Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De grote stad wordt verwoest

De grote stad wordt verwoest

Hoofdstuk 36

De grote stad wordt verwoest

Visioen 12 — Openbaring 18:1–19:10

Onderwerp: De val en vernietiging van Babylon de Grote; de bruiloft van het Lam aangekondigd

Tijd waarin vervuld: Vanaf 1919 tot na de grote verdrukking

1. Wat zal het begin van de grote verdrukking kenmerken?

PLOTSELING, schokkend, verwoestend — zo zal de ondergang van Babylon de Grote zijn! Het zal een van de meest catastrofale gebeurtenissen uit de hele geschiedenis zijn en zal het begin kenmerken van de „grote verdrukking . . . zoals er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, neen, en ook niet meer zal voorkomen”. — Matthéüs 24:21.

2. Wat voor rijk is blijven bestaan, hoewel politieke rijken zijn opgekomen en ten onder gegaan?

2 Valse religie is er al heel lang. Ze heeft zonder onderbreking bestaan sedert de dagen van de bloeddorstige Nimrod, die tegen Jehovah gekant was en de mensen ertoe aanzette de toren van Babel te bouwen. Toen Jehovah de spraak van die opstandelingen verwarde en hen over de aarde verstrooide, namen zij Babylons valse religie met zich mee (Genesis 10:8-10; 11:4-9). Sedertdien zijn politieke rijken opgekomen en ten onder gegaan, maar de Babylonische religie is blijven bestaan. Ze heeft vele gedaanten en vormen aangenomen en is tot een wereldrijk van valse religie geworden, in de profetieën aangeduid als Babylon de Grote. Het voornaamste deel ervan is de christenheid, die ontstaan is uit een versmelting van vroeg-Babylonische leringen met afvallige „christelijke” leer. Omdat Babylon de Grote een zeer, zeer lange geschiedenis heeft, valt het veel mensen moeilijk te geloven dat ze ooit vernietigd zal worden.

3. Hoe bevestigt de Openbaring de ondergang van de valse religie?

3 Het is daarom passend dat de Openbaring de ondergang van de valse religie bevestigt door ons twee gedetailleerde beschrijvingen te geven van haar val en de daaropvolgende gebeurtenissen die tot haar totale verwoesting leiden. Wij hebben haar reeds gezien als „de grote hoer” die ten slotte door haar voormalige politieke minnaars wordt verwoest (Openbaring 17:1, 15, 16). Nu, in weer een ander visioen, zullen wij haar te zien krijgen als een stad, het religieuze tegenbeeld van het oude Babylon.

Babylon de Grote valt

4. (a) Welk visioen ziet Johannes vervolgens? (b) Hoe kunnen wij de engel identificeren, en waarom is het passend dat hij de val van Babylon de Grote aankondigt?

4 Johannes vervolgt het verslag door ons te vertellen: Na deze dingen zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen, met grote autoriteit; en de aarde werd verlicht door zijn heerlijkheid. En hij riep met een krachtige stem en zei: ’Ze is gevallen! Babylon de Grote is gevallen’” (Openbaring 18:1, 2a). Het is de tweede keer dat Johannes die door een engel gedane aankondiging hoort. (Zie Openbaring 14:8.) Deze keer wordt echter de gewichtigheid ervan beklemtoond door de luister van de hemelse engel, want zijn heerlijkheid verlicht de gehele aarde! Wie zou die engel kunnen zijn? Eeuwen voordien verklaarde de profeet Ezechiël in een verslag dat hij uitbracht over een hemels visioen, dat „de aarde zelf straalde wegens zijn [Jehovah’s] heerlijkheid” (Ezechiël 43:2). De enige engel die straalt met een heerlijkheid welke met die van Jehovah te vergelijken is, zou de Heer Jezus zijn, die „de weerspiegeling van [Gods] heerlijkheid en de nauwkeurige afdruk van zijn wezen” is (Hebreeën 1:3). In 1914 werd Jezus een hemelse Koning en sedert die tijd heeft hij autoriteit over de aarde uitgeoefend als Jehovah’s mede-Koning en -Rechter. Het is derhalve passend dat hij de val van Babylon de Grote zou aankondigen.

5. (a) Van wie bedient de engel zich om de val van Babylon de Grote bekend te maken? (b) Hoe verging het de christenheid toen het oordeel begon over degenen die belijden „het huis van God” te zijn?

