Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 15 — Ezra

Bijbelboek nummer 15 — Ezra

Bijbelboek nummer 15 — Ezra

Schrijver: Ezra

Waar geschreven: Jeruzalem

Geschrift voltooid: ca. 460 v.G.T.

Beschreven periode: 537–ca. 467 v.G.T.

1. Welke profetieën verzekerden Jeruzalems herstel?

HET einde van de voorzegde 70 jaar van Jeruzalems verwoesting onder Babylon naderde snel. Babylon stond er weliswaar om bekend dat het zijn gevangenen nooit vrijliet, maar Jehovah’s woord zou krachtiger blijken te zijn dan Babylons macht. De vrijlating van Jehovah’s volk was ophanden. De met de grond gelijkgemaakte tempel van Jehovah zou herbouwd worden, en op Jehovah’s altaar zouden weer zoenoffers worden gebracht. In Jeruzalem zou weer het gejuich en de lofprijzing van de ware aanbidder van Jehovah gehoord worden. Jeremia had de duur van de verwoesting voorzegd, en Jesaja had geprofeteerd hoe de vrijlating van de gevangenen tot stand zou komen. Jesaja had zelfs Cyrus van Perzië genoemd als ’de herder van Jehovah’ die het hoogmoedige Babylon van zijn voetstuk als derde wereldmacht in de bijbelse geschiedenis zou doen tuimelen. — Jes. 44:28; 45:1, 2; Jer. 25:12.

2. Wanneer en onder welke omstandigheden viel Babylon?

2 Het onheil kwam over Babylon in de nacht van 5 oktober 539 v.G.T. (Gregoriaanse kalender), toen de Babylonische koning Belsazar en zijn rijksgroten heildronken uitbrachten op hun demonengoden. Hun heidense losbandigheid maakten zij nog erger doordat zij de heilige vaten uit Jehovah’s tempel gebruikten als de bekers waaruit zij zich bedronken! Hoe passend dat Cyrus zich die nacht buiten Babylons muren bevond om de profetie te vervullen!

3. Welke proclamatie van Cyrus maakte het mogelijk Jehovah’s aanbidding precies 70 jaar nadat de verwoesting van Jeruzalem was begonnen, te herstellen?

3 Dit jaartal 539 v.G.T. is een sleuteldatum, dat wil zeggen, een datum die zowel met de wereldlijke als met de bijbelse geschiedenis overeenstemt. Tijdens Cyrus’ eerste jaar als heerser van Babylon ’liet hij in heel zijn rijk een oproep rondgaan’ waardoor de joden gemachtigd werden naar Jeruzalem op te trekken om het huis van Jehovah te herbouwen. Dit decreet werd klaarblijkelijk eind 538 v.G.T. of begin 537 v.G.T. uitgevaardigd. * Een getrouw overblijfsel reisde naar Jeruzalem terug, op tijd om in „de zevende maand” (Tisjri, die overeenkomt met september/oktober) van het jaar 537 v.G.T. het altaar op te richten en de eerste offers te brengen — op de maand af 70 jaar nadat Nebukadnezar Juda en Jeruzalem had verwoest. — Ezra 1:1-3; 3:1-6.

4. (a) Wat is de omlijsting van het boek Ezra, en wie heeft het geschreven? (b) Wanneer werd Ezra geschreven, en welke tijdsperiode wordt erin beschreven?

