Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De levensstrijd van de bijbel

De levensstrijd van de bijbel

Hoofdstuk 2

De levensstrijd van de bijbel

Er zijn vele draden van bewijsmateriaal die aantonen dat de bijbel werkelijk Gods Woord is. Elke draad is sterk, maar wanneer ze alle worden bijeengevoegd, zijn ze onverbrekelijk. In dit en het volgende hoofdstuk zullen wij slechts één draad van bewijsmateriaal bespreken: de geschiedenis van de bijbel als boek. Het is werkelijk een regelrecht wonder dat dit opmerkelijke boek tot op de dag van vandaag is blijven bestaan. Beschouw zelf de feiten.

1. Wat zijn enkele bijzonderheden in verband met de bijbel?

DE BIJBEL is meer dan slechts een boek. Het is een waardevolle bibliotheek van 66 boeken — sommige kort en sommige vrij lang — waarin wetten en profetieën alsook geschiedenis, poëzie, raadgevingen en nog veel meer dingen zijn vervat. Eeuwen voor de geboorte van Christus werden door getrouwe joden, of Israëlieten, de eerste 39 van deze boeken geschreven, grotendeels in de Hebreeuwse taal. Dit gedeelte wordt vaak het Oude Testament genoemd. De laatste 27 boeken werden door christenen in het Grieks geschreven en zijn wijd en zijd als het Nieuwe Testament bekend. Volgens het interne getuigenis en de meeste oude overleveringen werden deze 66 boeken geschreven gedurende een periode van ongeveer 1600 jaar, die begon toen Egypte een overheersende macht was en eindigde toen Rome de gebiedster van de wereld was.

Alleen de bijbel is blijven bestaan

2. (a) In welke situatie bevond Israël zich toen er een begin werd gemaakt met het schrijven van de bijbel? (b) Wat waren enkele andere geschriften die gedurende dezelfde periode werden vervaardigd?

2 Meer dan 3000 jaar geleden, toen er een begin werd gemaakt met het schrijven van de bijbel, was Israël slechts één kleine natie te midden van vele natiën in het Midden-Oosten. Jehovah was hun God, terwijl de omliggende natiën een verbijsterende verscheidenheid van goden en godinnen hadden. De Israëlieten waren gedurende die tijdsperiode niet de enigen die religieuze literatuur vervaardigden. Ook andere natiën vervaardigden geschriften waarin hun religie en hun nationale waarden werden weerspiegeld. Zo waren bijvoorbeeld de Akkadische Gilgamesj-legende uit Mesopotamië en de Ras Sjamra-heldendichten in het Oegaritisch (een taal die werd gesproken in wat nu Noord-Syrië is) ongetwijfeld zeer populair. Tot de omvangrijke literatuur uit dat tijdperk behoorden ook werken zoals The Admonitions of Ipoe-wer (De vermaningen van Ipoe-wer) en The Prophecy of Nefer-rohoe (De profetie van Nefer-rohoe) in de Egyptische taal, hymnen op verschillende godheden in het Soemerisch en profetische werken in het Akkadisch.1

3. Waardoor onderscheidt de bijbel zich van andere religieuze literatuur die gedurende dezelfde periode in het Midden-Oosten werd vervaardigd?

3 Al deze werken uit het Midden-Oosten ondergingen echter een zelfde lot. Ze raakten in vergetelheid, en zelfs de talen waarin ze werden geschreven bestaan niet meer. Pas in recente jaren zijn archeologen en filologen iets over het bestaan van deze werken te weten gekomen en hebben zij ze kunnen ontcijferen. De eerste geschreven boeken van de Hebreeuwse bijbel daarentegen zijn helemaal tot in onze tijd blijven bestaan en worden nog steeds alom gelezen. Soms beweren geleerden dat de Hebreeuwse boeken in de bijbel op de een of andere wijze aan die oude literaire werken zijn ontleend. Maar het feit dat zo veel van die literatuur in vergetelheid is geraakt terwijl de Hebreeuwse bijbel is blijven bestaan, kenmerkt de bijbel als beduidend anders.

De behoeders van het Woord

4. Vanwege welke ernstige problemen die de Israëlieten ondervonden, kan het voortbestaan van de bijbel twijfelachtig hebben geschenen?

