Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 5 — Deuteronomium

Bijbelboek nummer 5 — Deuteronomium

Bijbelboek nummer 5 — Deuteronomium

Schrijver: Mozes

Waar geschreven: Vlakten van Moab

Geschrift voltooid: 1473 v.G.T.

Beschreven periode: 2 maanden (1473 v.G.T.)

1. Welke vragen kunnen in verband met Israëls intocht in het Beloofde Land worden gesteld?

HET boek Deuteronomium bevat een dynamische boodschap voor Jehovah’s volk. Na 40 jaar in de wildernis rondgetrokken te hebben, stonden de zonen van Israël nu op de drempel van het Land van Belofte. Wat wachtte hun daar? Voor welke bijzondere problemen zouden zij zich aan de overzijde van de Jordaan geplaatst zien? Wat zou Mozes de natie tot slot te zeggen hebben? Wij kunnen ons ook afvragen: Waarom is het voor ons in deze tijd nuttig de antwoorden op deze vragen te weten?

2. In welk opmerkelijk opzicht is Deuteronomium belangrijk?

2 De antwoorden zijn te vinden in de woorden die Mozes sprak en die hij in het vijfde boek van de bijbel, Deuteronomium, optekende. Hoewel in het boek Deuteronomium veel uit de voorgaande boeken wordt herhaald, is het op een geheel eigen wijze van belang. Hoe dan wel? Het zet kracht bij aan de goddelijke boodschap, daar het werd verschaft op een tijdstip in de geschiedenis van Jehovah’s volk dat zij werkelijk dynamisch leiderschap en positieve leiding nodig hadden. Zij stonden op het punt onder een nieuwe leider het Beloofde Land binnen te gaan. Zij hadden aanmoediging nodig om voorwaarts te gaan, en terzelfder tijd hadden zij een goddelijke waarschuwing nodig die hen in staat zou stellen de juiste weg te bewandelen die tot Jehovah’s zegen leidt.

3. Wat beklemtoont Mozes door het hele boek Deuteronomium heen, en waarom is dit voor ons in deze tijd belangrijk?

3 In overeenstemming met de bestaande noodzaak werd Mozes er door Jehovah’s geest op krachtige wijze toe bewogen een openhartig beroep op Israël te doen om gehoorzaam en getrouw te zijn. Door het hele boek heen beklemtoont hij dat Jehovah de Allerhoogste God is, die exclusieve toewijding eist en die van zijn volk verlangt dat zij hem ’met geheel hun hart en geheel hun ziel en geheel hun levenskracht liefhebben’. Hij is „de God der goden en de Heer der heren, de grote, sterke en vrees inboezemende God, die niemand partijdig bejegent noch steekpenningen aanneemt”. Hij duldt geen mededinging. Hem gehoorzamen betekent leven, hem ongehoorzaam zijn, de dood. Het door Jehovah in Deuteronomium gegeven onderricht was precies wat de Israëlieten aan voorbereiding en raad nodig hadden om zich te kunnen kwijten van de gewichtige taken die hun wachtten. Het is ook de soort van vermaning die wij in deze tijd nodig hebben om in de vrees voor Jehovah te kunnen blijven wandelen en zijn naam te midden van een verdorven wereld te heiligen. — Deut. 5:9, 10; 6:4-6; 10:12-22.

4. Wat betekent de naam Deuteronomium, en wat is het doel van het boek?

4 De naam Deuteronomium is afkomstig van de titel in de Griekse Septuaginta-vertaling, Deu·te·ro·noʹmi·on, een combinatie van deuʹte·ros, dat „tweede” betekent, en noʹmos, dat „wet” betekent. De naam betekent dan ook „Tweede wet; Herhaling van de Wet”, en is ontleend aan de Griekse weergave van de Hebreeuwse woorden in Deuteronomium 17:18, misj·nehʹ hat·tō·rahʹ, waarvan de juiste weergave luidt ’afschrift van de wet’. In weerwil van de betekenis van de naam Deuteronomium is dit bijbelboek echter geen tweede wet, noch louter een herhaling van de Wet. In plaats daarvan is het een verklaring van de Wet, die Israël ertoe aanspoort in het Beloofde Land, dat zij weldra zouden binnengaan, Jehovah lief te hebben en te gehoorzamen. — 1:5.

5. Waardoor wordt bewezen dat Mozes de schrijver van Deuteronomium was?

5 Daar dit de vijfde rol of het vijfde deel van de Pentateuch is, moet de schrijver dezelfde zijn geweest als die van de voorgaande vier boeken, namelijk Mozes. In de inleidende verklaring wordt Deuteronomium bestempeld als „de woorden die Mozes tot heel Israël heeft gesproken”, en door latere uitdrukkingen, zoals ’Mozes schreef deze wet op’ en ’Mozes schreef dit lied’, wordt duidelijk bewezen dat hij de schrijver was. Zijn naam komt bijna 40 maal in het boek voor, gewoonlijk als autoriteit voor de gedane verklaringen. Door het hele boek heen wordt overwegend de eerste persoon gebruikt, die betrekking heeft op Mozes. De slotverzen werden na Mozes’ dood toegevoegd, hoogstwaarschijnlijk door Jozua of door de hogepriester Eleazar. — 1:1; 31:9, 22, 24-26.

