Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Aanmoedigende hulp om aan ons besluit vast te houden

Aanmoedigende hulp om aan ons besluit vast te houden

Hoofdstuk 2

Aanmoedigende hulp om aan ons besluit vast te houden

1, 2. (a) Hoe illustreerde Jezus Christus dat het belangrijk is aan ons besluit om God te dienen, vast te houden? (b) Waarom is het onverstandig Jezus’ raad in de wind te slaan?

„NIEMAND die zijn hand aan de ploeg heeft geslagen en ziet naar de dingen die achter zijn, is goed geschikt voor het koninkrijk Gods” (Lukas 9:62). Om goed te ploegen en rechte voren te kunnen trekken, moet de ploeger zijn ogen op een vast punt aan het andere einde van het veld gericht houden. Hoeveel belangrijker is het dat wij ons oog op ons levensdoel gericht houden! Dan zullen de kostbare dagen en jaren van ons leven een patroon vormen dat overeenstemt met het doel waarnaar wij streven.

2 Uit de hierboven aangehaalde woorden van Gods Zoon blijkt dat wij, wanneer wij ons er eenmaal toe hebben verbonden onze Schepper te dienen, vastbesloten moeten zijn aan die beslissing vast te houden, wat er ook gebeure. De wereld kan ons iets bieden wat aanlokkelijker schijnt — het najagen van genoegens, populariteit of materiële bezittingen. Maar zouden wij verlangend naar een van deze dingen terugblikken — of, erger nog, ze tot het centrale punt van ons leven maken — dan zou dit kunnen betekenen dat wij de prijs waarnaar wij streven, verliezen. Het zou ertoe kunnen leiden dat wij ons leven vergooien.

3. Wat is een fundamenteel oogmerk van ons geloof?

3 „Beter is het einde naderhand van een zaak dan het begin ervan”, zo staat in Prediker 7:8. Hoewel de eerste stappen op de door ons gekozen weg belangrijk zijn, komt het er in werkelijkheid op aan dat wij de eindstreep bereiken. Daarom wordt er in Gods Woord zoveel nadruk op gelegd dat wij tot het einde getrouw blijven (Matthéüs 24:13). Ons geloof heeft een fundamenteel oogmerk of einddoel, namelijk het verwerven van redding of eeuwig leven. — 1 Petrus 1:9.

4. (a) Hoe moeten wij redding bezien, willen wij getrouw blijven? (b) Wat vertelt 1 Petrus 1:10-12 ons over de belangstelling die de profeten voor Gods regeling inzake redding hadden?

4 Wat kan ons helpen als loyale discipelen van Gods Zoon te volharden? In de eerste plaats moeten wij de kostbare waarde van de redding die wij zoeken, duidelijk beseffen en er diepe waardering voor hebben. De geïnspireerde woorden van de apostel Petrus, een intieme metgezel van Jezus Christus, kunnen in dit opzicht een grote hulp voor ons zijn. Zijn vermaning kan ons helpen in te zien dat onze uiteindelijke redding iets is waarvoor wij graag al de druk van tegenstand dienen te verduren, hoe groot die ook mag zijn. Wij dienen bereid te zijn voor deze redding te werken, offers te brengen, ja, zo nodig, zelfs te sterven (Lukas 14:26-33). In 1 Petrus 1:10-12 schrijft de apostel:

„Betreffende deze redding is naarstig navraag gedaan en een nauwkeurig onderzoek ingesteld door de profeten, die over de voor u bedoelde onverdiende goedheid hebben geprofeteerd. Zij bleven onderzoeken welk speciale tijdperk of wat voor soort van tijdperk de geest in hen te kennen gaf betreffende Christus, toen die van tevoren getuigenis aflegde van het lijden voor Christus en van de heerlijkheden die daarop zouden volgen. Hun werd geopenbaard dat zij niet zichzelf, maar u dienden met de dingen die u nu zijn aangekondigd door bemiddeling van hen die het goede nieuws aan u hebben bekendgemaakt met heilige geest, die van de hemel uitgezonden is.”

