Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 12 — 2 Koningen

Bijbelboek nummer 12 — 2 Koningen

Bijbelboek nummer 12 — 2 Koningen

Schrijver: Jeremia

Waar geschreven: Jeruzalem en Egypte

Geschrift voltooid: 580 v.G.T.

Beschreven periode: ca. 920-580 v.G.T.

1. Welke geschiedenissen worden in Twee Koningen verhaald, en ter rechtvaardiging waarvan?

HET boek Twee Koningen blijft de woelige geschiedenis van de koninkrijken Israël en Juda volgen. Elisa nam de mantel van Elia op en werd met twee delen van Elia’s geest gezegend; vergeleken met de 8 wonderen van Elia verrichtte hij er 16. Hij bleef de ondergang voorzeggen voor het afvallige Israël, waar alleen Jehu een korte tijd ijver voor Jehovah deed opvlammen. Israëls koningen zonken steeds dieper in goddeloosheid weg, totdat het noordelijke koninkrijk ten slotte in 740 v.G.T. door Assyrië ten val werd gebracht. In het zuidelijke koninkrijk Juda wisten enkele voortreffelijke koningen, met name Josafat, Joas, Hizkia en Josia, het getij van de afval voor enige tijd te keren, maar uiteindelijk voltrok Nebukadnezar Jehovah’s oordeel door in 607 v.G.T. de stad Jeruzalem, haar tempel en het land Juda te verwoesten. Zo gingen Jehovah’s profetieën in vervulling en werd zijn woord gerechtvaardigd!

2. Wat kan er over de schrijver en de canoniciteit van Twee Koningen worden gezegd, en welke tijdsperiode wordt erin beschreven?

2 Aangezien Twee Koningen oorspronkelijk deel uitmaakte van dezelfde rol als Eén Koningen, is datgene wat reeds over Jeremia’s auteurschap is gezegd, ook hier van toepassing; dit geldt eveneens voor de bewijzen inzake de canoniciteit en authenticiteit van het boek. Het werd omstreeks 580 v.G.T. voltooid en beschrijft de periode die begint met de regering van Ahazia van Israël omstreeks 920 v.G.T. en eindigt in het 37ste jaar van Jojachins ballingschap, 580 v.G.T. — 1:1; 25:27.

3. Door welke opmerkelijke archeologische vondsten wordt Twee Koningen gestaafd?

3 Archeologische vondsten waardoor het verslag van Twee Koningen wordt gestaafd, verschaffen verdere bewijzen voor de authenticiteit ervan. Daar is bijvoorbeeld de beroemde Moabitische Steen, met een inscriptie waarin de Moabitische koning Mesa zijn versie geeft van de oorlog tussen Moab en Israël (3:4, 5). Daar is ook de uit zwarte kalksteen vervaardigde obelisk van de Assyrische Salmaneser III, thans tentoongesteld in het British Museum te Londen, die de Israëlitische koning Jehu met name noemt. Daar zijn de inscripties van de Assyrische koning Tiglath-Pileser III (Pul), waarin verscheidene koningen van Israël en Juda worden genoemd, onder wie Menahem, Achaz en Pekah. — 15:19, 20; 16:5-8. *

4. Waardoor wordt bewezen dat Twee Koningen een integrerend deel van de geïnspireerde Schrift is?

4 Een duidelijk bewijs voor de authenticiteit van het boek is te vinden in de bijzonder grote openhartigheid waarmee de voltrekking van Jehovah’s oordelen aan zijn eigen volk wordt beschreven. Wanneer eerst het koninkrijk Israël en dan het koninkrijk Juda met een verpletterende slag te gronde gaan, raken wij doordrongen van de indrukwekkende kracht van Jehovah’s profetische oordeel in Deuteronomium 28:15–29:28. Bij de verwoesting van die koninkrijken „is Jehovah’s toorn tegen dat land ontbrand om er heel de vervloeking over te brengen die in dit boek staat beschreven” (Deut. 29:27; 2 Kon. 17:18; 25:1, 9-11). Andere in Twee Koningen opgetekende gebeurtenissen worden elders in de Schrift nader belicht. In Lukas 4:24-27 spreekt Jezus, na het eerst al over Elia en de weduwe van Sarfath gehad te hebben, over Elisa en Naäman om aan te tonen waarom hij zelf in zijn eigen gebied niet als profeet werd aanvaard. Zowel Eén als Twee Koningen moeten derhalve gezien worden als een integrerend deel van de Heilige Schrift.

