Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een zoete en bittere boodschap

Een zoete en bittere boodschap

Hoofdstuk 24

Een zoete en bittere boodschap

Visioen 6 — Openbaring 10:1–11:19

Onderwerp: Het visioen van de kleine boekrol; tempelervaringen; het blazen op de zevende trompet

Tijd waarin vervuld: Vanaf de troonsbestijging van Jezus in 1914 tot de grote verdrukking

1, 2. (a) Wat heeft het tweede wee tot gevolg gehad, en wanneer zal volgens de bekendmaking daaromtrent dit wee voorbij zijn? (b) Wie ziet Johannes nu uit de hemel neerdalen?

HET tweede wee is verwoestend geweest. Het heeft een plaag uitgestort over de christenheid en haar leiders, „een derde deel van de mensen”, die er als geestelijk dood door aan de kaak worden gesteld (Openbaring 9:15). Johannes moet zich daarna wel afgevraagd hebben wat het derde wee zou kunnen brengen. Maar wacht! Het tweede wee is nog niet ten einde — niet voordat wij het punt hebben bereikt dat in Openbaring 11:14 opgetekend staat. Vóór die tijd zal Johannes getuige zijn van een wending in de gebeurtenissen en zal hij zelf een actief aandeel hebben aan de taferelen die hij ziet. Het begint met een ontzag inboezemend schouwspel:

2 „En ik zag een andere sterke engel uit de hemel neerdalen, getooid met een wolk, en er was een regenboog boven zijn hoofd, en zijn aangezicht was als de zon, en zijn voeten waren als vuurzuilen.” — Openbaring 10:1.

3. (a) Wie is de „sterke engel”? (b) Waarop duidt de regenboog boven zijn hoofd?

3 Wie is deze „sterke engel”? Klaarblijkelijk de verheerlijkte Jezus Christus in een andere rol. Hij is getooid met een op onzichtbaarheid duidende wolk, wat ons doet denken aan Johannes’ eerdere woorden over Jezus: „Ziet! Hij komt met de wolken, en elk oog zal hem zien, ook degenen die hem doorstoken hebben” (Openbaring 1:7; vergelijk Matthéüs 17:2-5). De regenboog boven zijn hoofd herinnert ons aan Johannes’ eerdere visioen van Jehovah’s troon, met rondom „een regenboog, van aanzien aan een smaragd gelijk” (Openbaring 4:3; vergelijk Ezechiël 1:28). Die regenboog duidde op de sereniteit en de vrede rondom Gods troon. Insgelijks zou deze regenboog boven het hoofd van de engel hem identificeren als een speciale vredebode, Jehovah’s voorzegde „Vredevorst”. — Jesaja 9:6, 7.

4. Waarop duidt het feit dat (a) het aangezicht van de sterke engel „als de zon” is? (b) de voeten van de engel „als vuurzuilen” zijn?

4 Het aangezicht van de sterke engel was „als de zon”. Eerder had Johannes in zijn visioen van Jezus in de goddelijke tempel opgemerkt dat Jezus’ gelaat was „als de zon, wanneer ze in haar kracht schijnt” (Openbaring 1:16). Jezus schijnt of straalt als „de zon der rechtvaardigheid” met genezing in zijn vleugelen tot zegen van degenen die Jehovah’s naam vrezen (Maleachi 4:2). Niet alleen het aangezicht maar ook de voeten van deze engel zijn glorierijk, „als vuurzuilen”. Zijn onwrikbare houding is als die van Degene aan wie Jehovah „alle autoriteit in de hemel en op aarde” gegeven heeft. — Matthéüs 28:18; Openbaring 1:14, 15.

5. Wat ziet Johannes in de hand van de sterke engel?

5 Voorts ziet Johannes het volgende: „En in zijn hand had hij een kleine geopende boekrol. En hij zette zijn rechtervoet op de zee, maar zijn linker op de aarde” (Openbaring 10:2). Nog een boekrol? Ja, maar deze keer is de boekrol niet verzegeld. Net als Johannes kunnen wij verwachten binnenkort verdere opwindende onthullingen te aanschouwen. Maar voordat het zover is, wordt ons de omlijsting gegeven voor wat zal volgen.

