Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 27 — Daniël

Bijbelboek nummer 27 — Daniël

Bijbelboek nummer 27 — Daniël

Schrijver: Daniël

Waar geschreven: Babylon

Geschrift voltooid: ca. 536 v.G.T.

Beschreven periode: 618–ca. 536 v.G.T.

1. Wat voor geschiedenis bevat het boek Daniël, en waarop vestigt het de aandacht?

IN DEZE tijd waarin alle natiën der aarde vlak voor hun rampspoedige einde staan, vestigt het boek Daniël de aandacht op profetische boodschappen van grote betekenis. Terwijl de bijbelboeken Samuël, Koningen en Kronieken op ooggetuigenverslagen van de geschiedenis van Gods typologische koninkrijk (in de geslachtslijn van David) zijn gebaseerd, concentreert het boek Daniël zich op de natiën van de wereld en geeft het toekomstbeelden van de machtsstrijd van de grote dynastieën vanaf Daniëls tijd tot in „de tijd van het einde”. Dit is van tevoren geschreven wereldgeschiedenis. Het boek bereikt een boeiende climax wanneer het laat zien wat er „in het laatst der dagen” gaat gebeuren. Net als Nebukadnezar moeten de natiën door bittere ervaring leren „dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid” en dat hij het ten slotte geeft aan iemand „gelijk een mensenzoon”, de Messias en Leider, Christus Jezus (Dan. 12:4; 10:14; 4:25; 7:13, 14; 9:25; Joh. 3:13-16). Door nauwlettend aandacht te schenken aan de profetische vervullingen van het geïnspireerde boek Daniël, zullen wij Jehovah’s vermogen om te profeteren en zijn verzekeringen dat hij zijn volk zal beschermen en zegenen, nog beter naar waarde weten te schatten. — 2 Petr. 1:19.

2. Waardoor wordt bevestigd dat Daniël werkelijk heeft geleefd, en in welke veelbewogen periode profeteerde hij?

2 Het boek is genoemd naar de schrijver. „Daniël” (Hebreeuws: Da·ni·jeʼlʹ) betekent „Mijn rechter is God”. Ezechiël, die in dezelfde tijd leefde, bevestigt dat Daniël werkelijk heeft geleefd, want hij noemt hem in één adem met Noach en Job (Ezech. 14:14, 20; 28:3). Daniël dateert het begin van zijn boek als „het derde jaar van het koningschap van Jojakim, de koning van Juda”. Dit was het jaar 618 v.G.T., Jojakims derde jaar als een aan Nebukadnezar schatplichtige koning. * Daniël bleef tot Cyrus’ derde jaar, omstreeks 536 v.G.T., profetische visioenen ontvangen (Dan. 1:1; 2:1; 10:1, 4). Wat leefde Daniël toch in een veelbewogen tijd! Zijn vroege levensjaren bracht hij door onder Gods koninkrijk in Juda. Daarna werd hij als een nog geen 20-jarige van vorstelijke afkomst samen met zijn adellijke Judese metgezellen naar Babylon gevoerd, waar hij de opkomst en val van die derde wereldmacht in de bijbelse geschiedenis meemaakte. Daniël diende ook nog als regeringsfunctionaris onder de vierde wereldmacht, Medo-Perzië. Daniël moet bijna 100 jaar oud zijn geworden.

3. Waardoor worden de canoniciteit en authenticiteit van het boek Daniël bewezen?

3 Het boek Daniël heeft altijd deel uitgemaakt van de joodse catalogus van geïnspireerde geschriften. In de collectie Dode-Zeerollen, waarvan sommige uit de eerste helft van de eerste eeuw v.G.T. dateren, heeft men onder de fragmenten van andere canonieke boeken ook fragmenten van het boek Daniël gevonden. Een nog belangrijker bewijs voor de authenticiteit van het boek is echter te vinden in de verwijzingen ernaar in de christelijke Griekse Geschriften. Jezus maakt specifiek melding van Daniël in zijn profetie over „het besluit van het samenstel van dingen”, waarin hij verscheidene aanhalingen uit het boek doet. — Matth. 24:3; zie ook Dan. 9:27; 11:31 en 12:11Matth. 24:15 en Mark. 13:14; Dan. 12:1Matth. 24:21; Dan. 7:13, 14Matth. 24:30.