DE INHOUD VAN TWEE KONINGEN

5. Welke berisping en welk vonnis krijgt Ahazia van Elia te horen, en waarom?

5 Ahazia, koning van Israël (1:1-18). Deze zoon van Achab valt in zijn huis en wordt ziek. Hij zendt boden om Baäl-Zebub, de god van Ekron, te vragen of hij zal herstellen. Elia gaat de boden tegemoet en zendt hen naar de koning terug, met de berisping dat hij de ware God niet heeft geraadpleegd en het bericht dat hij, omdat hij zich niet tot de God van Israël heeft gewend, beslist zal sterven. Als de koning een overste met 50 man stuurt om Elia te halen en hem bij de koning te brengen, smeekt Elia vuur van de hemel af om hen te verteren. Hetzelfde overkomt een tweede overste met zijn vijftigtal. Er wordt een derde overste met zijn vijftigtal gestuurd, en wegens de respectvolle smeking van de overste spaart Elia ditmaal hun leven. Elia gaat met hen mee naar de koning en spreekt opnieuw het doodsoordeel over Ahazia uit. Zoals Elia heeft gezegd, sterft de koning. Dan wordt Joram, de broer van Ahazia, koning over Israël, want Ahazia heeft geen zoon om zijn plaats in te nemen.

6. Onder welke omstandigheden gaat Elia van Elisa weg, en hoe blijkt al spoedig dat „de geest van Elia” op Elisa is komen te rusten?

6 Elisa volgt Elia op (2:1-25). Voor Elia breekt de tijd aan om weggenomen te worden. Elisa blijft bij hem wanneer hij zich eerst van Gilgal naar Bethel begeeft, vervolgens naar Jericho en ten slotte naar de overkant van de Jordaan. Elia scheidt de wateren van de Jordaan door ze met zijn ambtsgewaad te slaan. Wanneer Elisa een vurige strijdwagen en vurige paarden tussen hemzelf en Elia ziet komen en hij Elia in een storm ziet opvaren, ontvangt hij de beloofde twee delen van Elia’s geest. Hij toont al spoedig dat „de geest van Elia” op hem is komen te rusten (2:15). Hij raapt Elia’s gevallen gewaad op en gebruikt het om de wateren opnieuw te scheiden. Dan maakt hij het slechte water in Jericho gezond. Op weg naar Bethel beginnen kleine jongens hem te beschimpen met de woorden: „Ga op, kaalkop! Ga op, kaalkop!” (2:23) Elisa roept Jehovah aan en er komen twee berinnen uit het bos die 42 van deze jeugdige boosdoeners doden.

7. Waarom redt Jehovah Josafat en Joram?

7 Joram, koning van Israël (3:1-27). Deze koning doet voortdurend wat kwaad is in Jehovah’s ogen door vast te houden aan de zonden van Jerobeam. De koning van Moab heeft Israël schatting betaald maar komt nu in opstand, en Joram roept de hulp van koning Josafat van Juda en van de koning van Edom in om tegen Moab ten strijde te trekken. Op weg naar de aanval komen hun legers in een gebied terecht waar geen water is, en zij dreigen om te komen. De drie koningen dalen naar Elisa af om hem te vragen zijn God Jehovah te raadplegen. Omwille van de getrouwe Josafat redt Jehovah hen en geeft hun de overwinning op Moab.

8. Welke verdere wonderen verricht Elisa?

8 Elisa’s verdere wonderen (4:1–8:15). Daar de schuldeisers van de weduwe van een der profetenzonen op het punt staan haar twee zonen in slavernij te brengen, roept zij Elisa’s hulp in. Door een wonder vermenigvuldigt hij de kleine voorraad olie in haar huis, zodat zij voldoende kan verkopen om haar schulden te betalen. Een Sunamitische vrouw erkent dat Elisa een profeet van de ware God is, en zij en haar man maken een kamer gereed die hij kan gebruiken wanneer hij in Sunem is. Wegens haar vriendelijkheid zegent Jehovah haar met een zoon. Enkele jaren later wordt het kind ziek en sterft. Onmiddellijk zoekt de vrouw Elisa op. Hij gaat met haar mee naar haar huis, en door Jehovah’s kracht wekt hij het kind tot leven. Teruggekeerd bij de profetenzonen te Gilgal, verwijdert Elisa door een wonder „de dood . . . in de pot” door giftige pompoenen onschadelijk te maken. Dan voedt hij 100 man met 20 gerstebroden, en nog ’houden zij over’. — 4:40, 44.

9. Welke wonderen worden in verband met Naäman en met het bijlblad verricht?

9 Naäman, de overste van het Syrische leger, is melaats. Een gevangengenomen Israëlitisch meisje vertelt Naämans vrouw dat er een profeet in Samaria is die hem kan genezen. Naäman reist naar Elisa toe, maar in plaats van zich persoonlijk met hem bezig te houden, stuurt Elisa hem slechts de boodschap dat hij zich zevenmaal in de Jordaan moet gaan baden. Naäman is verontwaardigd over dit ogenschijnlijke gebrek aan eerbied. Zijn de rivieren van Damaskus niet beter dan de wateren van Israël? Hij laat zich er echter toe overreden Elisa te gehoorzamen, en hij wordt genezen. Elisa weigert een geschenk als beloning aan te nemen, maar later rent zijn bediende Gehazi Naäman achterna en vraagt in Elisa’s naam om een geschenk. Wanneer Gehazi terugkomt en Elisa om de tuin probeert te leiden, wordt hij met melaatsheid geslagen. Er wordt nog een wonder verricht wanneer Elisa een bijlblad laat drijven.