IETS WAT DE PROFETEN ZEER INTERESSEERDE

5. Wat voorzeiden de profeten omtrent het lijden van de Messías?

5 Eeuwen voordat Jezus op aarde leefde, werden de Hebreeuwse profeten ertoe geïnspireerd het lijden van de beloofde Messías of Christus te voorzeggen. De profetie van Daniël vermeldde de precieze tijd waarop de Christus zou komen en gaf te kennen dat hij na een dienst van drie en een half jaar in de dood zou worden afgesneden (Daniël 9:24-27). Uit Jesaja’s profetie vernemen wij dat de Messías verworpen zou worden en een steen des aanstoots zou zijn (Jesaja 8:14, 15; 28:16; 53:3). Deze profetie toonde ook dat hij de ziekten van de mensen zou dragen, verhoord en veroordeeld zou worden, maar stom voor zijn aanklagers zou blijven, dat men hem zou bespuwen, dat hij onder de zondaars geteld en doorstoken zou worden, een offerandelijke dood zou sterven en de zonden zou wegdragen om het voor velen mogelijk te maken een rechtvaardige positie voor het aangezicht van God te verwerven (Jesaja 50:6; 53:4-12). De profetie van Zacharia wees erop dat de Messías voor 30 zilverstukken verraden zou worden (Zacharia 11:12). En de profeet Micha voorzei dat de Christus, de „rechter van Israël”, op de wang geslagen zou worden. — Micha 5:1.

6. Welke details omtrent het lijden van de Messías worden in de Psalmen vermeld?

6 Ook in de Psalmen vinden wij verklaringen die op Jezus Christus van toepassing zijn, zoals dat hij door een intieme metgezel verraden zou worden (Psalm 41:9). Heersers, ondersteund door hun onderdanen, zouden tegen hem opstaan (Psalm 2:1, 2). De joodse religieuze bouwlieden zouden hem verwerpen (Psalm 118:22). Valse getuigen zouden tegen de Messías getuigen (Psalm 27:12). Op de terechtstellingsplaats aangekomen, zou hem een bedwelmende drank worden aangeboden (Psalm 69:21a). Degenen die hem aan de paal zouden slaan, zouden het als wilde dieren ’op zijn handen en zijn voeten gemunt hebben’ (Psalm 22:16). Over zijn klederen zou het lot worden geworpen (Psalm 22:18). Zijn vijanden zouden hem bespotten met de woorden: „Hij heeft zich aan Jehovah toevertrouwd. Laat Die hem ontkoming verschaffen! Laat die hem bevrijden, aangezien hij behagen in hem heeft gevonden!” (Psalm 22:8) Daar hij grote dorst zou lijden, zou hij iets te drinken vragen en zure wijn krijgen (Psalm 22:15; 69:21b). Vlak voor zijn dood zou hij uitroepen: „Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?” — Psalm 22:1.

7. Wat onthullen de profetieën over de heerlijkheden die op het lijden van de Christus zouden volgen?

7 Zoals Petrus te kennen geeft, werden de profeten er ook toe geïnspireerd te spreken over de heerlijkheden die op het lijden van de Messías zouden volgen. Door Gods majestueuze macht zou deze getrouwe Zoon uit de doden worden opgewekt (Psalm 16:8-10). Na zijn hemelvaart zou hij aan Gods rechterhand zitten en daar wachten totdat zijn vijanden tot een voetbank voor zijn voeten gesteld zouden worden (Psalm 110:1). Hij zou de positie van een eeuwige priester naar de wijze van Melchizédek innemen (Psalm 110:4). Zijn Vader, „de Oude van dagen”, zou hem koninklijke autoriteit verlenen (Daniël 7:13, 14). Ten slotte zou de tijd komen dat Gods Gezalfde alle natiën die zich tegen zijn heerschappij zouden verzetten, zou verbrijzelen (Psalm 2:9). Daarna zou hij heerschappij over de gehele aarde uitoefenen. — Psalm 72:7, 8; Zacharia 9:9, 10.

