Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De Krijgsman-Koning zegeviert te Armageddon

De Krijgsman-Koning zegeviert te Armageddon

Hoofdstuk 39

De Krijgsman-Koning zegeviert te Armageddon

Visioen 13 — Openbaring 19:11-21

Onderwerp: Jezus voert de legers van de hemel aan om Satans samenstel van dingen te vernietigen

Tijd waarin vervuld: Na de vernietiging van Babylon de Grote

1. Wat is Armageddon, en wat gaat eraan vooraf?

ARMAGEDDON — voor velen een angstaanjagend woord! Maar voor wie rechtvaardigheid liefhebben, betekent het de lang verbeide dag waarop Jehovah het laatste oordeel aan de natiën zal voltrekken. Het is geen oorlog van mensen, maar „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” — zijn dag van wraak over de heersers der aarde (Openbaring 16:14, 16; Ezechiël 25:17). De verwoesting van Babylon de Grote zal het begin hebben gevormd van de grote verdrukking. Vervolgens zullen het scharlakengekleurde wilde beest en zijn tien horens, opgehitst door Satan, hun aanval concentreren op Jehovah’s volk. De Duivel, die toorniger is dan ooit op Gods met een vrouw te vergelijken organisatie, is vastbesloten de slachtoffers van zijn bedrog te gebruiken om tot het bittere einde oorlog te voeren tegen de overgeblevenen van haar zaad (Openbaring 12:17). Dit is Satans laatste gelegenheid!

2. Wie is Gog van Magog, en hoe brengt Jehovah hem ertoe Zijn volk aan te vallen?

2 De boosaardige aanval van de Duivel wordt levendig beschreven in Ezechiël hoofdstuk 38. Daar wordt de tot de aarde vernederde Satan „Gog van het land Magog” genoemd. Jehovah slaat figuurlijke haken in Gogs kaken om hem en zijn talrijke krijgsmacht naar de aanval te slepen. Hoe doet hij dit? Door Gog ertoe te brengen Zijn Getuigen te bezien als een weerloos volk „dat uit de natiën vergaderd is, één dat vermogen en bezit vergaart, degenen die op het middelpunt der aarde wonen”. Zij nemen de centrale positie op het wereldtoneel in als het enige volk dat geweigerd heeft het wilde beest en zijn beeld te aanbidden. Hun geestelijke kracht en voorspoed maken Gog woedend! Daarom komen Gog en zijn talrijke krijgsmacht, met inbegrip van het wilde beest uit de zee met zijn tien horens, in groten getale opzetten om hun prooi te doden. In tegenstelling tot Babylon de Grote geniet Gods reine volk echter goddelijke bescherming! — Ezechiël 38:1, 2, 4, 11, 12, 15; Openbaring 13:1.

3. Hoe rekent Jehovah af met Gogs krijgsmacht?

3 Hoe rekent Jehovah af met Gog en heel diens menigte? Luister! „’Ik wil in geheel mijn bergland een zwaard tegen hem oproepen’, is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah. ’Tegen zijn eigen broeder zal het zwaard van een ieder blijken te zijn.’” Maar noch nucleaire noch conventionele wapens zullen baten in die strijd, want Jehovah verklaart: „Ik wil zelf met hem in het gericht treden, met pestilentie en met bloed; en een overstromende stortregen en hagelstenen, vuur en zwavel zal ik laten neerregenen op hem en op zijn krijgsbenden en op de vele volken die met hem zullen zijn. En ik zal mij stellig grootmaken en mij heiligen en mij doen kennen voor de ogen van vele natiën; en zij zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.” — Ezechiël 38:21-23; 39:11; vergelijk Jozua 10:8-14; Rechters 7:19-22; 2 Kronieken 20:15, 22-24; Job 38:22, 23.

Degene die „Getrouw en Waarachtig” wordt genoemd

4. Hoe beschrijft Johannes Jezus Christus in oorlogsuitrusting?

4 Jehovah roept een zwaard op. Wie hanteert dit zwaard? Terugkerend tot de Openbaring vinden wij het antwoord in weer een nieuw opwindend visioen. Voor Johannes’ ogen gaat de hemel open en wordt hem iets werkelijk ontzag inboezemends onthuld — Jezus Christus zelf in oorlogsuitrusting! Johannes deelt ons mee: „En ik zag de hemel geopend, en zie! een wit paard. En degene die erop zat, wordt Getrouw en Waarachtig genoemd, en hij oordeelt en voert oorlog in rechtvaardigheid. Zijn ogen zijn een vuurvlam en op zijn hoofd zijn vele diademen.” — Openbaring 19:11, 12a.