4 Vergis u niet, vanuit menselijk standpunt bezien was het voortbestaan van de bijbel geen uitgemaakte zaak. De gemeenschappen die hem vervaardigden, ondergingen zulke zware beproevingen en werden zo hevig onderdrukt dat het echt opmerkelijk is dat de bijbel tot op onze tijd is blijven bestaan. In de jaren vóór Christus vormden de joden die de Hebreeuwse Geschriften (het „Oude Testament”) vervaardigden, een betrekkelijk kleine natie. Zij woonden onveilig te midden van machtige politieke staten die met elkaar wedijverden om de opperheerschappij. Israël moest om zijn voortbestaan strijden tegen een reeks natiën zoals de Filistijnen, de Moabieten, de Ammonieten en de Edomieten. Gedurende een periode waarin de Hebreeën in twee koninkrijken verdeeld waren, werd het noordelijke koninkrijk vrijwel uitgeroeid door het wrede Assyrische Rijk, terwijl het zuidelijke koninkrijk werd verwoest door de Babyloniërs, die de bevolking in ballingschap voerden, waaruit zeventig jaar later slechts een overblijfsel terugkeerde.

5, 6. Door welke pogingen werd zelfs het bestaan van de Hebreeën als onderscheiden volk in gevaar gebracht?

5 Er zijn zelfs verslagen waaruit blijkt dat er pogingen in het werk werden gesteld om de Israëlieten als volk uit te roeien. In de dagen van Mozes gaf Farao bevel al hun pasgeboren jongetjes om het leven te brengen. Als dit bevel was opgevolgd, zou het Hebreeuwse volk verdelgd zijn (Exodus 1:15-22). Veel later, toen de joden onder Perzische heerschappij kwamen, smeedden hun vijanden plannen om een wet te laten uitvaardigen die ten doel had hen uit te roeien (Esther 3:1-15). Het joodse poerimfeest wordt nog steeds ter herinnering aan de mislukking van dat snode plan gevierd.

6 Weer later, toen de joden onderworpen waren aan Syrië, deed koning Antiochus IV zijn uiterste best de natie te helleniseren door de joden te dwingen Griekse gewoonten te volgen en de Griekse goden te aanbidden. Ook hij faalde. In plaats van uitgeroeid of geassimileerd te worden, bleven de joden als volk bestaan, terwijl de meeste nationale groepen rondom hen de een na de ander van het wereldtoneel verdwenen. En de Hebreeuwse Geschriften van de bijbel bleven met hen bestaan.

7, 8. Hoe werd het voortbestaan van de bijbel bedreigd door de moeilijkheden die de christenen ondervonden?

7 De christenen, die het tweede deel van de bijbel (het „Nieuwe Testament”) vervaardigden, waren eveneens een onderdrukte groep. Hun leider, Jezus, werd als een gewone misdadiger gedood. In de beginperiode na zijn dood trachtten joodse autoriteiten in Palestina hen te onderdrukken. Toen het christendom zich tot andere landen uitbreidde, achtervolgden de joden hen en trachtten hun zendingswerk te verhinderen. — Handelingen 5:27, 28; 7:58-60; 11:19-21; 13:45; 14:19; 18:5, 6.

8 In de tijd van Nero veranderde de aanvankelijk tolerante houding van de Romeinse autoriteiten. Tacitus pochte over de „geraffineerde martelingen” waaraan christenen door die wrede keizer werden onderworpen, en vanaf die tijd was het een halsmisdaad om een christen te zijn.2 In 303 G.T. ondernam keizer Diocletianus rechtstreekse actie tegen de bijbel. * In een poging het christendom uit te roeien, verordende hij dat alle christelijke bijbels verbrand moesten worden.3

9. Wat zou er gebeurd zijn als de campagnes die ten doel hadden de joden en de christenen uit te roeien, waren gelukt?

9 Deze campagnes van onderdrukking en genocide vormden een werkelijke bedreiging voor het voortbestaan van de bijbel. Als de joden hetzelfde was overkomen als de Filistijnen en de Moabieten of als eerst de pogingen van de joodse en vervolgens van de Romeinse autoriteiten om het christendom uit te roeien, waren gelukt, wie zou dan de bijbel geschreven en bewaard hebben? Gelukkig werden de behoeders van de bijbel — eerst de joden en toen de christenen — niet uitgeroeid, en de bijbel bleef bestaan. Maar er was nog een ernstige bedreiging, zo niet voor het voortbestaan van de bijbel dan op zijn minst voor de zuiverheid van de tekst.