10. Hoe wordt getoond dat Jehovah over superieure strijdkrachten beschikt, en hoe zorgt Elisa ervoor dat de Syriërs naar hun land terugkeren?

10 Wanneer Elisa de koning van Israël waarschuwt voor een Syrische samenzwering om hem te doden, stuurt de koning van Syrië een krijgsmacht naar Dothan om Elisa gevangen te nemen. Elisa’s bediende, die ziet dat de stad door de legers van Syrië omsingeld is, wordt bang. Elisa stelt hem gerust: „Wees niet bevreesd, want er zijn er meer die met ons zijn dan die met hen zijn.” Dan bidt hij of Jehovah zijn bediende de grote strijdmacht wil laten zien die met Elisa is. ’En zie! Het bergland is vol vurige paarden en strijdwagens rondom Elisa’ (6:16, 17). Als de Syriërs tot de aanval overgaan, bidt de profeet opnieuw tot Jehovah, en de Syriërs worden met mentale blindheid geslagen en tot de koning van Israël geleid. Zij worden niet ter dood gebracht, maar in plaats daarvan zegt Elisa de koning een feestmaal voor hen aan te rechten en hen naar huis te zenden.

11. Hoe gaan Elisa’s profetieën betreffende de Syriërs en Ben-Hadad in vervulling?

11 Later belegert koning Ben-Hadad van Syrië Samaria, en er heerst een grote hongersnood. De koning van Israël stelt Elisa hiervoor verantwoordelijk, maar de profeet voorzegt dat er de volgende dag een overvloed van voedsel zal zijn. ’s Nachts laat Jehovah de Syriërs het geluid van een groot leger horen, zodat zij vluchten en al hun proviand voor de Israëlieten achterlaten. Na enige tijd wordt Ben-Hadad ziek. Wanneer hij te horen krijgt dat Elisa naar Damaskus is gekomen, stuurt hij Hazaël om te informeren of hij zal herstellen. Elisa’s antwoord geeft te kennen dat de koning zal sterven en dat Hazaël in zijn plaats koning zal worden. Hazaël zorgt dat dit geschiedt door de koning eigenhandig te doden en het koningschap over te nemen.

12. Wat voor koning blijkt Josafats zoon Joram te zijn?

12 Joram, koning van Juda (8:16-29). Ondertussen is nu in Juda Josafats zoon Joram koning. Hij blijkt al niet veel beter te zijn dan de koningen van Israël, want hij doet wat kwaad is in Jehovah’s ogen. Zijn vrouw is Achabs dochter Athalia, wier broer, die ook Joram heet, in Israël regeert. Bij de dood van Joram van Juda wordt zijn zoon Ahazia koning in Jeruzalem.

13. Welke bliksemveldtocht laat Jehu op zijn zalving volgen?

13 Jehu, koning van Israël (9:1–10:36). Elisa stuurt een van de profetenzonen om Jehu tot koning over Israël te zalven en hem op te dragen het hele huis van Achab neer te slaan. Jehu laat geen tijd verloren gaan. Hij gaat op weg naar Joram, de koning van Israël, die in Jizreël herstellende is van de verwondingen die hij in de oorlog heeft opgelopen. De wachter ziet de deinende massa mannen naderen en bericht de koning ten slotte: „De manier van rijden is als de manier van rijden van Jehu, de kleinzoon van Nimsi, want hij rijdt als een waanzinnige” (9:20). Joram van Israël en Ahazia van Juda informeren naar Jehu’s bedoelingen. Als antwoord vraagt Jehu: „Hoe zou het vrede kunnen zijn zolang de hoererijen van uw moeder Izebel en haar vele toverijen er nog zijn?” (9:22) Als Joram zich omkeert om te vluchten, schiet Jehu een pijl door zijn hart. Zijn lijk wordt op het veld van Naboth geworpen, als verdere vergelding voor het onschuldige bloed dat Achab vergoten heeft. Later zetten Jehu en zijn mannen Ahazia achterna en slaan hem neer, zodat hij in Megiddo sterft. Er sterven twee koningen tijdens Jehu’s eerste bliksemveldtocht.

14. Hoe gaat Elia’s profetie betreffende Izebel in vervulling?

14 Nu is Izebel aan de beurt! Wanneer Jehu zegevierend Jizreël binnenrijdt, verschijnt Izebel zo aantrekkelijk mogelijk opgemaakt aan haar venster. Jehu is niet onder de indruk. „Laat haar vallen!”, roept hij tegen enkele bedienden. En daar gaat zij; haar bloed spat tegen de muur en tegen de paarden, die haar vertrappen. Wanneer zij heengaan om haar te begraven, kunnen zij alleen nog maar haar schedel, haar voeten en haar handpalmen vinden. Dit is een vervulling van Elia’s profetie: ’zij is door honden opgegeten en zij is tot mest geworden op het stuk land van Jizreël’. — 2 Kon. 9:33, 36, 37; 1 Kon. 21:23.

