Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 32 — Jona

Bijbelboek nummer 32 — Jona

Bijbelboek nummer 32 — Jona

Schrijver: Jona

Geschrift voltooid: ca. 844 v.G.T.

1. Welke vragen worden in het boek Jona beantwoord, en wat laat het met betrekking tot Jehovah’s barmhartigheid zien?

JONA — een zendeling uit de negende eeuw v.G.T. met een buitenlandse toewijzing! Hoe bezag hij de toewijzing die Jehovah hem gaf? De deur tot welke nieuwe ervaringen werd hierdoor voor hem geopend? Bleken de mensen in zijn toewijzing ontvankelijk te zijn? Hoe succesvol was zijn prediking? Het aangrijpende verslag in het boek Jona beantwoordt deze vragen. Het profetische bericht dat opgetekend is in een tijd dat Jehovah’s uitverkoren natie het verbond met hem verbroken had en tot heidense afgoderij was vervallen, laat zien dat Gods barmhartigheid niet tot één bepaalde natie, zelfs niet tot de natie Israël, beperkt is. Bovendien verheerlijkt het Jehovah’s grote barmhartigheid en liefderijke goedheid, die een grote tegenstelling vormen met het zo vaak bij de onvolmaakte mens waar te nemen gebrek aan barmhartigheid, geduld en geloof.

2. Wat is er over Jona bekend, en omstreeks welk jaar profeteerde hij?

2 De naam Jona (Hebreeuws: Jō·nahʹ) betekent „Duif”. Hij was de zoon van de profeet Amittai uit Gath-Hefer in Galilea, in het gebied van Zebulon. In 2 Koningen 14:23-25 lezen wij dat koning Jerobeam van Israël de grenzen van de natie uitbreidde overeenkomstig het woord dat Jehovah bij monde van Jona gesproken had. Dit zou betekenen dat Jona omstreeks 844 v.G.T. profeteerde, het jaar waarin Jerobeam II van Israël de troon besteeg en vele jaren voordat Assyrië, met Nineve als hoofdstad, over Israël begon te heersen.

3. Waardoor wordt bewezen dat het verslag van Jona authentiek is?

3 Het lijdt geen twijfel dat het hele verslag van Jona authentiek is. De „Volmaker van ons geloof, Jezus”, sprak over Jona als iemand die werkelijk heeft geleefd en gaf de geïnspireerde uitleg van twee van de profetische gebeurtenissen in het boek Jona, waarmee hij aantoonde dat het ware profetieën bevat (Hebr. 12:2; Matth. 12:39-41; 16:4; Luk. 11:29-32). Het boek Jona is door de joden altijd onder hun canonieke boeken gerangschikt en wordt door hen als historisch beschouwd. Jona’s eigen openhartigheid bij het beschrijven van zijn tekortkomingen en zwakheden, zonder enige poging ze te verbloemen, kenmerkt het verslag eveneens als authentiek.

4. Door wat voor vis kan Jona opgeslokt zijn? Maar welke inlichting is voor ons voldoende?

4 Wat valt er te zeggen over de „grote vis” waardoor Jona werd opgeslokt? Er zijn talrijke bespiegelingen gehouden over de soort van vis die dit geweest kan zijn. De potvis is heel goed in staat om een mens in zijn geheel door te slikken. En dat geldt ook voor de witte haai. De bijbel vermeldt echter eenvoudig: „Jehovah [beschikte] een grote vis om Jona op te slokken” (Jona 1:17). Wat voor vis het precies was, wordt niet gezegd. Er kan niet met zekerheid worden vastgesteld of het om een potvis, een grote witte haai of een ander, niet geïdentificeerd zeedier ging. * Het bericht in de bijbel dat het „een grote vis” was, is voor ons voldoende.

