Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 14 — 2 Kronieken

Bijbelboek nummer 14 — 2 Kronieken

Bijbelboek nummer 14 — 2 Kronieken

Schrijver: Ezra

Waar geschreven: Jeruzalem (?)

Geschrift voltooid: ca. 460 v.G.T.

Beschreven periode: 1037–537 v.G.T.

1. Wanneer heeft Ezra Kronieken voltooid, en met welk doel voor ogen?

DAAR Eén en Twee Kronieken oorspronkelijk kennelijk één boek vormden, gelden de in het voorgaande hoofdstuk aangevoerde argumenten met betrekking tot de achtergrond, het auteurschap, de tijd waarin het schrijven plaatsvond, de canoniciteit en de authenticiteit voor beide boeken. In overeenstemming met het aangevoerde bewijsmateriaal heeft Ezra Twee Kronieken omstreeks 460 v.G.T., waarschijnlijk in Jeruzalem, voltooid. Ezra wilde ervoor zorgen dat historisch materiaal dat verloren dreigde te gaan, bewaard zou blijven. De hulp van de heilige geest, gekoppeld aan de bekwaamheid van een geschiedschrijver om bijzondere gegevens te weten te komen en die te selecteren, stelde Ezra in staat een nauwkeurig en permanent verslag op te stellen. Wat hij als historische feiten beschouwde, legde hij vast met het oog op de toekomst. Ezra’s werk kwam precies op de juiste tijd, daar het nu ook noodzakelijk was alle heilige Hebreeuwse geschriften die in de loop der eeuwen waren opgetekend, bijeen te brengen tot één geheel.

2. Waarom is er geen reden om aan de nauwkeurigheid van Kronieken te twijfelen?

2 De joden uit Ezra’s tijd trokken veel profijt van Ezra’s geïnspireerde kroniek. Ze werd geschreven tot hun onderricht en om tot volharding aan te moedigen. Door middel van de vertroosting uit de Schriften konden zij hoop hebben. Zij aanvaardden het boek Kronieken als een deel van de bijbelcanon. Zij wisten dat het betrouwbaar was. Aan de hand van andere geïnspireerde geschriften en talrijke wereldlijke geschiedkundige verslagen die Ezra aangehaald had, konden zij het verifiëren. Terwijl zij de niet-geïnspireerde wereldlijke geschiedkundige verslagen verloren lieten gaan, zagen zij er zorgvuldig op toe dat het boek Kronieken bewaard bleef. De vertalers van de Septuaginta namen het boek in de Hebreeuwse bijbel op.

3. Hoe blijkt uit andere schriftgedeelten dat Kronieken authentiek is?

3 Jezus Christus en de schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften aanvaardden het boek als authentiek en geïnspireerd. Toen Jezus Jeruzalem openlijk veroordeelde als de stad die Jehovah’s profeten en dienstknechten had gedood en gestenigd, dacht hij ongetwijfeld onder andere aan het voorval dat in 2 Kronieken 24:21 opgetekend staat (Matth. 23:35; 5:12; 2 Kron. 36:16). Toen Jakobus Abraham „Jehovah’s vriend” noemde, zinspeelde hij wellicht op wat Ezra in 2 Kronieken 20:7 had gezegd (Jak. 2:23). Het boek bevat ook profetieën, die onfeilbaar in vervulling zijn gegaan. — 2 Kron. 20:17, 24; 21:14-19; 34:23-28; 36:17-20.

4. Welke archeologische vondst getuigt van de authenticiteit van Twee Kronieken?

4 Ook de archeologie getuigt van de authenticiteit van Twee Kronieken. Opgravingen op de plaats waar het oude Babylon heeft gelegen, hebben kleitabletten aan het licht gebracht die betrekking hebben op de periode van Nebukadnezars regering en waarvan er één melding maakt van „Jaoekin, koning van het land Jahoed”, waarmee „Jojachin, de koning van Juda” wordt bedoeld. * Dit klopt heel goed met het bijbelse verslag dat Jojachin tijdens het zevende regeringsjaar van Nebukadnezar gevankelijk naar Babylon werd gevoerd.

5. Welke tijdsperiode wordt in Twee Kronieken beschreven, en waarom wordt er speciale aandacht besteed aan de geschiedenis van Juda en niet aan die van het tienstammenrijk?

