongeveegd’, maar de huidige weergave wordt goed ondersteund door oude, gezaghebbende manuscripten. Sommige geleerden denken dat kopiisten het Griekse woord voor ‘leegstaat’, dat in Mt 12:44 wordt gebruikt in een vergelijkbare uitspraak van Jezus, hier hebben toegevoegd om Lukas’ verslag te laten overeenkomen met dat van Mattheüs.

teken (...) van Jona: Bij een eerdere gelegenheid had Jezus de uitdrukking ‘het teken van (...) Jona’ gebruikt om naar zijn dood en opstanding te verwijzen (Mt 12:39, 40). Jona vergeleek zijn bevrijding uit de buik van de vis na ‘drie dagen en drie nachten’ met een opstanding uit het Graf (Jon 1:17–2:2). Jezus’ opstanding uit het letterlijke graf zou net zo echt zijn als Jona’s bevrijding uit de buik van de vis. Maar zelfs toen Jezus tot leven werd gewekt nadat hij gedurende delen van drie dagen dood was geweest, geloofden zijn koppige critici niet in hem. Jona was ook een teken door zijn moedige prediking, die de Ninevieten tot berouw bracht (Mt 12:41; Lu 11:32).

koningin van het Zuiden: Zie aantekening bij Mt 12:42.

Luister!: Zie aantekening bij Mt 1:23.

een lamp: Zie aantekening bij Mt 5:15.

een korenmaat: Zie aantekening bij Mt 5:15.

Je oog is de lamp van je lichaam: Zie aantekening bij Mt 6:22.

op één punt gericht: Zie aantekening bij Mt 6:22.

hebzuchtig: Zie aantekening bij Mt 6:23.

waste: Dat wil zeggen dat hij zich niet ceremonieel reinigde. Het Griekse woord baptizo (onderdompelen), dat meestal de christelijke doop beschrijft, wordt hier gebruikt als aanduiding voor een hele reeks van herhaalde reinigingsrituelen die in de Joodse traditie geworteld waren. (Zie aantekening bij Mr 7:4.)

giften aan de armen: Zie aantekening bij Mt 6:2.

moeten die van binnenuit komen: In het volgende vers (Lu 11:42) legt Jezus de nadruk op gerechtigheid en liefde, dus kennelijk heeft hij het hier over eigenschappen van het hart en niet over de inhoud van de beker en schaal die hij eerder had genoemd. Een goede daad is alleen een echte ‘gave van barmhartigheid’ (vtn.) als die van binnenuit komt, uit een liefdevol en bereidwillig hart.

tiende van de munt, de wijnruit en alle andere tuinkruiden: Onder de wet van Mozes moesten de Israëlieten een tiende van hun gewassen afdragen (Le 27:30; De 14:22). Hoewel niet expliciet in de wet stond dat ze een tiende moesten geven van kruiden als munt en wijnruit, ging Jezus niet tegen die traditie in. Maar hij wees de schriftgeleerden en farizeeën terecht omdat ze zich op kleine details van de wet concentreerden maar niet de achterliggende principes bevorderden, zoals gerechtigheid en liefde voor God. Bij een latere gelegenheid deed Jezus een vergelijkbare uitspraak, die in Mt 23:23 staat, en daar noemt hij munt, dille en komijn.

vooraan: Zie aantekening bij Mt 23:6.

marktplein: Zie aantekening bij Mt 23:7.

ongemarkeerde graven: Of ‘(herinnerings)graven die niet duidelijk zichtbaar zijn’. Over het algemeen schijnen Joodse graven niet opzichtig of rijkversierd te zijn geweest. Dit vers laat zien dat sommige graven zo onopvallend waren dat mensen eroverheen konden lopen en ceremonieel onrein konden worden zonder het te beseffen. Volgens de wet van Mozes werd iemand onrein als hij iets aanraakte dat met een dode te maken had, dus iemand die over zo’n slecht zichtbaar graf heen liep zou zeven dagen ceremonieel onrein zijn (Nu 19:16). De Joden pleisterden de graven elk jaar wit zodat ze goed zichtbaar waren en vermeden konden worden. In deze context bedoelde Jezus kennelijk dat mensen die veel met de farizeeën omgingen en hen als goede mensen zagen, onbewust besmet zouden raken door hun verdorven houding en onreine gedachten. (Zie aantekening bij Mt 23:27.)

God in zijn wijsheid: Lett.: ‘de wijsheid van God’. Bij een andere gelegenheid zei Jezus: ‘Ik zal profeten, wijze mannen en onderwijzers naar jullie toe sturen’ (Mt 23:34).

de grondlegging van de wereld: Of ‘het begin van de wereld’. Het Griekse woord voor ‘grondlegging’ is vertaald met ‘voortbrengen’ in Heb 11:11, waar het wordt gebruikt in combinatie met ‘nageslacht’. De uitdrukking ‘grondlegging van de wereld’ duidt hier blijkbaar op de geboorte van de kinderen die Adam en Eva kregen. Jezus brengt de grondlegging van de wereld in verband met Abel, kennelijk de eerste loskoopbare mens in de mensenwereld van wie de naam vanaf de grondlegging van de wereld opgeschreven was in de boekrol van het leven (Lu 11:51; Opb 17:8; zie aantekening bij Mt 25:34).

