Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 10 — 2 Samuël

Bijbelboek nummer 10 — 2 Samuël

Bijbelboek nummer 10 — 2 Samuël

Schrijvers: Gad en Nathan

Waar geschreven: Israël

Geschrift voltooid: ca. 1040 v.G.T.

Beschreven periode: 1077–ca. 1040 v.G.T.

1. Tegen welke achtergrond begint Twee Samuël, en hoe ontwikkelt het daarin opgetekende verslag zich?

DE NATIE Israël was wanhopig wegens de ramp te Gilboa en de daaruit voortvloeiende invallen door de zegevierende Filistijnen. De leiders van Israël en de keur van zijn jonge mannen waren gesneuveld. In deze setting trad de jonge „gezalfde van Jehovah”, David, de zoon van Isaï, volledig op het nationale toneel (2 Sam. 19:21). Zo begint het boek Twee Samuël, dat heel goed een boek van Jehovah en David genoemd zou kunnen worden. Het daarin opgetekende verhaal zit boordevol actie van allerlei aard. Wij worden vanuit de diepten van de nederlaag meegevoerd naar de glansrijke hoogte van de zegepraal, van de ellenden van een door tweedracht verscheurde natie naar de voorspoed van een verenigd koninkrijk, van de kracht der jeugd naar de wijsheid van de gevorderde leeftijd. Hier hebben wij het gedetailleerde verslag over het leven van David, waarin wordt getoond hoe hij ernaar streefde Jehovah met heel zijn hart te volgen. * Het is een verslag dat elke lezer ertoe dient aan te zetten zijn hart te onderzoeken, opdat hij zijn verhouding tot zijn Schepper en de positie die hij bij Hem inneemt, kan versterken.

2. (a) Hoe komt het dat het boek Twee Samuël wordt genoemd? (b) Wie waren de schrijvers, wat maakte hen geschikt voor hun taak, en alleen welk verslag trachtten zij te bewaren?

2 Feitelijk wordt Samuëls naam in het verslag van Twee Samuël niet eens genoemd; het boek draagt deze naam kennelijk omdat het oorspronkelijk één rol of boekdeel met Eén Samuël vormde. De profeten Nathan en Gad, die het schrijven van Eén Samuël voltooiden, schreven vervolgens ook heel Twee Samuël (1 Kron. 29:29). Zij waren bijzonder geschikt voor deze taak. Gad bevond zich reeds bij David toen deze als vogelvrijverklaarde in Israël werd nagezeten, en tegen het einde van Davids 40-jarige regering was hij nog steeds actief met de koning verbonden. Gad was degene die gebruikt werd om Jehovah’s misnoegen over David uit te spreken toen deze zo onverstandig was geweest Israël te tellen (1 Sam. 22:5; 2 Sam. 24:1-25). De activiteit van de profeet Nathan, een intieme metgezel van David, viel gedeeltelijk samen met Gads bediening als profeet en strekte zich nog enige tijd na diens dood uit. Hij genoot het voorrecht Jehovah’s belangrijke verbond met David, het verbond voor een eeuwig koninkrijk, bekend te maken. Hij was het die David moedig en onder inspiratie op zijn grote zonde, waarbij Bathseba betrokken was, wees en de straf erop aankondigde (2 Sam. 7:1-17; 12:1-15). Zo gebruikte Jehovah Nathan, wiens naam „[God] heeft gegeven” betekent, en Gad, wiens naam „Goed fortuin” betekent, om de geïnspireerde en nuttige inlichtingen in Twee Samuël op te tekenen. Deze bescheiden geschiedschrijvers streefden er niet naar de herinnering aan zichzelf te doen voortleven, want er worden geen gegevens over hun afstamming of persoonlijke leven verschaft. Zij trachtten slechts het door God geïnspireerde verslag te bewaren, tot nut van toekomstige aanbidders van Jehovah.

3. Welke tijdsperiode wordt in Twee Samuël beschreven, en wanneer werd het schrijven ervan voltooid?

3 Twee Samuël neemt het verhaal van de nauwkeurige bijbelse geschiedenis op na de dood van Saul, Israëls eerste koning, en zet het voort tot iets vóór het einde van Davids 40-jarige regering. De beschreven periode loopt derhalve van 1077 v.G.T. tot omstreeks 1040 v.G.T. Het feit dat het boek Davids dood niet vermeldt, vormt een krachtig bewijs dat het omstreeks 1040 v.G.T., of vlak vóór zijn dood, geschreven werd.