5 Het verslag in Twee Kronieken volgt gebeurtenissen in Juda vanaf de regering van Salomo, die in 1037 v.G.T. begon, tot het in 537 v.G.T. door Cyrus uitgevaardigde decreet dat het huis van Jehovah in Jeruzalem herbouwd moest worden. In deze 500 jaar bestrijkende geschiedenis wordt van het tienstammenrijk slechts melding gemaakt wanneer het betrokken raakt bij de aangelegenheden van Juda, en zelfs over de ondergang van dat noordelijke koninkrijk in 740 v.G.T. wordt met geen woord gerept. Waarom is dit zo? Omdat de priester Ezra zich hoofdzakelijk bezighield met Jehovah’s aanbidding op haar rechtmatige plaats, Zijn huis in Jeruzalem, en met het koninkrijk in de geslachtslijn van David, met wie Jehovah Zijn verbond had gesloten. Daarom richt Ezra ter ondersteuning van de ware aanbidding en in afwachting van de heerser die uit Juda zal komen, de aandacht op het zuidelijke koninkrijk. — Gen. 49:10.

6. In welke opzichten is Twee Kronieken opbouwend en aanmoedigend?

6 Ezra schrijft vanuit een opbouwend gezichtspunt. Van de 36 hoofdstukken die Twee Kronieken telt, worden de eerste 9 aan Salomo’s regering gewijd en 6 hiervan geheel en al aan het gereedmaken en inwijden van Jehovah’s huis. Het bericht maakt geen melding van Salomo’s afval. Van de resterende 27 hoofdstukken handelen er 14 over de 5 koningen die in grote trekken Davids voorbeeld van exclusieve toewijding aan Jehovah’s aanbidding hebben gevolgd: Asa, Josafat, Jotham, Hizkia en Josia. Zelfs in de overige 13 hoofdstukken ziet Ezra er zorgvuldig op toe de goede punten van de slechte koningen te laten uitkomen. Hij legt altijd de nadruk op gebeurtenissen die verband houden met het herstel en de instandhouding van de ware aanbidding. Wat aanmoedigend!

DE INHOUD VAN TWEE KRONIEKEN

7. Hoe maakt Jehovah Salomo „bovenmatig groot”?

7 De luister van Salomo’s regering (1:1–9:31). Aan het begin van Twee Kronieken zien wij hoe Salomo, de zoon van David, sterker wordt in zijn koningschap. Jehovah is met hem en blijft „hem bovenmatig groot maken”. Wanneer Salomo te Gibeon offers brengt, verschijnt Jehovah ’s nachts aan hem en zegt: „Vraag! Wat zal ik u geven?” Salomo vraagt om kennis en wijsheid teneinde Jehovah’s volk goed te kunnen besturen. Wegens dit onzelfzuchtige verzoek belooft God Salomo niet alleen wijsheid en kennis te geven maar ook rijkdom, stoffelijke bezittingen en eer „zoals geen der koningen die er vóór u geweest zijn, ooit heeft gehad, en zoals niemand na u zal krijgen”. De rijkdom die de stad binnenstroomt, is zo groot dat Salomo mettertijd „het zilver en het goud in Jeruzalem als de stenen” maakt. — 1:1, 7, 12, 15.

8. Hoe vindt het werk aan de tempel voortgang, en wat zijn enkele bijzonderheden van de bouw?

8 Salomo roept arbeiders op voor de bouw van het huis van Jehovah, en koning Hiram van Tyrus verleent zijn medewerking door hout en een begaafd kunsthandwerker te zenden. „In het vierde jaar van [Salomo’s] regering” wordt met de bouw begonnen, en zeven en een half jaar later, in 1027 v.G.T., is het bouwwerk voltooid (3:2). Aan de voorzijde van de tempel bevindt zich een grote voorhal, die 120 el (53,4 m) hoog is. Twee reusachtige koperen zuilen, waarvan de ene Jachin wordt genoemd, wat „Moge [Jehovah] stevig bevestigen” betekent, en de andere Boaz, waarvan de betekenis klaarblijkelijk „In sterkte” is, staan vóór de voorhal (3:17). Het huis zelf is betrekkelijk klein, namelijk 60 el (26,7 m) lang, 30 el (13,4 m) hoog en 20 el (8,9 m) breed, maar de wanden en het plafond zijn met goud bekleed; het binnenste vertrek, het Allerheiligste, is rijkelijk versierd met goud. Daar bevinden zich ook de twee gouden cherubs, één aan elke zijde van het vertrek en zo opgesteld dat hun uitgespreide vleugels elkaar in het midden raken.

