Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het zegevierende nieuwe lied zingen

Het zegevierende nieuwe lied zingen

Hoofdstuk 29

Het zegevierende nieuwe lied zingen

Visioen 9 — Openbaring 14:1-20

Onderwerp: De 144.000 zijn met het Lam op de berg Sion; engelen doen bekendmakingen die over de hele aarde weerklinken; oogsten worden binnengehaald

Tijd waarin vervuld: 1914 tot de grote verdrukking

1. Wat zijn wij met betrekking tot Openbaring hoofdstuk 7, 12 en 13 reeds te weten gekomen, en wat zullen wij nu vernemen?

HOE verfrissend is het onze aandacht op Johannes’ volgende visioen te richten! In tegenstelling tot de groteske met beesten te vergelijken organisaties van de draak, zien wij nu Jehovah’s loyale dienstknechten en hun activiteiten gedurende de dag des Heren (Openbaring 1:10). Openbaring 7:1, 3 heeft ons reeds onthuld dat de vier winden van vernietiging tegengehouden worden totdat al deze 144.000 gezalfde slaven verzegeld zijn. Openbaring 12:17 heeft bekendgemaakt dat deze „overgeblevenen van [het] zaad [van de vrouw]” gedurende die tijd het speciale doelwit worden van Satan, de draak. En Openbaring hoofdstuk 13 heeft een levendige beschrijving gegeven van de politieke organisaties die door Satan op aarde in het leven zijn geroepen om een intense druk op Jehovah’s getrouwe dienstknechten uit te oefenen en hen wreed te vervolgen. Maar die aartsvijand kan Gods voornemen niet dwarsbomen! Wij zullen nu vernemen dat in weerwil van Satans boosaardige activiteiten alle 144.000 zegevierend worden bijeenvergaderd.

2. Welk toekomstbeeld van een gelukkige afloop geeft Johannes ons in Openbaring 14:1, en wie is het Lam?

2 Aan Johannes, en met hem aan de Johannesklasse in deze tijd, wordt een toekomstbeeld van die gelukkige afloop gegeven: „En ik zag, en zie! het Lam stond op de berg Sion, en met hem honderd vierenveertig duizend, die zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven droegen” (Openbaring 14:1). Zoals wij hebben gezien, komt dit Lam overeen met de Michaël die de hemel reinigde door de Duivel en zijn demonen eruit te werpen. Hij is de Michaël die door Daniël wordt beschreven als degene „die ten behoeve van de zonen van [Gods] volk optreedt” terwijl hij zich gereedmaakt om ’op te staan’ ten einde Jehovah’s rechtvaardige oordelen te voltrekken (Daniël 12:1; Openbaring 12:7, 9). Sinds 1914 staat dit Lam Gods, dat zijn leven ten offer heeft gebracht, als de Messiaanse Koning op de berg Sion.

3. Wat is „de berg Sion” waarop het Lam en de 144.000 ’staan’?

3 Het is precies zoals Jehovah heeft voorzegd: „Ik, ja ik, heb mijn koning geïnstalleerd op Sion, mijn heilige berg” (Psalm 2:6; 110:2). Hiermee wordt niet meer gedoeld op de aardse berg Sion, die in het aardse Jeruzalem lag, de stad waar menselijke koningen in de geslachtslijn van David plachten te regeren (1 Kronieken 11:4-7; 2 Kronieken 5:2). Nee, want Jezus werd na zijn dood en opstanding in 33 G.T. als fundament-hoeksteen op de hemelse berg Sion geïnstalleerd, de plaats in de hemel waar Jehovah besloten had de „stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem,” te vestigen. Hier is „de berg Sion” derhalve een afbeelding van de verheven positie van Jezus en zijn medeërfgenamen, die te zamen het hemelse Jeruzalem ofte wel het Koninkrijk vormen (Hebreeën 12:22, 28; Efeziërs 3:6). Het is de luisterrijke koninklijke situatie waartoe Jehovah hen gedurende de dag des Heren verheft. Eeuwenlang hebben gezalfde christenen, als „levende stenen”, er vurig naar uitgezien verenigd met de verheerlijkte Heer Jezus Christus in zijn majestueuze koninkrijk op die hemelse berg Sion te staan. — 1 Petrus 2:4-6; Lukas 22:28-30; Johannes 14:2, 3.