8. Hoe toonden de profeten intense belangstelling voor datgene wat zij schreven, en waarom deden zij dit?

8 Ja, de profetieën boden een voortreffelijke toekomstblik met betrekking tot de rol die de Messías zou spelen in Gods regeling voor redding of bevrijding van zonde en de dood. Zijn getrouwheid onder lijden, zijn dood, zijn opstanding en hemelvaart als een glorierijk geestelijk schepsel — dat alles was nodig opdat mensen de voorzegde „onverdiende goedheid” konden ontvangen, met inbegrip van de vergeving van hun zonden en hun volledige verzoening met Jehovah God als zijn zonen. De profeten zelf konden niet volledig begrijpen hoe er door bemiddeling van de Messías redding zou komen. Niettemin waren zij, zoals de apostel Petrus toont, zeer geïnteresseerd in de dingen die zij hadden opgetekend. Zij onderzochten zorgvuldig de profetische woorden en bestudeerden herhaaldelijk hun eigen profetieën om de betekenis te ontdekken van datgene wat zij onder inspiratie hadden geschreven. Daar de profeten beseften dat er in de openbaringen die zij hadden ontvangen, wonderbare waarheden besloten lagen, gebruikten zij hun geestvermogens ten volle om het grootste profijt van de goddelijke voorzeggingen te trekken. Dit deden zij hoewel het tot de komst van de Messías voor mensen niet mogelijk was de voorzegde onverdiende goedheid te ontvangen. Niettemin was datgene wat de profeten begrepen, voldoende om hen te schragen en het spoorde hen er ook toe aan nog meer te willen weten. Zij waren er vooral in geïnteresseerd te weten welke toestanden er bij de komst van de Messías zouden heersen, ja, in wat „voor soort van tijdperk” hij het voorzegde lijden zou ondergaan en vervolgens verhoogd zou worden.

9. Wie vooral trokken profijt van de profetieën omtrent de Messías?

9 Zoals Petrus duidelijk maakte, kwamen de Hebreeuwse profeten tot het besef dat de Messiaanse profetieën niet in de eerste plaats tot nut van hen werden opgetekend, maar tot nut van degenen die in de tijd zouden leven dat de Messías zou verschijnen (1 Petrus 1:12). De profeet Daniël gaf met betrekking tot de openbaringen die hij ontving, toe: „Ik hoorde, maar ik kon het niet begrijpen” (Daniël 12:8). Degenen echter die het in de eerste eeuw G.T. verkondigde „goede nieuws” aanvaardden, trokken ten volle profijt van de geïnspireerde woorden omtrent de eerste komst van de Messías. Hèn dienden de profeten in werkelijkheid. — Matthéüs 13:16, 17.

10. Hoe dient de belangstelling die de Hebreeuwse profeten voor redding aan de dag legden, van invloed te zijn op ons, en waarom?

10 Hoe dient deze intense belangstelling van de profeten nu van invloed te zijn op ons? Wij zouden erdoor bewogen moeten worden onszelf te onderzoeken om te zien of wij net zo geïnteresseerd zijn in redding als zij. Is het hoofddoel van ons leven, goedgekeurde dienstknechten van Jehovah God en Jezus Christus te blijven? Ligt dit ons werkelijk na aan het hart? Wij hebben beslist alle reden er volledig in op te gaan ons loyale discipelen van Gods Zoon te betonen. De Messías kwam eeuwen geleden. Zijn offerandelijke dood verschafte de basis voor redding en maakte de vervulling van elke afzonderlijke belofte van God zeker (2 Korinthiërs 1:20). De zekerheid dat de goddelijke beloften vervuld zullen worden, is door het verstrijken van de tijd geenszins verzwakt. Er wordt veeleer door bevestigd dat God wenst dat zoveel mogelijk mensen redding verwerven (1 Timótheüs 2:3, 4; 2 Petrus 3:9). Wij kunnen er derhalve met vertrouwen naar uitzien de zegeningen te beërven die de Allerhoogste voor de getrouwen in petto heeft.

