Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 44 — Handelingen

Bijbelboek nummer 44 — Handelingen

Bijbelboek nummer 44 — Handelingen

Schrijver: Lukas

Waar geschreven: Rome

Geschrift voltooid: ca. 61 G.T.

Beschreven periode: 33–ca. 61 G.T.

1, 2. (a) Welke historische gebeurtenissen en activiteiten worden in Handelingen beschreven? (b) Welke tijdsperiode wordt in het boek behandeld?

IN HET 42ste boek van de geïnspireerde Schrift geeft Lukas een verslag over het leven, de activiteit en de bediening van Jezus en zijn volgelingen tot de tijd van Jezus’ hemelvaart. Het historische bericht in het 44ste boek van de Schrift, Handelingen van Apostelen, vervolgt de geschiedenis van het vroege christendom door te beschrijven hoe tengevolge van de werking van de heilige geest de gemeente werd gesticht. Het beschrijft ook hoe het getuigenis zich eerst onder de joden en vervolgens tot mensen uit alle natiën verbreidde. Het grootste gedeelte van de stof in de eerste 12 hoofdstukken handelt over de activiteiten van Petrus, terwijl de overige 16 hoofdstukken over Paulus’ werkzaamheden gaan. Lukas had nauwe omgang met Paulus en vergezelde hem op veel van zijn reizen.

2 Het boek is aan Theofilus gericht. Aangezien hij met „hoogedele” wordt aangesproken, is het mogelijk dat hij een officiële positie bekleedde, of het kan eenvoudig een uiting van diep respect zijn (Luk. 1:3). Het bericht verschaft een nauwkeurig geschiedkundig verslag over de oprichting en groei van de christelijke gemeente. Het begint met Jezus’ verschijningen aan zijn discipelen na zijn opstanding en geeft dan belangrijke gebeurtenissen weer die van 33 tot omstreeks 61 G.T., een periode van in totaal ongeveer 28 jaar, plaatsvonden.

3. Wie heeft het boek Handelingen geschreven, en wanneer werd het schrijven voltooid?

3 Van oudsher wordt erkend dat het boek Handelingen dezelfde schrijver heeft als het Evangelie van Lukas. Beide boeken zijn aan Theofilus gericht. Lukas verbindt de twee verslagen met elkaar als het werk van dezelfde auteur door de slotgebeurtenissen van zijn evangelie in de beginverzen van Handelingen te herhalen. Naar het schijnt voltooide Lukas het boek Handelingen omstreeks 61 G.T., waarschijnlijk tegen het eind van een tweejarig verblijf in Rome, waar hij zich in gezelschap van de apostel Paulus bevond. Daar het gebeurtenissen beschrijft die tot op dat jaar plaatsvonden, kan het niet eerder zijn voltooid, en dat de uitslag van Paulus’ beroep op caesar niet wordt vermeld, duidt erop dat het in dat jaar voltooid was.

4. Waardoor wordt bewezen dat het boek Handelingen canoniek en authentiek is?

4 Vanaf de vroegste tijden hebben bijbelgeleerden Handelingen als canoniek aanvaard. Gedeelten van het boek zijn onder enkele van de oudste voorhanden zijnde papyrushandschriften van de Griekse Geschriften te vinden, met name het handschrift Michigan 1571 (P38) uit de derde of vierde eeuw G.T. en de Chester Beatty-papyrus nr. 1 (P45) uit de derde eeuw G.T. Uit beide handschriften blijkt dat Handelingen op een vroeg tijdstip samen met andere boeken van de geïnspireerde geschriften in omloop was en dus deel uitmaakte van de catalogus. Lukas’ verslag in het boek Handelingen weerspiegelt dezelfde opmerkelijke nauwkeurigheid die, zoals wij reeds hebben opgemerkt, zijn evangelie kenmerkt. Sir William M. Ramsay beschouwt de schrijver van Handelingen als „een historicus eerste klas”, en hij verklaart wat dit betekent door te zeggen: „De eerste en essentiële hoedanigheid van de grote historicus is waarheid. Wat hij zegt, moet betrouwbaar zijn.” *

5. Illustreer Lukas’ nauwkeurige berichtgeving.

5 Ter illustratie van de nauwkeurige berichtgeving die zo kenmerkend is voor Lukas’ geschriften, citeren wij Edwin Smith, commandant van een flottielje Engelse oorlogsschepen in de Middellandse Zee tijdens de Eerste Wereldoorlog, die in het tijdschrift The Rudder (maart 1947) schreef: „De oude vaartuigen werden niet zoals in moderne tijden door één roer aan de achtersteven bestuurd, maar door twee grote roeiriemen of pagaaien, aan elke zijde van het achterschip één; vandaar de vermelding ervan in het meervoud door St.-Lukas [Handelingen 27:40]. . . . Wij hebben tijdens ons onderzoek gezien dat elke verklaring met betrekking tot de bewegingen van dit schip, vanaf de tijd dat het Schone Havens verliet totdat het op Malta strandde, zoals dit door St.-Lukas is beschreven, door de meest nauwkeurige en bevredigende externe en onafhankelijke bewijzen is bevestigd; dat zijn verklaringen ten aanzien van de tijd dat het schip op zee verbleef, corresponderen met de afgelegde afstand; en ten slotte dat zijn beschrijving van de plaats van aankomst overeenstemt met de werkelijke situatie. Door dit alles wordt aangetoond dat Lukas de reis zoals deze is beschreven werkelijk heeft meegemaakt, en bovendien wordt erdoor aangetoond dat hij een man is wiens waarnemingen en verklaringen als hoogst betrouwbaar en waarachtig beschouwd kunnen worden.” *

6. Welke voorbeelden laten zien hoe de nauwkeurigheid van het boek Handelingen door archeologische vondsten wordt bevestigd?