5 Van wie bedient deze met grote autoriteit beklede engel zich om zulk verbazingwekkend nieuws ten overstaan van de mensheid bekend te maken? Welnu, van hetzelfde volk dat als gevolg van die val bevrijd wordt, namelijk de op aarde overgebleven gezalfden, de Johannesklasse. Van 1914 tot 1918 hebben dezen door toedoen van Babylon de Grote veel lijden te verduren gehad, maar in 1918 begonnen de Heer Jehovah en zijn „boodschapper van het [Abrahamitische] verbond”, Jezus Christus, met hun oordeel bij „het huis van God”, degenen die belijden christenen te zijn. Zo werd de afvallige christenheid in het gericht gebracht (Maleachi 3:1; 1 Petrus 4:17). De enorme bloedschuld die ze tijdens de Eerste Wereldoorlog op zich had geladen, haar medeplichtigheid aan het vervolgen van Jehovah’s getrouwe getuigen en haar Babylonische geloofsbelijdenissen vormden niet bepaald een aanbeveling ten tijde van het oordeel; evenmin verdiende enig ander deel van Babylon de Grote Gods goedkeuring. — Vergelijk Jesaja 13:1-9.

6. Waarom kan er gezegd worden dat Babylon de Grote tegen 1919 gevallen was?

6 Zo was tegen 1919 Babylon de Grote gevallen, waardoor voor Gods volk de weg werd geopend tot bevrijding en zij als het ware op één dag in hun land van geestelijke voorspoed werden hersteld (Jesaja 66:8). Tegen dat jaar hadden Jehovah God en Jezus Christus, de Grotere Daríus en de Grotere Cyrus, de aangelegenheden zo gemanoeuvreerd dat de valse religie Jehovah’s volk niet langer in haar greep kon houden. Evenmin kon ze hen ervan weerhouden Jehovah te dienen en aan allen die het konden horen, bekend te maken dat de hoer Babylon de Grote ten ondergang gedoemd is en de rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit ophanden is! — Jesaja 45:1-4; Daniël 5:30, 31.

7. (a) Hoe beschouwde Jehovah Babylon de Grote, hoewel ze in 1919 niet vernietigd werd? (b) Wat was het gevolg voor Jehovah’s volk toen Babylon de Grote in 1919 viel?

7 Weliswaar werd Babylon de Grote in 1919 niet vernietigd — evenmin als de oude stad Babylon in 539 v.G.T. vernietigd werd toen ze door de legers van Cyrus de Pers ten val werd gebracht. Maar van Jehovah’s standpunt uit bezien was die organisatie gevallen. Ze was gerechtelijk veroordeeld en haar wachtte nog slechts de terechtstelling; de valse religie kon Jehovah’s volk derhalve niet langer in gevangenschap houden. (Vergelijk Lukas 9:59, 60.) Zij werden bevrijd om als de getrouwe en beleidvolle slaaf van de Meester te dienen door geestelijk voedsel te rechter tijd te verschaffen. Zij hadden een goedkeurend oordeel ontvangen en kregen de opdracht zich weer actief bezig te houden met Jehovah’s werk. — Matthéüs 24:45-47; 25:21, 23; Handelingen 1:8.

8. Welke gebeurtenis kondigt de wachter uit Jesaja 21:8, 9 aan, en wie in deze tijd wordt door die wachter afgeschaduwd?

8 Duizenden jaren geleden gebruikte Jehovah andere profeten om deze opzienbarende gebeurtenis te voorzeggen. Jesaja sprak over een wachter die „[voorts uitriep] als een leeuw: ’Op de wachttoren, o Jehovah, sta ik onafgebroken bij dag, en op mijn wachtpost heb ik mij gesteld alle nachten.’” En welke gebeurtenis neemt die wachter waar en kondigt hij met de stoutmoedigheid van een leeuw aan? Deze: „Ze is gevallen! Babylon is gevallen, en alle gehouwen beelden van haar goden heeft hij [Jehovah] ter aarde verbrijzeld!” (Jesaja 21:8, 9) Deze wachter is een goede voorafschaduwing van de waakzame Johannesklasse in deze tijd, die zich van het tijdschrift De Wachttoren en andere theocratische publikaties bedient om alom het nieuws bekend te maken dat Babylon gevallen is.

Het verval van Babylon de Grote

9, 10. (a) In welke mate is de invloed van de Babylonische religie sedert de Eerste Wereldoorlog getaand? (b) Hoe beschrijft de machtige engel de gevallen toestand van Babylon de Grote?

9 De val van het oude Babylon in 539 v.G.T. was het begin van een langdurig verval dat eindigde met zijn verwoesting. Op overeenkomstige wijze is sedert de Eerste Wereldoorlog op wereldwijde schaal de invloed van de Babylonische religie opmerkelijk getaand. In Japan werd na de Tweede Wereldoorlog de sjintô-keizeraanbidding verboden. In China beheerst de communistische regering alle religieuze benoemingen en activiteiten. In het protestantse Noord-Europa zijn de meeste mensen onverschillig geworden ten aanzien van religie. En de Rooms-Katholieke Kerk is de laatste tijd verzwakt door schisma’s en interne tweedracht in haar wereldomvattende domein. — Vergelijk Markus 3:24-26.