4. Op grond waarvan moet Twee Samuël als een deel van de bijbelcanon worden aanvaard?

4 Op grond van dezelfde redenen die met betrekking tot Eén Samuël aangevoerd zijn, moet het boek Twee Samuël als een deel van de bijbelcanon aanvaard worden. De authenticiteit ervan is boven alle twijfel verheven. Alleen al de eerlijkheid van het verslag — zelfs de zonden en tekortkomingen van koning David worden niet verdoezeld — vormt een krachtig indirect bewijs voor de betrouwbaarheid ervan.

5. Wat is de krachtigste reden om Twee Samuël als een deel van de geïnspireerde Schrift te aanvaarden?

5 Het krachtigste bewijs voor de authenticiteit van Twee Samuël wordt echter gevormd door de vervulde profetieën, in het bijzonder die welke betrekking hebben op het Koninkrijksverbond met David. God beloofde David: „Uw huis en uw koninkrijk zullen stellig tot onbepaalde tijd bestendig zijn voor uw aangezicht; ja, uw troon zal er een worden die tot onbepaalde tijd stevig bevestigd is” (7:16). Zelfs in de tijd van het einde van het koninkrijk Juda maakte Jeremia er gewag van dat deze belofte aan het huis van David nog steeds van kracht was. Hij zei: „Dit heeft Jehovah gezegd: ’In Davids geval zal er geen man worden afgesneden die op de troon van het huis van Israël zit’” (Jer. 33:17). Deze profetie is niet onvervuld gebleven, want Jehovah bracht later uit Juda „Jezus Christus, de zoon van David,” voort, zoals de bijbel duidelijk bevestigt. — Matth. 1:1.

DE INHOUD VAN TWEE SAMUËL

6. Hoe reageert David op het bericht dat Saul en Jonathan gestorven zijn?

6 Gebeurtenissen in het begin van Davids regering (1:1–4:12). Na Sauls dood op de berg Gilboa haast een Amalekiet die uit de strijd gevlucht is, zich met het bericht naar David te Ziklag. In de hoop bij David in de gunst te komen, verzint hij het verhaal dat hij zelf Saul heeft gedood. In plaats van lof ontvangt de Amalekiet slechts de dood als beloning, want hij heeft zichzelf veroordeeld door te getuigen dat hij „de gezalfde van Jehovah” heeft gedood (1:16). De nieuwe koning, David, componeert nu een klaaglied, „De boog”, waarin hij weeklaagt over de dood van Saul en van Jonathan. Het lied bereikt een prachtig hoogtepunt in de ontroerende uiting van Davids overvloedige liefde voor Jonathan: „Ik ben benauwd om u, mijn broeder Jonathan, gij waart mij zeer aangenaam. Uw liefde was mij wonderlijker dan de liefde van vrouwen. Hoe zijn de sterken gevallen en de oorlogswapens vergaan!” — 1:17, 18, 26, 27.

7. Welke andere gebeurtenissen kenmerken het begin van Davids regering?

7 Op Jehovah’s aanwijzing trekken David en zijn mannen met hun gezinnen nu naar Hebron in het gebied van Juda. Hier komen de oudere mannen van de stam in 1077 v.G.T. naar toe om David tot hun koning te zalven. Generaal Joab wordt de belangrijkste ondersteuner van David. Maar als mededinger naar het koningschap over de natie wordt Isboseth, een zoon van Saul, door Abner, de overste van het leger, gezalfd. Er vinden van tijd tot tijd botsingen tussen de twee vijandige strijdmachten plaats, en Abner doodt een broer van Joab. Uiteindelijk loopt Abner naar het kamp van David over. Hij brengt Sauls dochter Michal, voor wie David lang geleden de bruidsprijs heeft betaald, bij David. Uit wraak voor de moord op zijn broer grijpt Joab echter een gelegenheid aan om Abner te doden. David is hier diepbedroefd over en wijst elke verantwoordelijkheid ervoor af. Spoedig daarna wordt Isboseth zelf vermoord, terwijl hij „zijn middagslaap” houdt. — 4:5.