6 De nauwkeurigheid van Lukas’ verslag wordt ook door archeologische vondsten bevestigd. Opgravingen in Efeze hebben bijvoorbeeld de Artemistempel, alsook het oude theater waar de Efeziërs in oproer kwamen tegen de apostel Paulus, blootgelegd (Hand. 19:27-41). Er zijn inscripties ontdekt die bevestigen dat Lukas de titel „stadsbestuurders” correct gebruikt wanneer hij die op de beambten in Thessalonika toepast (17:6, 8). Uit twee Maltese inscripties blijkt dat Lukas ook op correcte wijze over Publius spreekt als „de voornaamste man” van Malta. — 28:7. *

7. Hoe tonen de opgetekende toespraken dat het verslag in Handelingen werkelijke gebeurtenissen weergeeft?

7 Verder verschillen de diverse door Petrus, Stefanus, Cornelius, Tertullus, Paulus en anderen gehouden toespraken, zoals ze door Lukas zijn opgetekend, alle in stijl en opbouw. Zelfs Paulus’ redevoeringen, die voor uiteenlopende soorten van publiek werden gehouden, wisselden van stijl naar gelang van de omstandigheden. Dit duidt erop dat Lukas slechts optekende wat hij zelf hoorde of wat andere ooggetuigen hem vertelden. Wat Lukas schreef, waren geen verdichtsels.

8. Wat vertelt de Schrift ons over Lukas en zijn omgang met Paulus?

8 Er is heel weinig over Lukas’ persoonlijke leven bekend. Lukas zelf was geen apostel, maar hij had omgang met degenen die dit wel waren (Luk. 1:1-4). In drie gevallen noemt de apostel Paulus Lukas met name (Kol. 4:10, 14; 2 Tim. 4:11; Filem. 24). Gedurende enkele jaren was hij de trouwe metgezel van Paulus, die hem „de geliefde geneesheer” noemde. In het verslag wisselen „zij” en „wij” elkaar af, waaruit blijkt dat Lukas bij Paulus in Troas was tijdens Paulus’ tweede zendingsreis, dat hij in Filippi kan zijn achtergebleven totdat Paulus enkele jaren later terugkeerde, en dat hij zich toen weer bij Paulus aansloot en hem vergezelde op diens reis naar Rome om terecht te staan. — Hand. 16:8, 10; 17:1; 20:4-6; 28:16.

DE INHOUD VAN HANDELINGEN

9. Wat wordt bij Jezus’ hemelvaart tot de discipelen gezegd?

9 Gebeurtenissen tot Pinksteren (1:1-26). Lukas begint dit tweede verslag met te verhalen dat de uit de dood opgewekte Jezus tot zijn verwachtingsvolle discipelen zegt dat zij in heilige geest gedoopt zullen worden. Zal het Koninkrijk in deze tijd hersteld worden? Nee. Maar zij zullen kracht ontvangen en getuigen worden „tot de verst verwijderde streek der aarde”. Wanneer Jezus omhooggeheven en aan hun gezicht onttrokken wordt, zeggen twee in het wit geklede mannen tot hen: „Deze Jezus, die van u werd opgenomen in de lucht, zal aldus op dezelfde wijze komen.” — 1:8, 11.

10. (a) Welke gedenkwaardige dingen gebeuren er op de dag van het pinksterfeest? (b) Welke verklaring geeft Petrus, en wat is het resultaat hiervan?

10 De gedenkwaardige pinksterdag (2:1-42). De discipelen zijn allen in Jeruzalem bijeen. Plotseling vervult een gedruis als van een voortgestuwde wind het huis. Er zetten zich tongen als van vuur op de aanwezigen. Zij worden met heilige geest vervuld en beginnen in verschillende talen over „de grote daden van God” te spreken (2:11). Toeschouwers staan versteld. Nu staat Petrus op en spreekt. Hij verklaart dat deze uitstorting van de geest een vervulling vormt van de profetie van Joël (2:28-32) en dat Jezus Christus, die nu uit de dood opgewekt en tot Gods rechterhand verhoogd is, ’dit heeft uitgestort wat zij zien en horen’. Diep in hun hart getroffen, aanvaarden ongeveer 3000 het woord en worden gedoopt. — 2:33.

11. Hoe schenkt Jehovah het predikingswerk voorspoed?

11 Het getuigenis verbreidt zich (2:43–5:42). Dagelijks blijft Jehovah mensen die gered worden aan hen toevoegen. Buiten de tempel treffen Petrus en Johannes een kreupele man aan die nog nooit in zijn leven heeft gelopen. „In de naam van Jezus Christus de Nazarener, loop!”, gebiedt Petrus. Onmiddellijk begint de man ’te lopen en te springen en God te loven’. Dan doet Petrus een beroep op de mensen berouw te hebben en zich om te keren, „opdat er tijden van verkwikking mogen komen van de persoon van Jehovah”. Geërgerd omdat Petrus en Johannes Jezus’ opstanding onderwijzen, arresteren de religieuze leiders hen, maar de gelederen der gelovigen groeien aan tot ongeveer 5000 mannen. — 3:6, 8, 19.