6. (a) Welke tijdsperiode wordt in Deuteronomium beschreven? (b) Wanneer was het boek nagenoeg voltooid?

6 Wanneer speelden de gebeurtenissen uit Deuteronomium zich af? In het begin vermeldt het boek zelf dat „in het veertigste jaar, in de elfde maand, op de eerste van de maand, . . . Mozes de zonen van Israël toesprak”. Na de voltooiing van het verslag in Deuteronomium neemt het boek Jozua de draad van het verhaal weer op; het tijdstip waar wij dan zijn aangeland, is drie dagen vóór de overtocht van de Jordaan, die „op de tiende van de eerste maand” plaatsvond (Deut. 1:3; Joz. 1:11; 4:19). Daardoor blijft er een periode van twee maanden en één week over waarin de gebeurtenissen uit Deuteronomium zich hebben voorgedaan. Van deze periode van 9 weken werden echter 30 dagen doorgebracht met het rouwen om de dood van Mozes (Deut. 34:8). Dit betekent dat nagenoeg alle gebeurtenissen uit Deuteronomium zich in de 11de maand van het 40ste jaar afgespeeld moeten hebben. Tegen het einde van die maand moet ook het optekenen van het boek nagenoeg voltooid zijn geweest, want Mozes’ dood vond vroeg in de 12de maand van het 40ste jaar, of vroeg in 1473 v.G.T., plaats.

7. Waaruit blijkt dat Deuteronomium authentiek is?

7 De reeds voor de authenticiteit van de eerste vier boeken van de Pentateuch aangevoerde bewijzen gelden ook voor Deuteronomium, het vijfde boek. Het is tevens een van de vier boeken in de Hebreeuwse Geschriften die het veelvuldigst in de christelijke Griekse Geschriften geciteerd worden; de andere zijn Genesis, Psalmen en Jesaja. Er zijn 83 van deze citaten, en in 17 boeken van de christelijke Griekse Geschriften wordt naar Deuteronomium verwezen. *

8. Door welk afdoende getuigenis van Jezus wordt de authenticiteit van Deuteronomium gestaafd?

8 Jezus zelf geeft het krachtigste getuigenis ter ondersteuning van Deuteronomium. Aan het begin van zijn bediening werd hij driemaal door de Duivel verzocht, en driemaal gaf hij hem een slagvaardig antwoord: „Er staat geschreven.” Waar stond het geschreven? Welnu, in het boek Deuteronomium (8:3; 6:16, 13), dat door Jezus als zijn geïnspireerde autoriteit werd aangehaald: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt.” „Gij moogt Jehovah, uw God, niet op de proef stellen.” „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten” (Matth. 4:1-11). Later, toen de Farizeeën kwamen om hem met betrekking tot Gods geboden op de proef te stellen, haalde Jezus als antwoord „het grootste en eerste gebod” uit Deuteronomium 6:5 aan (Matth. 22:37, 38; Mark. 12:30; Luk. 10:27). Jezus’ getuigenis bestempelt Deuteronomium afdoende als authentiek.

9. Door welk externe bewijsmateriaal wordt Deuteronomium gestaafd?

9 Bovendien komen de gebeurtenissen en verklaringen in het boek nauwkeurig overeen met de historische situatie en omgeving. De verwijzingen naar Egypte, Kanaän, Amalek, Ammon, Moab en Edom passen volkomen in die tijd, en plaatsnamen zijn nauwkeurig vermeld. * De archeologie brengt nog steeds het ene bewijs na het andere aan het licht met betrekking tot de zuiverheid van Mozes’ geschriften. Henry H. Halley schrijft: „De archeologie heeft de laatste tijd zo luid gesproken dat ze een onmiskenbare terugkeer veroorzaakt naar het conservatieve standpunt [dat Mozes de Pentateuch heeft geschreven]. De theorie dat de schrijfkunst in Mozes’ tijd onbekend was, is volkomen achterhaald. En elk jaar worden er bij opgravingen in Egypte, Palestina en Mesopotamië bewijzen aangetroffen, zowel in inscripties als in aardlagen, dat de verhalen in de [Hebreeuwse Geschriften] ware historische verslagen zijn. En de ’wetenschap’ krijgt langzamerhand beslist meer eerbied voor de traditie van het Mozaïsche auteurschap.” * Aldus wordt zelfs door extern bewijsmateriaal gestaafd dat Deuteronomium, alsook de rest van de Pentateuch, een onvervalst, authentiek verslag is dat door Gods profeet Mozes werd opgetekend.

DE INHOUD VAN DEUTERONOMIUM

10. Waaruit bestaat Deuteronomium?

10 Het boek bestaat hoofdzakelijk uit een reeks toespraken die Mozes op de vlakten van Moab, tegenover Jericho, tot de zonen van Israël hield. De eerste van deze toespraken eindigt in hoofdstuk 4, de tweede loopt tot het eind van hoofdstuk 26, de derde gaat tot en met hoofdstuk 28, en nog een toespraak strekt zich uit tot het eind van hoofdstuk 30. Nadat Mozes met het oog op zijn naderende dood de laatste regelingen heeft getroffen en onder meer Jozua als zijn opvolger heeft aangesteld, tekent hij een bijzonder mooi lied tot Jehovah’s lof op, gevolgd door een zegen die over de stammen van Israël wordt uitgesproken.