van het bloed van Abel tot het bloed van Zacharia: Zie aantekening bij Mt 23:35.

tussen het altaar en het huis: Het ‘huis’ of de tempel duidt op het gedeelte waarin het heilige en het allerheiligste lagen. Volgens 2Kr 24:21 werd Zacharia ‘in het voorhof van Jehovah’s huis’ vermoord. Het brandofferaltaar stond in het binnenste voorhof, vóór de ingang van het tempelheiligdom. (Zie App. B8.) Dat kwam overeen met de plaats die Jezus noemde.

de sleutel tot kennis: Als in de Bijbel staat dat iemand (letterlijke of figuurlijke) sleutels kreeg, werd hem een mate van gezag toevertrouwd (1Kr 9:26, 27; Jes 22:20-22). Zo werd ‘sleutel’ een symbool voor gezag en verantwoordelijkheid. In deze context duidt ‘kennis’ blijkbaar op van God afkomstige kennis, aangezien Jezus sprak tot religieuze leiders die wetgeleerden waren. Ze hadden hun gezag en macht moeten gebruiken om de mensen nauwkeurige kennis van God bij te brengen door Gods Woord voor ze te ontsluiten, ze te helpen het te begrijpen. Als je deze tekst vergelijkt met Mt 23:13, waar Jezus zegt dat de religieuze leiders ‘de toegang naar het Koninkrijk van de hemel voor de mensen blokkeren’, duidt de uitdrukking naar binnen gaan op toegang krijgen tot dat Koninkrijk. Doordat de religieuze leiders mensen niet de juiste kennis van God bijbrachten, werd voor veel mensen de gelegenheid weggenomen om Gods Woord goed te begrijpen en Gods Koninkrijk binnen te gaan.

begonnen (...) het hem heel moeilijk te maken: Deze uitdrukking kan duiden op een groep die letterlijk tegen iemand aandringt, maar hier lijkt het te gaan om de vijandigheid van de religieuze leiders die enorme druk uitoefenen om Jezus te intimideren. Het Griekse werkwoord dat hier wordt gebruikt, wordt weergegeven met ‘had een grote hekel aan’ in Mr 6:19, waar het over Herodias’ intense haat tegen Johannes de Doper gaat.

Media

Schorpioenen
Schorpioenen

Van de ruim 600 soorten schorpioenen, die in lengte variëren van nog geen 2,5 cm tot 20 cm, komen er in Israël en Syrië een stuk of tien voor. Hoewel de steek van de schorpioen voor mensen gewoonlijk niet dodelijk is, bestaan er soorten waarvan het gif naar verhouding krachtiger is dan dat van veel gevaarlijke woestijnslangen. De giftigste schorpioen in Israël is de gele Leiurus quinquestriatus (hier afgebeeld). In Opb 9:3, 5, 10 wordt gesproken over de hevige pijn die de steek van een schorpioen veroorzaakt. Schorpioenen kwamen veel voor in de woestijn van Judea en in de ‘angstwekkende woestijn’ van de Sinaï (De 8:15).

Lampenstandaard
Lampenstandaard

Deze tekening van een lampenstandaard (1) is gebaseerd op vondsten uit de eerste eeuw in Efeze en Italië. Een lampenstandaard zoals deze werd waarschijnlijk in rijke huishoudens gebruikt. In armere huishoudens werden lampen aan het plafond gehangen, in een nis in de muur gezet (2) of op een standaard van aardewerk of hout geplaatst.

Wijnruit
Wijnruit

Wijnruit is een overblijvende heester met harige stengels en een sterke geur. De plant wordt ongeveer 1 m hoog, heeft grijsgroene bladeren en gele bloemen, die in bijschermen staan. De franjewijnruit op de afbeelding (Ruta chalepensis latifolia) en de gewone wijnruit (Ruta graveolens) komen allebei in Israël voor. Het is mogelijk dat wijnruit in de tijd van Jezus’ bediening op aarde werd geteeld voor medicinaal gebruik en als keukenkruid. In de Bijbel wordt de plant alleen in Lu 11:42 vermeld, waar Jezus de farizeeën veroordeelde wegens de overdreven nauwgezette en hypocriete manier waarop ze tienden gaven. (Vergelijk Mt 23:23.)

Marktplein
Marktplein

Sommige marktpleinen, zoals die op de afbeelding, lagen aan een straat. Verkopers zetten vaak zo veel koopwaar in de straat dat er geen verkeer meer langs kon. De inwoners konden huishoudelijke spullen, potten en duur glaswerk kopen, en ook verse producten. Omdat er geen koeling was, moesten mensen elke dag naar de markt om boodschappen te doen. Het was de plek waar je nieuwtjes hoorde via handelaars of bezoekers, waar kinderen speelden en waar werklozen wachtten op iemand die hen wilde inhuren. Op het marktplein genas Jezus zieken en predikte Paulus (Han 17:17). In contrast daarmee wilden de trotse schriftgeleerden en farizeeën op deze openbare plaatsen graag opgemerkt en begroet worden.