Volgens Lukas 6:1-49
Voetnoten
Aantekeningen
sabbat: Zie Woordenlijst.
door de graanvelden: Zie aantekening bij Mt 12:1.
wat (...) verboden is: Zie aantekening bij Mt 12:2.
huis van God: Zie aantekening bij Mr 2:26.
toonbroden: Zie aantekening bij Mt 12:4.
Heer van de sabbat: Zie aantekening bij Mt 12:8.
met een verschrompelde rechterhand: Drie evangelieschrijvers vermelden dat Jezus deze man genas op de sabbat, maar alleen Lukas noemt het detail dat de rechterhand van de man verschrompeld of verlamd was (Mt 12:10; Mr 3:1). Lukas vermeldt vaak medische details die Mattheüs en Markus niet weergeven. Nog een voorbeeld hiervan vind je als je Mt 26:51 en Mr 14:47 vergelijkt met Lu 22:50, 51. (Zie Inleiding tot Lukas.)
wist wat ze dachten: Lukas vermeldt dat Jezus wist wat de schriftgeleerden en farizeeën dachten, terwijl Mattheüs en Markus dat detail weglaten. (Vergelijk de parallelverslagen in Mt 12:10-13 en Mr 3:1-3.)
leven: Of ‘ziel’. (Zie Woordenlijst.)
apostelen: Zie aantekening bij Mt 10:2.
de ijverige: Een aanduiding waarmee de apostel Simon wordt onderscheiden van de apostel Simon Petrus (Lu 6:14). Het Griekse woord zelotes dat hier en in Han 1:13 wordt gebruikt, betekent ‘zeloot’, ‘ijveraar’. De parallelverslagen in Mt 10:4 en Mr 3:18 gebruiken de aanduiding ‘de Kananeeër’, een term die ook ‘zeloot’, ‘ijveraar’ betekent en naar men denkt uit het Hebreeuws of het Aramees komt. Het is mogelijk dat Simon ooit lid was van de zeloten, een Joodse groepering die tegen de Romeinen was, maar het kan ook zijn dat hij deze aanduiding kreeg vanwege zijn ijver en enthousiasme.
die een verrader werd: Deze woorden zijn interessant omdat ze impliceren dat Judas een verandering doormaakte. Hij was geen verrader toen hij een discipel werd en hij was ook geen verrader toen Jezus hem als apostel aanstelde. Hij was niet voorbestemd om een verrader te worden. Maar hij werd een tijdje na zijn aanstelling een verrader omdat hij zijn vrije wil verkeerd gebruikte. Vanaf het moment dat de verandering begon, was Jezus zich er bewust van, zo laat Jo 6:64 zien.
ging staan op een plaats waar het vlak was: De context laat zien dat Jezus afdaalde van een berg waar hij de hele nacht had gebeden voordat hij zijn 12 apostelen uitkoos (Lu 6:12, 13). Hij vindt op de berghelling een plaats die vlak is, misschien niet ver van Kapernaüm, zijn thuisbasis. Er verzamelen zich grote menigten en Jezus geneest alle zieken. Volgens het parallelverslag in Mt 5:1, 2 ‘ging hij de berg op (...) en begon te onderwijzen’. Dit kan duiden op een hogere plek boven het vlakke gedeelte op de berghelling. Als je de verslagen van Mattheüs en Lukas combineert, beschrijven ze kennelijk hoe Jezus op een vlak gedeelte zijn afdaling stopt, een hogere plek op de berghelling opzoekt en dan de menigte toespreekt. Maar het kan ook zijn dat Mt 5:1 een samenvatting is die niet alle details vermeldt die Lukas noemt.
zijn discipelen: Het Griekse woord voor ‘discipel’ (mathetes) duidt op een leerling en impliceert een persoonlijke band met de leraar die het hele leven van de discipel vormt. Hoewel er zich een grote menigte verzameld had om naar Jezus te luisteren, lijkt het erop dat hij vooral tegen zijn discipelen sprak, die het dichtst bij hem zaten (Mt 5:1, 2; 7:28, 29).