10 Al deze tendensen maken zonder enige twijfel deel uit van het ’opdrogen van de rivier de Eufraat’ ter voorbereiding voor de komende militaristische aanval op Babylon de Grote. Dit ’opdrogen’ wordt tevens weerspiegeld in de bekendmaking die de paus in oktober 1986 deed dat de kerk „weer bedelaar [moet] worden” — wegens reusachtige financiële tekorten (Openbaring 16:12). In het bijzonder sinds 1919 is Babylon de Grote in het openbaar te kijk gezet als een geestelijke woestenij, precies zoals de machtige engel het hier aankondigt: „En ze is een woonplaats geworden van demonen en een schuilplaats van elke onreine uitwaseming en een schuilplaats van elke onreine en gehate vogel!” (Openbaring 18:2b) Weldra zal ze letterlijk zo’n woestenij zijn, even woest en verlaten als de ruïnes van Babylon in het moderne Irak. — Zie ook Jeremia 50:25-28.

11. In welke zin is Babylon de Grote „een woonplaats geworden van demonen” en ’een schuilplaats van onreine uitwasemingen en van onreine vogels’?

11 Bij het hier gebruikte woord „demonen” dienen wij vermoedelijk te denken aan het woord voor „demonen in bokkegedaanten” (seʽi·rimʹ) dat in Jesaja’s beschrijving van het gevallen Babylon aangetroffen wordt: „En daar zullen de vaste bezoekers van waterloze streken zich stellig legeren, en hun huizen moeten gevuld zijn met oehoes. En daar moeten de struisvogels zich ophouden, en demonen in bokkegedaanten, die zullen daar rondhuppelen” (Jesaja 13:21). Het heeft misschien geen betrekking op letterlijke demonen maar eerder op ruigharige, in de woestijn verblijf houdende dieren die vanwege hun uiterlijk aan demonen deden denken. In de ruïnes van Babylon de Grote duidt het figuurlijke bestaan van zulke dieren, evenals de bedompte, giftige lucht („onreine uitwaseming”) en onreine vogels, op haar geestelijk dode toestand. Ze biedt de mensheid geen enkel levensvooruitzicht. — Vergelijk Efeziërs 2:1, 2.

12. Hoe stemt de situatie waarin Babylon de Grote verkeert, overeen met Jeremia’s profetie in hoofdstuk 50?

12 Haar situatie stemt ook overeen met Jeremia’s profetie: „’Er is een zwaard tegen de Chaldeeën’, is de uitspraak van Jehovah, ’en tegen de inwoners van Babylon en tegen haar vorsten en tegen haar wijzen. . . . Er is een verwoesting over haar wateren, en ze moeten uitdrogen. Want het is een land van gehouwen beelden, en wegens hun schrikwekkende visioenen blijven zij waanzinnig handelen. Daarom zullen de vaste bezoekers van waterloze streken bij de jankende dieren huizen, en de struisvogels moeten erin huizen; en ze zal nimmermeer bewoond worden, noch zal ze verblijf houden van geslacht tot geslacht.’” Afgoderij en het opdreunen van steeds maar weer dezelfde gebeden kan Babylon de Grote niet behoeden voor een vergelding die gelijkenis vertoont met Gods omkering van Sodom en Gomorra. — Jeremia 50:35-40.

Hartstocht opwekkende wijn

13. (a) Hoe vestigt de machtige engel de aandacht op de omvangrijkheid van de hoererij van Babylon de Grote? (b) Welke immoraliteit die hoogtij vierde in het oude Babylon, wordt ook in Babylon de Grote aangetroffen?

13 Vervolgens vestigt de machtige engel de aandacht op de omvangrijkheid van de hoererij van Babylon de Grote, door te verklaren: „Want wegens de hartstocht opwekkende wijn van haar hoererij * zijn alle natiën het slachtoffer geworden, en de koningen der aarde hebben hoererij met haar bedreven, en de reizende kooplieden der aarde zijn rijk geworden ten gevolge van de kracht van haar schaamteloze weelde” (Openbaring 18:3). Ze heeft alle natiën van de mensheid geïndoctrineerd in haar onreine religieuze wegen. In het oude Babylon was, volgens de Griekse geschiedschrijver Herodotus, iedere vrouw verplicht zich één keer in haar leven als prostituee aan te bieden in de tempelaanbidding. Weerzinwekkende seksuele verdorvenheid staat tot op de dag van vandaag afgebeeld in de door oorlogsgeweld beschadigde beeldhouwwerken te Angkor Vat in Kampuchea en in de tempels te Khajuraho (India), die de hindoegod Vishnu tonen omgeven door walgelijke erotische taferelen. In de Verenigde Staten illustreren de onthullingen omtrent immoraliteit die de wereld van tv-evangelisten in 1987, en nogmaals in 1988, op haar grondvesten deden schudden, evenals de onthulling omtrent de wijdverbreide beoefening van homoseksualiteit door religieuze bedienaren, dat zelfs de christenheid schokkende uitwassen van letterlijke hoererij duldt. Toch zijn alle natiën het slachtoffer geworden van een nog ernstiger soort hoererij.