9. Beschrijf het interieur en het gerei van het voorhof en de tempel.

9 In het binnenste voorhof staat een enorm koperen altaar van 20 el (8,9 m) in het vierkant en 10 el (4,5 m) hoog. Nog een opvallend voorwerp in het voorhof is de gegoten zee, een reusachtig koperen bekken dat op de rug van 12 koperen stieren rust die met de koppen naar buiten gekeerd staan, drie in elke richting. Deze zee kan „drieduizend bath-maten” (66.000 l) water bevatten, dat door de priesters wordt gebruikt om zich te wassen (4:5). Eveneens in het voorhof bevinden zich tien kleine koperen bekkens die op versierde koperen wagentjes rusten, en in het water daarin worden dingen die met brandoffers te maken hebben afgespoeld. Ze worden uit de gegoten zee gevuld en naar elke plaats gereden waar het water nodig is. Daarnaast zijn er de tien gouden lampestandaarden en nog veel andere voorwerpen, sommige van goud en sommige van koper, voor de aanbidding in de tempel. *

10. Wat gebeurt er wanneer de Ark in het Allerheiligste wordt gebracht?

10 Ten slotte, na zeven en een half jaar werk, is het huis van Jehovah voltooid (1 Kon. 6:1, 38). Op de dag van de inwijding is het tijdstip aangebroken om het symbool van Jehovah’s tegenwoordigheid in het binnenste vertrek van dit schitterende gebouw te brengen. De priesters brengen „de ark van het verbond van Jehovah op haar plaats, in het binnenste vertrek van het huis, in het Allerheiligste, onder de vleugels van de cherubs”. Wat gebeurt er dan? Terwijl de levitische zangers en musici Jehovah met verenigd gezang loven en danken, wordt het huis vervuld met een wolk, en de priesters kunnen niet blijven staan om dienst te verrichten, want „de heerlijkheid van Jehovah” vervult het huis van de ware God (2 Kron. 5:7, 13, 14). Op deze wijze laat Jehovah zien dat hij de tempel goedkeurt en geeft hij zijn aanwezigheid daar te kennen.

11. Welk gebed zendt Salomo op, en wat smeekt hij?

11 Voor deze gelegenheid is er een drie el (1,3 m) hoog koperen podium gemaakt, en het wordt in het binnenste voorhof naast het enorme koperen altaar gezet. Op deze verhoogde plaats kan Salomo door de grote menigten die voor de inwijding van de tempel bijeengekomen zijn, worden gezien. Na de wonderbare manifestatie van Jehovah’s tegenwoordigheid door de wolk der heerlijkheid knielt Salomo ten aanschouwen van de menigte neer en zendt hij een ontroerend gebed van dankzegging en lof op, waarin hij tevens een reeks nederige verzoeken om vergeving en zegen tot God richt. Tot slot smeekt hij: „Welnu, o mijn God, laten uw ogen alstublieft geopend blijken te zijn en uw oren opmerkzaam op het gebed betreffende deze plaats. O Jehovah God, wijs het aangezicht van uw gezalfde niet af. O gedenk toch de liefderijke goedheden toegezegd aan uw knecht David.” — 6:40, 42.

12. Hoe verhoort Jehovah Salomo’s gebed, en welk blijde besluit krijgt de 15 dagen durende viering?

12 Verhoort Jehovah dit gebed van Salomo? Zodra Salomo zijn gebed beëindigd heeft, daalt er vuur uit de hemel neer en verteert het brandoffer en de slachtoffers, en „Jehovah’s heerlijkheid” vervult het huis. Dit brengt het hele volk ertoe zich neer te werpen en Jehovah te danken, „want hij is goed, want zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd” (7:1, 3). Dan wordt Jehovah een zeer groot slachtoffer gebracht. Het inwijdingsfeest, dat een week duurt, wordt gevolgd door het zeven dagen durende feest der inzameling en een sabbat waarop er geen werk wordt gedaan. Na deze blijde, geestelijk versterkende, 15 dagen durende viering zendt Salomo het volk heen naar hun huizen, verheugd en vrolijk van hart (7:10). Het heeft ook Jehovah verheugd. Hij bevestigt tegenover Salomo opnieuw het Koninkrijksverbond en waarschuwt terzelfder tijd voor de verschrikkelijke gevolgen van ongehoorzaamheid.

13. (a) Welke bouwwerkzaamheden worden er na de tempelbouw ter hand genomen? (b) Hoe drukt de koningin van Scheba zich uit wanneer zij Salomo’s koninkrijk ziet?

13 Salomo verricht nu overal in zijn rijk uitgebreide bouwwerkzaamheden; hij bouwt niet alleen een paleis voor zichzelf maar ook versterkte steden, voorraadsteden, wagensteden en steden voor ruiters, en verder alles wat hij begeert te bouwen. Het is een periode van geweldige welvaart en vrede omdat zowel de koning als het volk zich om Jehovah’s aanbidding bekommeren. Zelfs de koningin van Scheba, die ruim 1900 km van Israël vandaan woont, hoort van de voorspoed en wijsheid van Salomo en onderneemt de lange, zware reis om zelf alles te zien. Is zij teleurgesteld? Beslist niet, want zij bekent: „Ik stelde geen geloof in hun woorden totdat ik gekomen was opdat ik het met eigen ogen kon zien; en zie! men heeft mij nog niet de helft verteld van de overvloed van uw wijsheid. Gij hebt het bericht dat ik heb gehoord, overtroffen. Gelukkig zijn uw mannen, en gelukkig zijn deze dienaren van u” (9:6, 7). Geen enkele andere koning der aarde overtreft Salomo in rijkdom en wijsheid. Hij regeert 40 jaar in Jeruzalem.

