Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 57 — Filemon

Bijbelboek nummer 57 — Filemon

Bijbelboek nummer 57 — Filemon

Schrijver: Paulus

Waar geschreven: Rome

Geschrift voltooid: ca. 60–61 G.T.

1. Wat zijn enkele kenmerken van de brief aan Filemon?

DEZE zeer tactvolle en liefderijke brief van Paulus is van groot belang voor christenen in deze tijd. Het is niet alleen de kortste bewaard gebleven brief van de hand van de „apostel der natiën”, maar in de hele bijbel bevatten slechts de brieven Twee en Drie Johannes minder stof. Het is ook de enige „persoonlijke” brief van Paulus, in de zin dat hij niet officieel aan een gemeente of aan een verantwoordelijke opziener was gericht maar aan een afzonderlijke persoon, en uitsluitend over het specifieke probleem ging dat Paulus wilde bespreken met deze christelijke broeder, de kennelijk welgestelde Filemon, die in de Frygische stad Kolosse, in het hartje van Klein-Azië, woonde. — Rom. 11:13.

2. Tegen welke achtergrond en met welk doel werd de brief aan Filemon geschreven?

2 Het doel van de brief wordt duidelijk onthuld: Paulus had tijdens zijn eerste gevangenschap in Rome (59–61 G.T.) een grote mate van vrijheid om het koninkrijk Gods te prediken. Tot degenen die naar zijn prediking luisterden, behoorde Onesimus, een weggelopen slaaf uit het huis van Filemon, Paulus’ vriend. Tengevolge van deze prediking werd Onesimus een christen, en Paulus besloot om Onesimus met diens instemming naar Filemon terug te sturen. Het was ook omstreeks deze tijd dat Paulus brieven aan de gemeenten in Efeze en Kolosse schreef. In deze beide brieven gaf hij christelijke slaven en slavenhouders goede raad hoe zij zich in deze verhouding op juiste wijze dienden te gedragen (Ef. 6:5-9; Kol. 3:22–4:1). Paulus schreef echter bovendien nog een brief aan Filemon, waarin hij persoonlijk een goed woordje deed voor Onesimus. Het was een eigenhandig geschreven brief — iets ongebruikelijks voor Paulus (Filem. 19). Dit persoonlijke tintje droeg in belangrijke mate bij tot de kracht van zijn pleidooi.

3. Wanneer werd de brief aan Filemon hoogstwaarschijnlijk opgetekend, en hoe werd hij bezorgd?

3 De brief werd hoogstwaarschijnlijk omstreeks 60–61 G.T. opgetekend, daar Paulus blijkbaar lang genoeg in Rome had gepredikt om bekeerlingen te maken. Ook uit het feit dat hij in vers 22 de hoop uitspreekt vrijgelaten te worden, kunnen wij concluderen dat de brief werd geschreven nadat er enige tijd van zijn gevangenschap was verstreken. Deze drie brieven, één voor Filemon en die voor de gemeenten in Efeze en Kolosse, schijnen door Tychikus en Onesimus bezorgd te zijn. — Ef. 6:21, 22; Kol. 4:7-9.

4. Waardoor wordt het auteurschap en de authenticiteit van Filemon gestaafd?

4 Dat Paulus de schrijver van de brief aan Filemon was, blijkt uit het eerste vers, waar hij met name genoemd wordt. Hij werd als zodanig erkend door Origenes en Tertullianus. * De authenticiteit van het boek wordt ook gestaafd doordat het samen met andere brieven van Paulus is opgenomen in de uit de tweede eeuw G.T. daterende Canon van Muratori.

DE INHOUD VAN FILEMON

5. (a) Met welke groeten en prijzende woorden begint de brief? (b) Wat zegt Paulus tot Filemon over diens slaaf Onesimus?

5 Onesimus naar zijn meester teruggezonden „als meer dan een slaaf” (vs. 1-25). Paulus zendt hartelijke groeten aan Filemon, aan Apfia, „onze zuster”, aan Archippus, „onze medestrijder”, en aan de gemeente in Filemons huis. Hij prijst Filemon (wiens naam „Liefhebbend; Liefdevol” betekent) om de liefde en het geloof die hij jegens de Heer Jezus en de heiligen heeft. Berichten over Filemons liefde hebben Paulus veel vreugde en troost geschonken. Paulus, een bejaard man en een gevangene, uit zich nu met grote vrijmoedigheid van spreken betreffende zijn „kind” Onesimus, van wie hij in gevangenisboeien „vader” is geworden. Onesimus (wiens naam „Nuttig” betekent) was vroeger onbruikbaar voor Filemon, maar nu is hij zowel voor Filemon als voor Paulus bruikbaar. — Vs. 2, 10.