4 Herstel! Dat vormt de omlijsting van het boek Ezra. Dat het verhaal vanaf hoofdstuk 7 vers 27 tot en met hoofdstuk 9 in de eerste persoon is geschreven, geeft duidelijk te kennen dat Ezra de schrijver was. Als „een vaardig afschrijver inzake de wet van Mozes” en een man met een actief geloof, die „zijn hart [had] bereid om de wet van Jehovah te raadplegen en haar te volbrengen en . . . te onderwijzen”, was Ezra uitermate geschikt om deze geschiedenis op te tekenen, zoals hij ook Kronieken te boek had gesteld (Ezra 7:6, 10). Aangezien het boek Ezra een vervolg op Kronieken is, neemt men algemeen aan dat het in dezelfde tijd is geschreven, omstreeks 460 v.G.T. Het beschrijft een periode van 70 jaar, vanaf de tijd dat de joden een te gronde gerichte, als „zonen des doods” aangeduide, verstrooide natie waren, tot de voltooiing van de tweede tempel en de reiniging van de priesterschap na Ezra’s terugkeer naar Jeruzalem. — Ezra 1:1; 7:7; 10:17; Ps. 102:20, voetnoot.

5. Welk verband bestaat er tussen het boek Ezra en het boek Nehemia, en in welke talen werd Ezra geschreven?

5 De Hebreeuwse naam Ezra betekent „Hulp”. De boeken Ezra en Nehemia vormden oorspronkelijk één boekrol (Neh. 3:32, voetnoot). Later verdeelden de joden deze boekrol en gaven er de namen Eén en Twee Ezra aan. In moderne Hebreeuwse bijbels worden de twee boeken Ezra en Nehemia genoemd, evenals in andere moderne bijbels. Een deel van het boek Ezra (4:8–6:18 en 7:12-26) werd in het Aramees geschreven en de rest in het Hebreeuws; Ezra was in beide talen bedreven.

6. Waardoor wordt de nauwkeurigheid van het boek Ezra bevestigd?

6 In deze tijd erkennen de meeste geleerden de nauwkeurigheid van het boek Ezra. Betreffende de canoniciteit van Ezra schrijft W. F. Albright in zijn verhandeling The Bible After Twenty Years of Archaeology: „Door de archeologie aan het licht gebrachte informatie heeft aldus alle twijfel aan de substantiële echtheid van de boeken Jeremia en Ezechiël, Ezra en Nehemia weggenomen; ze heeft het traditionele beeld der gebeurtenissen alsook de volgorde waarin deze zich hebben afgespeeld, bevestigd.”

7. Waaruit blijkt dat het boek Ezra werkelijk een deel van het goddelijke bericht is?

7 Hoewel het boek Ezra niet rechtstreeks door de schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften wordt geciteerd en zij er ook niet rechtstreeks naar verwijzen, lijdt het geen twijfel dat het in de canon van de bijbel thuishoort. Het bevat het verslag over Jehovah’s bemoeienissen met de joden tot op de tijd dat de Hebreeuwse catalogus werd samengesteld, welk werk volgens de joodse overlevering grotendeels door Ezra tot stand werd gebracht. Bovendien toont het boek Ezra de betrouwbaarheid aan van alle profetieën betreffende het herstel, en aldus wordt bewezen dat het beslist een essentieel deel is van het goddelijke bericht, waarmee het ook volledig overeenstemt. Bovendien eert het de zuivere aanbidding en heiligt het de grote naam van Jehovah God.

DE INHOUD VAN EZRA

8. Beschrijf de opeenvolging van gebeurtenissen die tot het einde van de 70-jarige verwoesting leiden.

8 Een overblijfsel keert terug (1:1–3:6). Koning Cyrus van Perzië, wiens geest door Jehovah wordt opgewekt, vaardigt het decreet uit dat de joden mogen terugkeren en het huis van Jehovah in Jeruzalem mogen bouwen. Hij dringt er bij de joden die in Babylon willen blijven op aan, met milde hand bijdragen te schenken voor het project en zorgt ervoor dat de terugkerende joden het gerei uit de oorspronkelijke tempel mee terugnemen. Een overste uit de koninklijke stam Juda en een nakomeling van koning David, Zerubbabel (Sesbazzar), wordt als stadhouder aangesteld om de vrijgelatenen te leiden, en Jesua (Jozua) is de hogepriester (Ezra 1:8; 5:2; Zach. 3:1). Een overblijfsel van 42.360 getrouwe dienstknechten van Jehovah, onder wie mannen, vrouwen en kinderen, onderneemt de lange reis. Tegen de zevende maand, volgens de joodse kalender, hebben zij zich in hun steden gevestigd, en vervolgens verzamelen zij zich te Jeruzalem om in de herfst van 537 v.G.T., op de plaats van het tempelaltaar offers te brengen en om het Loofhuttenfeest te vieren. Zo eindigt de 70-jarige verwoesting precies op tijd! *