DE INHOUD VAN JONA

5. Hoe reageert Jona op zijn toewijzing, en met welk gevolg?

5 Jona wordt naar Nineve gezonden maar loopt weg (1:1-16). „Het woord van Jehovah kwam voorts tot Jona, de zoon van Amittai, en luidde: ’Sta op, ga naar Nineve, de grote stad, en kondig tegen haar af dat hun slechtheid voor mijn aangezicht is opgestegen’” (1:1, 2). Staat deze toewijzing Jona aan? Niet in het minst! Hij vlucht in tegengestelde richting en neemt een schip dat naar Tarsis gaat, mogelijk hetzelfde als Spanje. Jona’s schip komt in een zware storm terecht. Bevreesd roepen de zeelieden om hulp, „ieder tot zijn god”, terwijl Jona in het ruim van het schip ligt te slapen (1:5). Na Jona gewekt te hebben, werpen zij het lot in een poging erachter te komen wie voor hun hachelijke toestand verantwoordelijk is. Het lot valt op Jona. Nu vertelt hij hun dat hij een Hebreeër is, een aanbidder van Jehovah, en dat hij wegloopt van de opdracht die God hem heeft gegeven. Hij stelt hun voor hem in zee te werpen. Na verdere pogingen gedaan te hebben het schip veilig door de storm heen te brengen, gooien zij Jona ten slotte overboord. De woede van de zee bedaart.

6. Wat is Jona’s ervaring met de „grote vis”?

6 Opgeslokt door „een grote vis” (1:17–2:10). „Nu beschikte Jehovah een grote vis om Jona op te slokken, zodat Jona zich drie dagen en drie nachten in de inwendige delen van de vis bevond” (1:17). Uit het inwendige van de vis bidt hij vurig tot Jehovah. „Uit de buik van Sjeool” schreeuwt hij om hulp en verklaart dat hij zal betalen wat hij plechtig heeft beloofd, want „redding behoort Jehovah toe” (2:2, 9). Op Jehovah’s bevel braakt de vis Jona uit op het droge.

7. Hoe doeltreffend is Jona’s prediking in Nineve?

7 De prediking in Nineve (3:1–4:11). Jehovah herhaalt zijn gebod tot Jona, die zijn toewijzing nu niet langer probeert te ontvluchten maar naar Nineve gaat. Daar trekt hij door de straten van de stad en roept: „Nog maar veertig dagen en Nineve zal ondersteboven worden gekeerd” (3:4). Zijn prediking mist haar uitwerking niet. Er gaat een golf van berouw door Nineve, en de bevolking begint geloof in God te stellen. De koning kondigt af dat mens en dier moet vasten en in zakken gekleed moet gaan. Barmhartig spaart Jehovah de stad.

8. Hoe reageert Jona wanneer Jehovah de stad barmhartigheid betoont, en hoe wijst Jehovah de profeet op diens inconsequentie?

8 Dit is meer dan Jona kan verdragen. Hij zegt tot Jehovah dat hij al die tijd wel heeft geweten dat Hij barmhartigheid tentoon zou spreiden en dat hij daarom naar Tarsis was gevlucht. Hij wilde dat hij kon sterven. Grondig ontstemd slaat Jona ten oosten van de stad zijn verblijf op en wacht af wat er zal gebeuren. Jehovah beschikt een fleskalebasplant om zijn morrende profeet wat schaduw te verschaffen. Jona’s vreugde hierover is van korte duur. De volgende ochtend beschikt Jehovah een worm om de plant te doden, zodat hij de behaaglijke beschutting ervan moet missen en blootgesteld is aan een verschroeiende oostenwind en de brandende zon. Opnieuw wenst Jona te sterven. In zijn zelfrechtvaardigheid verdedigt hij zijn boosheid. Jehovah wijst hem op zijn inconsequentie: Jona gevoelde deernis met één fleskalebasplant, maar hij is kwaad omdat Jehovah nu deernis gevoelt met de grote stad Nineve.

WAAROM NUTTIG

9. Welke houding en handelwijze van Jona dienen een waarschuwing voor ons te zijn?

9 Jona’s handelwijze en het gevolg ervan dienen een waarschuwing voor ons te zijn. Hij liep weg van het hem door God opgedragen werk; hij had zijn hand aan de ploeg moeten slaan en erop moeten vertrouwen dat God hem zou schragen (Jona 1:3; Luk. 9:62; Spr. 14:26; Jes. 6:8). Toen hij zich in de verkeerde richting begaf, legde hij een negatieve houding aan de dag door er tegenover de zeelieden niet openlijk voor uit te komen dat hij een aanbidder was van „Jehovah, de God van de hemel”. Hij had zijn vrijmoedigheid verloren (Jona 1:7-9; Ef. 6:19, 20). Jona was zo met zichzelf bezig dat hij Jehovah’s barmhartigheid tegenover Nineve als een persoonlijke belediging ging beschouwen; hij trachtte zijn gezicht te redden door tot Jehovah te zeggen dat hij al die tijd wel had geweten dat het hierop zou uitlopen — dus waarom hem dan als profeet zenden? Hij werd terechtgewezen om deze oneerbiedige, klagende houding, en wij dienen dan ook profijt te trekken van zijn ervaring door ons te onthouden van aanmerkingen op Jehovah’s tentoonspreiding van barmhartigheid of op de manier waarop hij dingen doet. — Jona 4:1-4, 7-9; Fil. 2:13, 14; 1 Kor. 10:10.