4, 5. Hoe heeft de archeologie de beweringen van hogere critici met betrekking tot het boek Daniël weerlegd?

4 Hoewel hogere critici van de bijbel de historiciteit van Daniëls boek in twijfel hebben getrokken, hebben archeologische vondsten die in de loop der jaren zijn gedaan, hun beweringen volledig weerlegd. Deze critici hebben bijvoorbeeld de spot gedreven met Daniëls verklaring dat Belsazar koning in Babylon was ten tijde dat Nabonidus naar men algemeen aannam, regeerde (Dan. 5:1). Door de archeologie is nu zonder twijfel komen vast te staan dat Belsazar werkelijk heeft geleefd en dat hij gedurende de laatste jaren van het Babylonische Rijk een mederegent van Nabonidus was. Een oude spijkerschrifttekst, die wordt beschreven als het „Nabonidusgedicht”, bevestigt bijvoorbeeld duidelijk dat Belsazar in Babylon koninklijke autoriteit uitoefende en verklaart op welke wijze hij Nabonidus’ mederegent werd. * Ander bewijsmateriaal in de vorm van spijkerschrifttabletten ondersteunt de opvatting dat Belsazar koninklijke functies bekleedde. Een tablet, gedateerd in het 12de jaar van Nabonidus, bevat een in de naam van Nabonidus, de koning, en Belsazar, de zoon van de koning, gezworen eed en toont aldus dat Belsazar in rang gelijk was aan zijn vader. * Dit is ook interessant als verklaring voor de reden waarom Belsazar aanbood Daniël tot „de derde in het koninkrijk” te maken indien hij het handschrift op de muur zou kunnen uitleggen. Nabonidus zou als de eerste heerser worden beschouwd, Belsazar zou de tweede zijn en Daniël zou tot de derde heerser worden uitgeroepen (5:16, 29). Een autoriteit op dit gebied zegt: „Op spijkerschrifttabletten voorkomende verwijzingen naar Belsazar hebben zoveel licht geworpen op de rol die hij heeft gespeeld, dat zijn plaats in de geschiedenis volkomen duidelijk is geworden. Er zijn veel teksten die erop duiden dat Belsazar Nabonidus in positie en aanzien bijna evenaarde. Het is een vaststaand feit dat er tijdens het grootste deel van de laatste Nieuwbabylonische regering een dubbele heerschappij heeft bestaan. Nabonidus oefende het oppergezag uit vanuit zijn hof te Tema in Arabië, terwijl Belsazar als mederegent optrad in het moederland, met Babylon als zijn invloedscentrum. Het is duidelijk dat Belsazar geen zwakke onderkoning was; hem was ’het koningschap’ toevertrouwd.” *

5 Sommigen hebben getracht Daniëls verslag over de vuuroven (hfdst. 3) in diskrediet te brengen door te zeggen dat het een legendarisch verdichtsel is. Een Oudbabylonische brief luidt gedeeltelijk: „Zo zegt Rimsin, uw heer: Omdat hij de slavenjongen in de oven heeft geworpen, moet gij nu de slaaf in de vuuroven werpen.” Het is interessant dat G. R. Driver, wanneer hij hiernaar verwijst, verklaarde dat deze straf „in het verhaal van de Drie Heilige Mannen voorkomt (Dan. III 6, 15, 19-27)”. *

6. Uit welke twee delen bestaat het boek Daniël?

6 De joden hebben het boek Daniël niet onder de Profeten maar onder de Geschriften gerangschikt. De Nederlandse bijbel volgt daarentegen de catalogusvolgorde van de Griekse Septuaginta en de Latijnse Vulgaat door Daniël tussen de grote en de kleine profeten te plaatsen. Het boek bestaat in feite uit twee delen. Het eerste deel, hoofdstuk 1 tot 6, geeft in chronologische volgorde weer wat Daniël en zijn metgezellen van 617 v.G.T. tot 538 v.G.T. in regeringsdienst meemaakten (Dan. 1:1, 21). Het tweede deel, dat hoofdstuk 7 tot 12 omvat, is in de eerste persoon door Daniël zelf als schrijver opgetekend en beschrijft persoonlijke visioenen en gesprekken met engelen die Daniël van omstreeks 553 v.G.T. * tot omstreeks 536 v.G.T. had (7:2, 28; 8:2; 9:2; 12:5, 7, 8). De twee delen vormen te zamen het ene harmonieuze boek Daniël.