8. Hoe schenkt Jehovah Davids regering over heel Israël voorspoed?

8 David koning in Jeruzalem (5:1–6:23). Hoewel David reeds zeven jaar en zes maanden als koning in Juda regeert, wordt hij nu de onbetwiste heerser, en vertegenwoordigers van de stammen zalven hem tot koning over heel Israël. Dit is zijn derde zalving (1070 v.G.T.). Een van Davids eerste daden als regeerder over het hele koninkrijk is de verovering van de vesting Sion in Jeruzalem op de verschanste Jebusieten, die hij overrompelt via de watertunnel. Vervolgens maakt David Jeruzalem tot zijn hoofdstad. Jehovah der legerscharen zegent David en maakt hem gaandeweg groter. Zelfs Hiram, de rijke koning van Tyrus, zendt David kostbare ceders alsook arbeiders om een huis voor de koning te bouwen. Davids gezin breidt zich uit en Jehovah schenkt zijn regering voorspoed. Er vinden nog twee confrontaties met de oorlogszuchtige Filistijnen plaats. Bij de eerste daarvan breekt Jehovah te Baäl-Perazim voor David door de vijandelijke linies heen, waardoor hij hem de overwinning geeft. Bij het tweede treffen verricht Jehovah een ander wonder door „in de toppen van de bakastruiken het geluid van marcheren” te laten horen, daarmee te kennen gevend dat Jehovah voor Israël uit gaat om de legers van de Filistijnen te verslaan (5:24). Weer een schitterende overwinning voor Jehovah’s strijdkrachten!

9. Beschrijf de gebeurtenissen in verband met de overbrenging van de Ark naar Jeruzalem.

9 David neemt 30.000 man met zich mee en gaat op weg om de ark van het verbond van Baäle-Juda (Kirjath-Jearim) naar Jeruzalem te brengen. Wanneer ze met veel muziek en vreugdebetoon daarheen wordt gebracht, wankelt de wagen waarop ze wordt vervoerd, en Uzza, die ernaast loopt, steekt zijn hand uit om de heilige Ark voor kantelen te behoeden. „Daarop ontbrandde Jehovah’s toorn tegen Uzza en de ware God sloeg hem aldaar neer wegens de oneerbiedige daad” (6:7). De Ark krijgt een plaats in het huis van Obed-Edom, en in de loop van de volgende drie maanden zegent Jehovah het huisgezin van Obed-Edom rijkelijk. Na drie maanden komt David om de Ark op de juiste wijze over de rest van de weg te vervoeren. Met vreugdegeroep, muziek en dans wordt de Ark Davids hoofdstad binnengebracht. David uit zijn grote vreugde door voor het aangezicht van Jehovah te dansen, maar zijn vrouw Michal neemt hier aanstoot aan. David houdt vol: „Ik wil vreugde bedrijven voor het aangezicht van Jehovah” (6:21). Dientengevolge blijft Michal tot haar dood kinderloos. *

10. Welk verbond en welke belofte van Jehovah worden vervolgens onder onze aandacht gebracht?

10 Gods verbond met David (7:1-29). Wij komen nu bij een van de belangrijkste gebeurtenissen in Davids leven, een gebeurtenis die rechtstreeks verband houdt met het centrale thema van de bijbel, de heiliging van Jehovah’s naam door het Koninkrijk onder het beloofde Zaad. De aanleiding tot deze gebeurtenis is Davids wens om een huis voor de ark van God te bouwen. Nu hij inmiddels zelf in een prachtig huis van ceders woont, maakt hij tegenover Nathan zijn wens kenbaar een huis voor Jehovah’s ark van het verbond te bouwen. Via Nathan verzekert Jehovah David opnieuw van Zijn liefderijke goedheid jegens Israël en sluit een verbond met hem dat voor altijd zal blijven bestaan. Doch niet David, maar zijn zaad zal het huis voor Jehovah’s naam bouwen. Bovendien doet Jehovah de liefdevolle belofte: „En uw huis en uw koninkrijk zullen stellig tot onbepaalde tijd bestendig zijn voor uw aangezicht; ja, uw troon zal er een worden die tot onbepaalde tijd stevig bevestigd is.” — 7:16.