5, 6. Wat wordt te kennen gegeven door (a) het ’witte paard’? (b) de naam „Getrouw en Waarachtig”? (c) ogen als „een vuurvlam”? (d) „vele diademen”?

5 Evenals in het eerdere visioen van de vier ruiters is dit ’witte paard’ een passend symbool van rechtvaardige oorlogvoering (Openbaring 6:2). En wie van Gods zonen zou rechtvaardiger kunnen zijn dan deze machtige Krijgsman? Omdat hij „Getrouw en Waarachtig genoemd” wordt, kan hij niemand anders zijn dan „de getrouwe en waarachtige getuige”, Jezus Christus (Openbaring 3:14). Hij voert oorlog ten einde Jehovah’s rechtvaardige oordelen te voltrekken. Aldus handelt hij in zijn hoedanigheid van Jehovah’s aangestelde Rechter, de „Sterke God” (Jesaja 9:6). Zijn op de komende vurige vernietiging van zijn vijanden gerichte ogen zijn vrees inboezemend, als „een vuurvlam”.

6 Het hoofd van deze Krijgsman-Koning is met diademen gekroond. Het wilde beest dat Johannes uit de zee zag komen, had tien diademen, een afbeelding van zijn tijdelijke heerschappij over het aardse toneel (Openbaring 13:1). Jezus heeft echter „vele diademen”. Zijn glorierijke heerschappij is ongeëvenaard, aangezien hij „Koning [is] van hen die als koningen regeren en Heer van hen die als heren regeren”. — 1 Timótheüs 6:15.

7. Wat is de geschreven naam die Jezus draagt?

7 Johannes vervolgt zijn beschrijving: „Hij draagt een geschreven naam die niemand kent dan hijzelf” (Openbaring 19:12b). De bijbel duidt Gods Zoon al aan met namen als Jezus, Immanuël en Michaël. Maar deze ongenoemde „naam” schijnt betrekking te hebben op de positie en de voorrechten die Jezus gedurende de dag des Heren geniet. (Vergelijk Openbaring 2:17.) Jezus beschrijvend in de situatie waarin hij zich sedert 1914 bevindt, zegt Jesaja: „Zijn naam zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” (Jesaja 9:6). De apostel Paulus bracht Jezus’ naam in verband met Zijn zeer verheven dienstvoorrechten, toen hij schreef: „God [heeft Jezus] . . . tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus elke knie zich zou buigen.” — Filippenzen 2:9, 10.

8. Waarom kan alleen Jezus de geschreven naam kennen, en met wie deelt hij enkele van zijn verheven voorrechten?

8 Jezus’ voorrechten zijn uniek. Afgezien van Jehovah zelf kan alleen Jezus volledig bevatten wat het betekent zulk een hoge positie te bekleden. (Vergelijk Matthéüs 11:27.) Daarom kan van al Gods schepselen alleen Jezus deze naam volledig naar waarde schatten. Niettemin laat Jezus zijn bruid in enkele van deze voorrechten delen. Daarom doet hij de volgende belofte: „Wie overwint . . . ik zal op hem schrijven . . . de nieuwe naam die ik draag.” — Openbaring 3:12.

9. Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat (a) Jezus „getooid [is] met een bovenkleed dat met bloed besprenkeld is”? (b) Jezus „Het Woord van God” wordt genoemd?

9 Johannes voegt eraan toe: „En hij is getooid met een bovenkleed dat met bloed besprenkeld is, en zijn naam wordt genoemd: Het Woord van God” (Openbaring 19:13). Wiens „bloed” is dit? Het zou Jezus’ levensbloed kunnen zijn, dat vergoten werd ten behoeve van de mensheid (Openbaring 1:5). Maar in deze context is het waarschijnlijker dat het betrekking heeft op het bloed van zijn vijanden dat vloeit wanneer Jehovah’s oordelen aan hen voltrokken worden. Het doet ons denken aan het eerdere visioen waarin de wijnstok der aarde wordt geoogst en in de grote wijnpers van de toorn van God wordt getreden totdat het bloed reikt „tot aan de tomen der paarden” — ter aanduiding van een grote overwinning op Gods vijanden (Openbaring 14:18-20). Insgelijks vormt het bloed waarmee Jezus’ bovenkleed besprenkeld is, het bewijs dat zijn overwinning beslissend en volledig is. (Vergelijk Jesaja 63:1-6.) Johannes gewaagt er nu opnieuw van dat Jezus bij een naam wordt genoemd. Ditmaal is het een alom bekende naam — „Het Woord van God” — waardoor deze Krijgsman-Koning wordt geïdentificeerd als Jehovah’s Voornaamste Woordvoerder en Voorvechter van de waarheid. — Johannes 1:1; Openbaring 1:1.