6. (a) Waarom is het passend dat Jezus’ voeten op de aarde en op de zee staan? (b) Wanneer werd Psalm 8:5-8 volledig vervuld?

6 Laten wij terugkeren naar de beschrijving van Jezus. Zijn op vuurzuilen gelijkende voeten staan op de aarde en op de zee, waarover hij nu de volledige autoriteit uitoefent. Het is precies zoals in de profetische psalm wordt gezegd: „Voorts hebt gij [Jehovah] hem [Jezus] ook een weinig minder dan goddelijken gemaakt, en met heerlijkheid en pracht hebt gij hem toen gekroond. Gij doet hem heersen over de werken van uw handen; alles hebt gij onder zijn voeten gelegd: kleinvee en runderen, die allemaal, en ook de dieren van het open veld, de vogels van de hemel en de vissen der zee, al wat langs de paden der zeeën trekt” (Psalm 8:5-8; zie ook Hebreeën 2:5-9). Deze psalm werd volledig vervuld in 1914, toen Jezus als Koning van Gods koninkrijk werd geïnstalleerd en de tijd van het einde begon. Derhalve is datgene wat Johannes hier in een visioen ziet, vanaf dat jaar van toepassing. — Psalm 110:1-6; Handelingen 2:34-36; Daniël 12:4.

De zeven donderslagen

7. Hoe roept de sterke engel, en wat wordt door zijn luide geroep te kennen gegeven?

7 Johannes’ overpeinzing wie deze sterke engel toch wel zou kunnen zijn, wordt door de engel zelf onderbroken: „En hij [de engel] riep met een luide stem, zoals wanneer een leeuw brult. En toen hij riep, lieten de zeven donderslagen hun eigen stemmen horen” (Openbaring 10:3). Zo’n krachtige roep zou Johannes’ aandacht trekken en bevestigen dat Jezus werkelijk „de Leeuw . . . uit de stam Juda” is (Openbaring 5:5). Johannes zou eveneens beseffen dat ook omtrent Jehovah soms wordt gezegd dat hij ’brult’. Jehovah’s gebrul kondigt profetisch aan dat het geestelijke Israël opnieuw wordt bijeenvergaderd en dat de verwoestende „dag van Jehovah” op komst is (Hosea 11:10; Joël 3:14, 16; Amos 1:2; 3:7, 8). Het is derhalve duidelijk dat de met het gebrul van een leeuw te vergelijken roep van deze sterke engel soortgelijke grootse gebeurtenissen voorspelt voor de zee en de aarde. De luide stem nodigt de zeven donderslagen uit te spreken.

8. Wat zijn de ’stemmen van de zeven donderslagen’?

8 Johannes heeft al eerder donderslagen rechtstreeks van Jehovah’s troon horen uitgaan (Openbaring 4:5). In de dagen van David werd de letterlijke donder soms „de stem van Jehovah” genoemd (Psalm 29:3). Toen Jehovah ten tijde van Jezus’ aardse bediening hoorbaar aankondigde dat hij voornemens was zijn eigen naam te verheerlijken, klonk dit velen als donder in de oren (Johannes 12:28, 29). Dat Jehovah zelf als met de ’stemmen van de zeven donderslagen’ zijn voornemens kenbaar maakt, is derhalve een redelijke conclusie. Het feit dat er „zeven” donderslagen zijn, duidt op de volledigheid van wat Johannes hoorde.

9. Welk bevel laat een stem uit de hemel horen?

9 Maar luister! Een andere stem weerklinkt. Deze laat een bevel horen dat Johannes vreemd moet voorkomen: „Toen nu de zeven donderslagen spraken, stond ik op het punt te schrijven; maar ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: ’Verzegel de dingen die de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf ze niet op’” (Openbaring 10:4). Johannes moet die met de stemmen als van donderslagen geuite boodschappen dolgraag hebben willen horen en optekenen, net zoals de Johannesklasse er in deze tijd met verlangen op heeft gewacht dat Jehovah zijn goddelijke voornemens zou onthullen, zodat ze gepubliceerd konden worden. Zulke openbaringen komen alleen op Jehovah’s bestemde tijd. — Lukas 12:42; zie ook Daniël 12:8, 9.