15. Welke verschillende ontmoetingen heeft Jehu op weg naar Samaria?

15 Vervolgens geeft Jehu opdracht tot het afslachten van de 70 zonen van Achab, en hij stapelt hun hoofden op bij de poort van Jizreël. Heel Achabs kliek van jabroers in Jizreël wordt neergeslagen. Nu op naar de hoofdstad van Israël, Samaria! Onderweg treft hij de 42 broers van Ahazia aan, die naar Jizreël reizen, niets vermoedend van wat er aan de hand is. Zij worden gegrepen en gedood. Maar nu vindt er een heel andere ontmoeting plaats. Jonadab, de zoon van Rechab, komt Jehu tegemoet. Op Jehu’s vraag: „Is uw hart oprecht met mij, net zoals míjn hart met uw hart is?”, antwoordt Jonadab: „Ja.” Jehu laat hem dan met hem meerijden in zijn strijdwagen, zodat Jonadab uit de eerste hand kan zien dat hij „geen mededinging ten opzichte van Jehovah” duldt. — 2 Kon. 10:15, 16.

16. Hoe grondig treedt Jehu tegen Achabs huis en tegen Baäl op?

16 Bij aankomst in Samaria verdelgt Jehu, overeenkomstig Jehovah’s woord tot Elia, allen die van Achabs huis zijn overgebleven (1 Kon. 21:21, 22). Maar hoe staat het met de verfoeilijke Baälreligie? Jehu verklaart: „Achab heeft Baäl enerzijds weinig aanbeden. Jehu zal hem anderzijds zeer veel aanbidden” (2 Kon. 10:18). Na al deze demonenaanbidders naar het huis van Baäl te hebben geroepen, laat hij hen de kleren aantrekken waardoor zij als Baälaanbidders worden geïdentificeerd en vergewist zich ervan dat er geen aanbidder van Jehovah onder hen is. Dan stuurt hij zijn mannen naar binnen om hen neer te slaan, waarbij zij er niet één laten ontsnappen. Baäls huis wordt met de grond gelijkgemaakt, en op die plaats komen nu privaten, die er in Jeremia’s tijd nog steeds zijn. ’Zo verdelgt Jehu Baäl uit Israël.’ — 10:28.

17. Waarin schiet Jehu te kort, en hoe begint Jehovah Israël te straffen?

17 Maar zelfs de ijverige Jehu schiet te kort. Waarin? Hij blijft de gouden kalveren aanhangen die Jerobeam in Bethel en Dan heeft opgericht. Hij zorgt er niet voor „met geheel zijn hart in de wet van Jehovah, de God van Israël, te wandelen” (10:31). Wegens zijn optreden tegen het huis van Achab belooft Jehovah echter dat zijn nakomelingen tot in het vierde geslacht over Israël zullen regeren. In zijn dagen begint Jehovah het oostelijke deel van het koninkrijk af te snijden door Hazaël van Syrië tegen Israël te laten optrekken. Na 28 jaar geregeerd te hebben, sterft Jehu, en zijn zoon Joahaz volgt hem op.

18. Hoe wordt Athalia’s samenzwering in Juda verijdeld, en wat is opmerkelijk aan de regering van Joas?

18 Joas, koning van Juda (11:1–12:21). De koningin-moeder, Athalia, is naar het vlees en naar de geest een dochter van Izebel. Wanneer zij hoort dat haar zoon Ahazia dood is, geeft zij bevel de hele koninklijke familie uit te roeien en neemt de troon over. Slechts Ahazia’s zoontje Joas, een baby nog, ontsnapt aan de dood doordat hij verborgen wordt. In het zevende jaar van Athalia’s regering laat de priester Jojada Joas tot koning zalven en Athalia ter dood brengen. Jojada gaat het volk voor in de aanbidding van Jehovah, onderricht de jeugdige koning in zijn plichten tegenover God en treft regelingen voor het herstellen van het huis van Jehovah. Door middel van geschenken weet Joas een aanval door Hazaël, de koning van Syrië, af te wenden. Nadat Joas 40 jaar in Jeruzalem heeft geregeerd, wordt hij door zijn dienaren vermoord, en zijn zoon Amazia begint als koning in zijn plaats te regeren.

19. (a) Welke valse aanbidding blijft tijdens de opeenvolgende regeringen van Joahaz en Joas in Israël bestaan? (b) Hoe beëindigt Elisa zijn loopbaan als Jehovah’s profeet?