Jezus’ medekrijgslieden

10, 11. (a) Hoe toont Johannes dat Jezus niet alleenstaat in de strijd? (b) Waarop duidt het feit dat de paarden wit zijn en dat de ruiters gekleed gaan in „wit, rein, fijn linnen”? (c) Wie vormen de hemelse „legers”?

10 Jezus voert deze strijd niet alleen. Johannes vertelt ons: „En de legers die in de hemel waren, volgden hem op witte paarden, en ze waren gekleed in wit, rein, fijn linnen” (Openbaring 19:14). Het feit dat de paarden ’wit’ zijn, duidt op een rechtvaardige oorlogvoering. „Fijn linnen” is toepasselijk voor de ruiters van de Koning, en de glanzende, reine witheid ervan wijst op een zuivere, rechtvaardige positie voor Jehovah’s aangezicht. Wie vormen derhalve deze „legers”? Ongetwijfeld behoren de heilige engelen ertoe. Al vroeg in de dag des Heren slingerden Michaël en zijn engelen Satan en zijn demonen uit de hemel (Openbaring 12:7-9). Voorts zal Jezus vergezeld zijn van „alle engelen” wanneer hij op zijn glorierijke troon zit en de natiën en mensen van de aarde oordeelt (Matthéüs 25:31, 32). Stellig zal Jezus in de beslissende oorlog, wanneer Gods oordelen definitief en volledig worden voltrokken, wederom door zijn engelen worden vergezeld.

11 Ook anderen zullen erbij betrokken zijn. Toen Jezus zijn boodschap aan de gemeente in Thyatíra zond, beloofde hij: „Hem die overwint en mijn daden tot het einde toe onderhoudt, zal ik autoriteit over de natiën geven, en hij zal de mensen weiden met een ijzeren staf, zodat zij als lemen vaten in stukken gebroken zullen worden, gelijk ook ik van mijn Vader ontvangen heb” (Openbaring 2:26, 27). Zonder enige twijfel zullen, wanneer de tijd ervoor aanbreekt, diegenen van Christus’ broeders die reeds in de hemel zijn, een aandeel hebben aan het weiden van mensen der natiën met die ijzeren staf.

12. (a) Zullen Gods dienstknechten op aarde deelnemen aan de strijd te Armageddon? (b) Hoe is Jehovah’s volk op aarde bij Armageddon betrokken?

12 Hoe staat het echter met Gods dienstknechten op aarde? De Johannesklasse zal geen actief aandeel aan de strijd te Armageddon hebben; haar loyale metgezellen, die volken uit alle natiën die naar Jehovah’s geestelijke huis van aanbidding zijn gestroomd, zullen dat evenmin. Deze vreedzame mensen hebben zwaarden reeds tot ploegscharen gesmeed (Jesaja 2:2-4). Toch zijn zij er heel sterk bij betrokken! Zoals wij al hebben opgemerkt, wordt Jehovah’s ogenschijnlijk weerloze volk boosaardig aangevallen door Gog en heel zijn menigte. Dat is voor Jehovah’s Krijgsman-Koning het sein om, gesteund door de legers in de hemel, een verdelgingsoorlog tegen die natiën te gaan voeren (Ezechiël 39:6, 7, 11; vergelijk Daniël 11:44–12:1). Als toeschouwers zullen Gods dienstknechten op aarde het hele gebeuren met de grootst mogelijke belangstelling gadeslaan. Armageddon zal hun redding betekenen, en zij zullen tot in eeuwigheid leven als personen die ooggetuigen zijn geweest van de grote oorlog waarin Jehovah gerechtvaardigd werd.