11. Hoe leidt Mozes zijn eerste toespraak in?

11 Mozes’ eerste toespraak (1:1–4:49). Deze verschaft een historische inleiding voor wat er volgt. Mozes geeft eerst een overzicht van de wijze waarop Jehovah in getrouwheid heeft gehandeld ten aanzien van Zijn volk. Mozes zegt hun dat zij het aan hun voorvaders Abraham, Isaäk en Jakob beloofde land moeten binnentrekken en in bezit moeten nemen. Hij verhaalt hoe Jehovah de activiteiten van deze theocratische gemeenschap aan het begin van de omzwerving door de wildernis gecoördineerd heeft door hem, Mozes, de opdracht te geven wijze, beleidvolle en ervaren mannen uit te kiezen om als oversten van 1000, van 100, van 50 en van 10 op te treden. Onder Jehovah’s waakzame oog trok Israël als een goed georganiseerde gemeenschap „door heel die grote en vrees inboezemende wildernis”. — 1:19.

12. Welke gebeurtenissen rond de eerste verkenning van Kanaän memoreert hij vervolgens?

12 Nu herinnert Mozes hen aan de weerspannigheid waaraan zij zich schuldig maakten toen zij het verslag hoorden van de verspieders die uit Kanaän terugkeerden en hoe zij klaagden dat Jehovah hen haatte omdat Hij hen, zo luidde hun beschuldiging, slechts uit Egypte had geleid om hen aan de Amorieten over te leveren. Wegens hun ongeloof zei Jehovah tot dat boosaardige geslacht dat niemand van hen, behalve Kaleb en Jozua, het goede land zou zien. Daarop gedroegen zij zich opnieuw weerspannig door helemaal verhit te raken en de vijand eigenmachtig aan te vallen, met als enig resultaat dat de Amorieten hen als een zwerm bijen achtervolgden en uiteenjoegen.

13. Op basis waarvan verzekerde Mozes Jozua van de overwinning?

13 Zij trokken in zuidelijke richting door de wildernis naar de Rode Zee, en in de loop van 38 jaar stierf het hele geslacht van krijgslieden uit. Toen gebood Jehovah hun de Arnon over te trekken en het land ten noorden ervan in bezit te nemen, terwijl hij zei: „Op deze dag zal ik beginnen de angst voor u en de vrees voor u op de volken onder de ganse hemel te leggen, die het bericht omtrent u zullen horen; en ze zullen wegens u stellig in beroering zijn en weeën hebben als die van een barende” (2:25). Sihon en zijn land vielen in handen van de Israëlieten, en vervolgens werd Ogs koninkrijk in bezit genomen. Mozes verzekerde Jozua dat Jehovah op dezelfde wijze voor Israël de zege over alle koninkrijken zou bevechten. Vervolgens vroeg hij aan God of hij misschien zelf toch ook naar het goede land aan de overzijde van de Jordaan mocht trekken, maar Jehovah bleef dit weigeren en zei hem het bevel aan Jozua over te dragen en hem aan te moedigen en te sterken.

14. Hoe beklemtoont Mozes Gods wet en de noodzaak van exclusieve toewijding?

14 Mozes legt nu krachtig de nadruk op Gods wet en waarschuwt de Israëlieten niets aan Zijn geboden toe te voegen en er niets van af te nemen. Ongehoorzaamheid zal tot rampspoed leiden: „Alleen hoed u en geef goed acht op uw ziel, dat gij de dingen die uw ogen hebben gezien, niet vergeet en dat ze al de dagen van uw leven niet uit uw hart wijken; en gij moet ze aan uw zonen en uw kleinzonen bekendmaken” (4:9). Zij zagen geen gedaante toen Jehovah hun in Horeb onder vreeswekkende omstandigheden de Tien Woorden meedeelde. Het zal hun ondergang betekenen indien zij zich nu tot afgoderij en beeldenaanbidding wenden, want, zoals Mozes zegt, „Jehovah, uw God, is een verterend vuur, een God die exclusieve toewijding eist” (4:24). Hij was het die hun voorvaders had liefgehad en hen had verkozen. Er is geen andere God in de hemel daarboven of op de aarde hier beneden. Gehoorzaamt Hem, zo vermaant Mozes, „opdat gij uw dagen moogt verlengen op de bodem die Jehovah, uw God, u geeft, voor altijd”. — 4:40.

15. Welke regeling voor toevluchtssteden wordt ten oosten van de Jordaan getroffen?

15 Na deze krachtige toespraak beëindigd te hebben, zondert Mozes voorts Bezer, Ramoth en Golan af als toevluchtssteden ten oosten van de Jordaan.