19 Joahaz en Joas, koningen van Israël (13:1-25). Jehu’s zoon Joahaz zet de afgodenaanbidding voort, en Israël komt onder de macht van Syrië, hoewel Joahaz niet wordt onttroond. Jehovah bevrijdt de Israëlieten na verloop van tijd, maar zij blijven Jerobeams kalveraanbidding beoefenen. Bij de dood van Joahaz neemt zijn zoon Joas zijn plaats als koning in Israël in, terwijl de andere Joas nog in Juda regeert. Joas van Israël zet de afgodenaanbidding van zijn vader voort. Bij zijn dood wordt zijn zoon Jerobeam koning. Tijdens de regering van Joas wordt Elisa ziek en sterft, nadat hij zijn laatste profetie heeft uitgesproken, waarin hij voorzegt dat Joas Syrië driemaal zal verslaan, hetgeen inderdaad in vervulling gaat. Het laatste wonder dat aan Elisa wordt toegeschreven, vindt na zijn dood plaats, wanneer men in dezelfde grafstede een dode man werpt die, zodra hij met Elisa’s gebeente in aanraking komt, weer levend wordt en op zijn voeten gaat staan.

20. Beschrijf Amazia’s regering in Juda.

20 Amazia, koning van Juda (14:1-22). Amazia doet wat recht is in Jehovah’s ogen, maar hij blijft in gebreke de voor de aanbidding gebruikte hoge plaatsen te verwoesten. Hij wordt in de oorlog verslagen door Joas van Israël. Na een 29-jarige regering wordt hij bij een samenzwering gedood. Zijn zoon Azarja wordt in zijn plaats koning gemaakt.

21. Wat gebeurt er tijdens de regering van Jerobeam II in Israël?

21 Jerobeam II, koning van Israël (14:23-29). De tweede Jerobeam die in Israël koning is, blijft de valse aanbidding van zijn voorvader beoefenen. Hij regeert 41 jaar in Samaria en slaagt erin Israëls verloren gebieden te heroveren. Zijn zoon Zacharia volgt hem op de troon op.

22. Wat wordt over Azarja’s regering in Juda verteld?

22 Azarja (Uzzia), koning van Juda (15:1-7). Azarja regeert 52 jaar. Hij is rechtschapen voor het aangezicht van Jehovah maar laat na de hoge plaatsen te verwoesten. Later slaat Jehovah hem met melaatsheid en worden de koninklijke plichten waargenomen door zijn zoon Jotham, die bij Azarja’s dood koning wordt.

23. Door welk kwaad wordt Israël geteisterd in de tijd dat de Assyrische dreiging de kop opsteekt?

23 Zacharia, Sallum, Menahem, Pekahia en Pekah, koningen van Israël (15:8-31). Overeenkomstig Jehovah’s belofte blijft de troon van Israël tot in het vierde geslacht, tot Zacharia, in het huis van Jehu (10:30). Bijgevolg wordt Zacharia koning in Samaria, en zes maanden later slaat een sluipmoordenaar hem neer. Sallum, de troonoverweldiger, kan zich slechts één maand handhaven. Valse aanbidding, sluipmoord en intriges blijven Israël teisteren tijdens de opeenvolgende regeringen van Menahem, Pekahia en Pekah. Tijdens Pekah’s regering komt Assyrië dichterbij om de dodelijke slag toe te brengen. Hosea vermoordt Pekah en wordt Israëls laatste koning.

24. Hoe zondigt na Jotham Achaz van Juda met betrekking tot de aanbidding?

24 Jotham en Achaz, koningen van Juda (15:32–16:20). Jotham beoefent de ware aanbidding maar laat de hoge plaatsen bestaan. Zijn zoon Achaz volgt het voorbeeld van de koningen van het naburige Israël door te beoefenen wat kwaad is in Jehovah’s ogen. Wanneer hij door de koningen van Israël en Syrië wordt aangevallen, wendt hij zich tot de koning van Assyrië om hulp. De Assyriërs komen hem te hulp en nemen Damaskus in, en Achaz gaat erheen om de koning van Assyrië te ontmoeten. Als Achaz daar het altaar voor de aanbidding ziet, laat hij er in Jeruzalem een bouwen volgens hetzelfde model en begint daarop offers te brengen in plaats van op het koperen altaar in Jehovah’s tempel. Zijn zoon Hizkia volgt hem als koning van Juda op.

25. Hoe geraakt Israël in gevangenschap, en waarom?

25 Hosea, de laatste koning van Israël (17:1-41). Israël komt nu onder de macht van Assyrië. Hosea komt in opstand en zoekt hulp bij Egypte, maar in het negende jaar van zijn regering wordt Israël door Assyrië veroverd en in gevangenschap gevoerd. Zo eindigt het tienstammenrijk Israël. Waarom? „Omdat de zonen van Israël gezondigd hadden tegen Jehovah, hun God . . . en zij gingen ermee voort drekgoden te dienen, waarvan Jehovah hun had gezegd: ’Gij moogt deze zaak niet doen’; daarom werd Jehovah zeer vertoornd op Israël, zodat hij hen van voor zijn aangezicht verwijderde” (17:7, 12, 18). De Assyriërs laten mensen uit het oosten komen om zich in het land te vestigen, en deze worden ’mensen die Jehovah vrezen’, ofschoon zij hun eigen goden blijven aanbidden. — 17:33.