12. (a) Wat antwoorden de discipelen wanneer hun geboden wordt met prediken op te houden? (b) Waarom worden Ananias en Saffira gestraft?

12 De volgende dag worden Petrus en Johannes voor de joodse regeerders geleid om ondervraagd te worden. Petrus getuigt vrijmoedig dat redding alleen door bemiddeling van Jezus Christus komt, en wanneer hun geboden wordt met hun predikingswerk op te houden, antwoorden zowel Petrus als Johannes: „Oordeelt zelf of het in Gods ogen rechtvaardig is meer naar u te luisteren dan naar God. Maar wat ons betreft, wij kunnen niet ophouden te spreken over de dingen die wij gezien en gehoord hebben” (4:19, 20). Zij worden vrijgelaten, en alle discipelen blijven het woord van God met vrijmoedigheid spreken. Wegens de omstandigheden leggen zij hun materiële bezittingen bij elkaar en delen daarvan naar behoefte uit. Een zekere Ananias en zijn vrouw, Saffira, verkopen echter wat bezittingen en houden in het geheim een deel van de prijs achter, terwijl zij het doen voorkomen alsof zij het hele bedrag schenken. Petrus stelt hen aan de kaak, en zij vallen dood neer omdat zij God en de heilige geest hebben bedrogen.

13. Waarvan worden de apostelen beschuldigd, wat antwoorden zij, en wat blijven zij doen?

13 Opnieuw werpen de woedende religieuze leiders de apostelen in de gevangenis, maar deze keer bevrijdt Jehovah’s engel hen. De volgende dag worden zij weer voor het Sanhedrin gebracht en ervan beschuldigd dat zij ’Jeruzalem met hun leer vervullen’. Zij antwoorden: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” Hoewel zij worden gegeseld en bedreigd, weigeren zij niettemin op te houden, en ’elke dag blijven zij in de tempel en van huis tot huis zonder ophouden onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken’. — 5:28, 29, 42.

14. Wat leidt tot Stefanus’ martelaarschap?

14 Stefanus’ martelaarschap (6:1–8:1a). Stefanus is een van de zeven mannen die door heilige geest zijn aangesteld om voedsel over tafels te verdelen. Hij getuigt ook krachtig van de waarheid, en hij verdedigt het geloof zo ijverig dat zijn woedende tegenstanders hem voor het Sanhedrin laten brengen op beschuldiging van laster. In zijn verdediging vertelt Stefanus eerst van Jehovah’s lankmoedigheid jegens Israël. Dan komt hij met onbevreesde welsprekendheid tot de kern van de zaak: ’Hardnekkigen, gij weerstaat altijd de heilige geest, gij nog wel die de Wet hebt ontvangen, zoals die door engelen werd overgebracht, maar ze niet hebt gehouden’ (7:51-53). Dit is te veel voor hen. Zij stormen op hem af, werpen hem buiten de stad en stenigen hem dood. Saulus kijkt goedkeurend toe.

15. Waartoe leidt de vervolging, en welke ervaringen maakt Filippus tijdens zijn prediking mee?

15 Vervolgingen, Saulus’ bekering (8:1b–9:30). Door de vervolging die op die dag tegen de gemeente in Jeruzalem losbreekt, worden allen, met uitzondering van de apostelen, over het hele land verstrooid. Filippus gaat naar Samaria, waar velen het woord van God aannemen. Petrus en Johannes worden vanuit Jeruzalem daarheen gezonden, opdat deze gelovigen „door middel van de handoplegging van de apostelen” heilige geest mogen ontvangen (8:18). Een engel stuurt Filippus vervolgens naar het zuiden, naar de weg die van Jeruzalem naar Gaza loopt, waar hij een eunuch van het koninklijke hof van Ethiopië aantreft, die in zijn wagen het boek Jesaja zit te lezen. Filippus doet hem de betekenis van de profetie begrijpen en doopt hem.

16. Hoe komt de bekering van Saulus tot stand?

16 Ondertussen begeeft Saulus, „die nog steeds dreiging en moord [ademt] tegen de discipelen van de Heer,” zich op weg naar Damaskus om daar degenen ’die tot De Weg behoren’, gevangen te nemen. Plotseling flitst er een licht uit de hemel om hem heen, en hij valt verblind op de grond. Een stem uit de hemel zegt tot hem: „Ik ben Jezus, die gij vervolgt.” Als hij drie dagen in Damaskus is, verleent een discipel genaamd Ananias hem hulp. Saulus krijgt zijn gezichtsvermogen terug, wordt gedoopt en wordt met heilige geest vervuld, zodat hij een ijverige en bekwame prediker van het goede nieuws wordt (9:1, 2, 5). Door deze verbazingwekkende wending van de gebeurtenissen wordt de vervolger de vervolgde en moet hij voor zijn leven vluchten, eerst uit Damaskus en later uit Jeruzalem.

