Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het tweede wee — legers der ruiterij

Het tweede wee — legers der ruiterij

Hoofdstuk 23

Het tweede wee — legers der ruiterij

1. Wat is er, ondanks de pogingen van de geestelijken om de sprinkhanen uit te roeien, gebeurd, en waar wijst de komst van nog twee weeën op?

VANAF 1919 heeft de symbolische sprinkhaneninvasie in de christenheid de geestelijken veel ongerief bezorgd. Zij hebben geprobeerd de sprinkhanen uit te roeien, maar die zijn in steeds grotere aantallen blijven opkomen (Openbaring 9:7). En dat is nog niet alles! Johannes schrijft: „Het ene wee is voorbij. Zie! Er komen nog twee weeën na deze dingen” (Openbaring 9:12). Er wachten de christenheid nog meer pijnigende plagen.

2. (a) Wat gebeurt er wanneer de zesde engel op zijn trompet blaast? (b) Wat beeldt de ’ene stem uit de hoornen van het gouden altaar’ af? (c) Waarom wordt er van vier engelen gewag gemaakt?

2 Waardoor wordt het tweede wee veroorzaakt? Johannes schrijft: „En de zesde engel blies op zijn trompet. En ik hoorde één stem uit de hoornen van het gouden altaar, dat voor Gods aangezicht staat, tot de zesde engel, die de trompet had, zeggen: ’Maak de vier engelen los die zijn vastgebonden bij de grote rivier de Eufraat’” (Openbaring 9:13, 14). De engelen worden losgemaakt in gehoorzaamheid aan de stem die uit de hoornen van het gouden altaar komt. Dit is het gouden reukaltaar, en bij twee voorgaande gelegenheden is het reukwerk uit de gouden schalen van dit altaar in verband gebracht met de gebeden van de heiligen (Openbaring 5:8; 8:3, 4). Derhalve beeldt deze ene stem de verenigde gebeden van de heiligen op aarde af. Zij smeken of zijzelf bevrijd mogen worden voor verdere energieke dienst als Jehovah’s „boodschappers”, want dit is de grondbetekenis van het hier met „engelen” vertaalde Griekse woord. Waarom zijn er vier engelen? Dit symbolische aantal schijnt erop te duiden dat zij zo georganiseerd zouden zijn dat zij de gehele aarde kunnen bestrijken. — Openbaring 7:1; 20:8.

3. In welke zin waren de vier engelen „vastgebonden bij de grote rivier de Eufraat”?

3 In welke zin waren die engelen „vastgebonden bij de grote rivier de Eufraat”? De Eufraat vormde in de oudheid de noordoostelijke grens van het land dat Jehovah aan Abraham had beloofd (Genesis 15:18; Deuteronomium 11:24). Blijkbaar waren de engelen aan de grens van het hun door God geschonken land, of aardse domein van activiteit, beteugeld en konden zij zich niet volledig wijden aan de dienst die Jehovah voor hen in petto had. De Eufraat hield ook op een in het oog springende wijze verband met de stad Babylon, en na de val van Jeruzalem in 607 v.G.T. brachten de vleselijke Israëlieten daar zeventig jaar in gevangenschap door, „vastgebonden bij de grote rivier de Eufraat” (Psalm 137:1). In het jaar 1919 werden de geestelijke Israëlieten in een soortgelijke troosteloze situatie van beteugeling vastgehouden en vroegen zij Jehovah om leiding.

4. Welke opdracht hebben de vier engelen, en hoe wordt die volbracht?

4 Gelukkig kan Johannes berichten: „En de vier engelen, die zijn gereedgehouden voor het uur en de dag en de maand en het jaar, werden losgemaakt om een derde deel van de mensen te doden” (Openbaring 9:15). Jehovah is iemand die nauwkeurig de tijd meet. Hij heeft een tijdschema en houdt zich eraan. Derhalve worden deze boodschappers precies op het vastgestelde moment losgemaakt en op tijd om datgene te volbrengen wat zij moeten doen. Denkt u zich hun vreugde eens in toen zij in 1919 uit knechtschap werden bevrijd, gereed om aan het werk te gaan! Zij hebben niet alleen een opdracht om te pijnigen, maar om uiteindelijk „een derde deel van de mensen te doden”. Dit staat in verband met de plagen die door het blazen op de eerste vier trompetten werden aangekondigd en waardoor een derde deel van de aarde, de zee, de schepselen in de zee, de waterbronnen en rivieren, en de hemelse lichtbronnen werd getroffen (Openbaring 8:7-12). De vier engelen gaan verder. Zij „doden”, dat wil zeggen, zij stellen de geestelijk dode toestand van de christenheid volledig aan de kaak. Als met trompetten uitgebazuinde bekendmakingen, waarmee in 1922 is begonnen en die tot op deze tijd voortduren, brengen dit tot stand.