10. Hoe worden Jehovah’s liefderijke goedheid en barmhartigheid in het boek Jona geïllustreerd?

10 De beschrijving van Jehovah’s schitterende hoedanigheden zoals zijn liefderijke goedheid en barmhartigheid, overschaduwt al het andere in het boek Jona. Jehovah betoonde Nineve liefderijke goedheid door zijn profeet te zenden om voor een ophanden zijnde vernietiging te waarschuwen, en hij was bereid barmhartigheid tentoon te spreiden toen de stad van berouw blijk gaf — een barmhartigheid waardoor Nineve nog ruim 200 jaar kon blijven bestaan, tot de stad omstreeks 632 v.G.T. door de Meden en Babyloniërs werd verwoest. Hij betoonde Jona barmhartigheid door hem uit de door stormen opgezweepte zee te redden en door de kalebas te beschikken om „hem uit zijn rampspoedige toestand te bevrijden”. Door in de beschuttende kalebas te voorzien en haar daarna weer weg te nemen, liet Jehovah Jona weten dat Hij barmhartigheid en liefderijke goedheid zal betonen naar het Hem behaagt. — Jona 1:2; 3:2-4, 10; 2:10; 4:6, 10, 11.

11. Wat is „het teken van Jona”?

11 In Mattheüs 12:38-41 vertelde Jezus de religieuze leiders dat het enige teken dat hun zou worden gegeven „het teken van Jona” was. Na een verblijf van drie dagen en drie nachten in „de buik van Sjeool” ging Jona naar Nineve om te prediken, waardoor hij tot een „teken” voor de Ninevieten werd (Jona 1:17; 2:2; 3:1-4). Jezus bracht op soortgelijke wijze gedeelten van drie dagen in het graf door en werd opgewekt. Toen zijn discipelen het bewijs van die gebeurtenis bekendmaakten, werd Jezus een teken voor dat geslacht. Volgens de joodse methode van tijdmeting en de feitelijke vervulling in Jezus’ geval, kan deze periode van „drie dagen en drie nachten” minder dan drie volle dagen vertegenwoordigen. *

12. (a) Wat zegt Jezus nog meer betreffende de Ninevieten en de joden van zijn generatie? (b) Hoe verscheen „méér dan Jona”, en in welk verband staat dit tot Jehovah’s koninkrijk en redding?

12 In ditzelfde gesprek stelt Jezus het berouw van de Ninevieten tegenover de hardheid van hart en de openlijke verwerping die hij tijdens zijn eigen bediening van de zijde van de joden heeft ondervonden en zegt: „De mannen van Nineve zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en zullen het veroordelen, want zij hadden berouw op hetgeen Jona predikte, maar ziet! méér dan Jona is hier.” (Zie ook Mattheüs 16:4 en Lukas 11:30, 32.) „Méér dan Jona” — wat bedoelde Jezus met deze woorden? Hij doelde op zichzelf als de allergrootste profeet, Degene die door Jehovah was gezonden om te prediken: „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Matth. 4:17). Toch verwierpen de meeste joden van die generatie „het teken van Jona”. Wat valt er over deze tijd te zeggen? Hoewel de meesten geen acht slaan op Jehovah’s waarschuwingsboodschap, hebben vele duizenden over de hele wereld de schitterende gelegenheid het goede nieuws van Gods koninkrijk te horen dat het eerst door Jezus, „de Zoon des mensen”, werd gepredikt. Ook zij kunnen, net als de berouwvolle Ninevieten die door de prediking van Jona gezegend werden, delen in Jehovah’s overvloedige en barmhartige voorziening voor een leven waaraan geen einde komt, want waarlijk, „redding behoort Jehovah toe”. — Jona 2:9.

[Voetnoten]

^ ¶4 Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 99, 100.

^ ¶11 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 249, 250.

[Studievragen]