DE INHOUD VAN DANIËL

7. Wat leidt ertoe dat Daniël en zijn metgezellen in Babylonische regeringsdienst komen?

7 Voorbereiding op staatsdienst (1:1-21). In 617 v.G.T. komt Daniël met de gevangengenomen joden naar Babylon. De heilige voorwerpen uit Jeruzalems tempel worden ook meegevoerd, om in een heidens schathuis bewaard te worden. Tot de Judese jongeren van koninklijken bloede die zijn uitgekozen voor een driejarige opleidingscursus in het paleis van de koning, behoren ook Daniël en zijn drie Hebreeuwse metgezellen. In zijn hart vastbesloten om zich niet te verontreinigen met de heidense lekkernijen van de koning en diens wijn, stelt Daniël voor, hen bij wijze van proef tien dagen lang groenten te eten te geven. De proef valt ten gunste van Daniël en zijn metgezellen uit, en God schenkt hun kennis en wijsheid. Nebukadnezar stelt de vier aan om hem als raadgevers te dienen. Het laatste vers van hoofdstuk 1, dat kan zijn toegevoegd lang nadat het voorgaande gedeelte was geschreven, geeft te kennen dat Daniël ongeveer 80 jaar nadat hij in ballingschap was gegaan, wat dan omstreeks 538 v.G.T. moet zijn geweest, nog steeds in koninklijke dienst was.

8. Welke droom en uitlegging onthult God aan Daniël, en hoe toont Nebukadnezar zijn waardering?

8 Droomgezicht van het angstaanjagende beeld (2:1-49). In het tweede jaar van zijn koningschap (vermoedelijk gerekend vanaf de verwoesting van Jeruzalem in 607 v.G.T.) is Nebukadnezar in beroering door een droom. Zijn magie-beoefenende priesters kunnen de droom en de uitlegging ervan niet onthullen. Hij biedt hun grote geschenken aan, maar zij verklaren uitdrukkelijk dat niemand dan de goden de koning duidelijk kan maken wat hij vraagt. De koning wordt woedend en beveelt dat de wijzen ter dood gebracht moeten worden. Aangezien ook de vier Hebreeën onder dit bevel vallen, vraagt Daniël tijd om de droom te onthullen. Daniël en zijn metgezellen bidden tot Jehovah om leiding. Jehovah onthult de droom en de betekenis ervan aan Daniël, die vervolgens voor de koning verschijnt en zegt: „Er [bestaat] een God in de hemel die een Onthuller van geheimen is, en hij heeft koning Nebukadnezar bekendgemaakt wat er in het laatst der dagen zal geschieden” (2:28). Daniël beschrijft de droom. Deze handelt over een reusachtig groot beeld. Het hoofd van het beeld is van goud, zijn borst en armen zijn van zilver, zijn buik en dijen van koper en zijn benen van ijzer, terwijl zijn voeten deels van ijzer en deels van leem zijn. Een steen treft en verbrijzelt het beeld en wordt tot een grote berg, die de gehele aarde vult. Wat betekent dit? Daniël maakt bekend dat de koning van Babylon het hoofd van goud is. Na zijn koninkrijk zullen een tweede, een derde en een vierde volgen. Ten slotte zal „de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. . . . Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan” (2:44). Vol dankbaarheid en waardering verheerlijkt de koning Daniëls God als „een God der goden” en maakt hij Daniël tot „heerser over heel het rechtsgebied Babylon en tot opperprefect over alle wijzen van Babylon”. Daniëls drie metgezellen worden tot bestuurders in het koninkrijk gemaakt. — 2:47, 48.