Feilbare afschriften

10. Hoe is de bijbel oorspronkelijk bewaard gebleven?

10 Veel van de eerder vermelde oude werken die in vergetelheid zijn geraakt, waren in steen gegraveerd of in duurzame kleitabletten gegrift. Met de bijbel was dit echter niet het geval. De bijbel werd oorspronkelijk op papyrus of op perkament — veel vergankelijker materialen — geschreven. De door de oorspronkelijke schrijvers vervaardigde manuscripten of handschriften zijn dan ook al heel lang geleden verdwenen. Hoe is de bijbel dan bewaard gebleven? Er werden ontelbare duizenden, moeizaam met de hand geschreven afschriften of kopieën gemaakt. Vóór de uitvinding van de boekdrukkunst was dit de normale manier om een boek te reproduceren.

11. Wat gebeurt er onvermijdelijk als manuscripten met de hand worden afgeschreven?

11 In het met de hand afschrijven schuilt echter een gevaar. Sir Frederic Kenyon, de beroemde archeoloog en bibliothecaris van het British Museum verklaarde: „De menselijke hand en hersenen die een uitvoerig werk in zijn geheel absoluut foutloos kunnen kopiëren, zijn nog niet geschapen. . . . Er zouden beslist fouten insluipen.”4 Wanneer er een fout in een manuscript sloop, werd die fout herhaald als dat manuscript de basis voor toekomstige afschriften werd. Wanneer er over een lange tijdsperiode vele afschriften werden gemaakt, slopen er talloze menselijke fouten in.

12, 13. Wie namen de verantwoordelijkheid op zich de tekst van de Hebreeuwse Geschriften te bewaren?

12 Hoe weten wij, gezien de vele duizenden afschriften die er van de bijbel werden gemaakt, dat de bijbel door dit reproduktieproces niet onherkenbaar veranderd is? Welnu, neem eens het geval van de Hebreeuwse bijbel, het „Oude Testament”. In de tweede helft van de zesde eeuw v.G.T., toen de joden uit hun Babylonische ballingschap terugkeerden, werden de zogenoemde soferim of „schriftgeleerden”, een groep Hebreeuwse geleerden, de bewaarders van de tekst van de Hebreeuwse bijbel, en zij hadden de verantwoordelijkheid die Geschriften te kopiëren voor gebruik bij de hetzij in het openbaar of in de privé-sfeer uitgeoefende aanbidding. Het waren zeer gemotiveerde vakmensen, en hun werk was van de hoogste kwaliteit.

13 Van de zevende tot de tiende eeuw van onze gewone tijdrekening waren de opvolgers van de soferim de masoreten. Hun naam is ontleend aan een Hebreeuws woord dat „overlevering” betekent, en in wezen waren zij eveneens schriftgeleerden die tot taak hadden de traditionele Hebreeuwse tekst te bewaren. De masoreten gingen angstvallig nauwkeurig te werk. De schriftgeleerde moest bijvoorbeeld een op zijn echtheid beproefd afschrift als zijn moedertekst gebruiken, en hij mocht niets uit het geheugen opschrijven. Hij moest elke letter controleren voordat hij die opschreef.5 Professor Norman K. Gottwald bericht: „Iets van de zorg waarmee zij zich van hun taken kweten, blijkt uit het rabbijnse vereiste dat alle nieuwe handschriften gecorrigeerd en foutieve exemplaren onmiddellijk weggegooid moesten worden.”6

14. Welke vondst heeft het mogelijk gemaakt de overlevering van de bijbeltekst door de soferim en de masoreten te bevestigen?

14 Hoe nauwkeurig werd de tekst door de soferim en de masoreten overgeleverd? Tot 1947 was het moeilijk die vraag te beantwoorden, aangezien de vroegste beschikbare complete Hebreeuwse handschriften uit de tiende eeuw van onze gewone tijdrekening dateerden. Maar in 1947 werden er in grotten in de omgeving van de Dode Zee enkele zeer oude handschriftfragmenten gevonden, met inbegrip van gedeelten van boeken van de Hebreeuwse bijbel. Een aantal fragmenten dateerde uit de tijd vóór Christus. Bijbelgeleerden vergeleken deze met bestaande Hebreeuwse handschriften teneinde de nauwkeurigheid van de overlevering van de tekst te bevestigen. Wat leverde deze vergelijking op?