en zei vervolgens: De Bergrede staat in zowel het verslag van Mattheüs (hfst. 5-7) als dat van Lukas (6:20-49). Lukas heeft een verkort verslag van de Bergrede opgetekend, terwijl het verslag van Mattheüs bijna vier keer zo lang is en bijna alle verzen omvat die in Lukas’ verslag staan. De twee verslagen beginnen en eindigen hetzelfde, gebruiken vaak identieke uitdrukkingen en hebben over het algemeen dezelfde inhoud en volgorde van gepresenteerde onderwerpen. Waar de verslagen parallel zijn, verschillen de bewoordingen soms aanzienlijk. Toch zijn de verslagen in harmonie met elkaar. Het is interessant dat verschillende langere gedeelten van de Bergrede die niet in Lukas’ verslag voorkomen, bij andere gelegenheden door Jezus worden herhaald. Jezus had het in de Bergrede bijvoorbeeld over het gebed (Mt 6:9-13) en over een juiste kijk op materiële dingen (Mt 6:25-34). Ongeveer anderhalf jaar later heeft hij die uitspraken blijkbaar herhaald, wat Lukas heeft opgetekend (Lu 11:2-4; 12:22-31). Omdat Lukas over het algemeen schreef voor christenen van allerlei achtergronden, heeft hij misschien gedeelten uit de Bergrede weggelaten die vooral interessant waren voor Joden (Mt 5:17-27; 6:1-18).
Gelukkig: Zie aantekening bij Mt 5:3 en aantekening bij Ro 4:7.
jullie die arm zijn: Het Griekse woord voor ‘arm’ kan duiden op iemand die ‘behoeftig’ of ‘noodlijdend’ is, ‘een bedelaar’. Lukas’ versie van deze eerste factor voor geluk in Jezus’ Bergrede wijkt iets af van wat in Mt 5:3 staat. Mattheüs gebruikt ook het Griekse woord voor ‘arm’ maar voegt het woord voor ‘geest’ toe. Letterlijk staat er: ‘degenen die arm zijn (bedelaars) naar de geest’. (Zie aantekeningen bij Mt 5:3 en Lu 16:20.) Deze uitdrukking brengt de gedachte over van mensen die zich er intens van bewust zijn dat ze geestelijk arm zijn en God nodig hebben. Lukas heeft het alleen over de armen, maar dat sluit aan bij Mattheüs’ verslag omdat juist arme, vertrapte mensen zich vaak eerder bewust zijn van hun geestelijke behoefte en beter beseffen dat ze God nodig hebben. Jezus zei zelfs dat een belangrijke reden voor zijn komst als de Messias was ‘aan arme mensen goed nieuws te vertellen’ (Lu 4:18). Het waren voornamelijk de arme en gewone mensen die Jezus volgden en de hoop kregen te delen in de zegeningen van Gods Koninkrijk (1Kor 1:26-29; Jak 2:5). Maar het verslag van Mattheüs maakt duidelijk dat arm zijn op zich niet automatisch tot Gods gunst leidt. De inleidende uitspraken in de twee verslagen over de Bergrede vullen elkaar dus aan.
jullie hebben je deel al gehad: Lett.: ‘je troost’. Het Griekse woord apecho, dat ‘ten volle hebben’ betekent, kwam vaak op kwitanties voor in de betekenis ‘voldaan’, ‘volledig betaald’. Toen Jezus een wee uitsprak over degenen die rijk zijn, doelde hij op de pijn, het verdriet en de negatieve gevolgen die ze kunnen ervaren. Dat is niet gewoon omdat ze een comfortabel leven hebben. Hij waarschuwde dat mensen die letterlijke rijkdom belangrijk vinden hun dienst voor God kunnen gaan verwaarlozen, waardoor ze niet echt gelukkig worden. Zulke mensen zouden al ‘volledig betaald’ zijn, ze zouden nu alle ‘troost’ (vtn.) of comfort hebben die ze zouden krijgen. Ze hoefden niets meer van God te verwachten. (Zie aantekening bij Mt 6:2.)
Heb je vijanden lief: Zie aantekening bij Mt 5:44.
Heb (...) lief en wees goed: In het Grieks drukken de werkwoorden een voortdurende handeling uit.
leent: Dat wil zeggen leent zonder rente. De wet verbood de Israëlieten om rente te vragen als ze andere Israëlieten die arm waren iets leenden (Ex 22:25) en spoorde hen aan vrijgevig te zijn voor de armen (De 15:7, 8; Mt 25:27).