13. Hoe weten wij dat Jehovah’s Getuigen niet tegen alle regeringen zijn?

13 Betekent dit dat Jehovah’s Getuigen tegen alle regeringen zijn? Verre van dat! Zij gehoorzamen de raad van de apostel Paulus: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten.” Zij beseffen dat zolang het huidige samenstel voortduurt, die „superieure autoriteiten” dank zij Gods toelating bestaan om een mate van orde in de menselijke samenleving te handhaven. Dus betalen Jehovah’s Getuigen hun belastingen, gehoorzamen de wetten, eerbiedigen verkeersregels, voldoen aan de registratieplicht, enzovoort (Romeinen 13:1, 6, 7). Verder houden zij zich aan de bijbelse beginselen door waarheidsgetrouw en eerlijk te zijn; naastenliefde te betonen; een sterk, moreel hoogstaand gezinsleven op te bouwen; en hun kinderen tot voorbeeldige burgers op te voeden. Op deze wijze betalen zij niet alleen „caesar . . . terug wat van caesar, maar God wat van God is” (Lukas 20:25; 1 Petrus 2:13-17). Aangezien Gods Woord toont dat de regeringsmachten van deze wereld tijdelijk zijn, bereiden Jehovah’s Getuigen zich thans voor op het vollere leven, het werkelijke leven, waarin zij zich spoedig onder Christus’ Koninkrijksheerschappij zullen verheugen (1 Timótheüs 6:17-19). Hoewel de Getuigen geen aandeel zullen hebben aan de omverwerping van de machten van deze wereld, zijn zij met eerbiedig ontzag vervuld over hetgeen Gods geïnspireerde Woord, de bijbel, zegt betreffende het oordeel dat Jehovah op het punt staat te Armageddon te voltrekken. — Jesaja 26:20, 21; Hebreeën 12:28, 29.

Op naar de laatste strijd!

14. Wat wordt gesymboliseerd door het ’scherpe lange zwaard’ dat uit Jezus’ mond te voorschijn komt?

14 Op wiens gezag voltooit Jezus zijn overwinning? Johannes licht ons in: „En uit zijn mond komt een scherp lang zwaard te voorschijn, om daarmee de natiën te slaan, en hij zal hen weiden met een ijzeren staf” (Openbaring 19:15a). Dat ’scherpe lange zwaard’ vertegenwoordigt Jezus’ door God geschonken gezag om bevelen uit te vaardigen voor de terechtstelling van allen die weigeren Gods koninkrijk te ondersteunen (Openbaring 1:16; 2:16). Deze levendige symboliek stemt overeen met Jesaja’s woorden: „Hij [Jehovah] ging ertoe over mijn mond als een scherp zwaard te maken. In de schaduw van zijn hand heeft hij mij verborgen. En geleidelijk maakte hij mij tot een gepolijste pijl” (Jesaja 49:2). Hier was Jesaja een voorafschaduwing van Jezus, die Gods oordelen bekendmaakt en ze voltrekt als met een pijl die onfeilbaar doel treft.

15. Wie zal op dit punt in de tijd reeds aan de kaak gesteld en geoordeeld zijn, en waarvan zal dit het begin kenmerken?

15 Op dit punt in de tijd zal Jezus reeds gehandeld hebben ter vervulling van Paulus’ woorden: „Want dan zal de wetteloze geopenbaard worden, die door de Heer Jezus weggedaan zal worden door de geest van zijn mond en tenietgedaan zal worden door de manifestatie van zijn tegenwoordigheid.” Ja, Jezus’ tegenwoordigheid (Grieks: pa·rouʹsi·a) heeft zich vanaf 1914 duidelijk geopenbaard door het aan de kaak stellen en oordelen van de mens der wetteloosheid, de geestelijkheid der christenheid. Die tegenwoordigheid zal op spectaculaire wijze gemanifesteerd worden wanneer de tien horens van het scharlakengekleurde wilde beest dat oordeel voltrekken en de christenheid, te zamen met de rest van Babylon de Grote, verwoesten (2 Thessalonicenzen 2:1-3, 8). Dat zal het begin van de grote verdrukking zijn! Daarna richt Jezus zijn aandacht op wat er nog over is van Satans organisatie, in overeenstemming met de profetie: „Hij moet de aarde slaan met de roede van zijn mond; en met de geest van zijn lippen zal hij de goddeloze ter dood brengen.” — Jesaja 11:4.