14. Waarom wordt Israël al zo spoedig van zijn heerlijkheid ontdaan?

14 De regeringen van Rehabeam en Abia (10:1–13:22). De hardvochtige en onderdrukkende heerschappij van Salomo’s zoon Rehabeam is er de oorzaak van dat de noordelijke tien stammen onder Jerobeam in 997 v.G.T. in opstand komen. De priesters en levieten van beide koninkrijken blijven Rehabeam echter trouw en stellen loyaliteit aan het Koninkrijksverbond boven nationalisme. Rehabeam verzaakt al spoedig Jehovah’s wet, en koning Sisak van Egypte doet een inval, waarbij hij Jeruzalem binnendringt en Jehovah’s huis van zijn schatten berooft. Wat droevig dat deze schitterend versierde gebouwen nauwelijks meer dan 30 jaar nadat ze zijn opgetrokken, van hun heerlijkheid worden ontdaan! De reden: De natie heeft „zich ontrouw jegens Jehovah gedragen”. Nog net op tijd verootmoedigt Rehabeam zich, zodat Jehovah de natie niet volledig in het verderf stort. — 12:2.

15. Welke veldslagen volgen er na Rehabeams dood, en waarom blijkt Juda superieur te zijn aan Israël?

15 Bij Rehabeams dood wordt een van zijn 28 zonen, Abia, koning gemaakt. Abia’s driejarige regering wordt gekenmerkt door een bloedige oorlog met het noordelijk gelegen Israël. Juda wordt in aantal overtroffen met twee tegen één, 400.000 man tegen de 800.000 onder Jerobeam. Tijdens de verschrikkelijke veldslagen die volgen, worden Israëls krijgslieden tot minder dan de helft gereduceerd, en een half miljoen kalveraanbidders worden omgebracht. De zonen van Juda blijken superieur te zijn omdat zij „op Jehovah, de God van hun voorvaders”, steunen. — 13:18.

16. Hoe verhoort Jehovah Asa’s dringende gebed?

16 De godvrezende koning Asa (14:1–16:14). Abia wordt opgevolgd door zijn zoon Asa. Asa is een voorvechter van de ware aanbidding. Hij voert een campagne om het land van beeldenaanbidding te zuiveren. Maar zie! Juda wordt bedreigd door een overweldigende krijgsmacht van een miljoen Ethiopiërs. Asa bidt: „Help ons, o Jehovah, onze God, want wij steunen werkelijk op u, en in uw naam zijn wij tegen deze menigte gekomen.” Jehovah antwoordt door hem een glansrijke overwinning te schenken. — 14:11.

17. Hoe wordt Asa ertoe aangemoedigd de aanbidding in Juda te hervormen, maar waarom wordt hij bestraft?

17 De geest van God komt over Azarja en beweegt hem ertoe tegen Asa te zeggen: „Jehovah is met u zolang gij met hem bewijst te zijn; en indien gij hem zoekt, zal hij zich door u laten vinden” (15:2). Ten zeerste aangemoedigd, hervormt Asa de aanbidding in Juda, en het volk gaat een verbond aan dat een ieder die Jehovah niet zoekt, ter dood gebracht moet worden. Maar wanneer Baësa, de koning van Israël, een barrière opwerpt om de toevloed van Israëlieten naar Juda een halt toe te roepen, begaat Asa een ernstige overtreding door koning Ben-Hadad van Syrië te huren om tegen Israël te strijden in plaats van voor hulp naar Jehovah op te zien. Hierom bestraft Jehovah hem. Ondanks dat blijkt Asa’s hart „onverdeeld te zijn al zijn dagen” (15:17). Hij sterft in het 41ste jaar van zijn regering.

18. (a) Hoe onderneemt Josafat een campagne voor de ware aanbidding, en met welke resultaten? (b) Hoe wordt zijn huwelijksverbintenis hem bijna noodlottig?

18 Josafats goede regering (17:1–20:37). Asa’s zoon Josafat blijft tegen de beeldenaanbidding strijden en zet een speciale onderwijscampagne op touw, waarbij onderwijzers door alle steden van Juda reizen om het volk uit het boek van Jehovah’s wet te onderrichten. Er volgt een tijd van grote welvaart en vrede, en Josafat wordt „gaandeweg bovenmatig groot” (17:12). Dan verzwagert hij zich echter met de goddeloze koning Achab van Israël en daalt af om hem te helpen in de strijd tegen de opkomende Syrische macht, waarbij hij geen acht slaat op Jehovah’s profeet Michaja en er maar nauwelijks het leven afbrengt wanneer Achab in de veldslag te Ramoth-Gilead sneuvelt. Jehovah’s profeet Jehu bestraft Josafat omdat hij gemene zaak met de goddeloze Achab heeft gemaakt. Daarna stelt Josafat in het hele land rechters aan, en hij draagt hun op hun taak in de vrees voor God te verrichten.