5. Hoe heeft in 1927 met betrekking tot de christenheid het geluid van de zesde trompet weerklonken?

5 Vergeet niet dat de engel in de hemel er net mee was begonnen op de zesde trompet te blazen. Als reactie daarop werd in Toronto (Ontario, Canada) het zesde van de reeks internationale jaarlijkse congressen van de Bijbelonderzoekers gehouden. Het programma dat daar op zondag 24 juli 1927 werd gepresenteerd, werd uitgezonden via een netwerk van 53 radiostations, de grootste keten van zendstations tot op die tijd. Die gesproken boodschap bereikte een gehoor van mogelijk vele miljoenen. Eerst werd door middel van een krachtige resolutie de christenheid als geestelijk dood aan de kaak gesteld en werd de volgende uitnodiging gedaan: „In dit uur van verslagenheid nodigt Jehovah God de volken uit, de ’christenheid’ of het ’georganiseerde christendom’ prijs te geven, voor altijd te verlaten en zich er geheel van af te wenden . . .; [laten] de volken de toewijding huns harten en hun trouw geheel aan Jehovah God en Zijn Koning en koninkrijk schenken.” „Vrijheid voor de volken” was de titel van de openbare lezing die daarop volgde. J. F. Rutherford hield deze lezing op zijn gebruikelijke dynamische manier, die paste bij „het vuur en de rook en de zwavel” die Johannes vervolgens in het visioen ziet.

6. Hoe beschrijft Johannes de legers der ruiterij die hij vervolgens ziet?

6 „En het aantal van de legers der ruiterij was twee myriaden maal myriaden; ik hoorde het aantal van hen. En aldus zag ik in het visioen de paarden en hen die erop zaten: zij hadden vuurrode en hyacintblauwe en zwavelgele borstharnassen; en de koppen van de paarden waren als leeuwekoppen, en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel. Door deze drie plagen werd een derde deel van de mensen gedood, ten gevolge van het vuur en de rook en de zwavel die uit hun bek kwamen.” — Openbaring 9:16-18.

7, 8. (a) Onder wiens leiding stormt de ruiterij te voorschijn? (b) Welke overeenkomsten zijn er tussen de ruiterij en de sprinkhanen die eraan voorafgegaan zijn?

7 Blijkbaar stormt deze ruiterij onder leiding van de vier engelen met donderend geweld te voorschijn. Wat een vreesaanjagend schouwspel! Denkt u zich uw reactie eens in wanneer zo’n ruiterij in gesloten gelederen op u zou afstormen! Alleen al bij de aanblik ervan zou u de schrik om het hart slaan. Hebt u echter opgemerkt hoezeer deze ruiterij overeenkomt met de sprinkhanen die eraan voorafgegaan zijn? De sprinkhanen geleken op paarden; de ruiterij bestaat werkelijk uit paarden. Het gaat in beide gevallen derhalve om een theocratische oorlogvoering (Spreuken 21:31). De sprinkhanen hadden tanden als die van leeuwen; de paarden van de ruiterij hebben koppen als leeuwekoppen. Beide houden derhalve verband met de moedige Leeuw uit de stam Juda, Jezus Christus, die hun Leider, Bevelhebber en Voorbeeld is. — Openbaring 5:5; Spreuken 28:1.