WAAROM ENGELEN ERIN GEÏNTERESSEERD ZIJN

11. Hoe intens is volgens 1 Petrus 1:12 de belangstelling die de engelen voor Gods regeling inzake redding hebben?

11 Het voorbeeld van de engelen dient ons er ook toe aan te moedigen ons uiterste best te doen om in Gods gunst te blijven. Hoewel de getrouwe engelen de goddelijke regeling van redding zelf niet nodig hebben, zijn zij toch zeer geïnteresseerd in de verwezenlijking van Gods grootse voornemen met betrekking tot de mensheid. De apostel Petrus schreef: „In diezelfde dingen [waar de Hebreeuwse profeten intense aandacht aan schonken] zijn engelen begerig te turen” (1 Petrus 1:12). Ja, voordat Jezus Christus op aarde kwam, waren de engelen begerig meer te weten omtrent het lijden van de Christus, de „heerlijkheden die daarop zouden volgen” en de uitwerking die het „goede nieuws” op de mensheid zou hebben. De apostel Petrus kon over hen zeggen dat zij „begerig” waren in deze dingen „te turen”. De Griekse uitdrukking voor „turen” houdt de gedachte in van een persoon die zich voorover buigt om een voorwerp nauwkeurig van nabij te onderzoeken. Maar waarom hadden de engelen er zo’n intense belangstelling voor Jehovah’s openbaring omtrent redding zorgvuldig te onderzoeken? Waarom waren zij als volmaakte geestelijke schepselen zozeer in de voorzieningen voor zondige, aardse mensen geïnteresseerd?

12, 13. Hoe zouden wij de grote belangstelling die de engelen voor de redding van de mensheid hebben, kunnen verklaren?

12 Daar de engelen niet alwetend zijn, vermeerderen zij ongetwijfeld hun kennis door aandachtig Gods handelingen en openbaringen te beschouwen. De regeling voor de loskoping van het mensengeslacht was werkelijk een wonderbaarlijk voorbeeld van Jehovah’s liefde, gerechtigheid, barmhartigheid en wijsheid. Door zich er derhalve mee bezig te houden een beter begrip van Jehovah’s regeling voor de redding van de zondige mensheid te verwerven, zouden de engelen nog meer waardering voor hun hemelse Vader krijgen. Zij zouden dingen omtrent zijn persoonlijkheid en wegen leren die zij niet te weten konden komen door een studie of een onderzoek van welke andere ontwikkelingen in het universum maar ook. — Vergelijk Efeziërs 3:8-10.

13 Bovendien zijn de engelen bijzonder op het mensengeslacht „gesteld”. (Vergelijk Spreuken 8:22-31.) Zij zien graag dat de mensheid met de hemelse Vader, Jehovah, wordt verzoend. Daarom kon Jezus Christus zeggen: „Er [ontstaat] vreugde bij de engelen Gods over één zondaar die berouw heeft.” — Lukas 15:10.

14. (a) Waartoe dient de houding van de engelen ten aanzien van onze redding ons aan te sporen? (b) Welke raad van de apostel Petrus dienen wij in gedachte te houden om getrouwe dienstknechten van God te blijven?

14 Ja, miljoenen engelen verheugden zich toen wij tot berouw kwamen. Zij zijn er zeer in geïnteresseerd te zien dat wij tot het einde getrouw blijven. Zij „vuren” ons in feite aan. Moge ons beeld van de machtige hemelse legerscharen, die ons met grote belangstelling en genegenheid gadeslaan, nooit vervagen. Wij willen beslist dat zij zich over ons blijven verheugen. Dit vereist dat wij acht slaan op de vermaning van Petrus: „Versterkt daarom uw geest tot activiteit, houdt uw zinnen volledig bij elkaar; vestigt uw hoop op de onverdiende goedheid die u ten deel zal vallen bij de openbaring van Jezus Christus.” — 1 Petrus 1:13.

ONZE GEEST TOT ACTIVITEIT VERSTERKEN

15. Hoe dienen wij Petrus’ vermaning om ’onze geest tot activiteit te versterken’, te begrijpen?

15 Wat betekent het ’de geest tot activiteit te versterken’? Letterlijk vertaald, luiden de woorden van de apostel Petrus: „Omgordt de lendenen van uw geest.” In de dagen van de apostel Petrus droegen de mannen lange gewaden. Als een man werkte of aan een inspannende activiteit zoals hardlopen deelnam, trok hij het gewaad tussen zijn benen omhoog en stopte het dan tussen een gordel. „De lendenen te omgorden”, betekende dat men gereed was voor activiteit. ’De lendenen van de geest te omgorden’, zou voor ons derhalve betekenen onze geestvermogens in staat van paraatheid te hebben om ons van onze christelijke verplichtingen te kwijten en onder alle mogelijke beproevingen te volharden.

