Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 66 — Openbaring

Bijbelboek nummer 66 — Openbaring

Bijbelboek nummer 66 — Openbaring

Schrijver: De apostel Johannes

Waar geschreven: Patmos

Geschrift voltooid: ca. 96 G.T.

1. (a) Waarmee zullen Gods dienstknechten ten aanzien van de symbolische voorstellingen in de Openbaring instemmen? (b) Waarom is de Openbaring terecht aan het eind van de bijbel geplaatst?

ZIJN de symbolische voorstellingen in de Openbaring bedoeld om angst aan te jagen? Verre van dat! De vervulling van deze profetie mag de goddelozen dan beangstigen, maar Gods getrouwe dienstknechten zullen met de geïnspireerde inleiding en de opmerking van de engel aan het eind instemmen: „Gelukkig is hij die de woorden van deze profetie hardop leest en zijn zij die ze horen.” „Gelukkig is een ieder die de woorden van de profetie van deze boekrol onderhoudt” (Openb. 1:3; 22:7). Hoewel de Openbaring vóór de vier andere geïnspireerde boeken van Johannes werd geschreven, is ze in de verzameling van 66 geïnspireerde boeken waaruit onze bijbel bestaat, terecht aan het eind geplaatst, want het is de Openbaring die haar lezers ver in de toekomst voert door een allesomvattend visioen van Gods voornemens met betrekking tot de mensheid te geven, en die het grootse thema van de bijbel — de heiliging van Jehovah’s naam en de rechtvaardiging van zijn soevereiniteit door middel van het Koninkrijk in handen van Christus, het beloofde Zaad — tot een schitterende climax brengt.

2. Langs welke weg heeft Johannes de Openbaring ontvangen, en waarom is de titel van het boek bijzonder passend?

2 Volgens het titelvers is dit „een openbaring door Jezus Christus, die God hem gegeven heeft . . . En hij heeft zijn engel uitgezonden en haar door bemiddeling van hem in tekenen aan zijn slaaf Johannes meegedeeld.” Johannes was dus slechts degene die het materiaal optekende, niet degene bij wie de stof haar oorsprong vond. Daarom is niet Johannes de openbaarder, noch is het boek een openbaring van Johannes (1:1). Deze aan Gods slaaf gedane ontsluiering van Zijn wonderbaarlijke voornemens voor de toekomst maakt de titel van het boek bijzonder passend, want de Griekse naam ervan, A·po·ka·lupʹsis (Apocalyps), betekent „Onthulling” of „Ontsluiering”.

3. Wie wordt door de Openbaring zelf als de schrijver met de naam Johannes aangeduid, en hoe wordt dit door oude geschiedschrijvers gestaafd?

3 Wie was deze Johannes die in het eerste hoofdstuk van de Openbaring als de schrijver wordt aangeduid? Er wordt ons verteld dat hij een slaaf van Jezus Christus alsook een broeder en deelhebber aan de verdrukking was, en dat hij zich als banneling op het eiland Patmos bevond. Klaarblijkelijk kenden zijn eerste lezers, voor wie hij zich niet verder hoefde te identificeren, hem goed. Hij moet de apostel Johannes zijn. Deze conclusie wordt door de meeste oude geschiedschrijvers gestaafd. Van Papias, een schrijver uit de eerste helft van de tweede eeuw G.T., wordt gezegd dat hij de mening was toegedaan dat het boek van apostolische oorsprong was. Justinus Martyr, uit de tweede eeuw, zei in zijn „Dialoog met de jood Trypho” (LXXXI): „Er was bij ons een zekere man, met name Johannes, een van de apostelen van Christus, die in een aan hem gegeven openbaring profeteerde.” * Irenaeus spreekt uitdrukkelijk over de apostel Johannes als de schrijver, evenals Clemens van Alexandrië en Tertullianus, die tegen het einde van de tweede en het begin van de derde eeuw leefden. Origenes, een achtenswaardige bijbelgeleerde uit de derde eeuw, zei: „Ik spreek over hem die aan Jezus’ boezem aanlag, Johannes, die één evangelie heeft nagelaten, . . . en hij schreef ook de Apocalyps.” *

4. (a) Waardoor wordt het verschil in stijl tussen de Openbaring en Johannes’ andere geschriften verklaard? (b) Waardoor wordt bewezen dat de Openbaring een authentiek deel van de geïnspireerde Schrift is?

4 Het feit dat in Johannes’ andere geschriften zoveel nadruk wordt gelegd op liefde, betekent niet dat Johannes de bijzonder krachtige en dynamische Openbaring niet geschreven kan hebben. Hij en zijn broer Jakobus waren degenen die zo van verontwaardiging jegens de Samaritanen in een bepaalde stad vervuld waren dat zij vuur uit de hemel wilden laten neerdalen. Daarom werd hun de bijnaam „Boanerges” of „Zonen van de donder” gegeven (Mark. 3:17; Luk. 9:54). Dit verschil in stijl hoeft geen probleem te vormen wanneer wij in gedachte houden dat de inhoud van de Openbaring heel anders is. Wat Johannes in deze visioenen zag, verschilde van alles wat hij tot dusver had gezien. De opmerkelijke harmonie van het boek met de rest van de profetische geschriften bewijst zonder twijfel dat het een authentiek deel van Gods geïnspireerde Woord is.