9. Wat is het gevolg van het door de drie Hebreeën ingenomen moedige standpunt tegen beeldenaanbidding?

9 Drie Hebreeën overleven de vuuroven (3:1-30). Nebukadnezar richt een kolossaal gouden beeld op, dat 60 el (ca. 27 m) hoog is, en beveelt de heersers van het rijk om bijeen te komen voor de inwijding ervan. Op het geluid van speciale muziek moeten allen neervallen en het beeld aanbidden. Iedereen die dit niet doet, moet in de brandende vuuroven geworpen worden. Er wordt bericht dat Daniëls drie metgezellen, Sadrach, Mesach en Abednego, niet aan dit bevel hebben voldaan. Zij worden voor de woedende koning gebracht, waar zij vrijmoedig verklaren: „Onze God die wij dienen, [kan] ons verlossen. . . . Het gouden beeld dat gij hebt opgericht, zullen wij stellig niet aanbidden” (3:17, 18). Vervuld met verbolgenheid beveelt de koning de oven zevenmaal heter te maken dan gewoonlijk en de drie Hebreeën te binden en erin te werpen. Degenen die het vonnis moeten uitvoeren, worden terwijl zij dit doen door de vuurvlam gedood. Nebukadnezar slaat de schrik om het hart. Wat ziet hij daar toch in de oven? Er lopen vier mannen ongedeerd midden in het vuur rond, en „het uiterlijk van de vierde gelijkt op dat van een zoon der goden” (3:25). De koning verzoekt de drie Hebreeën uit het vuur naar buiten te treden. Zij komen naar buiten, ongeschroeid, en zelfs zonder dat de reuk van het vuur aan hen is gekomen! Tengevolge van hun moedige standpunt voor de ware aanbidding kondigt Nebukadnezar voor de joden in het hele rijk vrijheid van aanbidding af.

10. Welke angstaanjagende droom inzake „zeven tijden” had Nebukadnezar, en werd deze droom ten aanzien van hem vervuld?

10 De droom van de „zeven tijden” (4:1-37). Deze droom komt in het verslag voor als Daniëls afschrift van een Babylonische staatsoorkonde. Het werd door de verootmoedigde Nebukadnezar geschreven. Nebukadnezar erkent eerst de macht en het koninkrijk van de Allerhoogste God. Dan verhaalt hij een angstaanjagende droom en hoe deze ten aanzien van hem werd vervuld. Hij zag een boom die tot de hemel reikte en alle vlees beschutting en voedsel verschafte. Een wachter riep uit: ’Hakt de boom om. Slaat een band van ijzer en van koper om zijn wortelstomp. Laten er zeven tijden over hem voorbijgaan, opdat het bekend zal zijn dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid en daarover de geringste der mensen aanstelt’ (4:14-17). Daniël legde de droom uit en maakte bekend dat de boom Nebukadnezar voorstelde. Al spoedig volgde er een vervulling van deze profetische droom. Toen de koning zich op een keer erg trots uitliet, werd hij door krankzinnigheid getroffen, en hij leefde zeven jaar als een dier op het veld. Daarna kreeg hij zijn gezonde verstand terug en erkende hij Jehovah’s oppermacht.

11. Tijdens welke zwelgpartij ziet Belsazar het noodlottige handschrift, hoe legt Daniël het uit, en hoe gaat het in vervulling?

11 Belsazars feestmaal: handschrift verklaard (5:1-31). Het is de noodlottige nacht van 5 oktober 539 v.G.T. Koning Belsazar, de zoon van Nabonidus, recht als mederegent van Babylon een groot feestmaal aan voor duizend van zijn rijksgroten. Onder invloed van de wijn vraagt de koning om de heilige gouden en zilveren vaten uit Jehovah’s tempel, en hieruit drinken Belsazar en zijn gasten tijdens hun zwelgpartij, terwijl zij hun heidense goden roemen. Onmiddellijk verschijnt er een hand die een raadselachtige boodschap op de wand schrijft. De koning is door schrik bevangen. Zijn wijze mannen kunnen het schrift niet verklaren. Ten slotte wordt Daniël binnengebracht. De koning doet het aanbod hem tot de derde in het koninkrijk te maken als hij het schrift kan lezen en uitleggen, maar Daniël zegt dat hij zijn geschenken mag houden. Vervolgens onthult hij het schrift en de betekenis ervan: „MENE, MENE, TEKEL en PARSIN. . . . God heeft de dagen van uw koninkrijk geteld en er een eind aan gemaakt. . . . Gij zijt op de weegschaal gewogen en te licht bevonden. . . . Uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven” (5:25-28). Nog in diezelfde nacht wordt Belsazar gedood, en Darius de Meder ontvangt het koninkrijk.