16. Wat wordt in Mozes’ tweede toespraak beklemtoond?

16 Mozes’ tweede toespraak (5:1–26:19). Dit is een oproep tot Israël om naar Jehovah te luisteren, die bij de Sinaï van aangezicht tot aangezicht met hen heeft gesproken. Merk op hoe Mozes de Wet herhaalt maar daarin enkele noodzakelijke wijzigingen opneemt, waardoor ze aangepast wordt aan hun nieuwe leven aan de overzijde van de Jordaan. Het is niet louter een opsomming van voorschriften en verordeningen. Uit elk woord blijkt dat Mozes’ hart vervuld is van ijver en toewijding jegens zijn God. Hij spreekt met het oog op het welzijn van de natie. Steeds wordt gehoorzaamheid aan de Wet beklemtoond — gehoorzaamheid uit een liefdevol hart, niet onder dwang.

17. Hoe moet Israël de liefde beantwoorden die Jehovah hun heeft betoond?

17 Eerst herhaalt Mozes de Tien Woorden, de Tien Geboden, en zegt Israël ze te gehoorzamen en noch naar rechts noch naar links af te wijken, opdat zij hun dagen in het land mogen verlengen en opdat zij tot zeer velen mogen worden. „Luister, o Israël: Jehovah, onze God, is één Jehovah” (6:4). Bij het liefhebben van Hem moeten hart, ziel en levenskracht betrokken zijn, en de Israëlieten moeten hun zonen onderwijzen en hun vertellen over de grote tekenen en wonderen die Jehovah in Egypte heeft verricht. Er mogen geen echtverbintenissen worden aangegaan met de afgodische Kanaänieten. Jehovah heeft Israël uitgekozen om zijn speciale bezit te worden, niet omdat zij volkrijk zijn, maar omdat hij hen liefheeft en zich wil houden aan de beëdigde verklaring die hij tegenover hun voorvaders heeft afgelegd. Israël moet de strik van demonenreligie mijden, de beelden uit het land verwijderen door ze te vernietigen en trouw blijven aan Jehovah, die werkelijk „een grote en vrees inboezemende God” is. — 7:21.

18. Waarvoor moeten de Israëlieten volgens Mozes’ vermaning op hun hoede zijn?

18 Jehovah vernederde hen 40 jaar in de wildernis en leerde hun dat de mens niet van manna of brood leeft, maar van elke uiting uit Jehovah’s mond. Al die jaren waarin zij terechtgewezen zijn, is hun kleding niet versleten, noch zijn hun voeten gezwollen. Nu staan zij op het punt een land van rijkdom en overvloed binnen te gaan! Zij moeten echter op hun hoede zijn voor de strikken van materialisme en zelfrechtvaardigheid en in gedachte houden dat Jehovah degene is die „kracht geeft om vermogen te verwerven” en degene die goddeloze natiën uit hun bezit verdrijft (8:18). Mozes somt dan gelegenheden op waarbij Israël God tergde. Zij moeten eraan denken hoe Jehovah’s toorn in de wildernis tegen hen ontbrandde — met plagen, vuur en afslachting! Zij moeten denken aan hun verderfelijke aanbidding van het gouden kalf, hetgeen tot Jehovah’s grimmige toorn leidde en tot gevolg had dat de tafelen der Wet opnieuw vervaardigd moesten worden! (Ex. 32:1-10, 35; 17:2-7; Num. 11:1-3, 31-35; 14:2-38) Zij moeten nu beslist Jehovah dienen en hem aanhangen, degene die hen ter wille van hun vaders heeft liefgehad en hen „talrijk [heeft] gemaakt als de sterren aan de hemel”. — Deut. 10:22.

19. Welke keus wordt duidelijk omlijnd, en welke wetten worden voor de natie uiteengezet?

19 Israël moet „heel het gebod” onderhouden, en zij moeten Jehovah zonder mankeren gehoorzamen door hem als hun God lief te hebben en hem met geheel hun hart en geheel hun ziel te dienen (11:8, 13). Jehovah zal hen steunen en belonen indien zij hem gehoorzamen. Zij moeten echter hun best doen en hun zonen naarstig onderwijzen. De keus waarvoor Israël staat, wordt duidelijk omlijnd: Gehoorzaamheid leidt tot zegen, ongehoorzaamheid tot vervloeking. Zij mogen geen ’andere goden achternalopen’ (11:26-28). Mozes zet dan specifieke wetten uiteen waar de Israëlieten mee te maken krijgen wanneer zij het Land van Belofte binnengaan om het in bezit te nemen. Er zijn (1) wetten betreffende religie en aanbidding; (2) wetten met betrekking tot de rechtspleging, regering en oorlog; en (3) wetten waardoor het privé- en gemeenschapsleven van het volk worden geregeld.