19. Hoe blijkt op het hoogtepunt van Josafats regering dat de strijd Gods strijd is?

19 Nu komt het hoogtepunt van Josafats regering. De gecombineerde strijdkrachten van Moab, Ammon en het bergland Seïr trekken in overweldigend grote aantallen tegen Juda op. Zij zwermen uit over de wildernis van En-Gedi. Vrees grijpt de natie aan. Josafat en heel Juda, met „hun kleinen, hun vrouwen en hun zonen”, stellen zich voor het aangezicht van Jehovah en zoeken hem in gebed. Jehovah’s geest komt over de leviet Jahaziël, die de bijeengekomen menigten toeroept: „Schenkt aandacht, heel Juda en gij inwoners van Jeruzalem en koning Josafat! Dit heeft Jehovah tot u gezegd: ’Weest niet bevreesd, noch verschrikt wegens deze grote menigte; want het is geen strijd van u, maar van God. Daalt morgen naar hen af. . . . Jehovah zal met u zijn.’” Juda staat ’s morgens vroeg op en trekt uit, met de levitische zangers voorop. Josafat moedigt hen aan met de woorden: „Stelt geloof in Jehovah . . . Stelt geloof in zijn profeten en wordt aldus succesvol bevonden.” Vol vreugde loven de zangers Jehovah, „want tot onbepaalde tijd duurt zijn liefderijke goedheid” (20:13, 15-17, 20, 21). Jehovah geeft op wonderbare wijze van zijn liefderijke goedheid blijk door de binnenvallende legers een hinderlaag te leggen, zodat zij elkaar verdelgen. Wanneer de Judeeërs bij de wachttoren in de wildernis komen, zien zij tot hun grote vreugde alleen maar lijken. Werkelijk, het is Gods strijd! Tot het einde van zijn 25-jarige regering blijft Josafat getrouw voor het aangezicht van Jehovah wandelen.

20. Door welke rampspoeden wordt Jorams regering gekenmerkt?

20 De slechte regeringen van Joram, Ahazia en Athalia (21:1–23:21). Josafats zoon Joram begint slecht doordat hij al zijn broers doodt. Jehovah spaart hem echter ter wille van Zijn verbond met David. Edom komt in opstand. Vanuit een onbekende plaats zendt Elia een brief waarin hij Joram waarschuwt dat Jehovah zijn huis een zware slag zal toebrengen en dat hij een afschuwelijke dood zal sterven (21:12-15). In overeenstemming met de profetie doen de Filistijnen en de Arabieren een inval en plunderen Jeruzalem, en sterft de koning na een regering van acht jaar aan een walgelijke ingewandsziekte.

21. Wat zijn de slechte gevolgen van Athalia’s heerschappij in Juda, maar hoe slaagt Jojada erin de troon van David te herstellen?

21 Jorams enige nog levende zoon, Ahazia (Joahaz), volgt hem op, maar zijn moeder Athalia, de dochter van Achab en Izebel, oefent een slechte invloed op hem uit. Zijn regering wordt na één jaar abrupt beëindigd doordat Jehu het huis van Achab uitroeit. Hierop vermoordt Athalia haar kleinkinderen en maakt zich meester van de troon. Maar een van Ahazia’s zonen ontspringt de dans. Het is de één jaar oude Joas, die door zijn tante Josabath het huis van Jehovah wordt binnengesmokkeld. Athalia regeert zes jaar, waarna Josabaths man, de hogepriester Jojada, moedig de jonge Joas neemt en hem als een van „de zonen van David” tot koning laat uitroepen. Wanneer Athalia bij het huis van Jehovah komt, scheurt zij haar klederen en roept: „Een samenzwering! Een samenzwering!” Maar tevergeefs. Jojada laat haar uit de tempel werpen en ter dood brengen. — 23:3, 13-15.

22. Hoe begint Joas’ regering goed, maar eindigt die slecht?

22 De regeringen van Joas, Amazia en Uzzia beginnen goed, maar eindigen slecht (24:1–26:23). Joas regeert 40 jaar, en zolang Jojada leeft en een goede invloed uitoefent, doet hij wat recht is. Hij stelt zelfs belang in het huis van Jehovah en laat het renoveren. Wanneer Jojada sterft, wordt Joas echter door de vorsten van Juda beïnvloed zich van Jehovah’s aanbidding af te keren en de heilige palen en afgodsbeelden te gaan dienen. Als Gods geest Zacharia, de zoon van Jojada, ertoe beweegt de koning te bestraffen, laat Joas de profeet doodstenigen. Spoedig daarna doet een kleine krijgsmacht van Syriërs een inval, en het veel grotere Judese leger slaagt er niet in deze terug te drijven omdat zij „Jehovah, de God van hun voorvaders, . . . verlaten” hebben (24:24). Nu staan Joas’ eigen dienaren tegen hem op en vermoorden hem.