15. (a) Wat leverde een vergelijking van het Jesajahandschrift (een van de Dode-Zeerollen) met de masoretische tekst op? (b) Wat dienen wij te concluderen uit het feit dat enkele bij de Dode Zee gevonden handschriften een bepaalde hoeveelheid tekstverschillen vertonen? (Zie voetnoot.)

15 Een van de oudste werken die werd ontdekt, was het complete boek Jesaja, en het is verbazingwekkend hoe nauwkeurig de tekst ervan overeenkomt met die van de masoretische bijbel waarover wij thans beschikken. Professor Millar Burrows schrijft: „Vele van de verschillen tussen de [onlangs ontdekte] Jesajarol van [het Syrische] St.-Marcus[klooster] en de masoretische tekst kunnen verklaard worden als vergissingen bij het afschrijven. Afgezien hiervan is er verder over het geheel genomen een opmerkelijke overeenkomst met de tekst zoals die op middeleeuwse manuscripten wordt aangetroffen. Een dergelijke overeenkomst in een manuscript dat zoveel ouder is, vormt een geruststellend getuigenis met betrekking tot de algemene nauwkeurigheid van de traditionele tekst.”7 Burrows voegt eraan toe: „Men mag zich erover verwonderen dat in een periode van ongeveer duizend jaar de tekst zo weinig verandering heeft ondergaan.” *

16, 17. (a) Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat de tekst van de christelijke Griekse Geschriften deugdelijk is? (b) Wat getuigde Sir Frederic Kenyon omtrent de tekst van de Griekse Geschriften?

16 In het geval van het gedeelte van de bijbel dat door christenen in het Grieks is geschreven, het zogenoemde Nieuwe Testament, waren de afschrijvers of kopiisten — in tegenstelling tot de zeer geoefende professionele soferim — veeleer begaafde amateurs. Maar ondanks het feit dat zij gevaar liepen door de autoriteiten gestraft te worden, namen zij hun werk ernstig op. En op grond van twee dingen kunnen wij ervan verzekerd zijn dat wij thans een tekst bezitten die in wezen dezelfde is als die welke door de oorspronkelijke schrijvers werd opgetekend. Ten eerste beschikken wij over handschriften waarvan de schrijfdatum veel dichter bij de tijd ligt waarin het origineel werd geschreven dan het geval is met het Hebreeuwse gedeelte van de bijbel. Eén fragment van het Evangelie van Johannes dateert zelfs uit de eerste helft van de tweede eeuw, nog geen vijftig jaar na de datum waarop Johannes zijn evangelie waarschijnlijk heeft geschreven. Ten tweede vormt louter het aantal handschriften dat bewaard is gebleven, een geweldige demonstratie van de deugdelijkheid van de tekst.

17 In dit verband getuigde Sir Frederic Kenyon: „Er kan niet krachtig genoeg betoogd worden dat de tekst van de bijbel in wezen vaststaat. Dit geldt vooral voor het Nieuwe Testament. Het aantal handschriften van het Nieuwe Testament, vroege vertalingen ervan en aanhalingen die er door de vroegste schrijvers van de Kerk uit zijn gedaan, is zo groot dat het vrijwel zeker is dat de juiste lezing van iedere twijfelachtige passage ergens in een van deze oude bronnen bewaard is gebleven. Dit kan van geen ander oud boek ter wereld gezegd worden.”10

Het volk en hun talen

18, 19. Hoe komt het dat de bijbel niet beperkt is gebleven tot de talen waarin hij oorspronkelijk geschreven werd?

18 De oorspronkelijke talen waarin de bijbel werd geschreven, vormden op den duur eveneens een bedreiging voor zijn voortbestaan. De eerste 39 boeken werden grotendeels in het Hebreeuws, de taal van de Israëlieten, geschreven. Maar Hebreeuws is nooit een algemeen bekende taal geweest. Als de bijbel alleen in die taal was blijven bestaan, zou hij buiten de joodse natie en de weinige buitenlanders die hem konden lezen nooit enige invloed hebben gehad. In de derde eeuw v.G.T. werd er echter een begin mee gemaakt het Hebreeuwse gedeelte van de bijbel ten behoeve van Hebreeën die in Alexandrië (Egypte) woonden, in het Grieks te vertalen. Grieks was toen een internationale taal. Zodoende werd de Hebreeuwse bijbel gemakkelijk toegankelijk voor niet-joden.