14-16. (a) Welke geestelijk ongeoorloofde religieus-politieke verhouding kwam in het fascistische Italië tot ontwikkeling? (b) Welke verklaringen legden bisschoppen van de Rooms-Katholieke Kerk af toen Italië Abessinië binnenviel?

14 Wij hebben reeds gesproken over de ongeoorloofde religieus-politieke verhouding waardoor Hitler in nazi-Duitsland in razend tempo aan de macht werd gebracht. Ook andere natiën hebben eronder geleden dat religie zich in wereldlijke aangelegenheden mengde. Bijvoorbeeld: In het fascistische Italië werd op 11 februari 1929 het verdrag van Lateranen door Mussolini en kardinaal Gasparri ondertekend, waardoor Vaticaanstad tot een soevereine staat werd gemaakt. Paus Pius XI beweerde dat hij „Italië aan God [had] teruggegeven, en God aan Italië”. Was dat de waarheid? Beschouw eens wat er zes jaar later gebeurde. Op 3 oktober 1935 viel Italië Abessinië binnen, met de bewering dat het „een barbaars land [was] dat nog steeds slavernij beoefent”. Wie was er nu eigenlijk barbaars? Veroordeelde de Katholieke Kerk de barbaarsheid van Mussolini? Terwijl de paus dubbelzinnige uitspraken deed, waren zijn bisschoppen zeer welsprekend in het zegenen van de strijdkrachten van hun Italiaanse „vaderland”. In het boek The Vatican in the Age of the Dictators bericht Anthony Rhodes:

15 „In zijn herderlijk schrijven van 19 oktober [1935] schreef de bisschop van Udine [Italië]: ’Het is voor ons noch de tijd noch de gelegenheid een uitspraak te doen over goed en kwaad in de kwestie. Onze plicht als Italianen, en meer nog als christenen, is onze bijdrage te leveren aan het succes van onze wapens.’ De bisschop van Padua schreef op 21 oktober: ’In de moeilijke uren die wij doormaken, vragen wij u vertrouwen te hebben in onze staatslieden en strijdkrachten.’ Op 24 oktober werden door de bisschop van Cremona een aantal regimentsvlaggen ingezegend met de woorden: ’De zegen van God zij op deze soldaten die, op Afrikaanse bodem, nieuwe en vruchtbare landen zullen veroveren voor de Italiaanse genius, en hun daardoor de Romeinse en christelijke cultuur zullen brengen. Moge Italië opnieuw pal staan als de christelijke mentor voor de gehele wereld.’”

16 Abessinië werd overweldigd, met de zegen van de rooms-katholieke geestelijken. Kan ook maar één van hen in enig opzicht beweren dat hij evenals de apostel Paulus „rein [was] van het bloed van alle mensen”? — Handelingen 20:26.

17. Hoe heeft Spanje eronder geleden dat zijn geestelijken hebben nagelaten „hun zwaarden tot ploegscharen [te] smeden”?

17 Voeg bij Duitsland, Italië en Abessinië nog een natie die het slachtoffer is geworden van de hoererij van Babylon de Grote — Spanje. De Burgeroorlog van 1936-1939 in dat land ontbrandde deels doordat de democratische regering stappen deed om de enorme macht van de Rooms-Katholieke Kerk in te dammen. Toen de oorlog op gang kwam, beschreef de katholieke fascistische leider van de revolutionaire troepen, Franco, zichzelf als „de christelijke generalissimus van de Heilige Kruistocht”, een titel die hij later liet vallen. Verscheidene honderdduizenden Spanjaarden kwamen bij de gevechten om. Afgezien hiervan hadden volgens een conservatieve schatting Franco’s Nationalisten 40.000 leden van het Volksfront vermoord, terwijl het Volksfront op zijn beurt 8000 geestelijken — monniken, priesters, nonnen en novicen — had vermoord. Zo afschuwelijk en tragisch is een burgeroorlog, hetgeen illustreert hoe wijs het is Jezus’ woorden ter harte te nemen: „Steek uw zwaard weer op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard vergaan” (Matthéüs 26:52). Wat weerzinwekkend dat de christenheid zich afgeeft met zulk massaal bloedvergieten! Ja, haar geestelijken hebben volkomen nagelaten „hun zwaarden tot ploegscharen [te] smeden”! — Jesaja 2:4.

