Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 13 — 1 Kronieken

Bijbelboek nummer 13 — 1 Kronieken

Bijbelboek nummer 13 — 1 Kronieken

Schrijver: Ezra

Waar geschreven: Jeruzalem (?)

Geschrift voltooid: ca. 460 v.G.T.

Beschreven periode: Na 1 Kronieken 9:44: 1077–1037 v.G.T.

1. In welke opzichten is Eén Kronieken een essentieel en nuttig deel van het goddelijke verslag?

IS Eén Kronieken louter een droge opsomming van geslachtsregisters? Is het enkel een herhaling van de boeken Samuël en Koningen? Beslist niet! Wij hebben hier te doen met een verhelderend en essentieel deel van het goddelijke verslag — essentieel in de tijd waarin het geschreven werd met het oog op het reorganiseren van de natie en haar aanbidding, alsook essentieel en nuttig om voor later tijden, met inbegrip van de huidige tijd, een model voor goddelijke aanbidding te verschaffen. Eén Kronieken bevat enkele van de prachtigste uitingen van lof voor Jehovah die er in de hele Schrift te vinden zijn. Het verschaft schitterende toekomstbeelden van Jehovah’s koninkrijk van rechtvaardigheid, en allen die hun hoop op dat koninkrijk gevestigd hebben, dienen profijt te trekken van dit boek door het te bestuderen. De twee boeken Kronieken zijn door de eeuwen heen door zowel joden als christenen van grote waarde geacht. De bijbelvertaler Hiëronymus had zo’n hoge dunk van Eén en Twee Kronieken dat hij ze als een „kort overzicht van het Oude Testament” beschouwde en beweerde dat „ze van zo groot gewicht en belang zijn, dat hij die meent dat hij met de heilige geschriften vertrouwd is en deze boeken niet kent, zichzelf slechts bedriegt”. *

2. Waarom werd Kronieken geschreven?

2 De twee boeken Kronieken vormden oorspronkelijk blijkbaar één boek of rol, die later gemakshalve in tweeën werd gesplitst. Waarom werd Kronieken geschreven? Beschouw de achtergrond eens. De Babylonische ballingschap was ongeveer 77 jaar voordien geëindigd. De joden hadden zich opnieuw in hun land gevestigd. Er bestond echter een gevaarlijke tendens zich van Jehovah’s aanbidding in de herbouwde tempel te Jeruzalem af te keren. Ezra had van de koning van Perzië machtiging ontvangen om rechters en leraren van Gods wet (alsook van die van de koning) aan te stellen en Jehovah’s huis te verfraaien. Er waren nauwkeurige geslachtsregisters nodig om zeker te stellen dat alleen daartoe bevoegde personen in de priesterschap dienden en tevens ter vaststelling van de stamerfdelen, vanwaar de priesterschap haar ondersteuning kreeg. Met het oog op Jehovah’s profetieën betreffende het Koninkrijk was het ook van essentieel belang een duidelijk en betrouwbaar bericht over de geslachtslijn van Juda en David te hebben.

3. (a) Wat wilde Ezra de joden inprenten? (b) Waarom legde hij de nadruk op de geschiedenis van Juda, en hoe beklemtoonde hij de belangrijkheid van zuivere aanbidding?

3 Ezra had het vurige verlangen de teruggekeerde joden wakker te schudden uit hun apathie en hun het besef bij te brengen dat zij werkelijk de erfgenamen van de door een verbond verzekerde liefderijke goedheid van Jehovah waren. In Kronieken gaf hij hun daarom een volledig verslag van de geschiedenis van hun natie en van de afstamming der mensheid, waarbij hij zelfs terugging tot de eerste mens, Adam. Aangezien het koninkrijk van David centraal stond, legde hij het accent op de geschiedenis van Juda en liet hij het niet bepaald prijzenswaardige bericht van het tienstammenrijk bijna geheel weg. Hij beschreef Juda’s grootste koningen als personen die zich bezighielden met de bouw of het herstel van de tempel en als ijverige voorgangers in de aanbidding van God. Hij wees op de religieuze zonden die tot de omverwerping van het koninkrijk leidden, terwijl hij tevens Gods beloften van herstel beklemtoonde. Hij legde de nadruk op de belangrijkheid van zuivere aanbidding door de aandacht te vestigen op de vele details in verband met de tempel, de priesters, de levieten, de zangmeesters, enzovoort. Het moet voor de Israëlieten erg aanmoedigend zijn geweest een historisch verslag te hebben dat de reden voor hun terugkeer uit ballingschap duidelijk liet uitkomen — het herstel van Jehovah’s aanbidding in Jeruzalem.