16. Hoe beschrijven de Psalmen en Jeremia de rol van Jehovah’s aangestelde Krijgsman-Koning?

16 De door Jehovah aangestelde Krijgsman-Koning zal onderscheid maken tussen hen die in leven zullen blijven en hen die zullen sterven. Profetisch tot deze Zoon van God sprekend, zegt Jehovah: „Gij zult ze [de heersers der aarde] breken met een ijzeren scepter, alsof ze een pottenbakkersvat waren, zult gij ze stukslaan.” En Jeremia spreekt zulke verdorven regeringsleiders en hun slaafse volgelingen toe met de woorden: „Jammert, gij herders, en schreeuwt het uit! En wentelt u in het rond, gij majestueuzen van de kudde, want uw dagen voor de slachting en voor uw verstrooiingen zijn vervuld, en gij moet vallen als een begeerlijk vat!” Hoe begeerlijk die heersers wellicht ook waren in de ogen van een goddeloze wereld, één slag met de ijzeren scepter van de Koning zal hen verbrijzelen als werd een aantrekkelijk vat aan scherven geslagen. Het zal precies zo zijn als David betreffende de Heer Jezus profeteerde: „De staf van uw sterkte zal Jehovah uit Sion zenden, zeggend: ’Ga onderwerpen te midden van uw vijanden.’ Jehovah zelf aan uw rechterhand zal stellig koningen verpletteren op de dag van zijn toorn. Hij zal gericht oefenen onder de natiën; hij zal een volheid van dode lichamen veroorzaken.” — Psalm 2:9, 12; 83:17, 18; 110:1, 2, 5, 6; Jeremia 25:34.

17. (a) Hoe beschrijft Johannes de wijze waarop de Krijgsman-Koning als Oordeelsvoltrekker optreedt? (b) Maak melding van enkele profetieën die tonen hoe rampspoedig de dag van Gods toorn voor de natiën zal zijn.

17 Deze machtige Krijgsman-Koning verschijnt opnieuw in het volgende tafereel van het visioen: „Ook treedt hij de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige” (Openbaring 19:15b). In een vorig visioen had Johannes reeds gezien hoe de „wijnpers van de toorn van God” getreden werd (Openbaring 14:18-20). Ook Jesaja beschrijft een terechtstellingswijnpers, en andere profeten vertellen hoe rampspoedig de dag van Gods toorn voor alle natiën zal zijn. — Jesaja 24:1-6; 63:1-4; Jeremia 25:30-33; Daniël 2:44; Zefanja 3:8; Zacharia 14:3, 12, 13; Openbaring 6:15-17.

18. Wat onthult de profeet Joël over de wijze waarop Jehovah alle natiën oordeelt?

18 De profeet Joël brengt een wijnpers in verband met Jehovah’s komst om „alle natiën van rondom te oordelen”. En het is Jehovah die, ongetwijfeld aan Zijn mede-Rechter, Jezus, en diens hemelse legers, het bevel geeft: „Slaat er een sikkel in, want de oogst is rijp geworden. Komt, daalt af, want de wijnpers is vol geworden. De perskuipen vloeien werkelijk over; want hun slechtheid is overvloedig geworden. Menigten, menigten zijn in de laagvlakte der beslissing, want de dag van Jehovah is nabij in de laagvlakte der beslissing. De zon en de maan zelf zullen stellig verduisterd worden en zelfs de sterren zullen werkelijk hun glans intrekken. En uit Sion zal Jehovah zelf brullen, en uit Jeruzalem zal hij zijn stem laten weerklinken. En hemel en aarde zullen stellig schudden; maar Jehovah zal een toevlucht zijn voor zijn volk, en een vesting voor de zonen van Israël. En gijlieden zult moeten weten dat ik Jehovah, uw God, ben.” — Joël 3:12-17.

19. (a) Hoe zal de in 1 Petrus 4:17 gestelde vraag beantwoord worden? (b) Welke naam staat op Jezus’ bovenkleed geschreven, en waarom zal deze toepasselijk blijken te zijn?