23. Welk patroon van ontrouw volgt Amazia?

23 Amazia volgt zijn vader Joas op. Hij begint zijn 29-jarige regering goed, maar verliest later Jehovah’s gunst omdat hij de afgodsbeelden van de Edomieten opstelt en aanbidt. ’God heeft besloten u in het verderf te storten’, waarschuwt Jehovah’s profeet hem (25:16). Amazia wordt echter aanmatigend en daagt het noordelijke Israël uit. Overeenkomstig Gods woord lijdt hij een vernederende nederlaag door toedoen van de Israëlieten, waarna er samenzweerders opstaan en hem ter dood brengen.

24. Hoe wordt Uzzia’s kracht zijn zwakte, en met welk gevolg?

24 Amazia’s zoon Uzzia treedt in de voetstappen van zijn vader. Het grootste deel van zijn 52-jarige heerschappij regeert hij goed en verwerft zich roem als militair genie, als bouwer van torens en als „een liefhebber van de landbouw” (26:10). Hij rust het leger uit en voorziet het van oorlogswerktuigen. Zijn kracht wordt echter zijn zwakte. Hij wordt hoogmoedig en matigt zich aan de taak van de priesters over te nemen, door in Jehovah’s tempel reukwerk te offeren. Hiervoor slaat Jehovah hem met melaatsheid. Het gevolg is dat hij afgezonderd moet wonen, weg van het huis van Jehovah en ook van het huis van de koning, waar zijn zoon Jotham in zijn plaats het volk richt.

25. Waarom is Jotham succesvol?

25 Jotham dient Jehovah (27:1-9). In tegenstelling tot zijn vader dringt Jotham „de tempel van Jehovah niet binnen”. In plaats daarvan ’blijft hij doen wat recht is in Jehovah’s ogen’ (27:2). Gedurende zijn 16-jarige regering verricht hij veel bouwwerkzaamheden en slaat hij met succes een opstand van de Ammonieten neer.

26. Tot welke ongekende diepten van goddeloosheid zinkt Achaz weg?

26 De goddeloze koning Achaz (28:1-27). Jothams zoon Achaz blijkt van de 21 Judese koningen een van de meest goddeloze te zijn. Hij gaat zelfs zover dat hij zijn eigen zonen als brandoffers voor heidense goden offert. Bijgevolg geeft Jehovah hem achtereenvolgens in handen van de legers van Syrië, Israël, Edom en Filistea. Zo vernedert Jehovah Juda omdat Achaz ’in Juda teugelloosheid laat woekeren en er zeer ontrouw jegens Jehovah wordt gehandeld’ (28:19). Achaz vervalt van kwaad tot erger en gaat slachtoffers brengen aan de goden van Syrië omdat de Syriërs in de strijd de overhand op hem hebben. Hij sluit de deuren van Jehovah’s huis en vervangt Jehovah’s aanbidding door de aanbidding van heidense goden. Niets te vroeg komt er na 16 jaar een eind aan Achaz’ regering.

27. Hoe geeft Hizkia van ijver voor Jehovah’s aanbidding blijk?

27 De getrouwe koning Hizkia (29:1–32:33). Hizkia, de zoon van Achaz, regeert 29 jaar in Jeruzalem. Zijn eerste daad is het heropenen en herstellen van de deuren van het huis van Jehovah. Dan brengt hij de priesters en levieten bijeen en geeft hun instructies om de tempel te reinigen en die te heiligen voor Jehovah’s dienst. Hij verklaart dat hij een verbond met Jehovah wil sluiten om Zijn brandende toorn te doen wijken. Jehovah’s aanbidding wordt op grootse wijze hervat.

28. Welk reusachtige feest viert Hizkia in Jeruzalem, en hoe uit het volk zijn vreugde?

28 Er worden plannen gemaakt voor een reusachtig Pascha, maar daar er geen tijd voor de nodige voorbereidingen is om het in de eerste maand te vieren, wordt er gebruik gemaakt van een voorziening van de Wet en wordt het in de tweede maand van het eerste jaar van Hizkia’s regering gevierd (2 Kron. 30:2, 3; Num. 9:10, 11). De koning nodigt niet alleen heel Juda uit om aanwezig te zijn maar ook Israël, en hoewel sommigen in Efraïm, Manasse en Zebulon de uitnodiging spottend afslaan, verootmoedigen anderen zich en komen samen met heel Juda naar Jeruzalem. Na het Pascha wordt het feest der ongezuurde broden gevierd. Wat een vreugdevol zevendaags feest! Zo opbouwend zelfs dat de gehele gemeente het feest met nog zeven dagen verlengt. Er heerst „groot vreugdebetoon in Jeruzalem, want sinds de dagen van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël, was er iets dergelijks in Jeruzalem niet geweest” (2 Kron. 30:26). Het geestelijk herstelde volk gaat hierna tot een vernietigingsveldtocht over om zowel Juda als Israël van afgoderij te ontdoen, terwijl Hizkia van zijn kant de materiële bijdragen voor de levieten en de tempeldiensten herstelt.