4. In welk opzicht staan alle 144.000 op de berg Sion?

4 Johannes ziet niet alleen Jezus maar de voltallige groep van de 144.000 medeërfgenamen van het hemelse koninkrijk op de berg Sion staan. In de tijd die in het visioen wordt afgebeeld, zijn velen, doch niet allen, van de 144.000 reeds in de hemel. Later in hetzelfde visioen verneemt Johannes dat sommigen van de heiligen nog moeten volharden en in getrouwheid moeten sterven (Openbaring 14:12, 13). Klaarblijkelijk zijn sommigen van de 144.000 dus nog op aarde. Hoe kan Johannes hen dan allen met Jezus op de berg Sion zien staan? * Omdat zij, als leden van de gemeente van gezalfde christenen, nu „genaderd [zijn] tot een berg Sion en een stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem” (Hebreeën 12:22). Evenals Paulus toen hij nog op aarde was, zijn zij reeds — in geestelijk opzicht — opgewekt om in eendracht met Christus Jezus in de hemelse gewesten te zijn (Efeziërs 2:5, 6). Bovendien hebben zij in 1919 gehoor gegeven aan de uitnodiging: „Stijgt hierheen op”, en in figuurlijk opzicht „stegen zij tot in de hemel op” (Openbaring 11:12). Met het oog op deze schriftplaatsen kunnen wij begrijpen dat alle 144.000 zich — geestelijk gesproken — met Jezus Christus op de berg Sion bevinden.

5. De namen van wie staan op het voorhoofd van de 144.000 geschreven, en wat is de betekenis van elke naam?

5 De 144.000 hebben niets uit te staan met de aanbidders van het wilde beest, die het symbolische getal 666 als merkteken dragen (Openbaring 13:15-18). Deze loyalen daarentegen hebben de naam van God en van het Lam op hun voorhoofd geschreven staan. Ongetwijfeld zag Johannes, die een jood was, Gods naam in Hebreeuwse lettertekens, יהוה. * Doordat de naam van Jezus’ Vader symbolisch gesproken op het voorhoofd van deze verzegelden geschreven staat, maken zij aan allen kenbaar dat zij Jehovah’s getuigen, Zijn slaven, zijn (Openbaring 3:12). Dat ook Jezus’ naam op hun voorhoofd wordt gezien, duidt erop dat zij Jezus als hun Eigenaar erkennen. Hij is de „man” met wie zij verloofd zijn, en zij vormen zijn toekomstige „bruid”, „een nieuwe schepping” die God dient met het vooruitzicht op hemels leven (Efeziërs 5:22-24; Openbaring 21:2, 9; 2 Korinthiërs 5:17). De intieme verhouding waarin zij tot Jehovah en Jezus Christus staan, is van invloed op al hun gedachten en handelingen.

Als het ware een nieuw lied zingen

6. Wat voor gezang hoort Johannes, en hoe beschrijft hij het?

6 In overeenstemming hiermee bericht Johannes: „En ik hoorde een geluid uit de hemel als het geluid van vele wateren en als het geluid van zware donder; en het geluid dat ik hoorde, was als van zangers die zichzelf op de harp begeleiden, spelend op hun harpen. En zij zingen als het ware een nieuw lied vóór de troon en vóór de vier levende schepselen en de oudere personen; en niemand kon zich dat lied eigen maken dan de honderd vierenveertig duizend, die van de aarde zijn gekocht” (Openbaring 14:2, 3). Geen wonder dat Johannes, als hij 144.000 stemmen in één melodieus koor verenigd hoort, aan bulderende watervallen en rollende donderslagen denkt. Wat lieflijk klinkt die duidelijk hoorbare begeleiding op de harpen! (Psalm 81:2) Welke samenzang op aarde zou ooit zo prachtig kunnen klinken als dit schitterende koor?

7. (a) Wat is het nieuwe lied uit Openbaring 14:3? (b) In welk opzicht is het lied uit Psalm 149:1 in onze tijd nieuw?