26, 27. (a) Hoe doet Hizkia van Juda wat recht is in Jehovah’s ogen? (b) Hoe verhoort Jehovah Hizkia’s gebed door de Assyriërs terug te drijven? (c) Welke verdere vervulling heeft Jesaja’s profetie?

26 Hizkia, koning van Juda (18:1–20:21). Hizkia doet wat recht is in Jehovah’s ogen, naar alles wat zijn voorvader David gedaan had. Hij roeit de valse aanbidding uit en breekt de hoge plaatsen af, en omdat het volk nu de door Mozes gemaakte koperen slang aanbidt, vernietigt hij zelfs deze. Sanherib, de koning van Assyrië, valt nu Juda binnen en neemt veel versterkte steden in. Hizkia tracht hem af te kopen met een zware schatting, maar Sanherib zendt zijn boodschapper Rabsake, die tot aan de muren van Jeruzalem komt, de overgave eist en Jehovah ten aanhoren van het hele volk bespot. De profeet Jesaja stelt de getrouwe Hizkia gerust met een oordeelsboodschap tegen Sanherib. „Dit heeft Jehovah gezegd: ’Wees niet bevreesd’” (19:6). Als Sanherib blijft dreigen, smeekt Hizkia Jehovah: „En nu, o Jehovah, onze God, red ons alstublieft uit zijn hand, opdat alle koninkrijken van de aarde mogen weten dat gij, o Jehovah, alléén God zijt.” — 19:19.

27 Verhoort Jehovah dit onzelfzuchtige gebed? Eerst zendt hij bij monde van Jesaja de boodschap dat „de ijver van Jehovah der legerscharen” de vijand zal terugdrijven (19:31). Dan, diezelfde nacht, zendt hij zijn engel om 185.000 man in de legerplaats van de Assyriërs neer te slaan. ’s Ochtends ’zijn zij allen dood, lijken’ (19:35). Sanherib keert verslagen terug en gaat in Nineve wonen. Daar laat zijn god Nisroch hem nog een keer in de steek, want terwijl hij in aanbidding neergebogen ligt, doden zijn eigen zonen hem, als een vervulling van Jesaja’s profetie. — 19:7, 37.

28. Waar is Hizkia vermaard om, maar waarin zondigt hij?

28 Hizkia wordt dodelijk ziek, maar Jehovah verhoort opnieuw zijn gebed en verlengt zijn leven met 15 jaar. De koning van Babylon zendt boodschappers met geschenken, en Hizkia veroorlooft zich de vrijheid hun heel zijn schathuis te laten zien. Daarop profeteert Jesaja dat alles in zijn huis op een dag naar Babylon zal worden gevoerd. Daarna sterft Hizkia, vermaard om zijn machtsbetoon en wegens de tunnel die hij heeft aangelegd om water binnen de muren van Jeruzalem te brengen.

29. Welke afgoderij stelt Manasse in, welke rampspoed voorzegt Jehovah, en welke verdere zonde begaat Manasse?

29 Manasse, Amon en Josia, koningen van Juda (21:1–23:30). Manasse volgt zijn vader, Hizkia, op en regeert 55 jaar, waarbij hij op grote schaal doet wat kwaad is in Jehovah’s ogen. Hij herstelt de hoge plaatsen voor valse aanbidding, richt altaren voor Baäl op, maakt net als Achab een heilige paal en maakt Jehovah’s huis tot een plaats voor afgoderij. Jehovah voorzegt dat hij rampspoed over Jeruzalem zal brengen, zoals hij die over Samaria heeft gebracht, door ’het schoon te vegen en ondersteboven te keren’. Manasse vergiet ook „zeer veel” onschuldig bloed (21:13, 16). Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Amon, die twee jaar kwaad blijft doen, totdat hij door sluipmoordenaars wordt neergeslagen.

