Volgens Markus 5:1-43
Voetnoten
Aantekeningen
Gerasenen: In de parallelverslagen (Mt 8:28-34; Mr 5:1-20; Lu 8:26-39) worden verschillende namen gebruikt voor de locatie van deze gebeurtenis. Voor elk verslag zijn de verschillende versies in oude manuscripten terug te vinden. Volgens de beste manuscripten die beschikbaar zijn, had Mattheüs het oorspronkelijk over ‘Gadarenen’ en hadden Markus en Lukas het over ‘Gerasenen’. Maar zoals wordt aangetoond in de aantekening bij gebied van de Gerasenen in dit vers, verwijzen beide termen globaal naar dezelfde streek.
gebied van de Gerasenen: Een gebied aan de overkant (oostelijke oever) van het Meer van Galilea. De exacte grenzen van dit gebied zijn nu niet meer bekend en ook niet met zekerheid vast te stellen. Sommigen brengen het gebied van de Gerasenen in verband met de streek rond Kursi, bij de steile hellingen aan de O-kant van het meer. Anderen vermoeden dat het gaat om het grote district rondom de stad Gerasa (Jerash), ongeveer 55 km ten ZZO van het Meer van Galilea. Mt 8:28 noemt het ‘het gebied van de Gadarenen’. (Zie aantekening bij Gerasenen in dit vers en aantekening bij Mt 8:28.) Hoewel er verschillende namen worden gebruikt, verwijzen ze globaal naar dezelfde streek aan de oostelijke oever van het Meer van Galilea, en het kan zijn dat de regio’s elkaar overlapten. De verslagen spreken elkaar dus niet tegen. (Zie ook App. A7, kaart 3B, ‘Activiteit bij het Meer van Galilea’ en App. B10.)
begraafplaats: Zie aantekening bij Mt 8:28.
een man: De evangelieschrijver Mattheüs (8:28) heeft het over twee mannen die door demonen bezeten waren, terwijl Markus en Lukas (8:27) er maar één noemen. Kennelijk spitst het verslag van Markus en van Lukas zich toe op één van hen omdat Jezus tot hem sprak en omdat zijn geval het opvallendst was. Misschien was deze man gewelddadiger of was hij langer in de macht van de demonen geweest. Het kan ook zijn dat alleen hij na de genezing van de twee mannen met Jezus mee wilde gaan (Mr 5:18-20).
Wat heb ik met jou te maken: Of ‘Wat hebben ik en jij gemeen?’ De letterlijke vertaling van deze retorische vraag is: ‘Wat voor mij en voor jou?’ Dit Semitische idioom komt voor in de Hebreeuwse Geschriften (Re 11:12, vtn.; Joz 22:24; 2Sa 16:10; 19:22; 1Kon 17:18; 2Kon 3:13; 2Kr 35:21; Ho 14:8), en in de Griekse Geschriften wordt een vergelijkbare Griekse uitdrukking gebruikt (Mt 8:29; Mr 1:24; 5:7; Lu 4:34; 8:28; Jo 2:4). De precieze betekenis verschilt, afhankelijk van de context. In dit vers (Mr 5:7) drukt het idioom vijandigheid en afkeer uit, en sommigen geven het weer met ‘Laat me met rust!’ of ‘Wat moet je van me?’ In andere contexten wordt er een verschil van mening mee uitgedrukt of een weigering om op een voorgestelde actie in te gaan, maar zonder minachting, arrogantie of vijandigheid. (Zie aantekening bij Jo 2:4.)
pijn zult doen: In Mt 18:34 wordt een verwant Grieks woord gebruikt voor ‘de bewakers’ (zie aantekening). In deze context lijkt ‘pijn doen’ te duiden op het vasthouden in ‘de afgrond’ die in het parallelverslag in Lu 8:31 wordt genoemd.
Legioen: Waarschijnlijk was dit niet de echte naam van de bezeten man. Het geeft aan dat hij bezeten was door een groot aantal demonen. Mogelijk was het de aanvoerder van deze demonen die de man liet zeggen dat zijn naam Legioen was. In de eerste eeuw bestond een Romeins legioen meestal uit zo’n 6000 soldaten. Dat kan erop duiden dat het om heel veel demonen ging. (Zie aantekening bij Mt 26:53.)
varkens: Volgens de wet waren varkens onrein (Le 11:7), maar er was een afzetmarkt voor varkensvlees onder de vele niet-Joden die in het gebied van de Dekapolis woonden, want zowel Grieken als Romeinen vonden het een delicatesse. Het verslag vermeldt niet of de varkenshoeders Joden waren die de wet overtraden (Mr 5:14).
vertel ze: Hoewel Jezus gewoonlijk de instructie gaf om zijn wonderen niet rond te vertellen (Mr 1:44; 3:12; 7:36), gaf hij deze man de opdracht zijn familie te vertellen wat er was gebeurd. Misschien maakte Jezus een uitzondering omdat hem gevraagd was het gebied te verlaten en hij ze niet persoonlijk getuigenis zou kunnen geven. Het zou ook een tegenwicht vormen tegen eventuele ongunstige berichten over het verlies van de varkens.