11. Met welk gebed brengt David zijn dankbaarheid tot uiting?

11 Overweldigd door Jehovah’s goedheid, zoals deze in dit Koninkrijksverbond tot uiting komt, brengt David zijn dankbaarheid voor al Gods liefderijke goedheid onder woorden: „Is er ook één natie op aarde als uw volk Israël, dat God zich ging loskopen tot een volk en om zich een naam toe te kennen en om voor hen grote en vrees inboezemende dingen te doen? . . . En gijzelf, o Jehovah, zijt hun God geworden” (7:23, 24). Vurig bidt hij om de heiliging van Jehovah’s naam en smeekt of het huis van David stevig bevestigd mag worden voor Zijn aangezicht.

12. Welke oorlogen voert David, en welke goedheid betoont hij Sauls huis?

12 David breidt Israëls grondgebied uit (8:1–10:19). Het is David echter niet vergund in vrede te regeren. Er moeten nog oorlogen gevoerd worden. David gaat ertoe over de Filistijnen, de Moabieten, de Zobaïeten, de Syriërs en de Edomieten te verslaan, waardoor hij Israëls grondgebied tot aan de door God verordende grenzen uitbreidt (2 Sam. 8:1-5, 13-15; Deut. 11:24). Dan richt hij zijn aandacht op het huis van Saul, opdat hij, ter wille van Jonathan, eventuele overgeblevenen liefderijke goedheid kan betonen. Ziba, een knecht van Saul, vestigt Davids aandacht op een zoon van Jonathan, Mefiboseth, die aan beide voeten kreupel is. Onmiddellijk bepaalt David dat al Sauls goederen aan Mefiboseth moeten worden overgedragen en dat zijn land bebouwd moet worden door Ziba en zijn knechten om Mefiboseths huis van voedsel te voorzien. Mefiboseth zelf zal echter aan de tafel van David eten.

13. Door welke verdere overwinningen laat Jehovah zien dat hij met David is?

13 Wanneer de koning van Ammon sterft, zendt David gezanten naar diens zoon Hanun met uitingen van liefderijke goedheid. Hanuns raadgevers beschuldigen David er echter van dat hij de gezanten heeft gezonden om het land te verspieden en daarom vernederen zij hen en zenden hen halfnaakt terug. Vertoornd over deze belediging stuurt David Joab met zijn leger om het kwaad te wreken. Joab verdeelt zijn strijdkrachten en brengt de Ammonieten en de Syriërs, die hun te hulp waren gekomen, moeiteloos een nederlaag toe. De Syriërs hergroeperen hun strijdkrachten, maar worden opnieuw door de legers van Jehovah onder Davids bevel verslagen, waarbij zij 700 wagenmenners en 40.000 ruiters verliezen. Hier is nog een bewijs dat Jehovah’s gunst en zegen op David rusten.

14. Welke zonden begaat David in verband met Bathseba?

14 David zondigt tegen Jehovah (11:1–12:31). Het volgende voorjaar zendt David Joab opnieuw naar Ammon om Rabba te belegeren, terwijl hij zelf in Jeruzalem blijft. Op een avond ziet hij toevallig vanaf zijn dakterras de mooie Bathseba, de vrouw van de Hethiet Uria, die zich aan het baden is. Hij laat haar naar zijn huis halen en heeft betrekkingen met haar, en zij wordt zwanger. David tracht het gebeurde te verbergen door Uria uit de strijd bij Rabba te laten terugkomen en hem naar zijn huis te zenden om zich te verkwikken. Uria weigert echter zichzelf te behagen en betrekkingen met zijn vrouw te hebben terwijl de Ark en het leger ’in hutten wonen’. In vertwijfeling stuurt David Uria naar Joab terug met een brief waarin staat: „Plaatst Uria vooraan bij de hevigste gevechtsaanvallen, en gijlieden moet u van achter hem terugtrekken, en hij moet neergeslagen worden en sterven” (11:11, 15). Zo sterft Uria. Nadat Bathseba’s rouwtijd voorbij is, neemt David haar onmiddellijk bij zich in huis op, waar zij zijn vrouw wordt en hun kind, een zoon, wordt geboren.