17. Hoe gaat het goede nieuws naar onbesneden heidenen?

17 Het goede nieuws gaat naar onbesneden heidenen (9:31–12:25). Nu treedt er voor de gemeente ’een periode van vrede in en wordt ze opgebouwd; en daar ze in de vrees van Jehovah en in de vertroosting van de heilige geest wandelt, blijft ze in aantal toenemen’ (9:31). In Joppe wekt Petrus de geliefde Tabitha (Dorkas) uit de doden op, en daar ontvangt hij de oproep om naar Cesarea te gaan, waar een legeroverste genaamd Cornelius hem verwacht. Hij predikt tot Cornelius en diens huisgezin en zij geloven, en de heilige geest wordt op hen uitgestort. Nadat Petrus heeft bemerkt ’dat God niet partijdig is, maar dat in elke natie de mens die hem vreest en rechtvaardigheid beoefent, aanvaardbaar voor hem is’, doopt hij hen — de eerste onbesneden bekeerlingen uit de heidenen. Later verklaart Petrus deze nieuwe ontwikkeling aan de broeders in Jeruzalem, waarop zij God verheerlijken. — 10:34, 35.

18. (a) Wat gebeurt er vervolgens in Antiochië? (b) Welke vervolging breekt uit, maar wordt het beoogde doel bereikt?

18 Terwijl het goede nieuws zich snel blijft verbreiden, geven Barnabas en Saulus in Antiochië aan een aanzienlijke schare onderwijs, ’en het is voor het eerst in Antiochië dat de discipelen door goddelijke voorzienigheid christenen worden genoemd’ (11:26). Opnieuw breekt er vervolging uit. Herodes Agrippa I laat Jakobus, de broer van Johannes, met het zwaard doden. Ook werpt hij Petrus in de gevangenis, maar weer bevrijdt Jehovah’s engel Petrus. Wat jammer voor de goddeloze Herodes! Omdat hij verzuimt God de heerlijkheid te geven, wordt hij door wormen opgegeten en sterft. ’Het woord van Jehovah daarentegen blijft groeien en verbreidt zich steeds meer.’ — 12:24.

19. Hoe ver strekt Paulus’ eerste zendingsreis zich uit, en wat wordt er bereikt?

19 Paulus’ eerste zendingsreis, met Barnabas (13:1–14:28). * Barnabas en „Saulus, die ook Paulus is,” worden door heilige geest afgezonderd en vanuit Antiochië uitgezonden (13:9). Op het eiland Cyprus worden velen gelovigen, met inbegrip van de proconsul Sergius Paulus. Op het vasteland van Klein-Azië bezoeken zij in een kring zes of meer steden, en overal zien wij hetzelfde beeld: Er ontstaat een duidelijke scheiding tussen degenen die verheugd het goede nieuws aanvaarden en de hardnekkige tegenstanders, die het gepeupel ophitsen om Jehovah’s boodschappers met stenen te bekogelen. Na in de pas opgerichte gemeenten oudere mannen te hebben aangesteld, keren Paulus en Barnabas terug naar Syrisch Antiochië.

20. Door welke beslissing wordt de besnijdeniskwestie opgelost?

20 Het oplossen van de besnijdeniskwestie (15:1-35). Met de grote toevloed van niet-joden rijst de vraag of deze besneden dienen te worden. Paulus en Barnabas leggen deze kwestie voor aan de apostelen en de oudere mannen in Jeruzalem, waar de discipel Jakobus als voorzitter optreedt en regelingen treft om de eenstemmige beslissing door middel van een officiële brief bekend te maken: „Het heeft de heilige geest en ons goedgedacht u geen verdere last toe te voegen dan deze noodzakelijke dingen: u te blijven onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is en van hoererij” (15:28, 29). De door deze brief gegeven aanmoediging is voor de broeders in Antiochië reden tot vreugde.

21. (a) Wie vergezellen Paulus op zijn tweede zendingsreis? (b) Welke gebeurtenissen kenmerken het bezoek aan Macedonië?

21 De bediening breidt zich uit met Paulus’ tweede reis (15:36–18:22). * „Na enige dagen” vertrekken Barnabas en Markus per schip naar Cyprus, terwijl Paulus en Silas op weg gaan en door Syrië en Klein-Azië reizen (15:36). De jonge man Timotheüs voegt zich te Lystra bij Paulus, en zij reizen verder naar Troas aan de kust van de Egeïsche Zee. Hier ziet Paulus in een visioen een man, die hem dringend verzoekt: „Kom over naar Macedonië en help ons” (16:9). Lukas voegt zich bij Paulus, en zij gaan scheep naar Filippi, de voornaamste stad van Macedonië, waar Paulus en Silas in de gevangenis worden geworpen. Dit leidt ertoe dat de gevangenbewaarder tot het geloof komt en wordt gedoopt. Na hun vrijlating trekken zij verder naar Thessalonika, en daar hitsen de jaloerse joden het gepeupel tegen hen op. Daarom worden Paulus en Silas ’s nachts door de broeders naar Berea gezonden. Hier geven de joden blijk van een edele gezindheid door het woord ’met de grootste bereidwilligheid des geestes aan te nemen en dagelijks zorgvuldig de Schriften te onderzoeken’ om een bevestiging te vinden van de dingen die zij hebben geleerd (17:11). Paulus laat Silas en Timotheüs bij deze nieuwe gemeente achter, zoals hij Lukas in Filippi had achtergelaten, en vervolgt zijn reis in zuidelijke richting naar Athene.