12. Hoe wordt een komplot tegen Daniël verijdeld, en welk decreet vaardigt Darius vervolgens uit?

12 Daniël in de leeuwekuil (6:1-28). Hoogwaardigheidsbekleders in Darius’ regering beramen onheil tegen Daniël door de koning een wet te laten aannemen waarbij het 30 dagen lang verboden is een smeekbede te richten tot enige god of mens buiten de koning. Een ieder die hieraan niet gehoorzaamt, moet voor de leeuwen worden geworpen. Daniël weigert zich te houden aan deze wet, die inbreuk maakt op zijn aanbidding, en wendt zich in gebed tot Jehovah. Hij wordt in de leeuwekuil geworpen. Door een wonder sluit Jehovah’s engel de muilen der leeuwen toe, en de volgende ochtend is koning Darius blij Daniël ongedeerd aan te treffen. De vijanden worden nu aan de leeuwen tot voedsel gegeven, en de koning vaardigt een decreet uit dat men de God van Daniël moet vrezen, daar ’hij de levende God is’ (6:26). Het gaat Daniël goed in zijn regeringsfunctie, en hij maakt ook de regering van Cyrus nog mee.

13. Welk visioen met betrekking tot vier beesten en de heerschappij van het Koninkrijk krijgt Daniël in een droom die hij zelf heeft?

13 De visioenen van de beesten (7:1–8:27). Wij keren terug naar „het eerste jaar van Belsazar”, wiens regering klaarblijkelijk in 553 v.G.T. begon. Daniël krijgt zelf een droom, die hij in het Aramees optekent. * Eén voor één ziet hij vier reusachtige en vreeswekkende beesten verschijnen. Het vierde is ongewoon sterk, en tussen zijn horens komt een kleine horen op ’die grandioze dingen spreekt’ (7:8). De Oude van Dagen verschijnt en neemt plaats. „Duizend duizenden” dienen hem. „Iemand gelijk een mensenzoon” begeeft zich voor hem, en hem wordt „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hèm zouden dienen” (7:10, 13, 14). Dan krijgt Daniël de uitlegging van het visioen van de vier beesten. Ze stellen vier koningen of koninkrijken voor. Tussen tien horens op het vierde beest rijst een kleine horen op. Hij wordt machtig en voert oorlog tegen de heiligen. Het hemelse Gerecht komt echter tussenbeide om „het koninkrijk en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder de ganse hemel [te geven] aan het volk der heiligen van het Opperwezen”. — 7:27.

14. Welk visioen heeft Daniël waarin een geitebok en een tweehoornige ram worden getoond? Hoe verklaart Gabriël dit visioen?

14 Twee jaar later, lang voor Babylons val, ziet Daniël nog een visioen, dat hij in het Hebreeuws optekent. Een geitebok met een opvallende horen tussen zijn ogen vecht met een trotse ram, die twee horens heeft, en overwint hem. De grote horen van de bok wordt gebroken en er verschijnen vier kleinere horens. Uit een van deze komt een kleine horen, die groot wordt, ja, zelfs het heerleger van de hemel uitdaagt. Er wordt voorzegd dat er een periode van 2300 dagen zal verstrijken voordat de heilige plaats in haar „juiste toestand” gebracht zal worden (8:14). Gabriël legt Daniël het visioen uit. De ram beduidt de koningen van Medië en Perzië. De geitebok is de koning van Griekenland, wiens koninkrijk in vier koninkrijken verdeeld zal worden. Later zal er een koning met bars gelaat opstaan „tegen de Vorst der vorsten”. Daar het visioen „nog voor vele dagen [is]”, moet Daniël het voorlopig geheim houden. — 8:25, 26.