8 Zowel de sprinkhanen als de ruiterij hebben een aandeel aan Jehovah’s oordeelswerk. De sprinkhanen kwamen te voorschijn uit de rook die wee en vernietigend vuur voor de christenheid voorspelde; uit de bekken van de paarden komt vuur, rook en zwavel. De sprinkhanen hadden ijzeren borstharnassen, wat erop duidde dat hun hart beschermd was door onbuigzame toewijding aan rechtvaardigheid; de ruiterij draagt rode, blauwe en gele borstharnassen, een weerspiegeling van het vuur, de rook en de zwavel afkomstig van de dodelijke oordeelsboodschappen die uit de bekken van de paarden stromen. (Vergelijk Genesis 19:24, 28; Lukas 17:29, 30.) De sprinkhanen hadden staarten gelijk schorpioenen om te pijnigen; de paarden hebben staarten gelijk slangen om te doden! Het schijnt dat datgene waarmee de sprinkhanen zijn begonnen, met grotere intensiteit door de ruiterij voltooid moet worden.

9. Wat wordt door de ruiterij afgebeeld?

9 Wat wordt derhalve door deze ruiterij afgebeeld? Evenals de gezalfde Johannesklasse er een begin mee had gemaakt de met trompetgeschal te vergelijken aankondiging van Jehovah’s tegen de christenheid gerichte oordeel van goddelijke wraak te doen horen, terwijl ze tevens de autoriteit had om ’te steken en letsel toe te brengen’, zouden wij mogen verwachten dat dezelfde thans levende groep wordt gebruikt om te „doden”, dat wil zeggen bekend te maken dat de christenheid en haar geestelijken in geestelijk opzicht volledig dood zijn, door Jehovah verworpen en klaar voor „de vuuroven” van eeuwige vernietiging. Ja, heel Babylon de Grote moet vergaan (Openbaring 9:5, 10; 18:2, 8; Matthéüs 13:41-43). Voorafgaande aan haar vernietiging gebruikt de Johannesklasse echter „het zwaard van de geest, dat is Gods woord,” om de met de dood te vergelijken toestand van de christenheid te ontmaskeren. Dit figuurlijke doden van „een derde deel van de mensen” geschiedt onder leiding van de vier engelen en de ruiters op de paarden (Efeziërs 6:17; Openbaring 9:15, 18). Dit duidt erop dat terwijl de ontzag inboezemende groep Koninkrijksverkondigers voorwaarts stormt in de strijd, zij onder toezicht van de Heer Jezus Christus op juiste wijze georganiseerd zijn en theocratisch bestuurd worden.

Twee myriaden maal myriaden

10. In welk opzicht bedraagt het aantal van de ruiterij twee myriaden maal myriaden?

10 Hoe kan deze ruiterij uit een aantal van twee myriaden maal myriaden bestaan? Een myriade is letterlijk 10.000. Twee myriaden maal myriaden zou dus 200 miljoen zijn. * Gelukkig zijn er nu miljoenen Koninkrijksverkondigers, maar hun aantal ligt ver beneden de honderden miljoenen! Denk echter aan Mozes’ woorden in Numeri 10:36: „Keer toch weder, o Jehovah, tot de myriaden der duizenden van Israël.” (Vergelijk Genesis 24:60.) Dat zou letterlijk betekenen: ’Keer toch weder tot de tientallen miljoenen van Israël.’ In Mozes’ tijd telde Israël echter slechts ongeveer twee tot drie miljoen mensen. Wat beduidden Mozes’ woorden dan? Ongetwijfeld had hij in gedachten dat het aantal der Israëlieten onbepaald moest blijven als „de sterren aan de hemel en als de zandkorrels die aan de zeeoever zijn”, en niet geteld moest worden (Genesis 22:17; 1 Kronieken 27:23). Hij gebruikte het woord voor „myriade” derhalve om een groot maar niet specifiek vastgesteld aantal aan te duiden. Volgens The New English Bible luidt dit vers derhalve: „Laat u neer, o HEER van de ontelbare duizenden van Israël.” Dit stemt overeen met een tweede definitie van het woord voor „myriade”, zoals die in Griekse en Hebreeuwse woordenboeken gegeven wordt: „een ontelbare menigte”, een „menigte”. — The New Thayer’s Greek-English Lexicon of the New Testament; A Hebrew and English Lexicon of the Old Testament van Gesenius, vertaald door Edward Robinson.