4. Welke aanwijzingen pleiten voor Ezra als de schrijver van Kronieken?

4 Welke aanwijzingen hebben wij dat Ezra Kronieken heeft geschreven? De laatste twee verzen van Twee Kronieken zijn gelijk aan de eerste twee verzen van Ezra, en Twee Kronieken eindigt midden in een zin die in Ezra 1:3 wordt afgemaakt. De schrijver van Kronieken moet daarom ook de schrijver van Ezra zijn geweest. Dit wordt verder bevestigd doordat de stijl, het taalgebruik, de woordkeus en de spelling van Kronieken en Ezra gelijk zijn. Sommige uitdrukkingen in deze twee boeken zijn in geen enkel ander bijbelboek te vinden. Ezra, die het boek Ezra heeft geschreven, moet ook Kronieken geschreven hebben. Deze conclusie wordt door de joodse overlevering ondersteund.

5. Wat waren Ezra’s geestelijke en wereldlijke kwalificaties?

5 Niemand bezat betere kwalificaties dan Ezra om deze authentieke en nauwkeurige geschiedenis samen te stellen. „Want Ezra zelf had zijn hart bereid om de wet van Jehovah te raadplegen en haar te volbrengen en om in Israël voorschrift en gerechtigheid te onderwijzen” (Ezra 7:10). Jehovah hielp hem door middel van heilige geest. De Perzische wereldheerser besefte dat de wijsheid van God in Ezra werkzaam was en verleende hem veelomvattende burgerlijke bevoegdheden in het rechtsgebied Juda (Ezra 7:12-26). Aldus toegerust met goddelijke en koninklijke autoriteit kon Ezra zijn verslag samenstellen aan de hand van de beste documenten die er beschikbaar waren.

6. Waarom kunnen wij vertrouwen hebben in de juistheid van Kronieken?

6 Ezra was een buitengewoon goed vorser. Hij onderzocht oudere joodse annalen die waren samengesteld door betrouwbare profeten uit de tijd dat de gebeurtenissen zich afspeelden, alsook documenten die door officiële kroniekschrijvers en staatsarchivarissen waren samengesteld. Sommige van de geschriften die hij raadpleegde, waren misschien staatsdocumenten van zowel Israël als Juda, geslachtsregisters, door profeten samengestelde historische werken, alsmede documenten die zich in het bezit van stam- of familiehoofden bevonden. Ezra noemt ten minste 20 van zulke inlichtingenbronnen. * Door deze specifieke vermeldingen gaf Ezra zijn tijdgenoten eerlijk de gelegenheid zijn bronnen na te gaan indien zij dit wensten, en dit versterkt het bewijs voor de geloofwaardigheid en authenticiteit van zijn woorden ten zeerste. Wij in deze tijd kunnen om dezelfde reden als de joden in Ezra’s tijd, vertrouwen stellen in de juistheid van de boeken Kronieken.

7. Wanneer werd Kronieken geschreven, wie hebben het als authentiek beschouwd, en welke tijdsperiode wordt erin beschreven?