9. Hoe begint het werk aan de tempel, maar wat gebeurt er in de volgende jaren?

9 De herbouw van de tempel (3:7–6:22). Materialen worden bijeengebracht, en in het tweede jaar van hun terugkeer wordt onder vreugdegejuich en onder het geween van de oudere mannen die het vroegere huis hadden gezien, het fundament van de tempel van Jehovah gelegd. De naburige volken, tegenstanders, bieden aan met de bouw te helpen omdat zij, zoals zij zeggen, dezelfde God zoeken, maar het joodse overblijfsel wijst elke overeenkomst met hen ronduit af. De tegenstanders trachten voortdurend, vanaf de regering van Cyrus tot die van Darius, de joden te verzwakken en te ontmoedigen en hun werk te dwarsbomen. Ten slotte, in de dagen van „Artaxerxes” (Bardija, of mogelijk een magiër die bekendstaat als Gaumata, 522 v.G.T.), roepen zij het werk op koninklijk bevel met geweld een halt toe. Dit verbod blijft van kracht „tot het tweede jaar van de regering van Darius, de koning van Perzië” (520 v.G.T.), of ruim 15 jaar na het leggen van het fundament. — 4:4-7, 24.

10. (a) Hoe draagt de aanmoediging van Gods profeten er samen met het bevel van de koning toe bij dat het werk wordt voltooid? (b) Welke vreugde kenmerkt de inwijding van deze tweede tempel?

10 Jehovah zendt nu zijn profeten Haggaï en Zacharia om Zerubbabel en Jesua aan te sporen, en de bouwwerkzaamheden worden met hernieuwde ijver hervat. Opnieuw klagen de tegenstanders bij de koning, maar het werk gaat met onverminderde energie verder. Na zich beroepen te hebben op Cyrus’ oorspronkelijke decreet, vaardigt Darius I (Hystaspis) het bevel uit dat het werk ongehinderd voortgang moet vinden en beveelt de tegenstanders zelfs materialen te leveren om de bouw te bevorderen. Onder de voortdurende aanmoediging van Jehovah’s profeten voltooien de bouwers de tempel in nog geen vijf jaar, namelijk in de maand Adar van het zesde jaar van Darius of tegen het voorjaar van 515 v.G.T., en de hele bouw heeft dan ongeveer 20 jaar geduurd (6:14, 15). Het huis van God wordt nu met grote vreugde en met passende offers ingewijd. Dan viert het volk het Pascha, en in aansluiting daarop wordt „met vreugdebetoon zeven dagen het feest der ongezuurde broden” gevierd (6:22). Ja, vreugde en blijdschap kenmerken de inwijding van deze tweede tempel tot Jehovah’s lof.