16. Hoe kunnen wij tonen dat wij ’onze zinnen volledig bij elkaar houden’?

16 Wanneer wij geestelijk paraat zijn om God getrouw te blijven dienen, zullen wij beslist ’onze zinnen volledig bij elkaar houden’. Wij zullen evenwichtig zijn in ons denken en de dingen juist kunnen beoordelen. Uit onze levenswijze zal blijken dat wij ons in bedwang hebben en niet zwichten voor de verlokkingen van een van God vervreemde wereld (1 Johannes 2:16). Het doen van datgene wat in de ogen van onze hemelse Vader en zijn Zoon welgevallig is, zal dan de eerste plaats in ons leven innemen.

17. (a) Waarin bestaat de „onverdiende goedheid” die gelovigen ten deel zal vallen? (b) Hoe ’vestigen wij onze hoop op de onverdiende goedheid die ons ten deel zal vallen bij de openbaring van Jezus Christus’?

17 Om ’onze geest tot activiteit te versterken en onze zinnen volledig bij elkaar te houden’, moeten wij ’onze hoop vestigen op de onverdiende goedheid die ons ten deel zal vallen bij de openbaring van Jezus Christus’. Wanneer Jezus Christus in heerlijkheid komt, zullen allen die de hemelse hoop hebben en zijn toegewijde discipelen zijn gebleven, deelhebbers aan de onverdiende goedheid van God worden (1 Korinthiërs 1:4-9). Dan zullen niet alleen deze door de geest verwekte discipelen bevrijd worden van het lijden dat zij door toedoen van goddeloze mensen hebben ondergaan; ook de christenen die de hoop op een aards paradijs hebben, zullen in de „grote verdrukking” die op de komst van Christus volgt, worden gespaard, met het vooruitzicht op eindeloos aards leven. Wij hebben werkelijk alle reden om de verwezenlijking van onze christelijke hoop steeds voor ogen te houden en vol verwachting uit te zien naar de tijd dat wij de goddelijke gunst zullen ontvangen. Ons vertrouwen in de stellige verwezenlijking van onze hoop kan ons ertoe aansporen loyaal aan onze hemelse Vader en zijn Zoon te blijven. Mogen wij onze blik vast gericht houden op de zegeningen die Christus’ komst in heerlijkheid voor zijn getrouwe volgelingen met zich zal brengen. — Matthéüs 25:31-46.

ER BLIJK VAN GEVEN GEHOORZAME KINDEREN VAN GOD TE ZIJN

18. Hoe geven wij er blijk van „gehoorzame kinderen” te zijn?

18 In overeenstemming met onze hoop dienen wij ons als „gehoorzame kinderen” te gedragen. De apostel Petrus vervolgde: „Wordt als gehoorzame kinderen niet langer gevormd naar de begeerten die gij vroeger in uw onwetendheid hadt” (1 Petrus 1:14). Als kinderen die hun hemelse Vader respecteren en liefhebben, dienen wij ons vreugdevol aan zijn vereisten te willen onderwerpen, in het besef dat dit alleen maar juist is. Wij willen ons leven niet meer op dezelfde wijze leiden als wij gewend waren voordat wij discipelen van Jezus Christus werden. Daar wij Gods geboden niet kenden, hebben wij ons wellicht aan onze zondige hartstochten overgegeven, zelfzuchtig onze eigen belangen ten koste van anderen vooropgesteld of ons leven erop gericht materiële bezittingen, populariteit of autoriteit te verwerven. Voor een groot deel hadden wij ons leven gevormd naar de opvattingen, woorden en daden van de mensen in onze omgeving. Thans weten wij dat zo’n leven waarbij God buiten beschouwing wordt gelaten, leeg en zinloos is.