7 Daar Ezra in het zevende jaar van de Perzische koning Artaxerxes Longimanus, ofte wel 468 v.G.T., ’uit Babylon optrok’ en Ezra geen melding maakt van Nehemia’s betekenisvolle aankomst in 455 v.G.T., moet Kronieken tussen deze datums, waarschijnlijk omstreeks het jaar 460 v.G.T., in Jeruzalem voltooid zijn (Ezra 7:1-7; Neh. 2:1-18). De joden uit Ezra’s tijd aanvaardden Kronieken als een authentiek deel van ’de gehele door God geïnspireerde en nuttige Schrift’. Zij noemden het boek Div·rēʹ Hai·ja·mimʹ, wat „De aangelegenheden (voorvallen; gebeurtenissen) der dagen”, dat wil zeggen, de geschiedenis van de dagen of tijden, betekent. Ongeveer 200 jaar later namen de vertalers van de Griekse Septuaginta ook Kronieken op als een canoniek boek. Zij verdeelden het boek in twee delen, en omdat zij veronderstelden dat het een aanvulling was op Samuël en Koningen of op de gehele bijbel van die tijd, noemden zij het Pa·ra·lei·poʹme·non, wat „Overgeslagen (Onverteld gelaten; Weggelaten) dingen” betekent. Hoewel de naam nu niet direct passend is, blijkt uit hun handelwijze wel dat zij Kronieken als een authentiek, geïnspireerd schriftgedeelte beschouwden. Bij de vervaardiging van de Latijnse Vulgaat opperde Hiëronymus: „Wij zouden [ze] veelzeggender de Chroʹni·con van de gehele goddelijke geschiedenis kunnen noemen.” Kennelijk is hieraan de titel „Kronieken” ontleend. Een kroniek is een verslag van gebeurtenissen in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden. Nadat in Eén Kronieken de geslachtsregisters zijn vermeld, houdt het boek zich voornamelijk bezig met de tijd van koning David, vanaf 1077 v.G.T. tot aan zijn dood.

DE INHOUD VAN ÉÉN KRONIEKEN

8. In welke twee gedeelten laat het boek Eén Kronieken zich onderverdelen?

8 Dit boek Eén Kronieken laat zich op logische wijze in twee gedeelten onderverdelen: de eerste 9 hoofdstukken, die voornamelijk over geslachtsregisters handelen, en de laatste 20 hoofdstukken, die gebeurtenissen beschrijven welke zich tijdens de 40 jaar tussen de dood van Saul en het einde van Davids regering hebben afgespeeld.

9. Waarom bestaat er geen reden om de voorkeur te geven aan een latere datum voor het schrijven van Kronieken?

9 De geslachtsregisters (1:1–9:44). Deze hoofdstukken vermelden het geslachtsregister vanaf Adam tot en met de geslachtslijn van Zerubbabel (1:1; 3:19-24). Veel vertalingen trekken de geslachtslijn van Zerubbabel tien geslachten ver door. Aangezien hij in 537 v.G.T. naar Jeruzalem terugkeerde, zou er niet voldoende tijd zijn geweest om tegen 460 v.G.T., toen Ezra klaarblijkelijk het schrijven voltooide, al zoveel geslachten te hebben gehad. De Hebreeuwse tekst is in dit gedeelte echter onvolledig, en er kan van de meeste van de genoemde personen niet worden vastgesteld op welke wijze zij aan Zerubbabel verwant waren. Er bestaat derhalve geen reden om de voorkeur te geven aan een latere datum voor het schrijven van Kronieken, zoals sommigen doen.

10. (a) Welke geslachten worden eerst vermeld? (b) Welke geslachtslijn wordt logischerwijs aan het begin van het tweede hoofdstuk gevolgd? (c) Welke andere geslachtsregisters worden vermeld, en waarmee eindigen deze opsommingen?

10 Eerst worden de tien geslachten van Adam tot en met Noach vermeld, en dan de tien geslachten tot en met Abraham. Abrahams zonen en hun nageslacht; de nakomelingen van Esau en van Seïr, die in het bergland Seïr woonden; en vroege koningen van Edom worden vermeld. Vanaf het tweede hoofdstuk handelt het verslag echter over de nakomelingen van Israël, of Jakob, en van hem af wordt de geslachtslijn eerst gevolgd via Juda en dan tien geslachten verder gevoerd tot en met David (2:1-15). Ook van de andere stammen wordt het geslachtsregister vermeld, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan de stam Levi en de hogepriesters, en de opsommingen eindigen met een geslachtsregister van de stam Benjamin bij wijze van introductie van de Benjaminitische koning Saul, met wie dan strikt genomen het geschiedverhaal begint. Soms lijkt het of er tegenstrijdigheden bestaan tussen Ezra’s geslachtsregisters en andere bijbelpassages. Wij moeten echter in gedachte houden dat bepaalde personen ook onder andere namen bekend waren en dat in de loop van de tijd en door veranderingen in de taal sommige namen anders gespeld werden. Door een zorgvuldige studie worden de meeste moeilijkheden opgelost.