20. Welke punten worden in de wetten betreffende de aanbidding geaccentueerd?

20 (1) Religie en aanbidding (12:1–16:17). Wanneer de Israëlieten het land binnengaan, moet elk spoor van valse religie — haar hoge plaatsen, altaren, zuilen, heilige palen en beelden — volledig vernietigd worden. Israël mag alleen aanbidden op de plaats waar Jehovah, hun God, zijn naam verkiest te vestigen, en daar moeten zij allen zich in hem verheugen. Voorschriften inzake het eten van vlees en inzake offers omvatten herhaalde vermaningen dat zij geen bloed mogen eten. „Wees alleen vastbesloten het bloed niet te eten . . . Gij moogt het niet eten, opdat het u en uw zonen na u goed moge gaan, omdat gij zult doen wat recht is in Jehovah’s ogen” (12:16, 23-25, 27; 15:23). Mozes gaat nu over tot een onverbloemde veroordeling van afgoderij. Israël mag zelfs niet informeren naar de wegen van de valse religie. Als een profeet een valse profeet blijkt te zijn, moet hij ter dood gebracht worden, en afvalligen — zelfs iemands geliefde bloedverwant of vriend, ja, zelfs hele steden — dienen eveneens aan de vernietiging prijsgegeven te worden. Daarna volgen er voorschriften over rein en onrein voedsel, het betalen van tienden en de zorg voor de levieten. De belangen van schuldenaars, armen en slaven moeten liefdevol beschermd worden. Tot slot geeft Mozes een overzicht van de jaarlijkse feesten als gelegenheden om Jehovah voor zijn zegen te danken: „Driemaal in het jaar dient al wat mannelijk onder u is voor het aangezicht van Jehovah, uw God, te verschijnen op de plaats die hij zal uitkiezen: op het feest der ongezuurde broden en op het wekenfeest en op het loofhuttenfeest, en niemand dient met lege handen voor het aangezicht van Jehovah te verschijnen.” — 16:16.

21. Welke wetten worden met betrekking tot de rechtspleging gegeven, en welke belangrijke profetie spreekt Mozes uit?

21 (2) Rechtspleging, regering en oorlog (16:18–20:20). Eerst vermeldt Mozes de wetten die de rechters en de beambten betreffen. Op gerechtigheid komt het aan, want Jehovah haat steekpenningen en het buigen van het recht. De te volgen procedures bij de bewijslevering en het voeren van een rechtsgeding worden uiteengezet. „Op de verklaring van twee getuigen of van drie getuigen dient degene die sterven moet ter dood gebracht te worden” (17:6). Er worden wetten vermeld betreffende koningen. Voor de priesters en levieten worden voorzieningen getroffen. Spiritisme wordt verboden als „iets verfoeilijks voor Jehovah” (18:12). Ver in de toekomst ziend, verklaart Mozes: „Een profeet uit uw eigen midden, uit uw broeders, gelijk mij, zal Jehovah, uw God, voor u verwekken — naar hem dient gijlieden te luisteren” (18:15-19). Een valse profeet moet echter sterven. Dit gedeelte besluit met wetten betreffende toevluchtssteden en de bloedwraak, alsook vereisten voor vrijstelling van militaire dienst en de oorlogsregels.

22. Welke wetten betreffende het privé- en gemeenschapsleven worden besproken?

22 (3) Privé- en gemeenschapsleven (21:1–26:19). Er worden wetten betreffende het dagelijks leven van de Israëlieten uitgevaardigd over aangelegenheden als de te volgen handelwijze wanneer iemand wordt gevonden die gedood is, het huwelijk met vrouwelijke krijgsgevangenen, het recht van de eerstgeborene, een weerspannige zoon, het aan de paal hangen van een misdadiger, het bewijs van maagdelijkheid, seksuele vergrijpen, castratie, onwettige zonen, de behandeling van buitenlanders, hygiëne, de betaling van rente en het inlossen van geloften, echtscheiding, ontvoering, leningen, lonen en nalezingen van de oogst. De lijfstraf van een man moet tot 40 slagen worden beperkt. Een stier mag bij het dorsen niet gemuilband worden. De regeling van het zwagerhuwelijk wordt uiteengezet. Er moeten nauwkeurige gewichten worden gebruikt, want onrecht is iets verfoeilijks voor Jehovah.

23. Wat zal, zoals Mozes laat zien, het resultaat zijn wanneer Gods volk Zijn geboden gehoorzaamt?

23 Voordat Mozes deze vurige toespraak besluit, herinnert hij eraan hoe Amalek de afgematte Israëlieten in de achterhoede sloeg toen zij uit Egypte vluchtten, en Mozes gebiedt Israël „de vermelding van Amalek van onder de hemel . . . uit te wissen” (25:19). Wanneer de Israëlieten in het land komen, moeten zij de eerstelingen van de bodem met verheuging aanbieden, en zij moeten ook de tienden geven en daarbij vol dankbaarheid tot Jehovah het gebed richten: „Zie toch neer vanuit uw heilige woning, de hemel, en zegen uw volk Israël en de bodem die gij ons hebt gegeven, juist zoals gij aan onze voorvaders hebt gezworen, het land vloeiende van melk en honing” (26:15). Indien zij deze geboden met geheel hun hart en ziel volbrengen, zal Jehovah hen van zijn kant ’hoog boven alle andere natiën die hij heeft gemaakt, verheffen, tot lof en roem en luister, terwijl zij zich een heilig volk voor Jehovah, hun God, betonen, juist zoals hij heeft beloofd’. — 26:19.