De reizende kooplieden

18. Wie zijn „de reizende kooplieden der aarde”?

18 Wie zijn „de reizende kooplieden der aarde”? Ongetwijfeld zouden wij hen tegenwoordig de grote zakenlui, de handelsmagnaten, de uitgekookte jongens van het grote geld noemen. Dit wil niet zeggen dat het verkeerd is op wettige wijze zaken te doen. De bijbel verschaft wijze raad voor zakenlieden door te waarschuwen tegen oneerlijkheid, hebzucht en dergelijke (Spreuken 11:1; Zacharia 7:9, 10; Jakobus 5:1-5). Het grotere gewin is „godvruchtige toewijding gepaard aan het genoegen nemen met wat men heeft” (1 Timótheüs 6:6, 17-19). Satans wereld huldigt echter geen rechtvaardige beginselen. Corruptie viert hoogtij. Ze is te vinden in de religie, in de politiek — en in de grote zakenwereld. Van tijd tot tijd stellen de nieuwsmedia schandalen aan de kaak, zoals verduistering door hoge regeringsfunctionarissen en illegale handel in wapens.

19. Welk feit in verband met de wereldeconomie helpt te verklaren waarom de Openbaring zich zo ongunstig uitlaat over de kooplieden der aarde?

19 In de internationale wapenhandel gaat per jaar al meer dan het duizelingwekkende bedrag van $1.000.000.000.000 om, terwijl honderden miljoenen mensen de eerste levensbehoeften ontberen. Dat is al erg genoeg. Maar de bewapening schijnt een van de pijlers van de wereldeconomie te zijn. Op 11 april 1987 berichtte een artikel in de Londense Spectator: „Als wij alleen de direct betrokken industrieën tellen, zijn er in de VS zo’n 400.000 en in Europa 750.000 banen mee gemoeid. Maar merkwaardig genoeg is met het toenemen van de sociale en economische betekenis van de wapenfabricage de feitelijke kwestie of de producenten goed verdedigd worden, op de achtergrond geraakt.” Er worden enorme winsten gemaakt bij het verhandelen van bommen en ander wapentuig over de hele aarde, zelfs aan potentiële vijanden. Op een dag komen die bommen wellicht in een vurige holocaust terug om de verkopers ervan te vernietigen. Wat een paradox! Voeg daarbij het geknoei rondom de wapenindustrie. Alleen al in de Verenigde Staten, aldus de Spectator, „raakt het Pentagon jaarlijks op onverklaarbare wijze ter waarde van $900 miljoen aan wapens en uitrusting kwijt”. Geen wonder dat de Openbaring zich zo ongunstig uitlaat over de kooplieden der aarde!

20. Welk voorbeeld toont aan dat religie betrokken is bij corrupte zakenpraktijken?

20 Zoals door de glorierijke engel was voorzegd, is religie intens betrokken bij zulke corrupte zakenpraktijken. Neem bijvoorbeeld de betrokkenheid van het Vaticaan bij de ineenstorting van Italiës Banco Ambrosiano in 1982. De affaire heeft zich in de jaren ’80 voortgesleept, waarbij de onbeantwoorde vraag luidt: Waar is het geld gebleven? In februari 1987 vaardigden de magistraten van Milaan een arrestatiebevel uit tegen drie Vaticaanse geestelijken, onder wie een Amerikaanse aartsbisschop, op beschuldiging van medeplichtigheid aan frauduleus bankroet, maar het Vaticaan verwierp een verzoek om uitlevering. Het arrestatiebevel werd in juli 1987, te midden van een stormachtig protest, door het hoogste Hof van Beroep van Italië ongedaan gemaakt op grond van een oud verdrag dat tussen het Vaticaan en de Italiaanse regering bestond.

21. Hoe weten wij dat Jezus geen connecties had met dubieuze zakenpraktijken uit zijn tijd, maar wat zien wij in deze tijd bij de Babylonische religie?

21 Had Jezus connecties met dubieuze zakenpraktijken uit zijn tijd? Nee. Hij bezat zelfs geen onroerend goed, want hij had „geen plaats om zijn hoofd neer te leggen”. Een rijke jonge regeerder kreeg van Jezus de raad: „Verkoop alles wat gij hebt en deel uit aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben; en kom, wees mijn volgeling.” Dat was een voortreffelijke aansporing, want het had ertoe kunnen leiden dat hij van al zijn zorgen over zakelijke aangelegenheden verlost werd (Lukas 9:58; 18:22). In tegenstelling daarmee heeft de Babylonische religie dikwijls onfrisse bindingen met de grote zakenwereld. In 1987 bijvoorbeeld berichtte de Albany Times Union dat de financieel beheerder van het katholieke aartsdiocees Miami (Florida, VS) had toegegeven dat de Kerk aandelen bezat in maatschappijen die kernwapens, voor jeugdige kijkers ongeschikte films, en sigaretten produceren.