6. Welke aanbeveling voor de bejegening van Onesimus doet Paulus, en met welke tactvolle redenering?

6 De apostel zou Onesimus graag houden opdat deze hem in de gevangenis kan dienen, maar hij wilde dit niet zonder Filemons toestemming doen. Hij zendt hem daarom terug, „niet meer als slaaf, maar als meer dan een slaaf, als een geliefde broeder”. Paulus doet het verzoek Onesimus vriendelijk te ontvangen, precies zoals Paulus zelf ontvangen zou worden. Mocht Onesimus Filemon onrecht hebben aangedaan, laat het dan op Paulus’ rekening gezet worden, want, zo zegt Paulus tot Filemon, ’gij zijt zelfs uzelf aan mij schuldig’ (vs. 16, 19). Paulus hoopt dat hij spoedig vrijgelaten zal worden en Filemon een bezoek kan brengen, en hij besluit met groeten.

WAAROM NUTTIG

7. Hoe bleef Paulus in verband met Onesimus trouw aan zijn hoge roeping als apostel?

7 Zoals uit deze brief blijkt, predikte Paulus geen „sociaal evangelie” door te trachten het bestaande samenstel van dingen en zijn instellingen, zoals de slavernij, af te schaffen. Hij stelde zelfs christelijke slaven niet eigenmachtig in vrijheid, maar liet de weggelopen slaaf Onesimus veeleer een reis ondernemen van ruim 1400 km, van Rome naar Kolosse, terug naar zijn meester Filemon. Aldus bleef Paulus trouw aan zijn hoge roeping als apostel door zich strikt te houden aan zijn goddelijke opdracht ’het koninkrijk Gods te prediken en onderwijs te geven in de dingen die met de Heer Jezus Christus verband houden’. — Hand. 28:31; Filem. 8, 9.

8. Welke praktische toepassing van christelijke beginselen wordt in Filemon geïllustreerd?

8 De brief aan Filemon verschaft ons een beeld van de liefde en eenheid die er onder de eerste-eeuwse christenen heerste. Wij komen erdoor te weten dat de eerste christenen elkaar „broeder” en „zuster” noemden (Filem. 2, 20). Bovendien wordt voor christenen in deze tijd onthuld wat de praktische toepassing van christelijke beginselen onder christelijke broeders is. Van de zijde van Paulus zien wij hoe hij broederlijke liefde, respect voor sociale verhoudingen en voor het eigendom van iemand anders, effectieve tact en prijzenswaardige nederigheid toont. In plaats van te proberen Filemon op basis van zijn gezag als toonaangevende opziener in de christelijke gemeente te dwingen Onesimus te vergeven, deed Paulus een nederig beroep op hem op grond van christelijke liefde en zijn persoonlijke vriendschap. Hedendaagse opzieners kunnen voordeel trekken van de tactvolle manier waarop Paulus Filemon benaderde.

9. Welk voortreffelijke precedent, dat voor hedendaagse christenen van belang is, zou Filemon stellen door Paulus’ verzoek in te willigen?

9 Paulus verwachtte kennelijk dat Filemon zijn verzoek zou inwilligen, en als Filemon dit deed, zou het een praktische toepassing zijn van wat Jezus in Mattheüs 6:14 en van wat Paulus in Efeziërs 4:32 had gezegd. Van christenen in deze tijd kan eveneens worden verwacht dat zij vriendelijk en vergevensgezind zijn jegens een broeder die een overtreding heeft begaan. Indien Filemon vergevensgezind kon zijn jegens een slaaf die hij bezat en die hij krachtens de wet naar believen kon mishandelen, dienen hedendaagse christenen in staat te zijn een broeder die een overtreding heeft begaan, vergiffenis te schenken — een veel minder moeilijke opgave.

10. Hoe treedt in de brief aan Filemon de werkzaamheid van Jehovah’s geest duidelijk aan het licht?

10 De werkzaamheid van Jehovah’s geest treedt in deze brief aan Filemon duidelijk aan het licht. Ze openbaart zich in de meesterlijke manier waarop Paulus een zeer netelig probleem behandelde. Ze blijkt uit het medegevoel, de tedere genegenheid en het vertrouwen in een medechristen waarvan Paulus blijk geeft. Ze is te zien in het feit dat de brief aan Filemon, evenals de andere Geschriften, christelijke beginselen leert, tot christelijke eenheid aanmoedigt en de liefde en het geloof roemt die zo overvloedig zijn onder de „heiligen”, die op Gods koninkrijk hopen en in wier gedrag Jehovah’s liefderijke goedheid wordt weerspiegeld. — Vs. 5.

[Voetnoten]

^ ¶4 The International Standard Bible Encyclopedia, onder redactie van G. W. Bromiley, Deel 3, 1986, blz. 831.

[Studievragen]