22. Wat is de uitwerking van Paulus’ bekwame redevoering op de Areopagus?

22 In deze stad van afgodsbeelden maken hoogmoedige epicurische en stoïsche filosofen Paulus uit voor een „babbelaar” en „een verkondiger van vreemde godheden”, en zij brengen hem naar de Areopagus of Marsheuvel. Met bekwame redenaarskunst tracht Paulus zijn toehoorders ervan te overtuigen dat zij de ware God, de ’Heer van hemel en aarde’, moeten zoeken, die de waarborg verschaft dat een rechtvaardig oordeel voltrokken zal worden door degene die Hij uit de doden heeft opgewekt. Als er over de opstanding wordt gesproken, ontstaat er verdeeldheid onder zijn gehoor, maar sommigen worden gelovigen. — 17:18, 24.

23. Wat wordt in Korinthe tot stand gebracht?

23 Vervolgens verblijft Paulus in Korinthe bij Aquila en Priskilla en beoefent samen met hen het tentenmakersambacht. Oppositie tegen zijn prediking dwingt hem de synagoge te verlaten en zijn bijeenkomsten in het huis ernaast, dat van Titius Justus, te houden. Crispus, de presiderende dienaar van de synagoge, wordt een gelovige. Na een verblijf van 18 maanden in Korinthe vertrekt Paulus met Aquila en Priskilla naar Efeze, waar hij hen achterlaat en verder reist naar Antiochië in Syrië en zo zijn tweede zendingsreis beëindigt.

24, 25. (a) Wat gebeurt er in Efeze aan het begin van Paulus’ derde reis? (b) Welke opschudding kenmerkt het einde van Paulus’ driejarige verblijf aldaar?

24 Paulus bezoekt gemeenten opnieuw, derde reis (18:23–21:26). * Een jood genaamd Apollos komt vanuit Alexandrië (Egypte) naar Efeze en spreekt in de synagoge vrijmoedig over Jezus, maar Aquila en Priskilla oordelen het nodig zijn onderwijs te corrigeren voordat hij verder gaat naar Korinthe. Paulus is nu op zijn derde reis en komt na verloop van tijd in Efeze. Wanneer Paulus verneemt dat de gelovigen hier met Johannes’ doop zijn gedoopt, verklaart hij wat de doop in Jezus’ naam inhoudt. Vervolgens doopt hij ongeveer 12 mannen; en wanneer hij hun de handen oplegt, ontvangen zij de heilige geest.

25 Tijdens Paulus’ driejarige verblijf in Efeze ’blijft het woord van Jehovah op machtige wijze groeien en de overhand nemen’, en velen geven hun aanbidding van de beschermgodin van de stad, Artemis, op (19:20). Vertoornd wegens het vooruitzicht hun welvarende bedrijf te verliezen, brengen de vervaardigers van zilveren tempeltjes zo’n opschudding in de stad teweeg dat het uren kost om de samenscholing uiteen te doen gaan. Spoedig hierna vertrekt Paulus naar Macedonië en Griekenland, terwijl hij onderweg de gelovigen bezoekt.

26. (a) Welk wonder verricht Paulus in Troas? (b) Welke raad geeft hij de opzieners uit Efeze?

26 Paulus blijft drie maanden in Griekenland voordat hij via Macedonië, waar Lukas zich weer bij hem voegt, terugkeert. Zij steken over naar Troas, en wanneer Paulus hier tot diep in de nacht een rede houdt, valt een jonge man in slaap en tuimelt uit een raam op de derde verdieping naar beneden. Hij wordt dood opgenomen, maar Paulus brengt hem weer tot leven. De volgende dag vertrekken Paulus en zijn metgezellen naar Milete, waar Paulus zijn reis naar Jeruzalem onderbreekt om met de oudere mannen uit Efeze bijeen te komen. Hij vertelt hun dat zij zijn gezicht niet meer zullen zien. Hoe dringend is het daarom dat zij de leiding nemen en de kudde Gods, ’onder welke de heilige geest hen tot opzieners heeft aangesteld’, weiden! Hij herinnert hen aan het voorbeeld dat hij onder hen heeft gegeven, en hij vermaant hen wakker te blijven en zichzelf niet te sparen maar zich ten behoeve van de broeders te geven (20:28). Hoewel Paulus wordt gewaarschuwd niet naar Jeruzalem te gaan, deinst hij niet terug. Zijn metgezellen leggen zich erbij neer met de woorden: „De wil van Jehovah geschiede” (21:14). Er heerst grote vreugde wanneer Paulus aan Jakobus en de oudere mannen verslag uitbrengt over Gods zegen op zijn bediening onder de natiën.

27. Hoe wordt Paulus in de tempel ontvangen?

27 Paulus gevangengenomen en verhoord (21:27–26:32). Als Paulus in de tempel te Jeruzalem verschijnt, wordt hij vijandig ontvangen. Joden uit Asia hitsen de hele stad tegen hem op, en Romeinse soldaten kunnen hem nog net op tijd ontzetten.

28. (a) Welke kwestie werpt Paulus voor het Sanhedrin op, en met welk resultaat? (b) Waar wordt hij dan naar toe gezonden?