11. Geef voorbeelden van andere nuttige inlichtingen die zo hier en daar tussen de geslachtsregisters door vermeld worden.

11 Ezra geeft zo hier en daar tussen zijn geslachtsregisters door enkele historische en geografische inlichtingen die punten ophelderen en belangrijke vermaningen inhouden. Wanneer Ezra bijvoorbeeld Rubens nakomelingen opsomt, voegt hij er een belangrijke inlichting aan toe: „En de zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israël — want hij was de eerstgeborene; maar omdat hij de legerstede van zijn vader had ontwijd, werd zijn eerstgeboorterecht gegeven aan de zonen van Jozef, de zoon van Israël, zodat hij niet in het geslachtsregister ingeschreven mocht worden voor het eerstgeboorterecht. Want Juda zelf bleek superieur te zijn onder zijn broeders, en degene die tot leider bestemd was, kwam uit hem; maar het eerstgeboorterecht was van Jozef” (5:1, 2). In deze enkele woorden wordt veel verklaard. Verder komen wij alleen uit Kronieken te weten dat Joab, Amasa en Abisaï neven van David waren, wat ons helpt de verschillende gebeurtenissen rondom hen te begrijpen. — 2:16, 17.

12. Onder welke omstandigheden sterft Saul?

12 Sauls ontrouw loopt uit op zijn dood (10:1-14). Het verhaal begint met de vermelding dat de Filistijnen op de berg Gilboa tot het offensief overgaan. Drie van Sauls zonen, onder wie Jonathan, worden neergeslagen. Dan raakt Saul gewond. Daar hij niet levend in handen van de vijand wil vallen, verzoekt hij zijn wapendrager dringend: „Trek uw zwaard en doorsteek mij ermee, opdat deze onbesnedenen niet komen en mij stellig smadelijk bejegenen.” Wanneer zijn wapendrager dit weigert, slaat Saul de hand aan zichzelf. Zo sterft Saul omdat „hij ontrouw had gehandeld jegens Jehovah inzake het woord van Jehovah dat hij niet had onderhouden en ook omdat hij een geestenmedium ter raadpleging ondervraagd had. En hij raadpleegde Jehovah niet” (10:4, 13, 14). Jehovah geeft het koninkrijk aan David.

13. Hoe geniet David voorspoed in het koninkrijk?

13 David in het koninkrijk bevestigd (11:1–12:40). Mettertijd verzamelen de 12 stammen zich bij David te Hebron en zalven hem tot koning over heel Israël. Hij verovert Sion en ’wordt gaandeweg groter, want Jehovah der legerscharen is met hem’ (11:9). Sterke mannen worden met de leiding over het leger belast, en door bemiddeling van hen redt Jehovah „met een grote redding” (11:14). David krijgt verenigde steun doordat de krijgslieden zich met een onverdeeld hart aan zijn zijde scharen om hem koning te maken. Er wordt in Israël feest gevierd, en er heerst vreugde.

14. Hoe vergaat het David in de strijd tegen de Filistijnen, en welke geloof inboezemende gebeurtenis is aanleiding tot vreugdevol gezang?

14 David en de ark van Jehovah (13:1–16:36). David beraadslaagt met de leiders van de natie en zij stemmen ermee in de Ark uit Kirjath-Jearim, waar ze zich al ongeveer 70 jaar bevindt, te halen en naar Jeruzalem te brengen. Onderweg sterft Uzza omdat hij oneerbiedig Gods instructies negeert, en de Ark wordt een tijdlang in het huis van Obed-Edom gelaten (Num. 4:15). De Filistijnen hervatten hun invallen, maar David brengt hun tweemaal een verpletterende nederlaag toe, bij Baäl-Perazim en bij Gibeon. Op Davids aanwijzingen gaan de levieten nu volgens theocratische richtlijnen te werk om de Ark veilig naar Jeruzalem te brengen, waar ze, onder gedans en met vreugdebetoon, in een tent wordt ondergebracht die David ervoor heeft opgeslagen. Er worden slachtoffers gebracht en er wordt gezongen, en voor deze gelegenheid draagt David zelf een danklied voor Jehovah bij. De grootse climax ervan wordt bereikt in het thema: „Laten de hemelen zich verheugen, en laat de aarde blij zijn, en laat men onder de natiën zeggen: ’Jehovah zelf is koning geworden!’” (1 Kron. 16:31) Wat een opwindende, geloof inboezemende gebeurtenis! Later wordt dit lied van David bewerkt als basis voor nieuwe gezangen, waarvan Psalm 96 er één is. Een ander staat opgetekend in de eerste 15 verzen van Psalm 105.