„Gaat uit van haar, mijn volk”

22. (a) Wat zegt een stem uit de hemel? (b) Wat leidde in 537 v.G.T. en in 1919 G.T. tot verheuging van de zijde van Gods volk?

22 Johannes’ volgende woorden wijzen op een verdere vervulling van het profetische model: „En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: ’Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen’” (Openbaring 18:4). Tot de profetieën over de val van het oude Babylon die in de Hebreeuwse Geschriften staan, behoort ook Jehovah’s bevel tot zijn volk: „Vlucht uit het midden van Babylon weg” (Jeremia 50:8, 13). Op overeenkomstige wijze wordt met het oog op de komende verwoesting van Babylon de Grote, Gods volk thans dringend aangespoord te vluchten. In 537 v.G.T. veroorzaakte de gelegenheid om uit Babylon te vluchten, grote vreugde onder getrouwe Israëlieten. Op dezelfde wijze leidde de bevrijding van Gods volk uit Babylonische gevangenschap in 1919 tot verheuging van hun zijde (Openbaring 11:11, 12). En sindsdien hebben miljoenen anderen het bevel om te vluchten gehoorzaamd.

23. Hoe beklemtoont de stem uit de hemel de dringende noodzaak om uit Babylon de Grote te vluchten?

23 Is het werkelijk zo dringend noodzakelijk uit Babylon de Grote te vluchten door zich te laten uitschrijven uit de religies der wereld en er volledig mee te breken? Ja, inderdaad, want wij moeten Gods zienswijze bezitten ten aanzien van dit eeuwenoude religieuze wangedrocht, Babylon de Grote. Hij wond er geen doekjes om toen hij haar de grote hoer noemde. Dus nu licht de stem uit de hemel Johannes nader in betreffende deze hoer: „Want haar zonden hebben zich helemaal tot aan de hemel opgehoopt, en God heeft zich haar ongerechtigheden te binnen gebracht. Vergeldt haar gelijk zijzelf vergolden heeft, en doet haar tweemaal zoveel, ja, tweemaal het aantal dingen die zij gedaan heeft; doet in de beker waarin zij een mengsel heeft gedaan, tweemaal zoveel van het mengsel voor haar. In de mate dat ze zichzelf verheerlijkt en in schaamteloze weelde geleefd heeft, geeft haar in die mate pijniging en rouw. Want in haar hart blijft ze zeggen: ’Ik zit als koningin, en ik ben geen weduwe, en ik zal nooit rouw zien.’ Daarom zullen op één dag haar plagen komen, dood en rouw en hongersnood, en ze zal geheel verbrand worden met vuur, want Jehovah God, die haar heeft geoordeeld, is sterk.” — Openbaring 18:5-8.

24. (a) Om wat te vermijden moet Gods volk uit Babylon de Grote vluchten? (b) In welke zonden delen degenen die verzuimen uit Babylon de Grote te vluchten, met haar?

24 Dat is krachtige taal! Er is dus actie vereist. Jeremia spoorde de Israëlieten in zijn tijd dringend tot handelen aan, door te zeggen: „Vlucht uit het midden van Babylon, . . . want het is de tijd van wraak die Jehovah toebehoort. Haar verdiende loon betaalt hij haar. Gaat uit haar midden vandaan, o mijn volk, en laat ieder zijn ziel ontkoming verschaffen voor de brandende toorn van Jehovah” (Jeremia 51:6, 45). Op overeenkomstige wijze waarschuwt de stem uit de hemel Gods volk in deze tijd uit Babylon de Grote te vluchten ten einde geen deel van haar plagen te ontvangen. Jehovah’s met plagen te vergelijken oordelen over deze wereld, met inbegrip van Babylon de Grote, worden thans bekendgemaakt (Openbaring 8:1–9:21; 16:1-21). Gods volk moet zich afscheiden van de valse religie, willen zijzelf niet onder deze plagen lijden en uiteindelijk met haar sterven. Bovendien zouden zij door binnen die organisatie te blijven, in haar zonden delen. Zij zouden evenals zij schuldig zijn aan geestelijk overspel en aan het vergieten van het bloed „van allen die op de aarde geslacht zijn”. — Openbaring 18:24; vergelijk Efeziërs 5:11; 1 Timótheüs 5:22.

25. In welke opzichten ging Gods volk uit het oude Babylon?

25 Maar hoe moet Gods volk van Babylon de Grote uit gaan? In het geval van het oude Babylon moesten de joden de letterlijke reis maken van de stad Babylon helemaal terug naar het Beloofde Land. Maar er was meer bij betrokken dan dat. Jesaja zei profetisch tot de Israëlieten: „Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar, raakt niets onreins aan; gaat uit haar midden vandaan, houdt u rein, gij die het gerei van Jehovah draagt” (Jesaja 52:11). Ja, zij moesten alle onreine praktijken van de Babylonische religie die hun aanbidding van Jehovah zouden kunnen bezoedelen, de rug toekeren.