30. Waarom en hoe keert Josia met heel zijn hart tot Jehovah terug?

30 Het volk maakt nu Amons zoon Josia koning. Tijdens zijn 31-jarige regering weet hij voor korte tijd een ommekeer in Juda’s op de vernietiging uitlopende koers te brengen ’door heel de weg van zijn voorvader David te bewandelen’ (22:2). Hij begint herstelwerkzaamheden aan het huis van Jehovah te verrichten en daar vindt de hogepriester het wetboek. Hierin wordt bevestigd dat er verwoesting over de natie zal komen wegens haar ongehoorzaamheid aan Jehovah, maar Josia krijgt de verzekering dat dit wegens zijn getrouwheid niet in zijn dagen zal gebeuren. Hij reinigt zowel het huis van Jehovah als het hele land van demonenaanbidding en strekt zijn campagne van afgodenvernietiging tot Bethel uit, waar hij als een vervulling van de profetie in 1 Koningen 13:1, 2, Jerobeams altaar verwoest. Hij stelt het Pascha voor Jehovah opnieuw in. „Zoals hij bleek er vóór hem geen koning geweest te zijn die met geheel zijn hart en met geheel zijn ziel en met geheel zijn levenskracht, naar de gehele wet van Mozes, tot Jehovah is teruggekeerd” (23:25). Toch is Jehovah nog steeds in toorn ontstoken wegens Manasses overtredingen. Josia sterft te Megiddo in een gevecht met de koning van Egypte.

31. Welke tegenslagen treffen Juda na Josia’s dood?

31 Joahaz, Jojakim en Jojachin, koningen van Juda (23:31–24:17). Na een regering van drie maanden wordt Josia’s zoon Joahaz door de koning van Egypte gevangengenomen en wordt zijn broer Eljakim, wiens naam wordt veranderd in Jojakim, op de troon geplaatst. Hij bewandelt de verkeerde weg van zijn voorvaders en geraakt in onderworpenheid aan Nebukadnezar, de koning van Babylon, maar na verloop van drie jaar rebelleert hij tegen hem. Bij Jojakims dood begint zijn zoon Jojachin te regeren. Nebukadnezar belegert Jeruzalem, neemt het in en voert de schatten van het huis van Jehovah naar Babylon, „juist zoals Jehovah gesproken had” bij monde van Jesaja (24:13; 20:17). Jojachin en duizenden van zijn onderdanen worden in Babylonische ballingschap gevoerd.

32. Welke dramatische gebeurtenissen leiden tot de verwoesting van Jeruzalem en het land?

32 Zedekia, de laatste koning van Juda (24:18–25:30). Nebukadnezar maakt Jojachins oom Mattanja koning en verandert zijn naam in Zedekia. Hij regeert 11 jaar in Jeruzalem en blijft doen wat kwaad is in Jehovah’s ogen. Hij rebelleert tegen Babylon; daarom trekt Nebukadnezar in Zedekia’s negende jaar met zijn hele leger op en bouwt een belegeringswal rondom Jeruzalem. Na 18 maanden heeft de stad zware verliezen geleden door hongersnood. Dan wordt er een bres in de muren geslagen, en Zedekia wordt tijdens een poging om te vluchten gevangengenomen. Zijn zonen worden voor zijn ogen afgeslacht, en hij wordt blind gemaakt. De volgende maand worden alle voorname huizen van de stad, met inbegrip van het huis van Jehovah en het huis van de koning, verbrand en de stadsmuren omvergehaald. De meeste overlevenden worden gevankelijk weggevoerd naar Babylon. Gedalja wordt als stadhouder aangesteld over de enkelen van het geringe volk die op het platteland van Juda zijn overgebleven. Hij wordt echter vermoord, en het volk vlucht naar Egypte. Zo ligt het land vanaf de zevende maand van het jaar 607 v.G.T. volkomen woest en verlaten. De laatste woorden van Twee Koningen spreken over de gunst die de koning van Babylon Jojachin in het 37ste jaar van zijn gevangenschap betoont.

WAAROM NUTTIG

33. Welke voortreffelijke voorbeelden ter navolging worden ons in Twee Koningen verschaft?

33 Hoewel Twee Koningen het noodlottige verval van de koninkrijken Israël en Juda beschrijft, bevat het boek toch ook vele schitterende voorbeelden van Jehovah’s zegen op individuele personen die van liefde voor hem en zijn rechtvaardige beginselen blijk gaven. De Sunamitische vrouw werd, net als de weduwe van Sarfath vóór haar, overvloedig gezegend voor de gastvrijheid die zij Gods profeet betoonde (4:8-17, 32-37). Jehovah’s vermogen om altijd in het nodige te voorzien, werd gedemonstreerd toen Elisa 100 man met 20 broden voedde, evenals Jezus later soortgelijke wonderen zou verrichten (2 Kon. 4:42-44; Matth. 14:16-21; Mark. 8:1-9). Merk op hoe Jonadab een zegen ontving doordat hij uitgenodigd werd in Jehu’s wagen mee te rijden om de verdelging van de Baälaanbidders te zien. En waarom? Omdat hij positieve stappen deed door de ijverige Jehu tegemoet te gaan om hem te begroeten (2 Kon. 10:15, 16). Ten slotte zijn daar de schitterende voorbeelden van Hizkia en Josia in hun nederigheid en gepaste eerbied voor Jehovah’s naam en wet (19:14-19; 22:11-13). Dit zijn voor ons prachtige voorbeelden ter navolging.