15. Hoe spreekt Nathan een profetisch oordeel over David uit?

15 Dit is slecht in Jehovah’s ogen. Hij zendt de profeet Nathan met een oordeelsboodschap naar David. Nathan vertelt David over een rijke man en een arme man. De een had veel kudden maar de ander had één ooilam, dat in het gezin als een huisdier werd vertroeteld en „hem als een dochter” werd. Toen er op een keer een feestmaal bereid moest worden, nam de rijke man echter geen schaap van zijn eigen kudden, maar het ooilam van de arme man. Wanneer David dit hoort, ontbrandt hij in toorn en roept uit: „Zo waar Jehovah leeft, de man die dat doet, verdient te sterven!” Daarop zegt Nathan: „Gijzelf zijt die man!” (12:3, 5, 7) Vervolgens spreekt hij het profetische oordeel uit dat Davids vrouwen in het openbaar door een andere man onteerd zullen worden, dat zijn huis door interne strijd geteisterd zal worden en dat zijn kind bij Bathseba zal sterven.

16. (a) Welke betekenissen zijn aan de namen van Davids tweede zoon bij Bathseba verbonden? (b) Wat is het uiteindelijke resultaat van de aanval op Rabba?

16 Oprecht bedroefd en vol berouw erkent David openlijk: „Ik heb tegen Jehovah gezondigd” (12:13). Overeenkomstig Jehovah’s woord sterft de nakomeling uit de overspelige verbintenis na een ziekte van zeven dagen. (Later baart Bathseba David weer een zoon; zij noemen hem Salomo, welke naam is afgeleid van een grondwoord dat „vrede” betekent. Via Nathan zendt Jehovah echter de boodschap het kind ook Jedidja te noemen, wat „Bemind door Jah” betekent.) Na deze hartverscheurende ervaring wordt David door Joab naar Rabba geroepen, waar de beslissende aanval wordt voorbereid. Joab heeft de watervoorziening van de stad in handen gekregen en laat nu vol respect aan de koning de eer om de stad zelf in te nemen.

17. Welke interne moeilijkheden beginnen Davids huisgezin te teisteren?

17 Davids huiselijke moeilijkheden (13:1–18:33). Davids gezinsmoeilijkheden beginnen wanneer Amnon, een van Davids zonen, hartstochtelijk verliefd wordt op Tamar, de zuster van zijn halfbroer Absalom. Amnon wendt voor ziek te zijn en vraagt of de zeer schone Tamar mag komen om hem te verzorgen. Hij onteert haar en gaat haar dan zo intens haten dat hij haar als een vernederde vrouw wegstuurt. Absalom zint op wraak en wacht zijn tijd af. Ongeveer twee jaar later bereidt hij een feestmaal waarvoor Amnon en alle andere zonen van de koning worden uitgenodigd. Wanneer Amnons hart vrolijk wordt van de wijn, wordt hij op bevel van Absalom onverhoeds overvallen en gedood.

18. Door welke list wordt de weg gebaand voor Absaloms terugkeer uit ballingschap?

18 Bang voor het misnoegen van de koning vlucht Absalom naar Gesur, waar hij drie jaar lang in semi-ballingschap woont. Ondertussen beraamt Joab, de overste van Davids leger, een plan om een verzoening tussen David en Absalom tot stand te brengen. Hij laat een wijze vrouw uit Tekoa de koning een gefingeerde situatie voorleggen waarbij vergelding, ballingschap en straf betrokken zijn. Wanneer de koning een oordeel velt, onthult de vrouw de ware reden van haar aanwezigheid, namelijk dat de eigen zoon van de koning, Absalom, te Gesur in ballingschap is. David beseft dat Joab dit plan bedacht heeft maar stemt erin toe dat zijn zoon naar Jeruzalem terugkeert. Het duurt nog twee jaar voordat de koning Absaloms verzoek inwilligt hem van aangezicht tot aangezicht te zien.

19. Welke samenzwering komt nu in de openbaarheid, en met welk gevolg voor David?

19 Ondanks Davids liefderijke goedheid smeedt Absalom al spoedig een samenzwering om zich van de troon van zijn vader meester te maken. Absalom valt onder alle dappere mannen van Israël op door zijn knappe uiterlijk, en dit draagt bij tot zijn eerzucht en trots. Elk jaar scheert hij zijn weelderig groeiende hoofdhaar af en het gewicht ervan bedraagt ca. 2,3 kg (2 Sam. 14:26, voetnoot). Door verscheidene sluwe kuiperijen begint Absalom het hart van de mannen van Israël te stelen. Uiteindelijk komt de samenzwering in de openbaarheid. Na van zijn vader toestemming gekregen te hebben om naar Hebron te gaan, maakt Absalom daar zijn opstandige voornemen bekend en roept de steun van heel Israël in bij zijn opstand tegen David. Als grote aantallen zich aan de zijde van zijn opstandige zoon scharen, blijft David niet in Jeruzalem maar vlucht met enkele loyale aanhangers, mannen wier instelling getypeerd wordt door de verklaring van de Gathiet Ittai: „Zo waar Jehovah leeft en zo waar mijn heer de koning leeft, op de plaats waar mijn heer de koning moge komen, hetzij ten dode of ten leven, daar zal uw dienaar komen!” — 15:21.