11. Wat zou ervoor nodig zijn, wil de Johannesklasse zelfs maar in symbolisch opzicht tot myriaden worden?

11 Niettemin bedraagt het aantal van de leden van de Johannesklasse die nog op aarde zijn, minder dan 10.000 — minder dan één letterlijke myriade. Hoe zouden zij vergeleken kunnen worden met de ontelbare duizenden waaruit de ruiterij bestaat? Zouden zij om zelfs maar in symbolisch opzicht tot myriaden te worden, geen versterking nodig hebben? Die hebben zij nodig gehad en door Jehovah’s onverdiende goedheid ook gekregen! Waar is die versterking vandaan gekomen?

12, 13. Welke historische ontwikkelingen van 1918 tot 1935 gaven te kennen waar de aanvullende versterking vandaan zou komen?

12 Van 1918 tot 1922 begon de Johannesklasse de gekwelde mensheid het gelukkige vooruitzicht voor ogen te houden dat ’miljoenen nu levende mensen nimmer zullen sterven’. In 1923 werd ook bekendgemaakt dat de schapen uit Matthéüs 25:31-34 leven op aarde onder Gods koninkrijk zouden beërven. Een soortgelijke hoop werd geboden in de brochure Vrijheid voor de volken, die op het internationale congres in 1927 verkrijgbaar werd gesteld. In het begin van de jaren ’30 werd aangetoond dat de oprechte Jonadabklasse en de „mannen die zuchten en kermen” over de treurige geestelijke toestand der christenheid, identiek zijn met de symbolische schapen die aardse levensvooruitzichten hebben (Ezechiël 9:4; 2 Koningen 10:15, 16). Met het doel zulke personen naar de hedendaagse „toevluchtssteden” te leiden, zei De Wachttoren van oktober 1934: „Diegenen die tot de Jonadabklasse behooren, hebben het geluid van God’s bazuin gehoord en hebben [acht geslagen] op de waarschuwing, door naar God’s organisatie te vluchten en zich met God’s volk te verbinden, . . . en daar moeten zij blijven.” — Numeri 35:6.

13 In 1935 werden de leden van deze Jonadabklasse speciaal uitgenodigd voor het congres van Jehovah’s Getuigen in Washington D.C. (VS). Daar hield J. F. Rutherford op vrijdag 31 mei zijn beroemde lezing „De grote schare”, waarin hij duidelijk aantoonde dat deze groep uit Openbaring 7:9 overeenkwam met de schapen uit Matthéüs 25:33 — een opgedragen groep met aardse vooruitzichten. Als een voorbode van toekomstige dingen werden op dat congres 840 nieuwe Getuigen gedoopt, van wie de meesten tot de grote schare behoorden. *

14. Zou de grote schare een aandeel hebben aan de aanval van de symbolische ruiterij, en welk vaste besluit werd in 1963 tot uitdrukking gebracht?

14 Heeft deze grote schare een aandeel aan de aanval der ruiterij die in 1922 werd ingezet en waarop vooral tijdens het in 1927 in Toronto gehouden congres de nadruk gelegd werd? Onder leiding van de vier engelen, de gezalfde Johannesklasse, heeft ze hier beslist een aandeel aan! Op het in 1963 rond de wereld gehouden „Eeuwig goed nieuws”-congres heeft ze samen met de Johannesklasse een bezielende resolutie aangenomen. Hierin werd verklaard dat de wereld wordt „geconfronteerd met een aardbeving van wereldberoering zoals er nog nooit is geweest, en al haar politieke instellingen en haar moderne religieuze Babylon zullen aan stukken worden geschud”. Het vaste besluit werd tot uitdrukking gebracht dat „wij onpartijdig aan alle volken het ’eeuwige goede nieuws’ [zullen] blijven bekendmaken betreffende Gods Messiaanse koninkrijk en betreffende zijn oordelen, die voor zijn vijanden als plagen zijn, maar die ter bevrijding van alle personen die God, de Schepper, op aanvaardbare wijze met geest en met waarheid willen aanbidden, voltrokken zullen worden”. Deze resolutie werd op 24 grote vergaderingen over de hele aardbol geestdriftig aangenomen door in totaal 454.977 congresgangers, van wie ruim 95 procent tot de grote schare behoorde.

15. (a) Welk percentage van de werkers die Jehovah in 2005 in het veld gebruikte, bestond uit leden van de grote schare? (b) Hoe wordt de eenheid die er tussen de grote schare en de Johannesklasse bestaat, door Jezus’ gebed in Johannes 17:20, 21 tot uitdrukking gebracht?