28 Wat is de reden voor al die opschudding? Wie is deze Paulus? Wat heeft hij misdaan? De militaire bevelhebber weet niet wat hij ervan moet denken en wil een antwoord hebben. Wegens zijn Romeins burgerschap ontkomt Paulus aan de geseling en wordt hij voor het Sanhedrin gebracht. Aha, een verdeeld gerechtshof van Farizeeën en Sadduceeën! Daarom werpt Paulus de kwestie van de opstanding op, waardoor hij hen tegen elkaar opzet. Wanneer de onenigheid hevig wordt, moeten de Romeinse soldaten Paulus uit het midden van het Sanhedrin wegrukken om te voorkomen dat hij in stukken gescheurd wordt. ’s Nachts wordt hij in het geheim onder zwaar militair geleide naar stadhouder Felix in Cesarea gezonden.

29. Welke reeks verhoren ondergaat de van oproer beschuldigde Paulus, en op wie beroept hij zich?

29 Door zijn aanklagers van oproer beschuldigd, verdedigt Paulus zich bekwaam voor Felix. Felix houdt de zaak echter slepende in de hoop steekpenningen voor Paulus’ vrijlating te ontvangen. Er gaan twee jaar voorbij. Felix wordt als stadhouder opgevolgd door Porcius Festus, en er wordt een nieuwe behandeling van de zaak gelast. Weer worden er zware beschuldigingen tegen Paulus ingebracht en weer verklaart hij onschuldig te zijn. Maar Festus, die bij de joden in de gunst wil komen, stelt voor de zaak in Jeruzalem in zijn tegenwoordigheid verder te behandelen. Paulus verklaart derhalve: „Ik beroep mij op caesar!” (25:11) Opnieuw verstrijkt er enige tijd. Ten slotte brengt koning Herodes Agrippa II een beleefdheidsbezoek aan Festus, en Paulus wordt weer in de rechtszaal gebracht. Zijn getuigenis is zo krachtig en overtuigend, dat Agrippa ertoe bewogen wordt tot hem te zeggen: „Gij zoudt mij in korte tijd overreden een christen te worden” (26:28). Agrippa erkent eveneens dat Paulus onschuldig is en dat hij vrijgelaten zou kunnen worden als hij zich niet op caesar had beroepen.

30. Wat maakt Paulus tot aan Malta op zijn reis mee?

30 Paulus gaat naar Rome (27:1–28:31). * De gevangene Paulus wordt voor de eerste etappe van de reis naar Rome samen met anderen aan boord van een schip gebracht. Omdat zij tegenwind hebben, komen zij maar langzaam vooruit. In de haven van Myra gaan zij over op een ander schip. Wanneer zij Schone Havens op Kreta hebben bereikt, raadt Paulus aan daar te overwinteren, maar de meerderheid geeft de raad vandaar weg te varen. Nauwelijks hebben zij zee gekozen, of een stormwind sleurt hen mee en drijft hen meedogenloos voort. Na twee weken wordt hun vaartuig ten slotte op een zandbank voor de kust van Malta in stukken geslagen. Zoals Paulus tevoren had verzekerd, komt niet één van de 276 opvarenden om het leven! De bewoners van Malta betonen buitengewone menslievendheid, en gedurende die winter geneest Paulus velen van hen door de wonderbare kracht van Gods geest.

31. Hoe wordt Paulus bij zijn aankomst in Rome begroet, en waarmee houdt hij zich daar druk bezig?

31 Het volgend voorjaar bereikt Paulus Rome, en de broeders komen hem onderweg tegemoet. Als Paulus hen ziet, ’dankt hij God en schept moed’. Hoewel Paulus nog steeds een gevangene is, wordt het hem toegestaan met een soldaat die hem bewaakt in zijn eigen gehuurde huis te wonen. Lukas beëindigt zijn verslag door te beschrijven hoe Paulus allen die bij hem kwamen vriendelijk ontving en ’met de grootste vrijmoedigheid van spreken, zonder belemmering, het koninkrijk Gods tot hen predikte en onderwijs gaf in de dingen die met de Heer Jezus Christus verband hielden’. — 28:15, 31.

WAAROM NUTTIG

32. Hoe getuigde Petrus vóór en tijdens het pinksterfeest van de authenticiteit van de Hebreeuwse Geschriften?

32 Het boek Handelingen voegt zijn getuigenis toe aan dat van de evangelieverslagen met betrekking tot het bevestigen van de authenticiteit en inspiratie van de Hebreeuwse Geschriften. Toen Pinksteren naderde, wees Petrus op de vervulling van twee profetieën die „de heilige geest bij monde van David tevoren gesproken heeft over Judas” (Hand. 1:16, 20; Ps. 69:25; 109:8). Petrus vertelde de verbaasde menigte die voor het pinksterfeest bijeengekomen was ook dat zij in feite getuige waren van de vervulling van profetieën: „Dit is wat door bemiddeling van de profeet Joël werd gezegd.” — Hand. 2:16-21; Joël 2:28-32; vergelijk ook Handelingen 2:25-28, 34, 35 met Psalm 16:8-11 en 110:1.