19. Hoe kunnen wij ook uit de Mozaïsche wet begrijpen wat het inhoudt „heilig” te zijn?

19 Om een rijk, gevuld leven te kunnen leiden, moeten wij Jehovah God navolgen, die heilig, rein of zuiver is. Houdt het navolgen van onze hemelse Vader slechts in dat wij hem formele aanbidding schenken? Merk op dat de apostel Petrus zegt: „Wordt ook gij, in overeenstemming met de heilige die u geroepen heeft, zelf heilig in uw gehele gedrag” (1 Petrus 1:15). Vervolgens deed hij een aanhaling uit Leviticus 19:2, waar staat: „Gij dient u heilig te betonen, want ik, Jehovah, uw God, ben heilig” (1 Petrus 1:16). Deze woorden in Leviticus staan in een omlijsting waaruit blijkt wat Jehovah God van de Israëlieten vereiste, zowel met betrekking tot hun formele aanbidding als hun gewone dagelijkse aangelegenheden. Tot deze vereisten voor een heilig gedrag behoort onder andere: Juiste achting voor ouders, eerlijkheid, consideratie jegens doven, blinden en andere gehandicapten, geen wrok koesteren, maar zijn naaste lief te hebben, zich voor laster en het afleggen van een vals getuigenis te hoeden en gerechtigheid te oefenen (Leviticus 19:3, 9-18). Het vereiste om van Jehovah’s standpunt uit bezien heilig of zuiver te zijn, omvat dus werkelijk elk aspect van het leven.

„GEDRAAGT U . . . MET VREES”

20. Wat dienen wij in gedachte te houden met betrekking tot het oordeel, en hoe dient dit van invloed te zijn op ons gedrag?

20 Nog een krachtige reden om overeenkomstig onze opdracht aan God te leven, vinden wij in de volgende woorden van de apostel Petrus: „Indien gij voorts de Vader aanroept, die onpartijdig oordeelt naar een ieders werk, gedraagt u dan met vrees gedurende de tijd dat gij in den vreemde woonachtig zijt” (1 Petrus 1:17). Wij dienen nooit uit het oog te verliezen dat onze hemelse Vader ons door bemiddeling van zijn Zoon zal oordelen. Dat oordeel zal niet beïnvloed worden door uiterlijke schijn, maar het zal onpartijdig zijn en in overeenstemming met datgene wat wij innerlijk zijn (Jesaja 11:2-4). Als wij dus de Allerhoogste als onze Vader erkennen, zullen wij ons zo willen gedragen dat hij met goedkeuring op ons kan neerzien en een gunstig oordeel over ons zal vellen. Wij zullen terecht een levensweg volgen die een gezonde en eerbiedige vrees voor Jehovah God weerspiegelt.

21. Hoe tonen wij dat wij in deze wereld als het ware „in den vreemde woonachtig” zijn?

21 Bovendien moeten wij beseffen dat de wereld met wat ze te bieden heeft, voorbijgaat. Wij dienen te bedenken dat wij „in den vreemde woonachtig” zijn. Het is belangrijk dat wij ons ervoor hoeden aan wat maar ook in deze wereld gehecht te raken, alsof het voor eeuwig zou blijven bestaan. Zelfs de eens luxueuze paleizen van de koningen van het oude Assyrië, Babylon en Perzië bieden thans voor niemand meer een comfortabele woonplaats; ze liggen in puin. Geen architectonisch werk, geen produkt van de moderne bouwkunst en technologie, geen schilderstuk, geen beeldhouwwerk, geen enkel door mensen vervaardigd voorwerp kan in alle eeuwigheid onveranderd blijven. Wij moeten weliswaar in deze van God vervreemde wereld leven; wij kunnen er niet uit „emigreren” (1 Korinthiërs 5:9, 10). Maar wij dienen ons in de tegenwoordige regeling der dingen niet echt „thuis” te voelen. Neen, want wij zien uit naar iets veel beters, wij verwachten „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde”, die van God komen (2 Petrus 3:13). Gedurende onze reis door het leven in de wereld zijn wij vreemdelingen, en dit moet uit onze houding, onze woorden en onze daden blijken. — Vergelijk Hebreeën 11:13-16.

EEN KOSTBARE PRIJS WERD BETAALD

22, 23. Waarom dienen wij in gedachte te houden dat wij bij Jehovah God en Jezus Christus voor altijd diep in de schuld staan?

22 Ten einde nog verder te beklemtonen hoe belangrijk het is dat wij heilige, toegewijde dienstknechten van Jehovah God blijven, schrijft de apostel Petrus: „Want gij weet dat gij niet met vergankelijke dingen, met zilver of goud, werdt bevrijd van uw vruchteloze vorm van gedrag, die gij door overlevering van uw voorvaders hebt ontvangen. Maar het was met kostbaar bloed, gelijk dat van een onbesmet en onbevlekt lam, ja, van Christus” (1 Petrus 1:18, 19). Daar wij van de veroordeling van zonde en de dood zijn verlost, hebben wij tegenover Jehovah God, die de regeling voor onze verlossing trof, verplichtingen. Stel dat er een grote hoeveelheid zilver of goud was betaald om ons van de dood te verlossen. Zouden wij dan niet diep in de schuld staan bij degene die zo’n groot materieel offer voor ons had gebracht?