24. Welke zegeningen en vervloekingen worden Israël in de derde toespraak voor ogen gesteld?

24 Mozes’ derde toespraak (27:1–28:68). Hierin zijn de oudere mannen van Israël en de priesters met Mozes verbonden terwijl hij uitvoerig Jehovah’s vervloekingen wegens ongehoorzaamheid en de zegeningen wegens getrouwheid opsomt. Er worden dringende waarschuwingen voor de vreselijke gevolgen van ontrouw gegeven. Indien de Israëlieten als Jehovah’s heilige volk naar de stem van hun God blijven luisteren, zullen hun geweldige zegeningen ten deel vallen en alle volken der aarde zullen zien dat Jehovah’s naam over hen is uitgeroepen. Blijven zij hierin echter in gebreke, dan zal Jehovah „de vloek, verwarring en bestraffing” over hen zenden (28:20). Zij zullen door walgelijke ziekten, door droogte en door hongersnood getroffen worden; hun vijanden zullen hen achtervolgen en in slavernij brengen, en zij zullen verstrooid en uit het land verdelgd worden. Deze vervloekingen, en nog meer, zullen over hen komen indien zij „er geen zorg voor [zullen] dragen alle woorden van deze wet die in dit boek geschreven zijn, te volbrengen door deze glorierijke en vrees inboezemende naam, ja, Jehovah, [hun] God, te vrezen”. — 28:58.

25. (a) Welk verbond sluit Jehovah nu met Israël? (b) Welke keus legt Mozes het volk voor?

25 Mozes’ vierde toespraak (29:1–30:20). Jehovah sluit nu een verbond met Israël in Moab. Hierin is een herhaling van de Wet opgenomen zoals die door Mozes opnieuw uiteengezet en verklaard is en die tot leiding van de Israëlieten zal dienen wanneer zij het Land van Belofte binnentrekken. De plechtige eed ter bekrachtiging van het verbond beklemtoont de verantwoordelijkheden van de natie. Tot slot roept Mozes de hemel en de aarde tot getuigen op wanneer hij het volk het leven en de dood, de zegen en de vervloeking, voorlegt en aanmaant: „Gij moet het leven kiezen, opdat gij moogt blijven leven, gij en uw nageslacht, door Jehovah, uw God, lief te hebben, door naar zijn stem te luisteren en door hem aan te hangen; want hij is uw leven en de lengte uwer dagen, opdat gij moogt wonen op de bodem die Jehovah uw voorvaders Abraham, Isaäk en Jakob onder ede beloofd heeft hun te geven.” — 30:19, 20.

26. Welke laatste regelingen treft Mozes vóór zijn dood?

26 De aanstelling van Jozua, en Mozes’ lied (31:1–32:47). Hoofdstuk 31 verhaalt hoe Mozes, nadat hij de Wet heeft opgetekend en instructies heeft gegeven betreffende het regelmatig in het openbaar voorlezen ervan, het bevel aan Jozua overdraagt, waarbij hij hem zegt moedig en sterk te zijn, en hoe Mozes vervolgens een gedenklied maakt, het optekenen van de woorden der Wet voltooit en regelingen treft dat het wetboek naast de ark van het verbond van Jehovah wordt gelegd. Daarna spreekt Mozes ten aanhoren van heel de gemeente als slotvermaning de woorden van het lied.

27. Welke krachtige boodschap bevat het lied van Mozes?

27 Wat een waardering spreekt er uit de beginregels van Mozes’ lied, waarin de verkwikkende Bron van zijn onderricht wordt geïdentificeerd! „Mijn onderricht zal druipen als de regen, mijn rede zal druppelen als de dauw, als zachte regens op het gras en als overvloedige regenbuien op de plantengroei. Want ik zal de naam van Jehovah uitroepen.” Ja, schrijf grootheid toe aan „onze God”, „de Rots” (32:2-4). Maak zijn volmaakte activiteit, zijn rechtvaardige wegen en zijn getrouwheid, rechtvaardigheid en oprechtheid bekend. Het was schandelijk dat Israël verderfelijk handelde, ofschoon Jehovah hen in een eenzame, huilende woestijn omringde, hen als de pupil van zijn oog beveiligde en boven hen bleef zweven zoals een arend boven zijn jongen. Hij maakte zijn volk vet en noemde het Jeschurun, „Oprechte”, maar zij prikkelden hem tot jaloezie met vreemde goden en werden „zonen in wie geen trouw is” (32:20). Wraak en vergelding komen Jehovah toe. Hij brengt ter dood en maakt levend. Wanneer hij zijn bliksemend zwaard scherpt en zijn hand naar het gericht grijpt, zal hij stellig wraak oefenen aan zijn tegenstanders. Wat een vertrouwen dient dit zijn volk in te boezemen! Zoals in het hoogtepunt van het lied wordt gezegd, is het een tijd om ’vrolijk te zijn, gij natiën, met zijn volk’ (32:43). Welke wereldse dichter zou ooit de verheven schoonheid, kracht en diepte aan betekenis van dit lied voor Jehovah kunnen benaderen?