20, 21. (a) Welke gebeurtenissen doen zich gedurende Davids vlucht voor, en hoe wordt Nathans profetie vervuld? (b) Hoe komt de verrader Achitofel aan zijn eind?

20 Op zijn vlucht uit Jeruzalem wordt David in kennis gesteld van het verraad van Achitofel, een van zijn meest vertrouwde raadgevers. Hij bidt: „Verander de raad van Achitofel alstublieft in dwaasheid, o Jehovah!” (15:31) Zadok en Abjathar, priesters die loyaal zijn aan David, en de Arkiet Husai worden naar Jeruzalem teruggezonden om Absalom in de gaten te houden en verslag over zijn doen en laten uit te brengen. Ondertussen ontmoet David in de wildernis Ziba, de bediende van Mefiboseth, die bericht dat zijn meester nu verwacht dat het koninkrijk weer tot het huis van Saul zal terugkeren. Wanneer David verder trekt, vervloekt Simeï, een man uit het huis van Saul, hem en gooit met stenen naar hem, maar David weerhoudt zijn mannen ervan wraak te nemen.

21 In Jeruzalem heeft de usurpator Absalom op advies van Achitofel „voor de ogen van heel Israël” betrekkingen met de bijvrouwen van zijn vader. Dit is een vervulling van Nathans profetische oordeel (16:22; 12:11). Achitofel geeft Absalom tevens de raad een strijdmacht van 12.000 man te nemen en David in de wildernis na te jagen. Husai, die Absaloms vertrouwen heeft gewonnen, beveelt echter een andere handelwijze aan. En precies zoals David heeft gebeden, wordt de raad van Achitofel verijdeld. Op judasachtige wijze gaat de teleurgestelde Achitofel naar huis en worgt zich. Husai bericht Absaloms plannen in het geheim aan de priesters Zadok en Abjathar, die de boodschap op hun beurt aan David in de wildernis laten overbrengen.

22. Door welk verdriet wordt de vreugde van Davids overwinning getemperd?

22 Hierdoor is David in staat de Jordaan over te trekken en als strijdtoneel het woud bij Mahanaïm te kiezen. Daar stelt hij zijn strijdkrachten op en beveelt hun Absalom met zachtheid te behandelen. De opstandelingen lijden een verpletterende nederlaag. Als Absalom op een muildier door het dichte woud vlucht, raakt hij met zijn hoofd vast in de lage takken van een kolossale boom, en daar hangt hij, zwevend tussen hemel en aarde. Als Joab hem in deze hachelijke positie aantreft, doodt hij hem, het bevel van de koning volkomen negerend. Davids intense verdriet wanneer hij hoort dat zijn zoon dood is, weerspiegelt zich in zijn weeklacht: „Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! O was ik maar gestorven, ikzelf, in plaats van u, Absalom mijn zoon, mijn zoon!” — 18:33.

23. Welke regelingen kenmerken Davids terugkeer als koning?

23 De laatste gebeurtenissen tijdens Davids regering (19:1–24:25). David blijft bitter treuren totdat Joab hem aanspoort zijn rechtmatige positie als koning weer in te nemen. In plaats van Joab stelt hij nu Amasa tot hoofd over het leger aan. Bij zijn terugkeer wordt hij door het volk verwelkomd, onder meer door Simeï, wiens leven David spaart. Ook Mefiboseth komt om zijn zaak te bepleiten, en David schenkt hem een even groot erfdeel als Ziba. Opnieuw zijn geheel Israël en Juda onder David verenigd.