15. Met welke schitterende belofte beantwoordt Jehovah Davids wens een huis voor verenigde aanbidding te bouwen?

15 David en Jehovah’s huis (16:37–17:27). Nu bestaat er een vreemde situatie in Israël. De ark van het verbond verblijft in een tent in Jeruzalem, waar Asaf en zijn broeders dienst verrichten, terwijl te Gibeon, enkele kilometers ten noordwesten van Jeruzalem, de hogepriester Zadok en zijn broeders de voorgeschreven offers in de tabernakel brengen. Omdat David er altijd op uit is Jehovah’s aanbidding te verhogen en te verenigen, geeft hij zijn wens te kennen een huis te bouwen voor Jehovah’s ark van het verbond. Jehovah verklaart echter dat niet David maar zijn zoon een huis voor Hem zal bouwen en dat Hij „zijn troon stellig tot onbepaalde tijd stevig [zal] bevestigen” en hem liefderijke goedheid zal betonen zoals een vader die jegens een zoon betoont (17:11-13). Deze schitterende belofte van Jehovah — dit verbond voor een eeuwig koninkrijk — ontroert David diep. Overvloeiend van dankbaarheid smeekt hij of Jehovah’s naam ’betrouwbaar mag blijken te zijn en groot mag worden tot onbepaalde tijd’ en of Zijn zegen op Davids huis mag rusten. — 17:24.

16. Welke belofte vervult Jehovah door bemiddeling van David, maar hoe zondigt David?

16 Davids veroveringen (18:1–21:17). Door bemiddeling van David vervult Jehovah nu Zijn belofte om het hele Beloofde Land aan Abrahams zaad te geven (18:3). In een snelle opeenvolging van veldtochten schenkt Jehovah David „redding”, overal waar hij heen trekt (18:6). In glansrijke militaire overwinningen onderwerpt David de Filistijnen, slaat de Moabieten neer, verslaat de Zobaïeten, dwingt de Syriërs schatting te betalen en verovert Edom en Ammon alsook Amalek. Satan zet David er echter toe aan Israël te tellen en aldus te zondigen. Jehovah zendt als straf een pestilentie maar laat, nadat er 70.000 zijn terechtgesteld, in zijn barmhartigheid de rampspoed ophouden bij de dorsvloer van Ornan.

17. Welke voorbereidingen treft David voor de bouw van Jehovah’s huis, en hoe moedigt hij Salomo aan?

17 Davids voorbereiding voor de tempel (21:18–22:19). David ontvangt via Gad van een engel het gebod „een altaar voor Jehovah op te richten op de dorsvloer van Ornan, de Jebusiet” (21:18). Na het stuk land van Ornan gekocht te hebben, brengt David daar gehoorzaam slachtoffers en roept Jehovah aan, die hem antwoordt „met vuur uit de hemel op het brandofferaltaar” (21:26). David trekt hieruit de conclusie dat Jehovah wil dat zijn huis daar wordt gebouwd, en hij gaat aan het werk om de materialen gereed te maken en bijeen te brengen, want, zo zegt hij: „Mijn zoon Salomo is jong en teer, en het voor Jehovah te bouwen huis dient in grootsheid alles overtreffend te zijn, tot een luisterrijke onderscheiding voor alle landen. Laat ik derhalve voorbereidingen voor hem treffen” (22:5). David legt Salomo uit dat Jehovah hem niet heeft toegestaan het huis te bouwen omdat hij een man van oorlog en bloedvergieten is geweest. Hij vermaant zijn zoon moedig en sterk te zijn bij deze onderneming, door te zeggen: „Sta op en handel, en moge Jehovah met u blijken te zijn.” — 22:16.