28. Hoe wordt Jehovah verheerlijkt in de slotzegen die Mozes uitspreekt?

28 Mozes’ slotzegen (32:48–34:12). Nu worden Mozes de laatste instructies met het oog op zijn dood gegeven, maar zijn theocratische dienst is nog niet ten einde. Eerst moet hij Israël zegenen, en hierbij verheerlijkt hij opnieuw Jehovah, de Koning in Jeschurun, die in lichtglans is verschenen met zijn heilige myriaden. De stammen worden bij name genoemd en ontvangen elk afzonderlijk een zegen, en dan looft Mozes Jehovah als de Uitnemende: „Een schuilplaats is de aloude God, en onder zijn de voor onbepaalde tijd blijvende armen” (33:27). Uit een hart dat overvloeit van waardering spreekt hij dan zijn slotwoorden tot de natie: „Gelukkig zijt gij, o Israël! Wie is er als gij, een volk dat redding geniet in Jehovah?” — 33:29.

29. In welke opzichten was Mozes heel bijzonder?

29 Na het Land van Belofte vanaf de berg Nebo gezien te hebben, sterft Mozes, en Jehovah begraaft hem in Moab; zijn graf is tot op de dag van vandaag onbekend en ongeëerd. Hij is 120 jaar geworden, maar „zijn oog was niet dof geworden en zijn vitaliteit was niet gevloden”. Jehovah had hem gebruikt om grote tekenen en wonderen te verrichten, en zoals het laatste hoofdstuk vermeldt, was er „in Israël nog nooit een profeet opgestaan als Mozes, met wie Jehovah van aangezicht tot aangezicht bekend was”. — 34:7, 10.

WAAROM NUTTIG

30. Hoe vormt Deuteronomium een passend besluit voor de Pentateuch?

30 Als het laatste boek van de Pentateuch verbindt Deuteronomium alles wat er in de voorgaande boeken is opgetekend met betrekking tot de bekendmaking en heiliging van Jehovah’s grote naam, tot één groot geheel. Hij alleen is God, en hij eist exclusieve toewijding en duldt geen mededinging door demonengoden van de vals-religieuze aanbidding. In deze tijd moeten alle christenen ernstig aandacht schenken aan de belangrijke beginselen die aan Gods wet ten grondslag liggen en hem gehoorzamen, opdat zijn vloek niet op hen rust wanneer hij zijn bliksemend zwaard scherpt om wraak te oefenen aan zijn tegenstanders. Zijn grootste en eerste gebod moet de wegwijzer in hun leven worden: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en geheel uw ziel en geheel uw levenskracht.” — 6:5.

31. Hoe wordt in andere delen van de geïnspireerde Schrift gebruik gemaakt van Deuteronomium om de waardering voor Gods voornemens te verdiepen?

31 In de rest van de Schrift wordt veelvuldig naar Deuteronomium verwezen om de waardering voor de goddelijke voornemens te verdiepen. Jezus heeft niet alleen aanhalingen uit Deuteronomium gedaan om de Verzoeker van repliek te dienen, maar heeft er ook bij vele andere gelegenheden naar verwezen (Deut. 5:16Matth. 15:4; Deut. 17:6Matth. 18:16 en Joh. 8:17). Zulke aanhalingen vinden wij tot helemaal in de Openbaring, waar de verheerlijkte Jezus tot slot de waarschuwing geeft niets toe te voegen aan of af te nemen van de boekrol van Jehovah’s profetie (Deut. 4:2Openb. 22:18). Petrus doet een aanhaling uit Deuteronomium om kracht bij te zetten aan zijn indrukwekkende argumentatie dat Jezus de Christus is en de Profeet groter dan Mozes die Jehovah beloofd had in Israël te verwekken (Deut. 18:15-19Hand. 3:22, 23). Paulus doet aanhalingen uit Deuteronomium in verband met de beloningen voor werkers, het instellen van een grondig onderzoek door getuigen te horen en het onderrichten van kinderen. — Deut. 25:41 Kor. 9:8-10 en 1 Tim. 5:17, 18; Deut. 13:14 en 19:151 Tim. 5:19 en 2 Kor. 13:1; Deut. 5:16Ef. 6:2, 3.

32. In welk opzicht zijn Jozua, Gideon en de profeten voortreffelijke voorbeelden voor ons?

32 Niet alleen de schrijvers van de christelijke Geschriften maar ook Gods dienstknechten uit voorchristelijke tijden trokken lering uit Deuteronomium en putten er aanmoediging uit. Wij doen er goed aan hun voorbeeld te volgen. Sta eens stil bij de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van Mozes’ opvolger, Jozua, toen hij tijdens de invasie van Kanaän de veroverde steden aan de vernietiging prijsgaf en niet, zoals Achan, iets van de buit nam (Deut. 20:15-18 en 21:23Joz. 8:24-27, 29). Dat Gideon degenen die ’bevreesd waren en beefden’, uit zijn leger verwijderde, gebeurde in gehoorzaamheid aan de Wet (Deut. 20:1-9Recht. 7:1-11). Getrouw aan de wet van Jehovah spraken de profeten in Israël en Juda vrijmoedig en onbevreesd veroordelingen over afvallige natiën uit. Amos is hier een uitstekend voorbeeld van (Deut. 24:12-15Amos 2:6-8). Ja, er zijn letterlijk honderden voorbeelden die Deuteronomium met de rest van Gods Woord verbinden, waaruit blijkt dat het boek een integrerend en nuttig onderdeel van het harmonieuze geheel is.