23 Hoeveel dieper staan wij dan bij Jehovah God en Jezus Christus in de schuld! De loskoopprijs die voor ons werd betaald, was veel waardevoller dan elke materiële schat die verloren kan gaan, gestolen of verwoest kan worden. Hij is waardevoller dan al het zilver en goud dat thans op aarde te vinden is. De waardevolle loskoopprijs die voor ons werd betaald, is namelijk niets minder dan het kostbare bloed van de zondeloze Zoon van God. Het is het levensbloed van iemand die het recht had om eeuwig te leven en die derhalve veel meer deed dan zijn leven voortijdig op te geven, zoals andere mensen dit gedaan hebben voor een zaak die hun nobel toescheen. Het was ook op grond van de betaling van deze loskoopprijs dat wij, zoals Petrus zegt, werden ’bevrijd van onze vruchteloze vorm van gedrag, die wij door overlevering van onze voorvaders hebben ontvangen’. Hoe dat zo?

24. Hoe kan ons gedrag voordat wij discipelen van Jezus Christus werden, ’vruchteloos’ zijn geweest?

24 Toen wij erkenden dat wij met het kostbare bloed van Jezus Christus verlost of gekocht waren, keerden wij onze vroegere levenswandel de rug toe. Zonder de kennis omtrent Jehovah God of zijn voornemens, was ons leven ’vruchteloos’, ijdel, leeg, want het draaide uitsluitend om het verwerven van dingen die geen blijvende waarde hadden. Ons gedrag of onze levenswandel kan zelfs in mentaal, fysiek en emotioneel opzicht een schadelijke uitwerking op ons hebben gehad. Bovendien waren onze ouders en grootouders misschien niet vertrouwd met de Heilige Schrift. Derhalve waren de maatstaven en beginselen waarnaar zij zich in hun leven richtten, wellicht niet in overeenstemming met Gods wil. Misschien namen zij zelfs aan godonterende religieuze gebruiken deel. Dus zelfs de „overlevering” die wij wellicht van onze voorvaders hebben ontvangen met betrekking tot gedrag, droeg niet tot een zinvol leven bij. — Vergelijk Matthéüs 15:3-9.

25. Hoe kunnen de woorden uit 1 Petrus 1:10-19 een krachtige aanmoediging voor ons vormen om Jehovah God en onze Heer Jezus Christus trouw te blijven?

25 Ja, de woorden van de apostel Petrus zijn beslist een aanmoediging om aan ons besluit Jehovah God als toegewijde discipelen van Jezus Christus te dienen, vast te houden. Wij dienen nooit te vergeten welk een grote belangstelling de Hebreeuwse profeten en de engelen voor Gods openbaringen met betrekking tot redding toonden. Mogen wij steeds denken aan de zekerheid van Gods oordeel, de vervulling van onze hoop bij de openbaring van Jezus Christus, de belangrijkheid rein te zijn in ons gehele gedrag omdat Jehovah’s heiligheid dit vereist, en het feit dat ons leven in deze wereld slechts een tijd van vreemdelingschap is. Mogen wij bovenal nooit, neen, nooit uit het oog verliezen dat wij met het kostbare bloed van Jezus Christus zijn losgekocht!

26. Wat heeft deze wereld te bieden in vergelijking met datgene wat wij door het dienen van Jehovah kunnen verwerven?

26 Vergeleken met de zegeningen die het dienen van de Allerhoogste met zich brengt, is de pracht en praal van deze wereld werkelijk slechts een hoop vuil (1 Korinthiërs 7:29-31; Filippenzen 3:7, 8). Een rein geweten, een zinvol leven thans en een gelukkig leven in een eeuwige toekomst is met geen geld te koop. Maar getrouwe dienst voor God brengt deze zegeningen met zich. Wat een krachtige redenen hebben wij om de dienst voor God tot het voornaamste in ons leven te maken!

[Studievragen]