19 Toen de tijd aanbrak dat het tweede deel van de bijbel geschreven moest worden, werd er nog steeds in zeer wijde kring Grieks gesproken, dus werden de 27 boeken van de bijbel in die taal geschreven. Maar niet iedereen verstond Grieks. Derhalve verschenen er al gauw vertalingen van zowel het Hebreeuwse als het Griekse gedeelte van de bijbel in de gewone talen van die vroege eeuwen, zoals het Syrisch, Koptisch, Armeens, Georgisch, Gotisch en Ethiopisch. De officiële taal van het Roomse Rijk was Latijn, en er verschenen zo veel Latijnse vertalingen dat er opdracht tot het vervaardigen van een „goedgekeurde vertaling” gegeven moest worden. Deze werd omstreeks 405 G.T. voltooid en kwam bekend te staan als de Vulgaat (wat „populair” of „algemeen” betekent).

20, 21. Wat waren de obstakels voor het voortbestaan van de bijbel, en waarom werden die overwonnen?

20 De bijbel is dus in weerwil van vele obstakels tot de vroege eeuwen van onze gewone tijdrekening blijven bestaan. Degenen die hem vervaardigden, waren verachte en vervolgde minderheden die een moeilijk bestaan in een vijandige wereld leidden. Bij het kopiëren had de tekst van de bijbel gemakkelijk verminkt kunnen worden, maar dit is niet gebeurd. Bovendien is de bijbel ontsnapt aan het gevaar dat hij alleen beschikbaar zou zijn voor mensen die bepaalde talen spraken.

21 Waarom heeft de bijbel dan zo’n zware levensstrijd moeten voeren? De bijbel zelf zegt: „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Johannes 5:19). Met het oog hierop was het te verwachten dat de wereld tegen de gepubliceerde waarheid gekant zou zijn, en dit is ook het geval gebleken. Waarom is de bijbel dan toch blijven bestaan terwijl zo veel andere literaire werken die niet met dezelfde tegenkanting te kampen hadden, in vergetelheid zijn geraakt? De bijbel geeft ook hierop een antwoord, namelijk: „Wat Jehovah zegt, blijft in eeuwigheid” (1 Petrus 1:25). Als de bijbel werkelijk het Woord van God is, kan geen menselijke kracht hem vernietigen. En tot in deze twintigste eeuw is dit waar gebleken.

22. Welke verandering vond er in het begin van de vierde eeuw van onze gewone tijdrekening plaats?

22 In de vierde eeuw van onze gewone tijdrekening gebeurde er echter iets wat uiteindelijk in nieuwe aanvallen op de bijbel resulteerde en een diepgaande invloed op de loop van de geschiedenis van Europa had. Precies tien jaar nadat Diocletianus had getracht alle exemplaren van de bijbel te vernietigen, veranderde het keizerlijke regeringsbeleid en werd het „christendom” als officiële godsdienst erkend. Twaalf jaar later, in 325 G.T., trad tijdens het „christelijke” concilie van Nicea een Romeinse keizer als voorzitter op. Waarom zou zo’n schijnbaar gunstige ontwikkeling hachelijk voor de bijbel blijken te zijn? In het volgende hoofdstuk zullen wij het antwoord hierop krijgen.

[Voetnoten]

^ ¶8 In deze publikatie wordt in plaats van de traditionele aanduiding „n. Chr.” en „v. Chr.”, de nauwkeuriger aanduiding „G.T.” (van de gewone tijdrekening) en „v.G.T.” (vóór de gewone tijdrekening) gebruikt.