26. Hoe gehoorzaamden de Korinthische christenen de woorden: ’Gaat uit hun midden vandaan en raakt het onreine niet langer aan’?

26 De apostel Paulus haalde in zijn brief aan de Korinthiërs de woorden van Jesaja aan, toen hij zei: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of wat heeft licht met duisternis gemeen? . . . ’Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af’, zegt Jehovah, ’en raakt het onreine niet langer aan.’” De Korinthische christenen hoefden Korinthe niet te verlaten om dat bevel te gehoorzamen. Maar wel moesten zij in letterlijke zin de onreine tempels van valse religie mijden en zich tevens in geestelijke zin afscheiden van de onreine daden van die afgodenaanbidders. In 1919 begon Gods volk op deze wijze uit Babylon de Grote te vluchten door zich te reinigen van alle hen nog aanklevende onreine leringen en gebruiken. Aldus waren zij in staat hem als zijn gereinigde volk te dienen. — 2 Korinthiërs 6:14-17; 1 Johannes 3:3.

27. Welke parallellen zijn er tussen de oordelen over het oude Babylon en die over Babylon de Grote?

27 De val en uiteindelijke verwoesting van de oude stad Babylon was een straf voor haar zonden. „Want helemaal tot aan de hemel heeft haar oordeel gereikt” (Jeremia 51:9). Insgelijks hebben de zonden van Babylon de Grote „zich helemaal tot aan de hemel opgehoopt”, zodat ze onder de aandacht van Jehovah zelf gekomen zijn. Ze is schuldig aan onrecht, afgoderij, immoraliteit, onderdrukking, roof en moord. De val van de oude stad Babylon geschiedde ten dele uit wraak voor wat ze Jehovah’s tempel en zijn ware aanbidders had aangedaan (Jeremia 50:8, 14; 51:11, 35, 36). De val van Babylon de Grote en haar uiteindelijke vernietiging zijn eveneens uitingen van wraak voor wat ze ware aanbidders door de eeuwen heen heeft aangedaan. Ja, haar definitieve vernietiging vormt het begin van „de dag der wraak van de zijde van onze God”. — Jesaja 34:8-10; 61:2; Jeremia 50:28.

28. Welke maatstaf van gerechtigheid legt Jehovah aan met betrekking tot Babylon de Grote, en waarom?

28 Onder de Mozaïsche wet moest een Israëliet die iets van zijn volksgenoten had gestolen, ten minste het dubbele als vergoeding terugbetalen (Exodus 22:1, 4, 7, 9). Bij de komende vernietiging van Babylon de Grote zal Jehovah een vergelijkbare maatstaf van gerechtigheid aanleggen. Ze moet tweemaal zoveel ontvangen als ze heeft uitgedeeld. Er zal Babylon de Grote geen barmhartigheid worden betoond omdat ze haar slachtoffers geen barmhartigheid heeft betoond. Ze heeft geparasiteerd op de volken der aarde om zelf in „schaamteloze weelde” te kunnen leven. Nu zal ze lijden en rouw ondergaan. Het oude Babylon was van mening dat het in een absoluut veilige positie verkeerde, en snoefde: „Ik zal niet als weduwe zitten, en ik zal het verlies van kinderen niet kennen” (Jesaja 47:8, 9, 11). Ook Babylon de Grote voelt zich veilig. Maar haar door Jehovah, die ’sterk is’, verordende vernietiging zal snel plaatsvinden, als het ware „op één dag”!

[Voetnoot]

^ ¶13 NW, Studiebijbel, voetnoot.

[Studievragen]

[Kader op blz. 263]

De koningen . . . hebben hoererij met haar bedreven”

In het begin van de 19de eeuw smokkelden Europese kooplieden grote hoeveelheden opium China binnen. In maart 1839 trachtten Chinese ambtenaren de illegale handel een halt toe te roepen door 20.000 kisten met het verdovende middel van Britse kooplieden in beslag te nemen. Dit leidde tot spanning tussen Groot-Brittannië en China. Terwijl de betrekkingen tussen de twee landen verslechterden, drongen enkele protestantse zendelingen er met uitspraken zoals de volgende bij Groot-Brittannië op aan een oorlog te beginnen:

„Hoe verheugen deze moeilijkheden mijn hart omdat ik denk dat de Engelse regering misschien woedend wordt en dat God in Zijn macht wellicht de barrières zal slechten die het evangelie van Christus de toegang tot China beletten.” — Henrietta Shuck, zendelinge van de Southern Baptists.