33. Hoe toonden Petrus, Filippus, Jakobus en Paulus allen aan dat de Hebreeuwse Geschriften geïnspireerd zijn?

33 Toen Petrus een andere menigte buiten de tempel wilde overtuigen, wendde hij zich weer tot de Hebreeuwse Geschriften, door eerst Mozes aan te halen en vervolgens te zeggen: „En alle profeten trouwens, van Samuël af en die daarna zijn gevolgd, zovelen als er hebben gesproken, hebben deze dagen ook duidelijk bekendgemaakt.” Later haalde Petrus voor het Sanhedrin Psalm 118:22 aan om te tonen dat Christus, de steen die zij hadden verworpen, „het hoofd van de hoek” was geworden (Hand. 3:22-24; 4:11). Filippus verklaarde de Ethiopische eunuch hoe de profetie uit Jesaja 53:7, 8 in vervulling was gegaan, en toen deze man dit inzicht had ontvangen, vroeg hij nederig gedoopt te mogen worden (Hand. 8:28-35). Zo getuigde ook Petrus, toen hij tot Cornelius over Jezus sprak: „Over hem leggen alle profeten getuigenis af” (10:43). Toen de besnijdeniskwestie besproken werd, ondersteunde Jakobus zijn beslissing door te zeggen: „Hiermee stemmen de woorden van de Profeten overeen, zoals er geschreven staat” (15:15-18). De apostel Paulus verliet zich op dezelfde gezaghebbende bron (26:22; 28:23, 25-27). Dat de discipelen en hun toehoorders de Hebreeuwse Geschriften kennelijk heel bereidwillig als een deel van Gods Woord aanvaardden, verleent deze geschriften het zegel van geïnspireerde goedkeuring.

34. Wat onthult Handelingen omtrent de christelijke gemeente, en is dat in deze tijd anders?

34 Het boek Handelingen is bijzonder nuttig omdat het toont hoe de christelijke gemeente werd gesticht en hoe ze door de kracht van de heilige geest groeide. Overal in dit boeiende verslag merken wij de expansie tengevolge van Gods zegen, alsook de vrijmoedigheid en vreugde van de eerste christenen, hun onwrikbare standpunt onder vervolging en hun bereidheid tot dienen, waarvan Paulus’ reactie op de oproepen om in andere landen dienst te verrichten en naar Macedonië te gaan, een voorbeeld is (4:13, 31; 15:3; 5:28, 29; 8:4; 13:2-4; 16:9, 10). Met de christelijke gemeente in deze tijd is het niet anders gesteld, want ze is hecht aaneengesmeed in liefde, eenheid en gemeenschappelijke doelstellingen, terwijl ze onder leiding van de heilige geest over „de grote daden van God” spreekt. — 2:11, 17, 45; 4:34, 35; 11:27-30; 12:25.

35. Hoe laat Handelingen zien op welke wijze het getuigenis gegeven moest worden, en welke hoedanigheid in de bediening wordt beklemtoond?

35 Het boek Handelingen laat precies zien hoe het christelijke werk inzake de bekendmaking van Gods koninkrijk moet worden verricht. Paulus zelf was een voorbeeld, want hij zei: „Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen.” Verder zegt hij nog: „Ik heb . . . grondig getuigenis afgelegd.” Door het hele boek heen trekt dit thema van ’grondig getuigenis geven’ onze aandacht, en in de laatste paragrafen treedt het wel heel indrukwekkend op de voorgrond, want daar komt Paulus’ onverdeelde toewijding aan zijn prediking en onderwijs, zelfs terwijl hij in gevangenisboeien is, tot uiting in de woorden: „En hij zette de zaak aan hen uiteen door grondig getuigenis af te leggen betreffende het koninkrijk Gods en door van de morgen tot de avond aan de hand van zowel de wet van Mozes als de Profeten met overredingskracht tot hen over Jezus te spreken.” Mogen wij in onze Koninkrijksactiviteit altijd even toegewijd en oprecht het ene doel voor ogen houden! — 20:20, 21; 28:23; 2:40; 5:42; 26:22.

36. Welke praktische raad van Paulus is nog net zo van kracht voor opzieners in deze tijd?

36 Paulus’ toespraak tot de opzieners uit Efeze bevat veel praktische raad voor opzieners in deze tijd. Daar zij door heilige geest zijn aangesteld, is het uitermate belangrijk dat zij ’aandacht schenken aan zichzelf en aan de gehele kudde’, en dat zij de schapen teder weiden en hen beschermen tegen onderdrukkende wolven, die hen trachten te vernietigen. Dit is geen geringe verantwoordelijkheid! Opzieners moeten wakker blijven en zichzelf opbouwen door het woord van Gods onverdiende goedheid. Wanneer zij arbeiden om de zwakken bij te staan, moeten zij „de woorden van de Heer Jezus in gedachte . . . houden, toen hijzelf zei: ’Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.’” — 20:17-35.

37. Door welke tactvolle argumentatie slaagde Paulus er op de Areopagus in zijn kernpunt duidelijk te maken?

37 Ook de andere toespraken van Paulus munten uit door een duidelijke uiteenzetting van bijbelse beginselen. Neem bijvoorbeeld de klassieke argumentatie die hij in zijn lezing voor de stoïcijnen en epicuristen op de Areopagus volgt. Eerst citeert hij het altaaropschrift „Aan een onbekende God” en gebruikt dit als aanleiding om uiteen te zetten dat de ene ware God, de Heer van hemel en aarde, die uit één mens elke natie van mensen heeft gemaakt, „niet ver is van een ieder van ons”. Vervolgens haalt hij de woorden van hun dichters aan: „Want wij zijn ook zijn nageslacht”, om te tonen hoe belachelijk het is te veronderstellen dat zij uit levenloze afgoden van goud, zilver of steen zijn voortgekomen. Zo laat Paulus tactvol de soevereiniteit van de levende God uitkomen. Pas in zijn slotwoorden brengt hij de kwestie van de opstanding ter sprake, en zelfs dan noemt hij Christus niet bij naam. Hij slaagde erin zijn kernpunt, de opperste soevereiniteit van de ene ware God, duidelijk te maken, en dit had tot gevolg dat sommigen gelovigen werden. — 17:22-34.