7 En wat is dit ’nieuwe lied’? Zoals wij hebben opgemerkt bij de bespreking van Openbaring 5:9, 10, houdt het lied verband met Jehovah’s Koninkrijksvoornemens en zijn wonderbaarlijke voorziening om door bemiddeling van Jezus Christus het geestelijke Israël „tot een koninkrijk en tot priesters voor onze God” te maken. Het is een loflied voor Jehovah waarin de nieuwe dingen bekendgemaakt worden die hij door middel van het Israël Gods en ten behoeve ervan tot stand brengt (Galaten 6:16). De leden van dit geestelijke Israël geven gehoor aan de uitnodiging van de psalmist: „Looft Jah! Zingt Jehovah een nieuw lied, zijn lof in de gemeente van loyalen. Israël verheuge zich in zijn grote Maker, de zonen van Sion — laten zij blij zijn in hun Koning” (Psalm 149:1, 2). Deze woorden werden weliswaar eeuwen geleden opgetekend, maar in onze tijd zijn ze met een nieuw begrip gezongen. In 1914 werd het Messiaanse koninkrijk geboren (Openbaring 12:10). In 1919 begon Jehovah’s volk op aarde „het woord van het koninkrijk” met hernieuwde ijver bekend te maken (Matthéüs 13:19). Gestimuleerd door de jaartekst voor 1919 (Jesaja 54:17) en aangemoedigd door hun herstel tot een geestelijk paradijs begonnen zij in dat jaar ’Jehovah met muziek in hun hart toe te zingen’. — Efeziërs 5:19.

8. Waarom kunnen alleen de 144.000 het nieuwe lied uit Openbaring 14:3 leren?

8 Maar waarom kunnen alleen de 144.000 het in Openbaring 14:3 vermelde lied leren? Omdat het te maken heeft met hun ervaringen als uitverkoren erfgenamen van Gods koninkrijk. Alleen zij worden als zonen van God aangenomen en met heilige geest gezalfd. Alleen zij zijn van de aarde gekocht om een deel van dat hemelse koninkrijk te worden, en alleen zij „zullen priesters . . . zijn” en duizend jaar lang met Jezus Christus „als koningen regeren” ten einde de mensheid tot volmaaktheid te brengen. Alleen zij worden in het visioen gezien als personen die in Jehovah’s eigen aanwezigheid ’als het ware een nieuw lied zingen’. * Deze unieke ervaringen en vooruitzichten geven hun een buitengewoon grote waardering voor het Koninkrijk en stellen hen in staat het te bezingen op een wijze zoals niemand anders het ooit zou kunnen. — Openbaring 20:6; Kolossenzen 1:13; 1 Thessalonicenzen 2:11, 12.

9. Hoe heeft de grote schare op het gezang van de gezalfden gereageerd, en overeenkomstig welke aansporing hebben zij aldus gehandeld?

9 Niettemin luisteren anderen en reageren op hun gezang. Sedert 1935 heeft een groeiende grote schare andere schapen hun zegevierende lied gehoord en is ertoe bewogen zich bij hen aan te sluiten in het bekendmaken van Gods koninkrijk (Johannes 10:16; Openbaring 7:9). Deze nieuwkomers kunnen weliswaar niet precies hetzelfde nieuwe lied leren zingen als door de toekomstige regeerders van Gods koninkrijk wordt gezongen. Maar ook zij verheffen hun stem in een melodieus koor van lofzang voor Jehovah, een lied waarin Jehovah wordt geprezen voor de nieuwe dingen die hij tot stand brengt. Aldus geven zij gehoor aan de aansporing van de psalmist: „Zingt Jehovah een nieuw lied. Zingt Jehovah toe, gij mensen van heel de aarde. Zingt Jehovah toe, zegent zijn naam. Vertelt van dag tot dag het goede nieuws van de redding door hem. Maakt onder de natiën zijn heerlijkheid bekend, onder alle volken zijn wonderwerken. Schrijft aan Jehovah, o gij families der volken, schrijft aan Jehovah heerlijkheid en sterkte toe. Zegt onder de natiën: ’Jehovah zelf is koning geworden.’” — Psalm 96:1-3, 7, 10; 98:1-9.