De voltooiing van het heilige geheim

10. Bij wie zweert de sterke engel, en welke verklaring legt hij onder ede af?

10 Intussen heeft Jehovah een andere opdracht voor Johannes. Nadat de zeven donderslagen hebben weerklonken, spreekt de sterke engel wederom: „En de engel die ik op de zee en op de aarde zag staan, hief zijn rechterhand op naar de hemel, en hij zwoer bij Degene die tot in alle eeuwigheid leeft, die de hemel en wat daarin is en de aarde en wat daarop is en de zee en wat daarin is, heeft geschapen: ’Er zal geen uitstel meer zijn’” (Openbaring 10:5, 6). Bij wie zweert de sterke engel? De verheerlijkte Jezus zweert niet bij zichzelf maar bij de hoogste Autoriteit over alles, Jehovah, de onsterfelijke Schepper van de hemel en de aarde (Jesaja 45:12, 18). Door deze eed verzekert de engel Johannes dat er van Gods zijde geen verder uitstel zal zijn.

11, 12. (a) Wat wordt bedoeld met de woorden „er zal geen uitstel meer zijn”? (b) Wat wordt tot een einde gebracht?

11 Het hier met „uitstel” vertaalde Griekse woord is chroʹnos, dat letterlijk „tijd” betekent. Sommigen hebben derhalve gemeend dat deze verklaring van de engel als volgt vertaald moet worden: „Er zal geen tijd meer zijn”, alsof de tijd zoals wij die kennen, zal eindigen. Maar het woord chroʹnos wordt hier zonder bepalend lidwoord gebruikt. Het betekent daarom niet tijd in het algemeen doch veeleer „een tijd” of „een tijdsperiode”. Met andere woorden, er zal door Jehovah geen verdere tijdsperiode (of geen verder uitstel) verleend worden. Een Grieks werkwoord dat van chroʹnos is afgeleid, wordt ook in Hebreeën 10:37 gebruikt, waar Paulus een aanhaling doet uit Habakuk 2:3, 4 en schrijft: „Hij die komt, . . . zal niet uitblijven.”

12 „Er zal geen uitstel meer zijn” — wat klinken die woorden de ouder wordende Johannesklasse thans aangenaam in de oren! In welk opzicht is er geen uitstel? Johannes deelt ons mee: „Maar in de dagen waarin de zevende engel zich laat horen, wanneer hij op het punt staat op zijn trompet te blazen, wordt het heilige geheim van God overeenkomstig het goede nieuws dat hij aan zijn eigen slaven, de profeten, heeft bekendgemaakt, inderdaad tot een einde gebracht” (Openbaring 10:7). Jehovah’s tijd is aangebroken om zijn heilige geheim tot een gelukkige climax te brengen, met schitterend succes!

13. Wat is het heilige geheim van God?

13 Wat is dit heilige geheim? Het houdt verband met het voor het eerst in Eden beloofde Zaad, dat voornamelijk Jezus Christus bleek te zijn (Genesis 3:15; 1 Timótheüs 3:16). Het heeft ook te maken met de identiteit van de vrouw uit wie het Zaad voortkomt (Jesaja 54:1; Galaten 4:26-28). Verder omvat het de secundaire leden van de zaadklasse en het Koninkrijk waarin het Zaad regeert (Lukas 8:10; Efeziërs 3:3-9; Kolossenzen 1:26, 27; 2:2; Openbaring 1:5, 6). Het goede nieuws over dit unieke hemelse koninkrijk moet gedurende de tijd van het einde op de gehele aarde gepredikt worden. — Matthéüs 24:14.

14. Waarom wordt het derde wee in verband gebracht met Gods koninkrijk?

14 Dit is beslist het allerbeste nieuws. Toch wordt in Openbaring 11:14, 15 het derde wee in verband gebracht met het Koninkrijk. Waarom? Omdat het uitbazuinen van het goede nieuws dat het heilige geheim van God tot een einde wordt gebracht — dat wil zeggen dat Gods Messiaanse koninkrijk opgericht is — voor degenen van de mensheid die de voorkeur geven aan Satans samenstel van dingen, rampzalig nieuws is. (Vergelijk 2 Korinthiërs 2:16.) Het betekent dat de wereldordening die hun zo goed bevalt, op het punt staat vernietigd te worden. De stemmen van de zeven donderslagen die zulke onheilspellende stormwaarschuwingen inhouden, worden duidelijker en luider naarmate Jehovah’s grote dag van wraak naderbij komt. — Zefanja 1:14-18.