15. Wat brengt Daniël ertoe tot Jehovah te bidden, en wat maakt Gabriël nu met betrekking tot „zeventig weken” bekend?

15 Messias de Leider voorzegd (9:1-27). In ’het eerste jaar van Darius de Meder’ onderzoekt Daniël de profetie van Jeremia. In het besef dat de voorzegde 70-jarige verwoesting van Jeruzalem ten einde loopt, bidt Daniël tot Jehovah om zijn eigen zonden en die van Israël te belijden (Dan. 9:1-4; Jer. 29:10). Gabriël verschijnt om bekend te maken dat er „zeventig weken [zullen zijn] . . . om de overtreding te doen eindigen en aan zonde een eind te maken en verzoening te doen voor dwaling”. Messias de Leider zal komen wanneer er 69 weken verstreken zijn, waarna hij afgesneden zal worden. Het verbond zal tot het eind van de 70ste week voor de velen van kracht blijven, en ten slotte zal er verwoesting en een verdelging komen. — Dan. 9:24-27.

16. Onder welke omstandigheden verschijnt er opnieuw een engel aan Daniël?

16 Noord contra zuid, Michaël staat op (10:1–12:13). Het is „het derde jaar van Cyrus” en dus omstreeks 536 v.G.T., niet lang nadat de joden naar Jeruzalem zijn teruggekeerd. Na een vasten van drie weken bevindt Daniël zich aan de oever van de rivier de Hiddekel (Dan. 10:1, 4; Gen. 2:14). Er verschijnt aan Daniël een engel, die uitlegt dat ’de vorst van Perzië’ hem trachtte te beletten naar Daniël te gaan, maar dat „Michaël, een van de voornaamste vorsten,” hem heeft geholpen. Hij vertelt Daniël nu een visioen dat voor „het laatst der dagen” geldt. — Dan. 10:13, 14.

17. Welke profetische geschiedenis van de koning van het noorden en de koning van het zuiden tekent Daniël nu op?

17 Aan het begin van dit boeiende visioen wordt over de Perzische dynastie en een toekomstige strijd met Griekenland gesproken. Er zal een machtige koning met omvangrijke heerschappij opstaan, maar zijn koninkrijk zal in vier koninkrijken verdeeld worden. Uiteindelijk zullen er twee lange reeksen van koningen zijn, de koning van het zuiden contra de koning van het noorden. De machtsstrijd zal een wisselend verloop hebben. Deze onverbeterlijk slechte koningen zullen aan één tafel leugen blijven spreken. „Op de bestemde tijd” zal de oorlog weer oplaaien. Gods heiligdom zal ontwijd worden en „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt”, zal worden geplaatst (11:29-31). De koning van het noorden zal verwonderlijke dingen tegen de God der goden spreken en de god der vestingen heerlijkheid geven. Wanneer de koning van het zuiden „in de tijd van het einde” in botsing komt met de koning van het noorden, zal de koning van het noorden vele landen overstromen en ook „het Sieraadland” binnentrekken. Ontsteld door berichten uit het oosten en het noorden zal hij voortwoeden en „zijn paleistenten planten tussen de grote zee en de heilige Sieraadberg”. Zo zal hij „volledig aan zijn eind moeten komen, en er zal geen helper voor hem zijn”. — 11:40, 41, 45.

18. Wat gebeurt er zoal wanneer Michaël ’ten behoeve van de zonen van Gods volk’ optreedt?

18 Het schitterende visioen gaat verder: Het laat zien hoe Michaël optreedt ’ten behoeve van de zonen van Gods volk’. Er zal een in de menselijke geschiedenis ongekende „tijd van benauwdheid” zijn, maar zij die in het boek geschreven worden bevonden, zullen ontkomen. Velen zullen uit het stof ontwaken tot eeuwig leven, „en zij die inzicht hebben, zullen stralen als de glans van het uitspansel”. Zij zullen velen tot rechtvaardigheid brengen. Daniël moet het boek verzegelen „tot de tijd van het einde”. „Hoe lang zal het duren tot het einde van de wonderbare dingen?” De engel noemt tijdsperioden van drie en een halve tijd, 1290 dagen en 1335 dagen en zegt dat slechts ’zij die inzicht hebben, het zullen verstaan’. Zij zijn gelukkig te prijzen! Ten slotte doet de engel de geruststellende belofte aan Daniël dat hij zal rusten en vervolgens „aan het einde der dagen” zal opstaan tot zijn bestemming. — 12:1, 3, 4, 6, 10, 13.