15 De grote schare is ermee voortgegaan haar onvoorwaardelijke eenheid met de Johannesklasse kenbaar te maken door samen met hen deel te nemen aan het uitstorten van de plagen over de christenheid. In 2005 bestond meer dan 99,8 procent van de werkers die Jehovah in het veld gebruikt, uit leden van deze grote schare. Zij zijn volkomen in eendracht met de leden van de Johannesklasse, aangaande wie Jezus in Johannes 17:20, 21 het volgende gebed opzond: „Niet alleen betreffende dezen doe ik een verzoek, maar ook betreffende hen die door hun woord geloof in mij stellen, opdat zij allen één mogen zijn, evenals gij, Vader, in eendracht met mij zijt en ik in eendracht met u ben, dat ook zij in eendracht met ons mogen zijn, opdat de wereld moge geloven dat gij mij hebt uitgezonden.” Terwijl de gezalfde Johannesklasse onder Jezus’ leiding vooropgaat, neemt de ijverige grote schare samen met hen deel aan de meest verwoestende aanval van de ruiterij die zich ooit in de menselijke geschiedenis heeft voorgedaan! *

16. (a) Hoe beschrijft Johannes de bekken en staarten van de „paarden”? (b) Hoe heeft Jehovah de mond van zijn volk voor dienst toegerust? (c) Wat komt overeen met het feit dat ’hun staarten op slangen gelijken’?

16 Die ruiterij moet voor de strijd worden toegerust. En hoe wonderbaarlijk heeft Jehovah daarin voorzien! Johannes beschrijft de toerusting als volgt: „Want de macht van de paarden is in hun bek en in hun staart; want hun staarten gelijken op slangen en hebben koppen, en hiermee brengen zij schade toe” (Openbaring 9:19). Jehovah heeft zijn opgedragen, gedoopte bedienaren tot deze dienst geordineerd. Door middel van de theocratische bedieningsschool en andere gemeentevergaderingen en scholen heeft hij hun het woord leren prediken, zodat zij met „de tong der onderwezenen” gezaghebbend kunnen spreken. Hij heeft zijn woorden in hun mond gelegd en hen uitgezonden om zijn oordelen „in het openbaar en van huis tot huis” bekend te maken (2 Timótheüs 4:2; Jesaja 50:4; 61:2; Jeremia 1:9, 10; Handelingen 20:20). De Johannesklasse en de grote schare hebben een met de „staarten” van de paarden te vergelijken stekende boodschap achtergelaten doordat zij in de loop der jaren miljarden bijbels, boeken, brochures en tijdschriften hebben verspreid. Voor hun tegenstanders, die aangezegd krijgen dat Jehovah hun in de toekomst „schade” zal toebrengen, schijnen deze legers der ruiterij werkelijk als twee myriaden maal myriaden. — Vergelijk Joël 2:4-6.

17. Hebben Jehovah’s Getuigen in landen waar geen lectuur verspreid kan worden omdat het werk verboden is, een aandeel aan de aanval van de ruiterij? Leg dit uit.

17 Een zeer ijverige divisie van deze ruiterij bestaat uit broeders in landen waar het werk van Jehovah’s Getuigen verboden is. Als schapen te midden van wolven moeten zij „zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven” zijn. In gehoorzaamheid aan Jehovah kunnen zij niet ophouden te spreken over de dingen die zij gezien en gehoord hebben (Matthéüs 10:16; Handelingen 4:19, 20; 5:28, 29, 32). Moeten wij concluderen dat zij, aangezien zij over weinig of geen gedrukt materiaal voor verspreiding in het openbaar beschikken, geen aandeel hebben aan de aanval van de ruiterij? Beslist niet! Zij hebben hun mond en de autoriteit van Jehovah om die te gebruiken voor het uiteenzetten van bijbelse waarheden. Dit doen zij, op informele en overredende wijze, door bijbelstudies op te richten en „de velen tot rechtvaardigheid [te] brengen” (Daniël 12:3). Hoewel zij misschien niet met hun staarten steken in die zin dat zij onverbloemde lectuur achterlaten, komt er symbolisch vuur en symbolische rook en zwavel uit hun mond terwijl zij tactvol en met oordeel des onderscheids getuigenis geven aangaande Jehovah’s naderbij komende dag van rechtvaardiging.