29. Hoe beloont Jehovah Hizkia’s onvoorwaardelijke vertrouwen in Hem?

29 Dan valt Sanherib, de koning van Assyrië, Juda binnen en bedreigt Jeruzalem. Hizkia vat moed, herstelt de verdedigingswerken van de stad en trotseert de schimpscheuten van de vijand. Hij verlaat zich volkomen op Jehovah en blijft om hulp bidden. Op indrukwekkende wijze verhoort Jehovah dit vol geloof geuite gebed. Hij zendt „een engel en [verdelgt] iedere dappere, sterke man en leider en overste in de legerplaats van de koning van Assyrië” (32:21). Sanherib keert beschaamd naar huis terug. Zelfs zijn goden kunnen hem niet helpen zijn gezicht te redden, want later wordt hij bij hun altaar door zijn eigen zonen gedood (2 Kon. 19:7). Op wonderbare wijze verlengt Jehovah Hizkia’s leven, en hij krijgt grote rijkdom en heerlijkheid, terwijl heel Juda hem bij zijn dood eer bewijst.

30. (a) Tot welke goddeloosheid keert Manasse terug, maar wat volgt er op zijn berouw? (b) Waardoor wordt Amons korte regering gekenmerkt?

30 Manasse en Amon regeren goddeloos (33:1-25). Hizkia’s zoon Manasse keert tot de goddeloze handelwijze van zijn grootvader Achaz terug, waardoor hij al het goede dat tijdens Hizkia’s regering tot stand is gebracht, tenietdoet. Hij herbouwt de hoge plaatsen, richt de heilige palen op en offert zelfs zijn zonen aan valse goden. Ten slotte laat Jehovah de koning van Assyrië tegen Juda optrekken, en Manasse wordt gevankelijk naar Babylon gevoerd. Daar krijgt hij berouw van zijn overtredingen. Wanneer Jehovah barmhartigheid toont door hem in zijn koningschap te herstellen, tracht hij de demonenaanbidding uit te roeien en de ware religie te herstellen. Als Manasse echter na een lange regering van 55 jaar sterft, bestijgt zijn zoon Amon de troon en gaat op goddeloze wijze weer de valse aanbidding bevorderen. Na twee jaar brengen zijn eigen dienaren hem ter dood.

31. Wat zijn de hoogtepunten van Josia’s moedige regering?

31 Josia’s moedige regering (34:1–35:27). De jeugdige Josia, een zoon van Amon, doet een moedige poging de ware aanbidding te herstellen. Hij laat de altaren van de Baäls en de gesneden beelden afbreken, en hij herstelt het huis van Jehovah, waar „het boek van Jehovah’s wet van de hand van Mozes”, ongetwijfeld het originele exemplaar, wordt gevonden (34:14). Toch wordt de rechtschapen Josia gezegd dat er, hoewel niet in zijn tijd, rampspoed over het land zal komen wegens de reeds begane trouweloosheid. In het 18de jaar van zijn regering treft hij regelingen voor een opzienbarende paschaviering. Na een regering van 31 jaar vindt Josia de dood bij een vergeefse poging de Egyptische legerscharen te beletten op hun tocht naar de Eufraat het land door te trekken.

32. Hoe voeren de laatste vier koningen de natie Juda naar haar rampspoedige einde?

32 Joahaz, Jojakim, Jojachin, Zedekia en Jeruzalems verwoesting (36:1-23). De goddeloosheid van de laatste vier Judese koningen voert de natie snel naar haar rampspoedige einde. Na een regering van slechts drie maanden wordt Josia’s zoon Joahaz door farao Necho van Egypte afgezet. Hij wordt vervangen door zijn broer Eljakim, wiens naam in Jojakim wordt veranderd en tijdens wiens regering Juda door de nieuwe wereldmacht, Babylon, wordt onderworpen (2 Kon. 24:1). Wanneer Jojakim rebelleert, trekt Nebukadnezar in 618 v.G.T. tegen Jeruzalem op om hem te straffen, maar Jojakim sterft nog in hetzelfde jaar, na 11 jaar geregeerd te hebben. Hij wordt vervangen door zijn 18 jaar oude zoon Jojachin. Na een regering van nauwelijks drie maanden geeft Jojachin zich over aan Nebukadnezar en wordt gevankelijk naar Babylon gevoerd. Nebukadnezar plaatst nu een derde zoon van Josia, Jojachins oom Zedekia, op de troon. Zedekia voert 11 jaar lang een slechte regering en weigert ’zich wegens de profeet Jeremia op bevel van Jehovah te verootmoedigen’ (2 Kron. 36:12). Zowel de priesters als het volk plegen op grote schaal ontrouw door het huis van Jehovah te verontreinigen.