De geopende boekrol

15. Wat wordt Johannes door de stem uit de hemel en de sterke engel gezegd te doen, en welke uitwerking heeft dit op Johannes?

15 Terwijl Johannes wacht totdat er op deze zevende trompet wordt geblazen en het heilige geheim van God tot een einde wordt gebracht, krijgt hij nog een opdracht: „En de stem die ik uit de hemel hoorde, spreekt wederom met mij en zegt: ’Ga, neem de geopende boekrol welke zich in de hand bevindt van de engel die op de zee en op de aarde staat.’ En ik ging naar de engel toe en zei hem de kleine boekrol aan mij te geven. En hij zei tot mij: ’Neem ze en eet ze op, en ze zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal ze zoet zijn als honing.’ En ik nam de kleine boekrol uit de hand van de engel en at ze op, en in mijn mond was ze zoet als honing; maar toen ik ze opgegeten had, werd mijn buik bitter. En zij zeggen tot mij: ’Gij moet wederom profeteren met betrekking tot volken en natiën en talen en vele koningen.’” — Openbaring 10:8-11.

16. (a) Hoe had de profeet Ezechiël een soortgelijke ervaring als Johannes? (b) Waarom smaakte de kleine boekrol zoet voor Johannes, maar waarom was ze bitter te verteren?

16 Deze ervaring van Johannes komt vrijwel overeen met wat de profeet Ezechiël ondervond toen hij zich in het land Babylonië in ballingschap bevond. Ook hij kreeg de opdracht een boekrol te eten die zoet smaakte in zijn mond. Maar toen hij zich ermee gevoed had, gaf dit hem de verantwoordelijkheid bittere dingen voor het opstandige huis van Israël te voorzeggen (Ezechiël 2:8–3:15). De geopende boekrol die de verheerlijkte Jezus Christus aan Johannes geeft, bevat eveneens een goddelijke boodschap. Johannes moet met betrekking tot „volken en natiën en talen en vele koningen” prediken. Zich met deze boekrol te voeden, is zoet voor hem omdat ze van een goddelijke bron afkomstig is. (Vergelijk Psalm 119:103; Jeremia 15:15, 16.) Maar hij vindt die boekrol bitter te verteren omdat ze — evenals destijds in het geval van Ezechiël — onverkwikkelijke dingen voor opstandige mensen voorzegt. — Psalm 145:20.

17. (a) Wie zeggen Johannes dat hij „wederom” moet profeteren, en wat houdt dit bevel in? (b) Wanneer zou het indrukwekkende beeld dat Johannes zag, vervuld worden?

17 Degenen die Johannes zeggen dat hij wederom moet profeteren, zijn ongetwijfeld Jehovah God en Jezus Christus. Ofschoon Johannes op het eiland Patmos in ballingschap is, heeft hij door middel van de inlichtingen die tot dusver in het boek Openbaring opgetekend zijn, reeds betreffende volken, natiën, talen en koningen geprofeteerd. Het woord „wederom” houdt in dat hij de verdere inlichtingen moet optekenen en bekendmaken die in het boek Openbaring staan. Maar houd in gedachte dat Johannes hier werkelijk aan het profetische visioen deelneemt. Wat hij optekent, is in feite een profetie die vervuld moet worden na 1914, het tijdstip waarop de sterke engel met zijn ene voet op de aarde en zijn andere voet op de zee gaat staan. Wat houdt dit indrukwekkende beeld derhalve thans voor de Johannesklasse in?