18. In hoeveel talen en in welke aantallen heeft deze ruiterij de met een plaag te vergelijken boodschap in gedrukte vorm verbreid?

18 Op andere plaatsen blijft de Koninkrijkslectuur de Babylonische leerstellingen en praktijken van de christenheid aan de kaak stellen, waardoor haar in figuurlijk opzicht verdiende schade wordt toegebracht. Door gebruik te maken van de modernste drukprocédés heeft deze grote menigte der ruiterij in de 68 jaar voorafgaande aan 2005 in meer dan 450 talen der aarde miljarden bijbels, boeken, tijdschriften en brochures kunnen verspreiden — vele malen meer dan een letterlijk aantal van twee myriaden maal myriaden. Wat hebben die staarten een steken toegebracht!

19, 20. (a) Hoe hebben sommigen in landen ver buiten de christenheid gereageerd, hoewel de christenheid het specifieke doelwit is van de met een plaag te vergelijken boodschappen? (b) Hoe beschrijft Johannes de reactie van de mensen in het algemeen?

19 Jehovah wilde dat deze met een plaag te vergelijken boodschap „een derde deel van de mensen [zou] doden”. Derhalve is de christenheid haar specifieke doelwit geweest. Maar de boodschap is doorgedrongen tot landen ver buiten de christenheid, met inbegrip van vele landen waar de huichelachtigheid van de religies der christenheid algemeen bekend is. Zijn de mensen van deze landen dichter tot Jehovah genaderd omdat zij hebben gezien hoe deze verdorven religieuze organisatie door de plaag is getroffen? Velen van hen wel! Er is een bereidwillige reactie geweest onder zachtmoedige en welwillende mensen die in gebieden buiten de directe invloedssfeer van de christenheid wonen. Maar de reactie van de mensen in het algemeen wordt door Johannes als volgt beschreven: „Maar de overige mensen, die niet gedood werden door deze plagen, hadden geen berouw van de werken van hun handen, zodat zij de demonen en de afgoden van goud en zilver en koper en steen en hout, die noch zien noch horen noch lopen kunnen, niet zouden aanbidden; en zij hadden geen berouw van hun moorden, noch van hun spiritistische praktijken, noch van hun hoererij, noch van hun diefstallen” (Openbaring 9:20, 21). Er zal geen wereldbekering van zulke onberouwvolle personen zijn. Allen die in hun goddeloze wegen volharden, zullen op de grote dag van Jehovah’s rechtvaardiging het van Hem afkomstige ongunstige oordeel onder de ogen moeten zien. Maar ’een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal veilig ontkomen’. — Joël 2:32; Psalm 145:20; Handelingen 2:20, 21.

20 Wat wij zojuist hebben besproken, maakt deel uit van het tweede wee. Zoals wij in de hierna volgende hoofdstukken zullen zien, komt er nog meer voordat dit wee volledig is uitgestort.

[Voetnoten]

^ ¶10 Commentary on Revelation, door Henry Barclay Swete, merkt betreffende het aantal „twee myriaden maal myriaden” op: „Deze enorme aantallen verbieden ons naar een letterlijke vervulling te zoeken, en de beschrijving die volgt, steunt deze gevolgtrekking.”

^ ¶13 Zie de voorgaande blz. 119-126; ook Vindication, Deel III, in 1932 uitgegeven door Jehovah’s Getuigen, blz. 83, 84.

^ ¶15 In tegenstelling tot de sprinkhanen hadden de legers der ruiterij die door Johannes werden gezien, niet iets „wat leek op kronen, aan goud gelijk,” op hun hoofd (Openbaring 9:7). Dit komt overeen met het feit dat de grote schare, waaruit het merendeel van de ruiterij in deze tijd bestaat, niet de hoop heeft in Gods hemelse koninkrijk te regeren.

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 149]

Het blazen op de zesde trompet luidt het tweede wee in

[Illustraties op blz. 150, 151]

De vier engelen leiden de grootste aanval van de ruiterij die er ooit geweest is

[Illustraties op blz. 153]

De ontelbare menigte der ruiterij heeft talloze miljoenen bijbelse publikaties verspreid

[Illustraties op blz. 154]

De overige mensen hadden geen berouw