10. Hoe kunnen de 144.000 „vóór” de symbolische 24 oudere personen zingen?

10 Hoe kunnen de 144.000 „vóór” de oudere personen zingen, aangezien de 24 oudere personen de 144.000 in hun glorierijke hemelse positie zijn? Vroeg in de dag des Heren werden degenen „die dood [waren] in eendracht met Christus” als geestelijke schepselen opgewekt. Derhalve zijn getrouwe gezalfde christenen die overwonnen hebben, nu in de hemel, waar zij symbolisch gesproken taken vervullen te vergelijken met die van de 24 afdelingen waarvan tot de priesterschap behorende oudsten deel uitmaakten. Zij zijn opgenomen in het visioen van Jehovah’s hemelse organisatie (1 Thessalonicenzen 4:15, 16; 1 Kronieken 24:1-18; Openbaring 4:4; 6:11). De nog op aarde vertoevende leden van het overblijfsel van de 144.000 zingen het nieuwe lied derhalve vóór, of in het gezicht van, hun uit de doden opgewekte broeders in de hemel.

11. Om welke reden worden de gezalfde overwinnaars als de 24 oudere personen en tevens als de 144.000 aangeduid?

11 Op dit punt aangeland, zouden wij ook kunnen vragen: Waarom worden deze gezalfde overwinnaars als de symbolische 24 oudere personen en tevens als de 144.000 aangeduid? Omdat de Openbaring deze ene groep vanuit twee verschillende gezichtspunten beschouwt. De 24 oudere personen worden altijd in hun uiteindelijke positie rondom Jehovah’s troon getoond, als geïnstalleerde koningen en priesters in de hemel. Zij beelden de hele groep van de 144.000 in hun hemelse positie af, hoewel een klein overblijfsel van hen thans nog op aarde is (Openbaring 4:4, 10; 5:5-14; 7:11-13; 11:16-18). Openbaring hoofdstuk 7 richt de aandacht echter op de 144.000 als personen die uit het midden van de mensen zijn voortgebracht en beklemtoont Jehovah’s grootse voornemen om het volledige aantal individuele geestelijke Israëlieten te verzegelen en aan een talloze grote schare redding te schenken. Openbaring hoofdstuk 14 verschaft een beeld waardoor wordt bevestigd dat de volledige Koninkrijksklasse van 144.000 individuele overwinnaars samen met het Lam op de berg Sion vergaderd zal zijn. De vereisten waaraan moet worden voldaan om tot de 144.000 te worden gerekend, worden ook uiteengezet, zoals wij nu zullen zien. *

Volgelingen van het Lam

12. (a) Hoe vervolgt Johannes zijn beschrijving van de 144.000? (b) In welk opzicht worden de 144.000 maagden genoemd?

12 Zijn beschrijving van de 144.000 die „van de aarde zijn gekocht” voortzettend, vertelt Johannes ons: „Dezen zijn het die zich niet met vrouwen hebben bevlekt; ja, zij zijn maagden. Dezen zijn het die het Lam blijven volgen waarheen hij ook gaat. Dezen werden uit het midden van de mensen gekocht als eerstelingen voor God en voor het Lam, en in hun mond werd geen onwaarheid gevonden; zij zijn zonder smet” (Openbaring 14:4, 5). Dat de 144.000 „maagden” zijn, betekent niet dat de leden van deze klasse letterlijk ongetrouwd moeten zijn. De apostel Paulus schreef aan christenen die een hemelse roeping hadden dat, hoewel er voor een christen voordelen verbonden zijn aan de ongehuwde staat, het onder bepaalde omstandigheden beter is te trouwen (1 Korinthiërs 7:1, 2, 36, 37). Deze klasse wordt gekenmerkt door het feit dat de leden ervan in geestelijk opzicht maagden zijn. Zij hebben geestelijk overspel met wereldse politici en met valse religie gemeden (Jakobus 4:4; Openbaring 17:5). Als de verloofde bruid van Christus hebben zij zich rein gehouden, „zonder smet te midden van een krom en verdraaid geslacht”. — Filippenzen 2:15.

13. Waarom zijn de 144.000 een passende bruid voor Jezus Christus, en hoe ’blijven zij het Lam volgen waarheen hij ook gaat’?