^ ¶15 Niet alle bij de Dode Zee gevonden handschriften kwamen zo nauwkeurig overeen met de bewaard gebleven tekst van de bijbel. Sommige vertoonden tamelijk veel tekstverschillen. Deze varianten beduiden echter niet dat de wezenlijke betekenis van de tekst verdraaid is. Volgens Patrick W. Skehan van de Katholieke Universiteit van Amerika vertegenwoordigen de meeste een „herbewerking [van de tekst van de bijbel] op grond van zijn eigen integrale logica, zodat weliswaar de tekstvorm wordt uitgebreid maar de inhoud hetzelfde blijft . . . De houding die eraan ten grondslag ligt, is die van duidelijke eerbied voor een tekst die als heilig wordt beschouwd, een houding van (zoals wij het zouden willen zeggen) de bijbel de bijbel laten verklaren door middel van de overlevering van de tekst zelf.”8

Een andere commentator voegt eraan toe: „Ondanks al de onzekerheden blijft het belangrijke feit bestaan dat de tekst zoals wij die nu bezitten, in hoofdzaak vrijwel de werkelijke woorden bevat van de auteurs die — althans sommigen van hen — bijna drieduizend jaar geleden leefden, en wat verbastering van de tekst betreft hoeven wij geen ernstige twijfel te hebben aangaande de deugdelijkheid van de boodschap die het Oude Testament aan ons wil overbrengen.”9

[Studievragen]

[Kader op blz. 19]

De goedgefundeerde tekst van de bijbel

Om te beseffen hoe goed gefundeerd de tekst van de bijbel is, hoeven wij die slechts te vergelijken met andere literatuur die vanuit de oudheid tot ons is gekomen: de klassieke geschriften van Griekenland en Rome. Het meeste van deze literatuur werd trouwens geschreven nadat de Hebreeuwse Geschriften waren voltooid. Er zijn geen geboekstaafde berichten waaruit blijkt dat er pogingen tot genocide tegen de Grieken of de Romeinen zijn ondernomen, en hun literatuur bleef niet in weerwil van vervólging bewaard. Neem evenwel nota van de commentaren van professor F. F. Bruce:

„Van Caesars Gallische Oorlog (samengesteld tussen 58 en 50 G.T.) zijn nog enkele HSS. voorhanden, maar slechts negen of tien daarvan zijn goed, en het oudste is zo’n 900 jaar na Caesars tijd geschreven.

Van de 142 boeken van de Romeinse geschiedenis van Livius (59 v. Chr.-​17 n. Chr.) zijn er slechts 35 blijven bestaan; deze zijn aan ons bekend uit niet meer dan twintig HSS. die van enige betekenis zijn, waarvan er slechts één, dat fragmenten van de boeken III-VI bevat, uit de vierde eeuw dateert.

Van de veertien boeken van de Historiën van Tacitus (ca. 100 n. Chr.) bestaan er nog slechts vier en een half; van de zestien boeken van zijn Annales bestaan er nog tien compleet en twee gedeeltelijk. De tekst van deze voorhanden zijnde gedeelten van zijn twee grote historische werken stoelt volledig op twee HSS., één uit de negende en één uit de elfde eeuw. . . .

De Historiën van Thucydides (ca. 460-400 v. Chr.) zijn aan ons bekend uit acht HSS., waarvan het oudste uit ca. 900 n. Chr. dateert, alsmede enkele papyrusfragmenten die uit omstreeks het begin van het christelijke tijdperk dateren.

Hetzelfde geldt voor de Historiën van Herodotus (ca. 488-428 v. Chr.). Toch zou geen classicus het oor willen lenen aan een argument waardoor de authenticiteit van Herodotus of Thucydides in twijfel getrokken zou worden omdat de oudste HSS. van hun werken die van enig nut voor ons zijn, 1300 jaar later gedateerd worden dan de originele werken.” — The Books and the Parchments, blz. 180.

Vergelijk dit met het feit dat er duizenden handschriften van diverse gedeelten van de bijbel zijn. En handschriften van de christelijke Griekse Geschriften gaan terug tot nog geen 100 jaar na de tijd dat de oorspronkelijke boeken werden geschreven.

[Illustratie op blz. 13]

De Hebreeën waren een kleine natie die constant door sterkere natiën werd bedreigd. Op deze oude sculptuur wordt afgebeeld hoe enkele Hebreeën door de Assyriërs gevankelijk worden weggevoerd

[Illustratie op blz. 14]

Vóór de uitvinding van de boekdrukkunst werd de Schrift met de hand gekopieerd

[Illustratie op blz. 16]

Een christen zijn, was in de tijd van Nero een halsmisdaad

[Illustratie op blz. 21]

Uit een onderzoek van de Dode-Zeerol van Jesaja bleek dat dit boek in een periode van 1000 jaar vrijwel onveranderd was gebleven

[Illustratie op blz. 23]

Keizer Diocletianus slaagde er niet in de bijbel te vernietigen