De kleine boekrol in deze tijd

18. Welke belangstelling toonde de Johannesklasse aan het begin van de dag des Heren voor het boek Openbaring?

18 Wat Johannes ziet, is een opmerkelijke afschaduwing van datgene wat de Johannesklasse aan het begin van de dag des Heren heeft ondervonden. Hun begrip van Jehovah’s voornemens, onder meer ook van wat de zeven donderslagen behelzen, was toen onvolledig. Niettemin waren zij intens geïnteresseerd in de Openbaring, en Charles Taze Russell had tijdens zijn leven op vele delen ervan commentaar gegeven. Na zijn dood in 1916 werden vele van zijn geschriften verzameld en gepubliceerd in een boek getiteld The Finished Mystery. Mettertijd bleek dit boek als een uitleg van de Openbaring echter onbevredigend te zijn. Het overblijfsel van Christus’ broeders moest voor een nauwkeurig begrip van dat geïnspireerde verslag nog een poosje langer wachten, totdat de visioenen in vervulling begonnen te gaan.

19. (a) Hoe werd de Johannesklasse zelfs voordat de stemmen van de zeven donderslagen volledig bekendgemaakt waren, door Jehovah God gebruikt? (b) Wanneer werd de kleine geopende boekrol aan de Johannesklasse gegeven, en wat hield dit voor hen in?

19 Maar net als Johannes werden zij zelfs nog voordat de stemmen van de zeven donderslagen volledig bekendgemaakt waren, door Jehovah gebruikt. Zij hadden vóór 1914 veertig jaar lang ijverig gepredikt en hadden alle mogelijke moeite gedaan om tijdens de Eerste Wereldoorlog actief te blijven. Zij hadden er blijk van gegeven degenen te zijn die, toen de meester aankwam, ermee bezig waren de huisknechten voedsel te rechter tijd te geven (Matthéüs 24:45-47). Derhalve waren zij degenen aan wie in 1919 de kleine geopende boekrol werd gegeven — dat wil zeggen, een openlijke, onverbloemde boodschap die tot de mensen gepredikt moest worden. Net als Ezechiël hadden zij een boodschap voor een ontrouwe organisatie — de christenheid — die beweerde God te dienen maar dit in feite niet deed. Evenals Johannes moesten zij nog meer prediken betreffende „volken en natiën en talen en vele koningen”.

20. Wat werd afgebeeld door het feit dat Johannes de boekrol opat?

20 Dat Johannes de boekrol opat, beeldde af dat Jezus’ broeders deze toewijzing aanvaardden. Ze werd zozeer een deel van hen dat zij nu met dit gedeelte uit Gods geïnspireerde Woord vereenzelvigd werden en het hun tot voedsel werd. Maar wat zij moesten prediken, bevatte uitingen van Jehovah’s oordelen die voor velen van de mensheid niet te verteren waren. Ja, ook de plagen die in Openbaring hoofdstuk 8 voorzegd waren, behoorden hiertoe. Het was voor deze oprechte christenen echter een zoete ervaring op de hoogte te zijn van deze oordelen en te beseffen dat zij opnieuw door Jehovah werden gebruikt om ze bekend te maken. — Psalm 19:9, 10.

21. (a) Hoe is de boodschap van de kleine boekrol ook voor de grote schare zoet geworden? (b) Waarom is het goede nieuws slecht nieuws voor tegenstanders?

21 Mettertijd werd de boodschap van deze boekrol ook zoet voor de leden van de „grote schare . . . uit alle natiën en stammen en volken en talen”, die zuchtten vanwege de verfoeilijkheden die, zoals zij zagen, in de christenheid werden bedreven (Openbaring 7:9; Ezechiël 9:4). Ook dezen maken het goede nieuws energiek bekend en bedienen zich van zoete, minzame woorden ten einde een beschrijving te geven van Jehovah’s schitterende voorziening voor met schapen te vergelijken christenen (Psalm 37:11, 29; Kolossenzen 4:6). Maar voor tegenstanders is dit slecht nieuws. Waarom? Het betekent dat het samenstel waarop zij vertrouwen — en dat hun misschien zelfs een kortstondige voldoening heeft geschonken — moet verdwijnen. Voor hen beduidt het goede nieuws de ondergang. — Filippenzen 1:27, 28; vergelijk Deuteronomium 28:15; 2 Korinthiërs 2:15, 16.

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 160]

De Johannesklasse en hun metgezellen maken een zoete en bittere boodschap aan de hele mensheid bekend