33. (a) Hoe begint de 70-jarige verwoesting als een vervulling van Jehovah’s woord? (b) Welk historische decreet staat in de laatste twee verzen van Twee Kronieken opgetekend?

33 Ten slotte rebelleert Zedekia tegen Babylons juk, en deze keer betoont Nebukadnezar geen barmhartigheid. De maat van Jehovah’s woede is vol en er is geen genezing. Jeruzalem valt, zijn tempel wordt geplunderd en verbrand, en de overlevenden van de 18 maanden durende belegering worden gevankelijk naar Babylon gevoerd. Juda wordt woest achtergelaten. En zo begint in dit jaar 607 v.G.T. de verwoesting, „om Jehovah’s woord bij monde van Jeremia te vervullen, . . . om zeventig jaar te vervullen” (36:21). De kroniekschrijver slaat deze leemte van bijna 70 jaar dan over en tekent in de laatste twee verzen het historische decreet op dat Cyrus in 537 v.G.T. uitvaardigde. De joodse gevangenen moeten vrijgelaten worden! Jeruzalem moet herrijzen!

WAAROM NUTTIG

34. Wat wordt door Ezra’s keus van materiaal beklemtoond, en waarom was dit nuttig voor de natie?

34 Twee Kronieken draagt zijn krachtige getuigenis bij aan wat andere getuigen over deze veelbewogen periode van 1037 tot 537 v.G.T. te zeggen hebben. Bovendien verschaft het waardevolle aanvullende gegevens die niet in andere canonieke geschiedkundige verslagen te vinden zijn, bijvoorbeeld in de hoofdstukken 19, 20 en 29 tot en met 31. Door Ezra’s keus van materiaal werd de nadruk gelegd op de fundamentele en duurzame elementen in de geschiedenis van de natie, zoals de priesterschap en haar dienst, de tempel en het Koninkrijksverbond. Dit was nuttig om de natie in afwachting van de Messias en zijn koninkrijk bijeen te houden.

35. Welke belangrijke punten worden in de slotverzen van Twee Kronieken bewezen?

35 De slotverzen van Twee Kronieken (36:17-23) leveren het afdoende bewijs voor de vervulling van Jeremia 25:12 en laten bovendien zien dat er vanaf de volledige verwoesting van het land tot het herstel van Jehovah’s aanbidding te Jeruzalem in 537 v.G.T. een volle 70 jaar gerekend moet worden. Deze verwoesting begint derhalve in 607 v.G.T. *Jer. 29:10; 2 Kon. 25:1-26; Ezra 3:1-6.

36. (a) Welke krachtige vermaning bevat Twee Kronieken? (b) Hoe versterkt het de verwachting betreffende het Koninkrijk?

36 Twee Kronieken bevat een krachtige vermaning voor hen die in het christelijke geloof wandelen. Zoveel van de koningen van Juda zijn goed begonnen maar gingen daarna goddeloze wegen bewandelen. Hoe sterk illustreert dit historische verslag dat succes afhangt van getrouwheid aan God! Wij moeten daarom de waarschuwing ter harte nemen niet te behoren „tot het soort dat terugdeinst, wat tot vernietiging leidt, maar tot het soort dat geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt” (Hebr. 10:39). Zelfs de getrouwe koning Hizkia werd hoogmoedig nadat hij van zijn ziekte was hersteld, en alleen maar omdat hij zich snel verootmoedigde, kon hij aan Jehovah’s verontwaardiging ontkomen. Twee Kronieken verheerlijkt Jehovah’s schitterende eigenschappen en verhoogt zijn naam en soevereiniteit. De hele geschiedenis wordt vanuit het standpunt van exclusieve toewijding aan Jehovah gepresenteerd. Daar het boek tevens de nadruk legt op de koninklijke geslachtslijn van Juda, versterkt het onze verwachting de zuivere aanbidding onder het eeuwige koninkrijk van Jezus Christus, de loyale „zoon van David”, verhoogd te zien. — Matth. 1:1; Hand. 15:16, 17.

[Voetnoten]

^ ¶4 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 88.

^ ¶9 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 750, 751; Deel 2, blz. 1076-1078.

^ ¶35 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 239; Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 326.

[Studievragen]