11. Hoe staat de koning ’heel het verzoek’ van Ezra toe, en hoe reageert Ezra hierop?

11 Ezra keert naar Jeruzalem terug (7:1–8:36). Er verstrijken bijna 50 jaar, wat ons in 468 v.G.T. brengt, het zevende jaar van de Perzische koning Artaxerxes (die bekendstaat als Longimanus omdat zijn rechterhand langer was dan zijn linker). De koning staat de vaardige afschrijver Ezra „heel zijn verzoek” toe met betrekking tot een reis naar Jeruzalem om daar dringend noodzakelijke hulp te verlenen (7:6). Wanneer de koning Ezra de officiële volmacht verleent, moedigt hij de joden aan met hem mee te gaan en stelt hem zilveren en gouden vaten beschikbaar voor gebruik in de tempel, alsook voorraden tarwe, wijn, olie en zout. De priesters en tempelwerkers verleent hij vrijstelling van belasting. De koning draagt Ezra de verantwoordelijkheid op het volk te onderrichten en verklaart dat het een ernstige misdaad is als iemand geen dader wordt van de wet van Jehovah en van de wet van de koning. Vol dankbaarheid jegens Jehovah voor deze uiting van zijn liefderijke goedheid door bemiddeling van de koning, gaat Ezra onmiddellijk aan het werk om zich van de opdracht te kwijten.

12. Hoe blijkt Jehovah gedurende de reis met Ezra’s gezelschap te zijn?

12 Op dit punt begint Ezra zijn ooggetuigeverslag, want nu gaat hij in de eerste persoon schrijven. Hij verzamelt de terugkerende joden voor de laatste instructies bij de rivier de Ahava, en hij voegt aan de reeds verzamelde groep van ongeveer 1500 volwassen mannen enkele levieten toe. Ezra beseft de gevaren van de te volgen weg maar vraagt de koning niet om een escorte, opdat dit niet uitgelegd kan worden als een bewijs van gebrek aan geloof in Jehovah. In plaats daarvan roept hij een vasten uit en gaat het kamp erin voor een smeekbede tot God op te zenden. Dit gebed wordt verhoord, en de hand van Jehovah blijkt gedurende de lange reis steeds over hen te zijn. Op die manier zijn zij in staat hun schatten (die in moderne valuta omgerekend meer dan ƒ 82.000.000 waard waren) veilig naar het huis van Jehovah in Jeruzalem te brengen. — 8:26, 27 en voetnoten.

13. Hoe gaat Ezra te werk bij het verwijderen van de onreinheid onder de joden?

13 De reiniging van de priesterschap (9:1–10:44). Maar niet alles is goed gegaan in de 69 jaar dat het volk in het herstelde land woont. Ezra verneemt dat er verontrustende toestanden heersen, want het volk, de priesters en de levieten zijn echtverbintenissen aangegaan met de heidense Kanaänieten. De getrouwe Ezra is ontzet. Hij legt de kwestie in gebed aan Jehovah voor. Het volk belijdt dat het verkeerd heeft gehandeld en vraagt Ezra ’sterk te zijn en te handelen’ (10:4). Hij laat de joden de buitenlandse vrouwen die zij in ongehoorzaamheid aan Gods wet genomen hebben, wegsturen, en de onreinheid wordt in een tijdsbestek van ongeveer drie maanden verwijderd. — 10:10-12, 16, 17.

WAAROM NUTTIG

14. Wat laat het boek Ezra zien betreffende Jehovah’s profetieën?

14 Het boek Ezra is in de eerste plaats nuttig omdat het laat zien met welk een onfeilbare nauwkeurigheid Jehovah’s profetieën in vervulling gaan. Jeremia, die Jeruzalems verwoesting zo nauwkeurig had voorzegd, voorzei ook dat het na 70 jaar hersteld zou worden (Jer. 29:10). Precies op tijd spreidde Jehovah zijn liefderijke goedheid tentoon door zijn volk, een getrouw overblijfsel, weer naar het Land van Belofte terug te brengen om de ware aanbidding te beoefenen.

15. (a) Hoe beantwoordde de herstelde tempel aan Jehovah’s doel? (b) In welke opzichten bezat dit huis niet de heerlijkheid van de eerste tempel?