18. Met welk doel wordt er een volkstelling gehouden?

18 David treft organisatorische regelingen voor Jehovah’s aanbidding (23:1–29:30). Er wordt een volkstelling gehouden — ditmaal in overeenstemming met Gods wil — opdat de priesterlijke en levitische diensten beter georganiseerd kunnen worden. De levitische diensten worden hier uitvoeriger beschreven dan waar maar ook in de Schrift. Vervolgens wordt de indeling vermeld van de beambten die in koninklijke dienst staan.

19. Met welke woorden draagt David Salomo de tempelbouw op, welke bouwplannen verschaft hij, en welk prachtige voorbeeld geeft hij?

19 Tegen het eind van zijn veelbewogen regering roept David de vertegenwoordigers van de hele natie, „Jehovah’s gemeente”, bijeen (28:8). De koning gaat staan. „Hoort mij aan, mijn broeders en mijn volk.” Dan spreekt hij tot hen over zijn hartewens, „het huis van de ware God”. In hun bijzijn geeft hij Salomo de opdracht: „En gij, mijn zoon Salomo, ken de God van uw vader en dien hem met een onverdeeld hart en met een bereidwillige ziel; want Jehovah doorzoekt alle harten, en elke neiging van de gedachten onderscheidt hij. Indien gij hem zoekt, zal hij zich door u laten vinden; maar indien gij hem verlaat, zal hij u voor eeuwig verstoten. Zie nu, want Jehovah zelf heeft u uitgekozen om een huis als heiligdom te bouwen. Wees moedig en handel” (28:2, 9, 10, 12). Hij geeft de jonge Salomo de gedetailleerde bouwplannen die hij door inspiratie van Jehovah heeft ontvangen en draagt voor het bouwproject een enorm persoonlijk vermogen bij — 3000 talenten goud en 7000 talenten zilver, die hij voor dit doel heeft gespaard. Met zo’n prachtig voorbeeld voor ogen reageren de vorsten en het volk door goud ter waarde van 5000 talenten en 10.000 darieken en zilver ter waarde van 10.000 talenten, alsook een grote hoeveelheid ijzer en koper, te schenken (29:3-7). * Het volk gaf uiting aan zijn blijdschap over dit voorrecht.

20. Welke sublieme hoogten worden in Davids slotgebed bereikt?

20 Dan looft David Jehovah in gebed, waarbij hij erkent dat al deze overvloedige offers in feite uit Zijn hand afkomstig zijn en waarbij hij Zijn voortdurende zegen over het volk en over Salomo afsmeekt. Dit slotgebed van David bereikt sublieme hoogten in de verheerlijking van Jehovah’s koninkrijk en Zijn glorierijke naam: „Gezegend moogt gij zijn, o Jehovah, de God van onze vader Israël, van onbepaalde tijd, ja, tot onbepaalde tijd. Van u, o Jehovah, is de grootheid en de macht en de luister en de voortreffelijkheid en de waardigheid; want alles in de hemel en op de aarde is van u. Van u is het koninkrijk, o Jehovah, gij die u ook als hoofd over alles verheft. De rijkdom en de heerlijkheid zijn vanwege u, en gij heerst over alles; en in uw hand is kracht en macht, en in uw hand is het vermogen om groot te maken en sterkte te verlenen aan allen. En nu, o onze God, danken wij u en loven uw luisterrijke naam.” — 29:10-13.

21. Op welke verheven toon besluit Eén Kronieken?

21 Salomo wordt een tweede maal gezalfd en zet zich in de plaats van de bejaarde David op „Jehovah’s troon”. Na 40 jaar geregeerd te hebben, sterft David „in gezegende ouderdom, verzadigd van dagen, rijkdom en heerlijkheid” (29:23, 28). Ezra besluit Eén Kronieken dan op een verheven toon door de superioriteit van Davids koninkrijk over alle koninkrijken der natiën te beklemtonen.