wat Jehovah allemaal voor je heeft gedaan: Als Jezus met de man praat die genezen was, schrijft hij het wonder toe aan zijn hemelse Vader en niet aan zichzelf. Deze conclusie wordt ondersteund door Lukas’ verslag van hetzelfde voorval, waarin het Griekse woord Theos (God) wordt gebruikt (Lu 8:39). Hoewel hier in Mr 5:19 in de meeste Griekse manuscripten ‘de Heer’ (ho Kurios) staat, zijn er goede redenen om aan te nemen dat in dit vers oorspronkelijk Gods naam stond en dat die later werd vervangen door de titel Heer. Daarom wordt hier in de hoofdtekst de naam Jehovah gebruikt. (Zie App. C1 en C3 inleiding en Mr 5:19.)
de Dekapolis: Of ‘het Tienstedengebied’. (Zie Woordenlijst en App. B10.)
bestuurders van de synagoge: Het Griekse woord archisunagogos betekent letterlijk ‘leider van de synagoge’. (Zie aantekening bij Mt 9:18.)
is doodziek: Of ‘is haar einde nabij’, ‘ligt op sterven’.
bloedvloeiingen: Zie aantekening bij Mt 9:20.
ernstige ziekte: Lett.: ‘geseling’. (Zie aantekening bij Mr 5:34.)
dochter: Het enige opgetekende geval waar wordt vermeld dat Jezus een vrouw rechtstreeks aansprak met ‘dochter’, misschien vanwege de gevoelige situatie en omdat ze beefde (Mr 5:33; Lu 8:47). Met deze uitdrukking van genegenheid, die niets zegt over de leeftijd van de vrouw, gaf Jezus blijk van zijn tedere zorg voor haar.
Ga in vrede: Dit idioom wordt in zowel de Griekse als de Hebreeuwse Geschriften vaak gebruikt in de betekenis ‘het ga je goed’ (Lu 7:50; 8:48; Jak 2:16, vtn.; vergelijk 1Sa 1:17; 20:42; 25:35; 29:7; 2Sa 15:9; 2Kon 5:19). Het Hebreeuwse woord dat meestal met ‘vrede’ wordt weergegeven (sjalōm) heeft een ruime betekenis. Het duidt op afwezigheid van oorlog of onrust (Re 4:17; 1Sa 7:14; Pr 3:8) maar kan ook de gedachte overbrengen van gezondheid, veiligheid, welstand (1Sa 25:6, vtn.; 2Kr 15:5, vtn.; Job 5:24, vtn.), welzijn (Es 10:3, vtn.) en vriendschap (Ps 41:9). Het Griekse woord voor vrede (eirene) wordt in de Griekse Geschriften gebruikt met dezelfde brede betekenis als het Hebreeuwse woord. Het kan behalve de afwezigheid van oorlog ook de gedachte van welzijn, redding en harmonie overbrengen.
je ernstige ziekte: Lett.: ‘je geseling’. De letterlijke betekenis van dit woord duidt op een foltering in de vorm van zweepslagen (Han 22:24; Heb 11:36). Hier wordt het figuurlijk gebruikt en beschrijft het heel beeldend hoeveel pijn de vrouw leed door haar ziekte.
maar heb geloof: Of ‘maar blijf geloven’. De Griekse werkwoordsvorm die hier wordt gebruikt kan op het voortduren van een handeling duiden. Jaïrus had eerder al een mate van geloof getoond toen hij Jezus benaderde (Mr 5:22-24). Nu hij met de dood van zijn dochter wordt geconfronteerd, krijgt hij de aansporing om aan zijn geloof vast te houden.
is niet gestorven, het slaapt: In de Bijbel wordt de dood vaak met de slaap vergeleken (Ps 13:3; Jo 11:11-14; 1Kor 7:39, vtn.; 15:51; 1Th 4:13; zie aantekening bij Han 7:60). Jezus ging het meisje weer tot leven brengen, dus hij heeft dit misschien gezegd omdat hij wilde demonstreren dat mensen uit de dood kunnen worden teruggebracht net zoals ze uit een diepe slaap kunnen worden gewekt. Jezus’ macht om het meisje op te wekken kwam van zijn Vader, ‘die de doden levend maakt en die over de dingen die niet zijn spreekt alsof ze er zijn’ (Ro 4:17).
Talitha koemi: Ook Mattheüs en Lukas berichten over de opstanding van Jaïrus’ dochter (Mt 9:23-26; Lu 8:49-56), maar alleen Markus vermeldt en vertaalt deze woorden van Jezus. In sommige Griekse manuscripten wordt deze Semitische uitdrukking weergegeven als Talitha koem. Sommige geleerden zijn van mening dat dit Aramees is, maar andere denken dat het zowel Hebreeuws als Aramees kan zijn. (Zie aantekening bij Mr 7:34.)
van blijdschap: Of ‘van verbazing’. Het Griekse woord ekstasis (van ek, ‘uit’ of ‘buiten’, en stasis, ‘staan’ of ‘positie’) duidt erop dat iemand buiten zijn normale geestesgesteldheid treedt door verbazing, verbijstering of een visioen van God. In Mr 16:8 is het vertaald met ‘overstuur’ en in Lu 5:26 met ‘versteld’. In Han 10:10; 11:5 en 22:17 is het woord met ‘visioen’ weergegeven omdat het in verband staat met een actie van God. (Zie aantekening bij Han 10:10.)
Media
Langs de oostelijke oever van het Meer van Galilea dreef Jezus bij twee mannen demonen uit en stuurde die demonen in een kudde varkens.