24. Welke verdere ontwikkelingen, waarbij de stam Benjamin betrokken is, doen zich voor?

24 Er liggen echter nog meer moeilijkheden in het verschiet. Seba, een Benjaminiet, roept zichzelf tot koning uit en keert velen van David af. Amasa, die van David opdracht heeft gekregen mannen bijeen te roepen om de opstand neer te slaan, heeft een ontmoeting met Joab en wordt door deze verraderlijk vermoord. Dan neemt Joab het leger over en achtervolgt Seba naar Abel van Beth-Maächa en belegert de stad. Op aanraden van een wijze vrouw in de stad stellen de inwoners Seba terecht en Joab trekt zich terug. Daar Saul Gibeonieten had gedood en de bloedschuld nog ongewroken was, komt er een drie jaar durende hongersnood in Israël. Om de bloedschuld weg te nemen, worden zeven zonen uit Sauls huisgezin terechtgesteld. Later, wanneer Israël weer in oorlog is geraakt met de Filistijnen, wordt Davids leven nog net gered door zijn neef Abisaï. Zijn mannen bezweren hem dat hij niet meer met hen ten strijde moet uittrekken, „opdat gij de lamp van Israël niet uitblust!” (21:17) Drie van zijn sterke mannen verrichten dan opmerkelijke daden door Filistijnse reuzen neer te slaan.

25. Wat wordt in de nu volgende liederen van David tot uiting gebracht?

25 Op dit punt beland, onderbreekt de schrijver het verslag met een lied van David voor Jehovah dat parallel loopt met Psalm 18 en waarin David zijn dankbaarheid tot uiting brengt voor zijn bevrijding „uit de handpalm van al zijn vijanden en uit de handpalm van Saul”. Blij verklaart hij: „Jehovah is mijn steile rots en mijn vesting en Degene die mij ontkoming verschaft. Degene die grote reddingen bewerkt voor zijn koning en liefderijke goedheid betracht jegens zijn gezalfde, jegens David en zijn zaad voor onbepaalde tijd” (22:1, 2, 51). Dan volgt het laatste lied van David, waarin hij erkent: „De geest van Jehovah was het die door mij heeft gesproken, en zijn woord was op mijn tong.” — 23:2.

26. Wat wordt er over Davids sterke mannen vermeld, en hoe geeft hij van respect voor hun levensbloed blijk?

26 Wanneer het boek het historische verslag weer opvat, krijgen wij een opsomming van de sterke mannen die bij David behoren, van wie er drie een zeer bijzondere plaats innemen. Zij zijn betrokken bij een incident dat zich voordoet wanneer een voorpost van de Filistijnen zich in Bethlehem, Davids geboortestad, heeft gevestigd. David uit het verlangen: „O kon ik toch maar wat water drinken uit de regenbak van Bethlehem, die bij de poort is!” (23:15) Hierop dringen de drie sterke mannen de legerplaats van de Filistijnen binnen, putten water uit de regenbak en nemen het mee naar David. Maar David weigert het te drinken. In plaats daarvan giet hij het op de grond uit, met de woorden: „Het is mijnerzijds niet denkbaar, o Jehovah, dat ik dit zou doen! Zal ik het bloed van de mannen drinken, die met gevaar voor hun ziel eropuit zijn gegaan?” (23:17) Voor hem staat het water gelijk met het levensbloed dat zij ervoor in de waagschaal hebben gesteld. Hierop volgt dan nog een opsomming van de 30 sterkste mannen van zijn leger en hun heldendaden.

27. Welke zonde begaat David ten slotte? Hoe wordt de daaruit voortvloeiende plaag een halt toegeroepen?

27 Ten slotte zondigt David door het volk te tellen. Wanneer hij Gods barmhartigheid afsmeekt, wordt hem de keus uit drie straffen gelaten: zeven jaar hongersnood, drie maanden lang nederlagen in de strijd, of drie dagen pestilentie in het land. David antwoordt: „Laat ons alstublieft in de hand van Jehovah vallen, want zijn barmhartigheden zijn vele; maar laat mij niet in de hand van de mens vallen” (24:14). Door de pestilentie, die de hele natie teistert, komen 70.000 mensen om, en ze wordt pas een halt toegeroepen wanneer David Jehovah’s bevel bij monde van Gad opvolgt en de dorsvloer van Arauna koopt, waar hij Jehovah brandoffers en gemeenschapsoffers brengt.