13 Ook ’werd er in hun mond geen onwaarheid gevonden’. Hierin zijn zij precies als hun Koning, Jezus Christus. Als volmaakt mens „heeft [hij] geen zonde begaan, noch werd er bedrog in zijn mond gevonden” (1 Petrus 2:21, 22). Omdat de 144.000 zowel zonder smet als waarheidsgetrouw zijn, worden zij als een eerbare bruid voor Jehovah’s grote Hogepriester toebereid. Toen Jezus op aarde was, deed hij rechtgeaarde personen de uitnodiging toekomen hem te volgen (Markus 8:34; 10:21; Johannes 1:43). Zij die gunstig reageerden, volgden zijn levenswijze na en gehoorzaamden zijn leringen. Aldus blijven zij gedurende de tijd dat zij op aarde zijn „het Lam . . . volgen waarheen hij ook gaat”, terwijl hij hen door Satans wereld geleidt.

14. (a) Hoe zijn de 144.000 „eerstelingen voor God en voor het Lam”? (b) In welk opzicht zijn de leden van de grote schare eveneens eerstelingen?

14 De 144.000 zijn „van de aarde . . . gekocht”, „uit het midden van de mensen gekocht”. Zij worden geadopteerd of aangenomen als zonen van God, en na hun opstanding zullen zij geen mensen van louter vlees en bloed meer zijn. Zoals in vers 4 wordt vermeld, worden zij „eerstelingen voor God en voor het Lam”. In de eerste eeuw was Jezus weliswaar „de eersteling van hen die ontslapen zijn” (1 Korinthiërs 15:20, 23). Maar de 144.000 zijn de „zekere eerstelingen” der onvolmaakte mensheid, gekocht door het offer van Jezus (Jakobus 1:18). Niettemin komt er met hen geen einde aan het inzamelen van vruchten uit het midden der mensheid. Het boek Openbaring heeft reeds doen uitkomen dat er een oogst zou zijn van een talloze grote schare die met een luide stem roept: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.” Deze grote schare zal de grote verdrukking overleven, en terwijl zij ermee voortgaan zich te laven aan „bronnen van wateren des levens” zullen zij tot menselijke volmaaktheid op aarde verheven worden. Enige tijd na de grote verdrukking zal Hades geledigd worden, en talloze miljoenen andere mensen zullen uit de doden opgewekt worden en de gelegenheid krijgen van deze zelfde wateren des levens te drinken. Met dit in gedachten zou het correct zijn de grote schare de eerstelingen te noemen van de oogst aan andere schapen — zij zijn de eersten die ’hun lange gewaden wassen en ze wit maken in het bloed van het Lam’ met de hoop voor eeuwig op aarde te leven. — Openbaring 7:9, 10, 14, 17; 20:12, 13.

15. Hoe zijn er met betrekking tot de drie verschillende eerstelingen overeenkomsten te vinden in de feesten die onder de Mozaïsche wet werden gevierd?

15 Met betrekking tot deze drie eerstelingen (Jezus Christus, de 144.000 en de grote schare) vinden wij interessante overeenkomsten in de feesten die onder de Mozaïsche wet werden gevierd. Op 16 Nisan, tijdens het feest der ongezuurde broden, werd een schoof van de eerstelingen van de gerstoogst aan Jehovah aangeboden (Leviticus 23:6-14). De 16de Nisan was de dag waarop Jezus uit de doden werd opgewekt. Op de vijftigste dag vanaf 16 Nisan, in de derde maand, vierden de Israëlieten het feest van de oogst van de eerste rijpe vruchten van de tarweoogst (Exodus 23:16; Leviticus 23:15, 16). Dit feest werd Pinksteren genoemd (van een Grieks woord dat „vijftigste” betekent), en het was op Pinksteren in het jaar 33 G.T. dat de eerste leden van de 144.000 met heilige geest gezalfd werden. Ten slotte vond in de zevende maand, wanneer de hele oogst binnengehaald was, het loofhuttenfeest plaats, een tijd van vreugdevolle dankzegging gedurende welke de Israëlieten een week lang in loofhutten woonden, die onder andere van palmtakken gemaakt waren (Leviticus 23:33-43). Dienovereenkomstig brengen de leden van de grote schare, die een deel vormen van de grote oogst, dank voor de troon met „palmtakken in hun handen”. — Openbaring 7:9.

Eeuwig goed nieuws bekendmaken

16, 17. (a) Waar ziet Johannes een engel vliegen, en wat maakt de engel bekend? (b) Wie zijn betrokken bij de Koninkrijksprediking, en uit welke ervaringen blijkt dit?