38. Welke zegeningen zullen voortspruiten uit de soort van studie waartoe in Handelingen wordt aangemoedigd?

38 Het boek Handelingen moedigt aan tot een voortdurende, ijverige studie van „de gehele Schrift”. Toen Paulus voor het eerst in Berea predikte, werden de joden daar geprezen als ’edel van geest’ omdat ’zij het woord met de grootste bereidwilligheid des geestes aannamen en dagelijks zorgvuldig de Schriften onderzochten of deze dingen zo waren’ (17:11). Net als toen zal men ook in deze tijd gezegend worden met een vaste overtuiging en een krachtig geloof wanneer men in verbondenheid met Jehovah’s van geest vervulde gemeente ijverig de Schrift onderzoekt. Door zo’n studie kan men tot een duidelijk begrip van de goddelijke beginselen komen. In Handelingen 15:29 worden enkele van deze beginselen op voortreffelijke wijze uiteengezet. Hier maakte het besturende lichaam van apostelen en oudere mannen in Jeruzalem bekend dat hoewel de besnijdenis geen vereiste voor het geestelijke Israël was, er een vastomlijnd verbod gold voor afgoderij, bloed en hoererij.

39. (a) Hoe werden de discipelen gesterkt om vervolgingen te doorstaan? (b) Welk vrijmoedige getuigenis gaven zij? Was het doeltreffend?

39 Die vroege discipelen bestudeerden werkelijk de geïnspireerde geschriften en konden ze naar de noodzaak zich voordeed, aanhalen en toepassen. Zij werden door nauwkeurige kennis en door Gods geest gesterkt om hevige vervolgingen te doorstaan. Petrus en Johannes gaven alle getrouwe christenen het voorbeeld toen zij vrijmoedig tot de vijandige regeerders zeiden: „Oordeelt zelf of het in Gods ogen rechtvaardig is meer naar u te luisteren dan naar God. Maar wat ons betreft, wij kunnen niet ophouden te spreken over de dingen die wij gezien en gehoord hebben.” En toen zij weer voor het Sanhedrin werden gebracht, dat hun „uitdrukkelijk bevolen” had niet door te gaan met onderwijzen op basis van Jezus’ naam, zeiden zij ondubbelzinnig: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” Deze onbevreesde uitspraak leidde tot een voortreffelijk getuigenis tegenover de regeerders en bracht de beroemde wetsleraar Gamaliël ertoe zijn bekende verklaring ten gunste van de vrijheid van aanbidding af te leggen, als gevolg waarvan de apostelen werden vrijgelaten. — 4:19, 20; 5:28, 29, 34, 35, 38, 39.

40. Welke aansporing geeft het boek Handelingen ons om grondig getuigenis af te leggen van het Koninkrijk?

40 Jehovah’s schitterende voornemen betreffende zijn koninkrijk, dat als een gouden draad door de hele bijbel loopt, treedt in het boek Handelingen sterk op de voorgrond. In het begin wordt getoond hoe Jezus gedurende de 40 dagen die aan zijn hemelvaart voorafgingen, „over de dingen aangaande het koninkrijk Gods sprak”. Als antwoord op een vraag van de discipelen over het herstel van het Koninkrijk zei Jezus tot hen dat zij eerst tot de verst verwijderde streek der aarde zijn getuigen moesten zijn (1:3, 6, 8). Beginnend in Jeruzalem predikten de discipelen het Koninkrijk met vastberaden vrijmoedigheid. Vervolgingen leidden ertoe dat Stefanus werd gestenigd en dat veel van de discipelen naar nieuwe gebieden werden verstrooid (7:59, 60). Er wordt vermeld dat Filippus „het goede nieuws van het koninkrijk Gods” met veel succes in Samaria bekendmaakte en dat Paulus en zijn metgezellen „het koninkrijk” in Asia, Korinthe, Efeze en Rome predikten. Al deze vroege christenen gaven een voortreffelijk voorbeeld van een onwankelbaar vertrouwen in Jehovah en zijn schragende geest (8:5, 12; 14:5-7, 21, 22; 18:1, 4; 19:1, 8; 20:25; 28:30, 31). Hun ontembare ijver en moed en de overvloedige wijze waarop Jehovah hun krachtsinspanningen zegende, vormen een geweldige aansporing voor ons om getrouw „grondig getuigenis af te leggen betreffende het koninkrijk Gods”. — 28:23.

[Voetnoten]

^ ¶4 St. Paul the Traveller, 1895, blz. 4.

^ ¶5 Aangehaald in Awake! van 22 juli 1947, blz. 22, 23; zie ook Ontwaakt! van 8 augustus 1971, blz. 28-30.

^ ¶6 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 92, 93, 310, 311; Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 748.

^ ¶19 Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 747.

^ ¶21 Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 747.

^ ¶24 Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 747.

^ ¶30 Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 750.

[Studievragen]