Ten slotte brak er oorlog uit — de oorlog die thans bekendstaat als de Opiumoorlog. Zendelingen moedigden Groot-Brittannië uit de grond van hun hart aan met commentaren zoals:

„Ik voel mij genoopt de huidige stand van zaken achteraf niet zozeer te bezien als een opiumkwestie of een Engelse aangelegenheid, maar veeleer als het grote plan van de Voorzienigheid om de goddeloosheid van de mens dienstbaar te maken aan Zijn voornemens van genade jegens China met het doel zijn muur van exclusiviteit te doorbreken.” — Peter Parker, congregationalistische zendeling.

Een andere congregationalistische zendeling, Samuel W. Williams, voegde eraan toe: „De hand van God is op treffende wijze zichtbaar in alles wat er aan het licht is gekomen, en wij twijfelen er niet aan of Hij die gezegd heeft dat Hij kwam om een zwaard op de aarde te brengen hier gekomen is, en wel ten dienste van de snelle vernietiging van Zijn vijanden en de oprichting van Zijn eigen koninkrijk. Hij zal omverwerpen en omverwerpen totdat Hij de Vredevorst heeft geïnstalleerd.”

Betreffende de afgrijselijke afslachting van Chinese staatsburgers schreef de zendeling J. Lewis Shuck: „Ik beschouw zulke tonelen . . . als de rechtstreekse werktuigen van de Heer om de rommel op te ruimen die de opmars van de Goddelijke Waarheid belemmert.”

De congregationalistische zendeling Elijah C. Bridgman voegde eraan toe: „God heeft dikwijls gebruik gemaakt van de sterke arm van wereldlijke macht om de weg te bereiden voor Zijn koninkrijk . . . Het instrument in deze grootse momenten is menselijk; de leidende kracht goddelijk. De hoge bestuurder van alle natiën heeft zich van Engeland bediend om China te kastijden en te vernederen.” — Citaten ontleend aan „Ends and Means”, 1974, een essay door Stuart Creighton Miller, gepubliceerd in The Missionary Enterprise in China and America (een Harvard-studie onder redactie van John K. Fairbank).

[Kader op blz. 264]

De reizende kooplieden . . . zijn rijk geworden”

„Tussen 1929 en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stelde [Bernadino] Nogara [de financieel beheerder van het Vaticaan] Vaticaans kapitaal beschikbaar en liet mensen als agent van het Vaticaan aan het werk gaan op uiteenlopende terreinen van Italiës economie — in het bijzonder in elektriciteitsvoorziening, telefoonsystemen, kredietverlening en bankwezen, particuliere spoorwegondernemingen en de produktie van landbouwwerktuigen, cement en synthetische textielvezels. Veel van deze activiteiten hebben hun geld ruimschoots opgebracht.

Nogara slokte een aantal maatschappijen op waaronder La Società Italiana della Viscosa, La Supertessile, La Società Meridionale Industrie Tessili en La Cisaraion. Na deze te hebben gefuseerd tot één maatschappij, die hij CISA-Viscosa noemde en onder bewind plaatste van baron Francesco Maria Oddasso, een van de meest vertrouwde Vaticaanse leken, bekokstoofde Nogara vervolgens de overname van de nieuwe maatschappij door Italiës grootste textielfabrikant, SNIA-Viscosa. Uiteindelijk groeide en groeide het Vaticaanse belang in SNIA-Viscosa, en mettertijd kreeg het Vaticaan het heft in handen — getuige het feit dat baron Oddasso vervolgens vice-president werd.

Aldus drong Nogara door in de textielindustrie. In andere industrieën drong hij op andere manieren door, want Nogara had heel wat pijlen op zijn boog. Deze onbaatzuchtige man . . . heeft vermoedelijk meer gedaan om de Italiaanse economie leven in te blazen dan enige andere afzonderlijke zakenman in de geschiedenis van Italië . . . Benito Mussolini was er nooit helemaal in geslaagd het rijk waarvan hij droomde tot stand te brengen, maar hij stelde het Vaticaan en Bernadino Nogara in staat een heerschappij van andere aard te creëren.” — The Vatican Empire, door Nino Lo Bello, blz. 71-73.

Dit is slechts één voorbeeld van de nauwe samenwerking tussen de kooplieden der aarde en Babylon de Grote. Geen wonder dat deze kooplieden zullen rouwen wanneer hun zakelijke compagnon er niet meer is!

[Illustratie op blz. 259]

Toen de mensen over de aarde werden verstrooid, namen zij Babylons religie mee

[Illustraties op blz. 261]

De Johannesklasse maakt als een wachter bekend dat Babylon gevallen is

[Illustratie op blz. 266]

De ruïnes van het oude Babylon zijn een voorteken van de komende verwoesting van Babylon de Grote