34. Wat leert Twee Koningen ons met betrekking tot eerbied voor officieel gemachtigde dienstknechten en met betrekking tot bloedschuld?

34 Jehovah duldt geen minachting jegens officieel door hem gemachtigde dienstknechten. Toen de jeugdige boosdoeners Elisa als Jehovah’s profeet bespotten, vergold Hij hun dit snel (2:23, 24). Bovendien respecteert Jehovah het bloed van de onschuldigen. Zijn oordeel rustte zwaar op Achabs huis, niet alleen wegens de Baälaanbidding maar ook wegens het bloedvergieten dat daarmee gepaard ging. Jehu werd daarom gezalfd om „het bloed van alle knechten van Jehovah [te] wreken van de hand van Izebel”. Toen het oordeel aan Joram werd voltrokken, herinnerde Jehu zich Jehovah’s formele uitspraak dat dit wegens „het bloed van Naboth en het bloed van zijn zonen” gebeurde (9:7, 26). Evenzo was het Manasses bloedschuld waardoor uiteindelijk Juda’s ondergang bezegeld werd. Manasse zondigde niet alleen door valse aanbidding te beoefenen, maar ook doordat hij ’Jeruzalem van het ene einde tot het andere met bloed vulde’. Ook al had Manasse later berouw over zijn slechte handelwijze, de bloedschuld bleef (2 Kron. 33:12, 13). Zelfs de goede regering van Josia en zijn uitroeiing van alle afgoderij konden de bloedschuld die er na Manasses regering op de gemeenschap bleef rusten, niet uitwissen. Jaren later, toen Jehovah er een aanvang mee maakte zijn scherprechters tegen Jeruzalem te laten optrekken, verklaarde hij dat dit was omdat Manasse „Jeruzalem met onschuldig bloed gevuld had, en Jehovah wilde geen vergeving schenken” (2 Kon. 21:16; 24:4). Evenzo verklaarde Jezus dat het Jeruzalem uit de eerste eeuw G.T. ten onder moest gaan omdat de priesters aldaar de zonen waren van hen die het bloed van de profeten hadden vergoten, ’opdat over hen zou komen al het rechtvaardige bloed dat op aarde is vergoten’ (Matth. 23:29-36). God waarschuwt de wereld dat hij het onschuldige bloed dat vergoten is, zal wreken, vooral het bloed „van hen die geslacht [zijn] wegens het woord van God”. — Openb. 6:9, 10.

35. (a) Hoe wordt bevestigd dat Elia, Elisa en Jesaja ware profeten waren? (b) Wat zegt Petrus in verband met Elia over profetieën?

35 De onfeilbare zekerheid waarmee Jehovah zijn profetische oordelen in vervulling laat gaan, spreekt ook uit Twee Koningen. Wij worden opmerkzaam gemaakt op drie vooraanstaande profeten, Elia, Elisa en Jesaja, en er wordt getoond dat de profetieën van elk van hen treffend in vervulling zijn gegaan (2 Kon. 9:36, 37; 10:10, 17; 3:14, 18, 24; 13:18, 19, 25; 19:20, 32-36; 20:16, 17; 24:13). Dat Elia een ware profeet was, wordt ook bevestigd doordat hij samen met de profeet Mozes en de Grote Profeet, Jezus Christus, in het transfiguratietafereel op de berg verscheen (Matth. 17:1-5). Met betrekking tot de luister van die gelegenheid zei Petrus: „Dientengevolge is het profetische woord voor ons des te vaster gemaakt, en gij doet goed er acht op te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en er een dagster opgaat, in uw hart.” — 2 Petr. 1:19.

36. Waarom betoonde Jehovah zijn volk barmhartigheid, en hoe wordt ons vertrouwen in het koninkrijk van het Zaad steeds krachtiger?

36 De in Twee Koningen opgetekende gebeurtenissen onthullen duidelijk dat Jehovah’s oordeel tegen allen die valse religie beoefenen en allen die opzettelijk onschuldig bloed vergieten, de volledige vernietiging is. Toch betoonde Jehovah zijn volk gunst en barmhartigheid „ter wille van zijn verbond met Abraham, Isaäk en Jakob” (2 Kon. 13:23). Hij spaarde hen „ter wille van zijn knecht David” (8:19). Hij zal degenen die zich in deze tijd tot hem wenden, net zo’n barmhartigheid betonen. Wanneer wij het bijbelse verslag en de daarin opgetekende beloften beschouwen, kunnen wij met een steeds krachtiger vertrouwen uitzien naar het koninkrijk van de „zoon van David”, Jezus Christus, het beloofde Zaad, waarin bloedvergieten en goddeloosheid niet meer zullen voorkomen! — Matth. 1:1; Jes. 2:4; Ps. 145:20.

[Voetnoten]

^ ¶3 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 152, 325; Deel 2, blz. 1101; Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 1326.

[Studievragen]