19 Dat zal werkelijk een noodlottige dag voor de ongehoorzame natiën en mensen zijn, maar een dag van verlichting voor allen die Jehovah en zijn Krijgsman-Koning tot hun toevlucht hebben gemaakt! (2 Thessalonicenzen 1:6-9) Het oordeel dat in 1918 bij het huis van God begon, zal voortgegaan zijn tot zijn climax, daarmee het antwoord verschaffend op de vraag die in 1 Petrus 4:17 wordt gesteld: „Wat zal . . . het einde zijn van hen die het goede nieuws van God niet gehoorzaam zijn?” De glorierijke Overwinnaar zal de wijnpers tot het einde toe getreden hebben, waardoor wordt aangetoond dat hij de Verhevene is over wie Johannes zegt: „En op zijn bovenkleed, ja, op zijn dij, draagt hij een naam geschreven: Koning der koningen en Heer der heren” (Openbaring 19:16). Hij heeft bewezen oneindig veel machtiger te zijn dan welke aardse heerser of welke menselijke koning of heer maar ook. Zijn waardigheid en luister zijn bovenaards. Hij heeft gereden „voor de zaak van waarheid en ootmoed en rechtvaardigheid” en heeft voor eeuwig gezegevierd! (Psalm 45:4) Op zijn met bloed besprenkelde klederen staat de naam geschreven die hem verleend is door de Soevereine Heer Jehovah, wiens Rechtvaardiger hij is!

De grote avondmaaltijd van God

20. Hoe beschrijft Johannes „de grote avondmaaltijd van God”, waardoor welke vroegere maar soortgelijke profetie voor de geest geroepen wordt?

20 In Ezechiëls visioen worden na de vernietiging van Gogs menigte de vogels en de wilde dieren uitgenodigd voor een feestmaal! Ze ontdoen het landschap van lijken door de dode lichamen van Jehovah’s vijanden te verslinden (Ezechiël 39:11, 17-20). De volgende woorden van Johannes roepen die vroegere profetie levendig voor de geest: „Ik zag ook een engel in de zon staan, en hij riep met een luide stem en zei tot alle vogels die in het midden van de hemel vliegen: ’Komt hier, verzamelt u tot de grote avondmaaltijd van God, om te eten de vleesdelen van koningen en de vleesdelen van militaire bevelhebbers en de vleesdelen van sterke mannen en de vleesdelen van paarden en van hen die daarop zitten, en de vleesdelen van allen, zowel van vrijen als van slaven en van kleinen en groten.’” — Openbaring 19:17, 18.

21. Waarop duidt (a) de vermelding dat de engel ’in de zon staat’? (b) het feit dat de doden op het aardoppervlak blijven liggen? (c) de opsomming van hen wier lijken op de grond zouden blijven liggen? (d) de uitdrukking „de grote avondmaaltijd van God”?

21 De engel ’staat in de zon’, een indrukwekkende positie om de aandacht van de vogels te trekken. Hij nodigt ze uit zich gereed te maken om zich te goed te doen aan het vlees van degenen die op het punt staan door de Krijgsman-Koning en zijn hemelse legers gedood te worden. Het feit dat de doden op het aardoppervlak moeten blijven liggen, geeft te kennen dat zij in openbare schande zullen sterven. Evenals destijds Izébel, zullen zij geen eervolle begrafenis krijgen (2 Koningen 9:36, 37). De opsomming van hen wier lijken op de grond zouden blijven liggen, toont de omvang van de vernietiging: koningen, militaire bevelhebbers, sterke mannen, vrijen en slaven. Geen uitzonderingen. Elk laatste spoor van de opstandige wereld die tegen Jehovah gekant is, zal worden uitgeroeid. Hierna zal er geen rusteloze zee van in verwarring gebrachte mensen meer zijn (Openbaring 21:1). Dit is „de grote avondmaaltijd van God”, aangezien het Jehovah is die de vogels uitnodigt er deel aan te hebben.

22. Hoe vat Johannes het verloop van de laatste oorlog samen?

22 Johannes vat het verloop van de laatste oorlog samen: „En ik zag het wilde beest en de koningen der aarde en hun legers vergaderd om de oorlog te voeren tegen degene die op het paard zat en tegen zijn leger. En het wilde beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die voor zijn ogen de tekenen had verricht waarmee hij degenen had misleid die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld. Levend werden zij beiden in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt. De overigen echter werden gedood met het lange zwaard dat uit de mond te voorschijn kwam van degene die op het paard zat. En alle vogels werden van hun vleesdelen verzadigd.” — Openbaring 19:19-21.