33. (a) Hoe ademt Deuteronomium lof aan Jehovah? (b) Hoe blijkt uit de bijgaande tabel dat wereldse natiën beginselen van Gods wet erkennen?

33 De hele geest van Deuteronomium ademt lof aan de Soevereine God, Jehovah. Door het hele boek heen wordt beklemtoond: ’Aanbid Jehovah; schenk hem exclusieve toewijding.’ Hoewel de Wet voor christenen niet langer bindend is, zijn de eraan ten grondslag liggende beginselen niet afgeschaft (Gal. 3:19). Wat kunnen ware christenen toch veel leren uit dit dynamische boek van Gods wet, met zijn progressieve onderwijs, openhartigheid en eenvoudige presentatie! Ja, zelfs de natiën van de wereld hebben de uitnemendheid van Jehovah’s opperste wet erkend, want zij hebben veel van de voorschriften uit Deuteronomium in hun eigen wetboeken opgenomen. De bijgaande tabel geeft interessante voorbeelden van wetten die zij aan dit boek hebben ontleend of in beginsel hebben toegepast.

34. Welk verband bestaat er tussen deze „Herhaling van de Wet” en Gods koninkrijk?

34 Bovendien vestigt deze verklaring van de Wet de aandacht op Gods koninkrijk en verdiept de waardering ervoor. Hoe dat zo? Toen de aangestelde maar nog niet regerende Koning, Jezus Christus, op aarde verbleef, was hij grondig vertrouwd met het boek en paste het toe, zoals blijkt uit de bekwame wijze waarop hij ernaar verwees. Wanneer hij zijn Koninkrijksheerschappij over de gehele aarde uitbreidt, zal hij overeenkomstig de juiste beginselen van deze zelfde „wet” regeren, en allen die zich in hem als het Koninkrijks-„zaad” zullen zegenen, zullen deze beginselen moeten gehoorzamen (Gen. 22:18; Deut. 7:12-14). Het is nuttig en werpt voordelen af nu reeds met het gehoorzamen ervan te beginnen. Deze 3500 jaar oude „wet” is verre van verouderd en spreekt in deze tijd op dynamische wijze tot ons en zal tot in de nieuwe wereld onder Gods koninkrijk tot ons blijven spreken. Moge Jehovah’s naam onder zijn volk geheiligd blijven worden door de toepassing van al het nuttige onderricht uit de Pentateuch, dat op zo’n glorierijke wijze zijn hoogtepunt bereikt in Deuteronomium — beslist een geïnspireerd en inspirerend deel van „de gehele Schrift”!

[Voetnoten]

^ ¶7 Zie de lijst van „Aanhalingen uit het Oude Testament” in The New Testament in Original Greek, door B. F. Westcott en F. J. A. Hort, 1956, blz. 601-618.

^ ¶9 Halley’s Bible Handbook, 1988, Henry H. Halley, blz. 56.

[Studievragen]

[Tabel op blz. 41]

ENKELE WETTELIJKE PRECEDENTEN IN DEUTERONOMIUM *

I. Privaat- en familierecht Hoofdstukken en verzen

A. Persoonlijke betrekkingen

1. Ouders en kinderen 5:16

2. Huwelijksbetrekkingen 22:30; 27:20, 22, 23

3. Echtscheidingswetten 22:13-19, 28, 29

B. Eigendomsrechten 22:1-4

II. Constitutionele wetten

A. Vereisten en verplichtingen 17:14-20

waaraan de koning moet voldoen

B. Krijgsdienst

1. Vrijstelling 20:1, 5-7; 24:5

2. Lagere officieren 20:9

III. Het rechtswezen

A. Plichten van rechters 16:18, 20

B. Hoogste beroepsinstantie 17:8-11

IV. Het strafrecht

A. Vergrijpen tegen de staat

1. Omkoperij, rechtsverdraaiing 16:19, 20

2. Meineed 5:20

B. Vergrijpen tegen de zedelijkheid

1. Overspel 5:18; 22:22-24

2. Onwettige huwelijken 22:30; 27:20, 22, 23

C. Vergrijpen tegen de persoon

1. Moord en geweldpleging 5:17; 27:24

2. Verkrachting en verleiding 22:25-29

V. Humane wetten

A. Goedheid voor dieren 25:4; 22:6, 7

B. Consideratie met de 24:6, 10-18

onfortuinlijken

C. Veiligheidsvoorschriften bij 22:8

huizenbouw

D. Behandeling van afhankelijke 15:12-15; 21:10-14;

klassen, met inbegrip van 27:18, 19

slaven en krijgsgevangenen

E. Menslievende voorzieningen 14:28, 29; 15:1-11;

voor de behoeftigen 16:11, 12; 24:19-22

[Voetnoten]

^ ¶82 Israel’s Laws and Legal Precedents, 1907, C. F. Kent, blz. vii tot xviii; zie ook Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 214-220.