WAAROM NUTTIG

19. Welke voortreffelijke voorbeelden van rechtschapenheid en gebedsvol vertrouwen in Jehovah zijn in het boek Daniël te vinden?

19 Allen die vastbesloten zijn in een van God vervreemde wereld hun rechtschapenheid te bewaren, doen er goed aan het voortreffelijke voorbeeld van Daniël en zijn drie metgezellen te beschouwen. Hoe boosaardig de dreiging ook was, zij bleven overeenkomstig goddelijke beginselen leven. Toen hun leven in gevaar was, handelde Daniël „met raad en verstandigheid” en met respect voor de superieure autoriteit van de koning (2:14-16). Toen de zaak op de spits werd gedreven, verkozen de drie Hebreeën de brandende vuuroven boven een daad van afgoderij, en verkoos Daniël de leeuwekuil boven het verlies van zijn voorrecht om tot Jehovah te bidden. In beide gevallen verschafte Jehovah bescherming (3:4-6, 16-18, 27; 6:10, 11, 23). Daniël zelf vormt een prachtig voorbeeld van gebedsvol vertrouwen in Jehovah God. — 2:19-23; 9:3-23; 10:12.

20. Welke vier visioenen zijn er met betrekking tot de wereldmachten opgetekend, en waarom is het geloofversterkend ze in deze tijd te beschouwen?

20 Een beschouwing van Daniëls visioenen is opwindend en geloofversterkend. Neem eerst eens de vier visioenen betreffende de wereldmachten: (1) Daar is het visioen van het angstwekkende beeld, waarvan het gouden hoofd de dynastie van Babylonische koningen afbeeldt, te beginnen met Nebukadnezar, waarna er nog drie koninkrijken opstaan, die door de andere delen van het beeld worden voorgesteld. Dit zijn de koninkrijken die door de „steen” worden verbrijzeld, die op zijn beurt „een koninkrijk [wordt] dat nooit te gronde zal worden gericht”, Gods koninkrijk (2:31-45). (2) Later volgen de visioenen die Daniël zelf heeft, met als eerste dat van de vier beesten, die „vier koningen” voorstellen. Ze gelijken op een leeuw, een beer, een luipaard met vier koppen en een beest dat grote ijzeren tanden, tien horens en naderhand een kleine horen heeft (7:1-8, 17-28). (3) Vervolgens is er het visioen van de ram (Medo-Perzië), de geitebok (Griekenland) en de kleine horen (8:1-27). (4) Ten slotte hebben wij het visioen van de koning van het zuiden en de koning van het noorden. Daniël 11:5-19 beschrijft nauwkeurig de wedijver tussen de Egyptische en de Seleucidische takken van Alexanders Griekse Rijk na de dood van Alexander in 323 v.G.T. Vanaf vers 20 blijft de profetie de loop van de elkaar opvolgende natiën van het zuiden en het noorden volgen. Dat Jezus in zijn profetie over het teken van zijn tegenwoordigheid verwijst naar „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” (11:31), laat zien dat deze machtsstrijd van de twee koningen helemaal tot in „het besluit van het samenstel van dingen” voortduurt (Matth. 24:3). Wat vertroostend is de in de profetie gegeven verzekering dat in de „tijd van benauwdheid . . . zoals er niet is teweeggebracht sedert er een natie is ontstaan tot op die tijd”, Michaël zelf zal opstaan om goddeloze natiën te verwijderen en de gehoorzame mensheid vrede te brengen! — Dan. 11:20–12:1.

21. Hoe is Daniëls profetie van de „zeventig weken” opmerkelijk in vervulling gegaan?

21 Dan is er Daniëls profetie van de „zeventig weken”. Na 69 weken zou „Messias de Leider” verschijnen. Het is opmerkelijk dat 483 jaar (69 maal 7 jaar) na „het uitgaan van het woord” om Jeruzalem te herbouwen, waartoe door Artaxerxes in zijn 20ste jaar de machtiging werd verleend en wat door Nehemia in Jeruzalem ten uitvoer werd gebracht, Jezus van Nazareth in de Jordaan werd gedoopt en met heilige geest werd gezalfd, waardoor hij Christus, of Messias (dat wil zeggen Gezalfde), werd. * Dat was in het jaar 29 G.T. Daarna kwam er, zoals Daniël had voorzegd, „een verdelging” toen Jeruzalem in 70 G.T. werd verwoest. — Dan. 9:24-27; Luk. 3:21-23; 21:20.