23. (a) In welke zin wordt ’de krijg van die grote dag des almachtigen Gods’ te Armageddon gestreden? (b) Op welke waarschuwing hebben „de koningen der aarde” geen acht geslagen, en met welk gevolg?

23 Na het uitgieten van de zesde schaal van Jehovah’s gramschap berichtte Johannes dat „de koningen der aarde en der gehele wereld” door middel van demonische propaganda werden vergaderd tot ’de krijg van die grote dag des almachtigen Gods’. Deze wordt gestreden te Armageddon — niet een letterlijke plaats, maar de wereldomvattende situatie waardoor de voltrekking van Jehovah’s oordeel noodzakelijk wordt gemaakt (Openbaring 16:12, 14, 16, Statenvertaling). Nu ziet Johannes de gevechtslinies. Daar, opgesteld tegen God, zijn alle „koningen der aarde en hun legers”. Halsstarrig hebben zij geweigerd zich aan Jehovah’s Koning te onderwerpen. Hij had hun een eerlijke waarschuwing gegeven in de geïnspireerde boodschap: „Kust de zoon, opdat [Jehovah] niet vertoornd wordt en gij niet van de weg vergaat.” Omdat zij zich niet aan Christus’ heerschappij hebben onderworpen, moeten zij sterven. — Psalm 2:12.

24. (a) Welk oordeel wordt aan het wilde beest en de valse profeet voltrokken, en in welk opzicht zijn ze nog „levend”? (b) Waarom moet „het meer van vuur” figuurlijk zijn?

24 Het zevenkoppige, tienhoornige wilde beest uit de zee, een afbeelding van Satans politieke organisatie, wordt in de vergetelheid gestort, en samen met hem verdwijnt de valse profeet, de zevende wereldmacht (Openbaring 13:1, 11-13; 16:13). „Levend”, ofte wel nog steeds eensgezind tegenstand biedend tegen Gods volk op aarde, worden ze in „het meer van vuur” geworpen. Is dit een letterlijk meer van vuur? Nee, evenmin als het wilde beest en de valse profeet letterlijke dieren zijn. Het is daarentegen een symbool van volledige, definitieve vernietiging, een plaats waaruit geen terugkeer mogelijk is. Hierin zullen later de dood en Hades alsook de Duivel zelf geslingerd worden (Openbaring 20:10, 14). Het is beslist geen inferno van eeuwige foltering voor de goddelozen, aangezien alleen al het idee van zo’n plaats iets verfoeilijks voor Jehovah is. — Jeremia 19:5; 32:35; 1 Johannes 4:8, 16.

25. (a) Wie zijn degenen die worden „gedood met het lange zwaard . . . van degene die op het paard zat”? (b) Moeten wij verwachten dat enkelen van degenen die „gedood” zijn, een opstanding zullen krijgen?

25 Alle anderen die niet rechtstreeks deel uitmaakten van een regering maar die niettemin een onverbeterlijk deel van deze verdorven mensenwereld vormden, worden eveneens „gedood met het lange zwaard . . . van degene die op het paard zat”. Jezus zal het doodvonnis over hen vellen. Moeten wij, aangezien in hun geval het meer van vuur niet wordt genoemd, verwachten dat zij een opstanding zullen krijgen? Nergens wordt ons meegedeeld dat degenen die op dat tijdstip door Jehovah’s Rechter terechtgesteld worden, uit de doden zullen worden opgewekt. Zoals Jezus zelf verklaarde, gaan allen die geen „schapen” zijn heen „in het eeuwige vuur dat voor de Duivel en zijn engelen is bereid”, dat wil zeggen „in de eeuwige afsnijding” (Matthéüs 25:33, 41, 46). Dit vormt de climax van „de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen”. — 2 Petrus 3:7; Nahum 1:2, 7-9; Maleachi 4:1.

26. Vertel in het kort de afloop van Armageddon.

26 Op deze wijze komt heel Satans aardse organisatie aan haar eind. De „vroegere hemel” van politieke heerschappij is voorbijgegaan. De „aarde”, het schijnbaar permanente samenstel dat Satan door de eeuwen heen heeft opgebouwd, is nu volledig vernietigd. De „zee”, de tegen Jehovah gekante goddeloze mensenmassa, is niet meer (Openbaring 21:1; 2 Petrus 3:10). Wat heeft Jehovah echter voor Satan zelf in petto? Dat vertelt Johannes ons hierna.

[Studievragen]