WAAROM NUTTIG

22. Hoe werden Ezra’s mede-Israëlieten door Eén Kronieken aangemoedigd?

22 Ezra’s mede-Israëlieten hebben veel nut van zijn boek gehad. Aangezien zij deze beknopte geschiedkundige verhandeling bezaten, belicht vanuit een fris en optimistisch gezichtspunt, beseften zij hoe Jehovah wegens zijn loyaliteit aan het Koninkrijksverbond met koning David en ter wille van zijn eigen naam liefderijke barmhartigheden jegens hen betoonde. Daardoor aangemoedigd, waren zij in staat de zuivere aanbidding van Jehovah met hernieuwde ijver op te nemen. De geslachtsregisters versterkten hun vertrouwen in de priesterschap die in de herbouwde tempel dienst deed.

23. Hoe hebben Mattheüs, Lukas en Stefanus een goed gebruik gemaakt van Eén Kronieken?

23 Eén Kronieken was ook heel nuttig voor de vroege christelijke gemeente. Mattheüs en Lukas konden de erin opgetekende geslachtsregisters gebruiken om aan de hand daarvan duidelijk te bewijzen dat Jezus Christus de „zoon van David” en de rechtmatige Messias was (Matth. 1:1-16; Luk. 3:23-38). Toen Stefanus zijn laatste getuigenis beëindigde, sprak hij over Davids verzoek om een huis voor Jehovah te bouwen en over het feit dat Salomo het bouwde. Vervolgens toonde hij aan dat „de Allerhoogste niet [woont] in huizen die met handen zijn gemaakt”, waarmee hij te kennen gaf dat de tempel uit Salomo’s tijd veel luisterrijkere hemelse dingen afbeeldde. — Hand. 7:45-50.

24. Hoe kunnen wij in deze tijd Davids schitterende voorbeeld navolgen?

24 Hoe staat het met ware christenen in deze tijd? Eén Kronieken dient ons geloof op te bouwen en te stimuleren. Wij kunnen veel van Davids schitterende voorbeeld navolgen. Hoe anders was hij dan de trouweloze Saul, doordat hij altijd Jehovah raadpleegde! (1 Kron. 10:13, 14; 14:13, 14; 17:16; 22:17-19) Doordat David de ark van Jehovah naar Jeruzalem opvoerde, lofpsalmen componeerde, de levieten voor de dienst organiseerde en vroeg of hij een luisterrijk huis voor Jehovah mocht bouwen, toonde hij dat Jehovah en Zijn aanbidding de eerste plaats in zijn geest innamen (16:23-29). Hij was geen klager. Hij zocht geen speciale voorrechten voor zichzelf, maar streefde er slechts naar Jehovah’s wil te doen. Toen Jehovah de bouw van het huis aan Davids zoon opdroeg, onderrichtte David zijn zoon dan ook van ganser harte en besteedde hij zijn tijd, zijn energie en zijn rijkdom aan het voorbereiden van het werk dat na zijn dood zou beginnen (29:3, 9). Beslist een schitterend voorbeeld van toewijding! — Hebr. 11:32.

25. Tot welke waardering voor Jehovah’s naam en koninkrijk dient Eén Kronieken ons aan te zetten?

25 Dan zijn er de slothoofdstukken, die zo’n groots hoogtepunt vormen. De prachtige taal waarmee David Jehovah loofde en zijn „luisterrijke naam” verheerlijkte, dient vreugdevolle waardering in ons te doen opwellen voor het voorrecht dat wij in deze tijd bezitten om de heerlijkheden van Jehovah en zijn door Christus geregeerde koninkrijk bekend te maken (1 Kron. 29:10-13). Mogen wij altijd net zo’n geloof en vreugde hebben als David, terwijl wij onze dankbaarheid voor Jehovah’s eeuwige koninkrijk uiten door ons met hart en ziel aan Zijn dienst te wijden (17:16-27). Ja, Eén Kronieken laat het bijbelse thema van Jehovah’s koninkrijk in handen van zijn Zaad stralender dan ooit uitkomen en doet ons vol verwachting uitzien naar verdere opwindende onthullingen van Jehovah’s voornemens.

[Voetnoten]

^ ¶1 Clarkes Commentary, Deel II, blz. 574.

^ ¶6 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 906, 907.

^ ¶19 Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 1076.

[Studievragen]