WAAROM NUTTIG

28. Welke treffende waarschuwingen staan in Twee Samuël?

28 Er is in Twee Samuël veel te vinden wat voor de hedendaagse lezer nuttig is! Bijna elke menselijke gemoedsbeweging wordt hier, getrouw naar het werkelijke leven, in de meest sprekende kleuren afgeschilderd. Zo worden wij in treffende bewoordingen gewaarschuwd voor de rampzalige gevolgen van eerzucht en wraak (3:27-30), het laakbare begeren van de huwelijkspartner van iemand anders (11:2-4, 15-17; 12:9, 10), een verraderlijke handelwijze (15:12, 31; 17:23), enkel op hartstocht gebaseerde liefde (13:10-15, 28, 29), een haastig oordeel (16:3, 4; 19:25-30) en minachting voor de godvruchtige daden van anderen. — 6:20-23.

29. Welke uitnemende voorbeelden van een juist gedrag en een juiste handelwijze zijn in Twee Samuël te vinden?

29 Verreweg het grootste nut van Twee Samuël schuilt echter in de positieve kanten van het verslag, en wij kunnen er ons voordeel mee doen door acht te slaan op de vele uitnemende voorbeelden van een juist gedrag en een juiste handelwijze die erin staan. David is een voorbeeld in zijn exclusieve toewijding aan God (7:22), zijn nederige houding tegenover God (7:18), de wijze waarop hij Jehovah’s naam groot maakt (7:23, 26), zijn juiste standpunt in tegenspoed (15:25), zijn oprechte berouw over zonde (12:13), zijn trouw aan zijn belofte (9:1, 7), het bewaren van zijn evenwicht onder beproeving (16:11, 12), zijn consequente vertrouwen in Jehovah (5:12, 20) en zijn diepe respect voor Jehovah’s regelingen en aanstellingen (1:11, 12). Geen wonder dat David ’een man aangenaam naar Jehovah’s hart’ werd genoemd! — 1 Sam. 13:14.

30. Welke beginselen worden in Twee Samuël toegepast en geïllustreerd?

30 Ook de toepassing van veel bijbelse beginselen is in Twee Samuël te vinden. Hiertoe behoren de beginselen inzake gemeenschapsverantwoordelijkheid (2 Sam. 3:29; 24:11-15), dat goede bedoelingen Gods vereisten niet veranderen (6:6, 7), dat het gezagsbeginsel in Jehovah’s theocratische regeling gerespecteerd moet worden (12:28), dat bloed als heilig moet worden beschouwd (23:17), dat voor bloedschuld verzoening wordt geëist (21:1-6, 9, 14), dat een wijze voor velen onheil kan afwenden (2 Sam. 20:21, 22; Pred. 9:15) en dat loyaliteit jegens Jehovah’s organisatie en haar vertegenwoordigers gehandhaafd moet blijven, „hetzij ten dode of ten leven”. — 2 Sam. 15:18-22.

31. Hoe vergunt Twee Samuël een toekomstblik op Gods koninkrijk, zoals in de christelijke Griekse Geschriften wordt bevestigd?

31 Het belangrijkste van alles is dat Twee Samuël vooruitwijst naar en een schitterende toekomstblik vergunt op Gods koninkrijk, dat Hij in handen legt van Jezus Christus, de „zoon van David” (Matth. 1:1). De eed die Jehovah aan David betreffende de blijvende aard van diens koninkrijk heeft gedaan (2 Sam. 7:16), wordt in Handelingen 2:29-36 met betrekking tot Jezus aangehaald. Dat de profetie „Ík zal zijn vader worden, en híj zal mijn zoon worden” (2 Sam. 7:14) in werkelijkheid vooruitwees naar Jezus, blijkt uit Hebreeën 1:5. Hiervan werd tevens getuigenis afgelegd door Jehovah’s stem, die vanuit de hemel sprak: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd” (Matth. 3:17; 17:5). Ten slotte wordt er naar het Koninkrijksverbond met David verwezen door Gabriël in de woorden die hij tot Maria sprak betreffende Jezus: „Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd; en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal voor eeuwig als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn” (Luk. 1:32, 33). Hoe opwindend blijkt de belofte betreffende het Koninkrijkszaad te zijn terwijl elke stap in de ontwikkeling ervan zich voor onze ogen ontvouwt!

[Voetnoten]

^ ¶1 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 745-747.

^ ¶9 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 1027.

[Studievragen]