15 De herstelde tempel verhief Jehovah’s aanbidding weer onder zijn volk, en hij stond als een getuigenis dat Jehovah degenen die zich tot hem wenden met het verlangen de ware aanbidding te beoefenen, op wonderbare en barmhartige wijze zegent. Hoewel deze tempel niet de heerlijkheid van Salomo’s tempel bezat, beantwoordde hij in harmonie met de goddelijke wil aan zijn doel. De materiële pracht was verdwenen. Ook was hij wat geestelijke schatten betreft inferieur, want hij miste onder andere de ark van het verbond. * En de inwijding van Zerubbabels tempel was al evenmin te vergelijken met de inwijding van de tempel in Salomo’s tijd. De geofferde runderen en schapen bedroegen nog niet één procent van de offers die in Salomo’s tempel waren gebracht. Geen wolk van heerlijkheid vulde dit laatste huis, zoals bij het vorige was gebeurd, noch daalde er vuur van Jehovah neer om de brandoffers te verteren. Beide tempels beantwoordden echter aan het belangrijke doel de aanbidding van Jehovah, de ware God, te verheffen.

16. Welke andere tempel overtreft aardse tempels echter in heerlijkheid?

16 De door Zerubbabel gebouwde tempel, de door Mozes opgerichte tabernakel en de door Salomo en Herodes gebouwde tempels, met hun kenmerken, waren typologisch of zinnebeeldig. Ze waren een afbeelding van de „ware tent, die door Jehovah en niet door een mens is opgericht” (Hebr. 8:2). Deze geestelijke tempel is de regeling om op basis van Christus’ zoenoffer in aanbidding tot Jehovah te naderen (Hebr. 9:2-10, 23). Jehovah’s grote geestelijke tempel is allesovertreffend in heerlijkheid en onvergelijkelijk in schoonheid en wenselijkheid; de pracht ervan is onverwelkelijk en gaat die van elk stoffelijk gebouw te boven.

17. Welke waardevolle lessen zijn in het boek Ezra te vinden?

17 Het boek Ezra bevat lessen die voor christenen in deze tijd van het grootste belang zijn. Wij lezen erin dat Jehovah’s volk bereidwillig gaven schenkt voor zijn werk (Ezra 2:68; 2 Kor. 9:7). Wij worden aangemoedigd doordat wij vernemen hoe Jehovah nimmer verzaakt voorzieningen te treffen voor vergaderingen tot zijn eer en er zijn zegen op laat rusten (Ezra 6:16, 22). Wij zien een voortreffelijk voorbeeld in de Nethinim en andere gelovige buitenlanders die met het overblijfsel optrekken om Jehovah’s aanbidding van ganser harte te ondersteunen (2:43, 55). Sta ook eens stil bij het nederige berouw van het volk toen het erop gewezen werd dat het verkeerd had gehandeld door echtverbintenissen met heidense buren aan te gaan (10:2-4). Slechte omgang leidde tot Gods afkeuring (9:14, 15). Vreugdevolle ijver voor zijn werk bracht zijn goedkeuring en zegen met zich. — 6:14, 21, 22.

18. Waarom was het herstel van Jehovah’s volk een belangrijke stap in de richting van de verschijning van de Messias, de Koning?

18 Hoewel er niet langer een koning op Jehovah’s troon te Jeruzalem zat, wekte het herstel de verwachting dat Jehovah te zijner tijd zijn beloofde Koning in de geslachtslijn van David zou voortbrengen. De herstelde natie was nu in staat de heilige uitspraken en de aanbidding van God tot aan de tijd van de verschijning van de Messias te behoeden. Indien dit overblijfsel niet in geloof had gereageerd door naar hun land terug te keren, tot wie zou de Messias dan zijn gekomen? Werkelijk, de gebeurtenissen in het boek Ezra zijn een belangrijk deel van de geschiedenis die tot de verschijning van de Messias en Koning voerde! Dat alles is voor onze studie in deze tijd bijzonder nuttig.

[Voetnoten]

^ ¶3 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 452-454; Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 227.

^ ¶8 Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 332.

^ ¶15 Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 1079.

[Studievragen]