Blijf vergeven, dan zul je vergeven worden: Of ‘blijf vrijlaten, dan zul je vrijgelaten worden’. Het Griekse woord dat met ‘vergeven’ is vertaald, betekent letterlijk ‘laten gaan’, ‘wegzenden’, ‘vrijlaten (bijvoorbeeld uit de gevangenis)’. In deze context wordt het gebruikt in contrast met oordelen en veroordelen en brengt het de gedachte over aan vrijspreken en vergeven, zelfs als straf of vergelding gerechtvaardigd lijkt.
Blijf geven: Of ‘beoefen het geven’. De Griekse werkwoordsvorm die hier wordt gebruikt duidt op het voortduren van een handeling.
je schoot: Het Griekse woord betekent letterlijk ‘je boezem (borst)’, maar in deze context duidt het waarschijnlijk op de plooi in het bovenkleed die boven de gordel een zak vormde. ‘In je schoot storten’ verwees misschien naar de gewoonte van sommige kooplieden om deze plooi te vullen met de gekochte goederen.
illustratie: Of ‘gelijkenis’, ‘parabel’. (Zie aantekening bij Mt 13:3.)
splinter (...) balk: Zie aantekening bij Mt 7:3.
Huichelaar!: Het Griekse woord hupokrites duidde oorspronkelijk op Griekse (en later Romeinse) toneelspelers die grote maskers droegen om hun identiteit te verbergen en hun stem te versterken. In de loop van de tijd werd de term als metafoor gebruikt voor iemand die zijn ware bedoelingen of aard verbergt door te veinzen. In Mt 6:5, 16 noemt Jezus de Joodse religieuze leiders huichelaars of hypocrieten. Hier in Lu 6:42 gebruikt hij de term voor elke discipel die zich concentreert op de fouten van een ander maar voorbijgaat aan zijn eigen fouten.
een overstroming: Plotselinge winterstormen komen in Israël geregeld voor (vooral in de maand tebeth, d.w.z. december/januari), met rukwinden, stortregen en verwoestende overstromingen. (Zie App. B15.)
Media
1. Vlakte van Gennesareth. Deze vruchtbare vlakte had de vorm van een driehoek van zo’n 5 bij 2,5 km. Langs de oever in dit gebied nodigde Jezus de vissers Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes uit om samen met hem te gaan prediken (Mt 4:18-22).
2. Volgens de traditie heeft Jezus hier de Bergrede uitgesproken (Mt 5:1; Lu 6:17, 20).
3. Kapernaüm. Jezus ging in deze stad wonen, en in of bij Kapernaüm vond hij Mattheüs (Mt 4:13; 9:1, 9).
Het bovenkleed dat de Israëlieten in Bijbelse tijden droegen, was bij de borst nogal wijd. Het werd misschien zo gedragen dat een deel van de stof over de gordel hing. Die plooi kon als een grote zak worden gevuld met graan, geld of andere spullen, en er kon zelfs een baby of een lammetje in gedragen worden (Ex 4:6, 7; Nu 11:12; 2Kon 4:39; Job 31:33; Jes 40:11). Het Griekse woord dat in Lu 6:38 met ‘je schoot’ wordt weergegeven betekent letterlijk ‘je boezem (borst)’, maar in deze context gaat het om de plooien van het kleed. ‘In je schoot storten’ verwees misschien naar de gewoonte van sommige kooplieden om de plooi van iemands wijde bovenkleed te vullen met de gekochte goederen.
Ongetwijfeld dacht Jezus er goed over na welke planten hij voor zijn illustraties uitkoos. Zo worden de vijgenboom (1) en de wijnstok (2) in veel teksten samen genoemd, en Jezus’ woorden in Lu 13:6 laten zien dat er vaak vijgenbomen werden geplant in wijngaarden (2Kon 18:31; Joë 2:22). De uitdrukking ‘onder je eigen wijnstok en vijgenboom zitten’ stond symbool voor een vredige, welvarende en veilige toestand (1Kon 4:25; Mi 4:4; Za 3:10). In contrast daarmee werd er specifiek over doorns en distels gesproken toen Jehovah na Adams zonde de grond vervloekte (Ge 3:17, 18). Het is niet zeker over wat voor doornstruik Jezus het in Mt 7:16 had, maar de distelsoort op de afbeelding (Spaans knoopkruid, Centaurea iberica) (3) komt in Israël voor als onkruid.