22. Wat leren wij uit de vernedering van Nebukadnezar?

22 In Nebukadnezars droom betreffende de omgehakte boom, zoals die door Daniël in hoofdstuk 4 werd opgetekend, wordt verhaald dat de koning, die prat ging op zijn eigen prestaties en vertrouwen stelde in zijn eigen macht, door Jehovah God werd vernederd. Hij moest als een dier van het veld leven totdat hij erkende „dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid, en dat hij het geeft aan wie hij wil” (Dan. 4:32). Zullen wij in deze tijd net als Nebukadnezar zijn door prat te gaan op onze prestaties en vertrouwen te stellen in de macht van mensen, zodat God ons straf moet toedienen, óf zullen wij zo verstandig zijn te erkennen dat Hij de Heerser is in het koninkrijk der mensheid en ons vertrouwen in zijn koninkrijk stellen?

23. (a) Hoe wordt de Koninkrijkshoop in het hele boek Daniël beklemtoond? (b) Waartoe dient dit boek vol profetieën ons aan te moedigen?

23 De Koninkrijkshoop wordt in het hele boek Daniël op een geloof inboezemende wijze beklemtoond! Jehovah God wordt getoond als de Opperste Soeverein, die een koninkrijk opricht dat nooit te gronde zal worden gericht en dat alle andere koninkrijken zal verbrijzelen (2:19-23, 44; 4:25). Zelfs de heidense koningen Nebukadnezar en Darius waren gedwongen Jehovah’s oppermacht te erkennen (3:28, 29; 4:2, 3, 37; 6:25-27). Jehovah wordt verhoogd en verheerlijkt als de Oude van Dagen die rechtspreekt in de Koninkrijksstrijdvraag en die aan „iemand gelijk een mensenzoon” de eeuwige „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk [geeft], opdat de volken, nationale groepen en talen alle hèm zouden dienen”. Het zijn „de heiligen van het Opperwezen” die met Christus Jezus, „de Zoon des mensen” of „mensenzoon”, in het Koninkrijk delen (Dan. 7:13, 14, 18, 22; Matth. 24:30; Openb. 14:14). Hij is Michaël, de grote vorst, die zijn Koninkrijksmacht aanwendt om alle koninkrijken van deze oude wereld te verbrijzelen en er een eind aan te maken (Dan. 12:1; 2:44; Matth. 24:3, 21; Openb. 12:7-10). Het begrip van deze profetieën en visioenen dient hen die rechtvaardigheid liefhebben ertoe aan te moedigen zich in te spannen en de bladzijden van Gods Woord te doorvorsen om de werkelijk „wonderbare dingen” van Gods Koninkrijksvoornemens te ontdekken die ons door middel van het geïnspireerde en nuttige boek Daniël worden onthuld. — Dan. 12:2, 3, 6.

[Voetnoten]

^ ¶2 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 791, 792.

^ ¶4 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 162, 163.

^ ¶4 Archaeology and the Bible, 1949, George A. Barton, blz. 483.

^ ¶4 The Yale Oriental Series · Researches, Deel XV, 1929.

^ ¶5 Archiv für Orientforschung, Deel 18, 1957–1958, blz. 129.

^ ¶6 Belsazar begon kennelijk als mederegent te regeren vanaf het derde jaar van Nabonidus. Aangezien men aanneemt dat Nabonidus zijn regering in 556 v.G.T. begon, was het derde jaar van zijn regering en „het eerste jaar van Belsazar” klaarblijkelijk 553 v.G.T. — Daniël 7:1; zie Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 162, 163, 1078.

^ ¶13 Daniël 2:4b–7:28 werd in het Aramees geschreven, terwijl de rest van het boek in het Hebreeuws werd geschreven.

^ ¶21 Nehemia 2:1-8; zie ook Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 899-901.

[Studievragen]