16 Johannes schrijft vervolgens: „En ik zag een andere engel in het midden van de hemel vliegen, en hij had eeuwig goed nieuws, om dat als blijde tijdingen bekend te maken aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk, en hij zei met een luide stem: ’Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van het oordeel door hem is gekomen, en aanbidt daarom Degene die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft’” (Openbaring 14:6, 7). De engel vliegt „in het midden van de hemel”, waar de vogels vliegen. (Vergelijk Openbaring 19:17.) Zijn stem kan derhalve overal op aarde gehoord worden. Wat een veel groter bereik heeft deze wereldomvattende aankondiging die door de engel wordt gedaan dan welke nieuwsflits op de tv maar ook!

17 Een ieder wordt aangespoord om niet het wilde beest en zijn beeld te vrezen, maar Jehovah, wiens kracht onvergelijkelijk ver uitgaat boven die van welk symbolisch, door Satan beheerst beest maar ook. Jehovah heeft immers de hemel en de aarde geschapen, en thans is voor hem de tijd aangebroken om de aarde te oordelen! (Vergelijk Genesis 1:1; Openbaring 11:18.) Toen Jezus op aarde was, voorzei hij met betrekking tot onze tijd: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matthéüs 24:14). De gemeente van gezalfde christenen kwijt zich van deze opdracht (1 Korinthiërs 9:16; Efeziërs 6:15). De Openbaring onthult hier dat ook onzichtbare engelen betrokken zijn bij dit predikingswerk. Hoe vaak is niet duidelijk gebleken dat engelen het werk leiden door een van Jehovah’s Getuigen naar een huis te brengen waar een in nood verkerende ziel naar geestelijke hulp hunkerde, ja er misschien zelfs om bad!

18. Welk uur is volgens de engel die in het midden van de hemel vliegt gekomen, en wie zullen verdere aankondigingen doen?

18 Zoals de engel die in het midden van de hemel vliegt heeft bekendgemaakt, is het uur voor het oordeel gekomen. Welk oordeel zal God nu vellen? De oren zullen tuiten bij de aankondigingen die nu gedaan zullen worden door een tweede, een derde, een vierde en een vijfde engel. — Jeremia 19:3.

[Voetnoten]

^ ¶4 Uit 1 Korinthiërs 4:8 blijkt dat gezalfde christenen niet als koningen regeren terwijl zij op aarde zijn. Niettemin nemen zij volgens de context van Openbaring 14:3, 6, 12, 13 deel aan het zingen van het nieuwe lied door het goede nieuws te prediken, terwijl zij tot het einde van hun aardse loopbaan volharden.

^ ¶5 Dit wordt ondersteund door het gebruik van Hebreeuwse namen in andere visioenen; aan Jezus wordt de Hebreeuwse naam „Abaddón” (wat „vernietiging” betekent) gegeven, en hij voltrekt het oordeel op de plaats „die in het Hebreeuws Har–Mágedon wordt genoemd”. — Openbaring 9:11; 16:16.

^ ¶8 De schriftplaats zegt „als het ware een nieuw lied”, want het lied zelf werd in de oudheid in het profetische Woord opgetekend. Maar niemand kwam ervoor in aanmerking het te zingen. Nu het Koninkrijk was opgericht en de opstanding van de heiligen een aanvang had genomen, hadden de werkelijkheden elkaar als een vervulling van de profetieën snel achtereen opgevolgd, en het was er dus de tijd voor het lied in al zijn verheven pracht ten gehore te brengen.

^ ¶11 De situatie kan vergeleken worden met die van de getrouwe en beleidvolle slaaf, die te rechter tijd voedsel geeft aan de huisknechten (Matthéüs 24:45). De slaaf als groep is verantwoordelijk voor het verschaffen van het voedsel, maar de huisknechten, de individuele leden van die groep, worden gesterkt door gebruik te maken van die geestelijke voorziening. Zij zijn dezelfde groep maar worden in verschillende termen beschreven — collectief en individueel.

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 202, 203]

144.000

24 oudere personen

Medeërfgenamen met het Lam, Christus Jezus, vanuit twee verschillende gezichtspunten beschouwd