5. Wanneer schreef Johannes de Openbaring, en onder welke omstandigheden?

5 Volgens het vroegste getuigenis schreef Johannes de Openbaring omstreeks 96 G.T., ongeveer 26 jaar na de verwoesting van Jeruzalem. Dit zou tegen het einde van de regering van keizer Domitianus zijn geweest. Ter bevestiging hiervan zegt Irenaeus in zijn werk „Tegen ketters” (V, xxx) over de Apocalyps: „Want die werd niet zeer lange tijd geleden gezien, maar bijna in onze tijd, tegen het einde van Domitianus’ heerschappij.” * Eusebius en Hiëronymus stemmen beiden met dit getuigenis in. Domitianus was de broer van Titus, onder wiens leiding de Romeinse legers Jeruzalem verwoestten. Na de dood van Titus werd hij keizer, 15 jaar voordat het boek Openbaring werd geschreven. Hij eiste dat hij als god aanbeden werd en nam de titel Dominus et Deus noster (wat „Onze Heer en God” betekent) aan. Keizeraanbidding was helemaal geen probleem voor degenen die valse goden aanbaden, maar er kon niet aan deelgenomen worden door de eerste christenen, die weigerden op dit punt ten aanzien van hun geloof te schipperen. * Tegen het einde van Domitianus’ regering (81–96 G.T.) kregen de christenen dan ook met hevige vervolging te kampen. Men denkt dat Johannes door Domitianus naar Patmos werd verbannen. Toen Domitianus in 96 G.T. werd vermoord, werd hij opgevolgd door de tolerantere keizer Nerva, die Johannes kennelijk vrijliet. Tijdens deze gevangenschap op Patmos ontving Johannes de visioenen die hij optekende.

6. Als wat dienen wij het boek Openbaring te bezien, en hoe kan het worden ingedeeld?

6 Wij moeten beseffen dat wat Johannes zag en wat hem opgedragen werd aan de gemeenten te schrijven, niet louter een reeks losstaande en in willekeurige volgorde opgetekende visioenen was. Nee, het hele boek Openbaring, van het begin tot het eind, geeft ons een samenhangend beeld van toekomstige dingen, waarbij het van het ene visioen naar het andere voortschrijdt totdat aan het eind van de visioenen Gods Koninkrijksvoornemens volledig onthuld zijn. Wij dienen het boek Openbaring daarom te bezien als één geheel dat samengesteld is uit met elkaar verband houdende en onderling overeenstemmende delen die ons van Johannes’ tijd tot ver in de toekomst voeren. Na de inleiding (Openb. 1:1-9) kan het beschouwd worden als een in 16 visioenen ingedeeld boek: (1) 1:10–3:22; (2) 4:1–5:14; (3) 6:1-17; (4) 7:1-17; (5) 8:1–9:21; (6) 10:1–11:19; (7) 12:1-17; (8) 13:1-18; (9) 14:1-20; (10) 15:1–16:21; (11) 17:1-18; (12) 18:1–19:10; (13) 19:11-21; (14) 20:1-10; (15) 20:11–21:8; (16) 21:9–22:5. Deze visioenen worden gevolgd door een motiverend besluit, waarin Jehovah, Jezus, de engel en Johannes allen spreken en hun laatste bijdrage leveren als de voornaamste schakels in het communicatiekanaal. — 22:6-21.

DE INHOUD VAN OPENBARING

7. Wat zegt Johannes over de oorsprong van de Openbaring, en waaraan is hij, zoals hij zegt, een deelhebber met degenen die zich in de zeven gemeenten bevinden?

7 De inleiding (1:1-9). Johannes zet uiteen dat de openbaring uit een goddelijke Bron afkomstig is en via een engel, als deel van het communicatiekanaal, is gegeven, en hij richt zich vervolgens tot degenen die zich in de zeven gemeenten in het district Asia bevinden. Jezus Christus heeft hen „tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader”, Jehovah God, de Almachtige, gemaakt. Johannes herinnert hen eraan dat hij een deelhebber met hen „aan de verdrukking en het koninkrijk en de volharding in gezelschap van Jezus” is, aangezien hij zich in ballingschap op Patmos bevindt. — 1:6, 9.

8. (a) Welke opdracht krijgt Johannes? (b) Wie ziet hij in het midden van de lampestandaarden, en wat verklaart Deze?

8 De boodschappen aan de zeven gemeenten (1:10–3:22). Wanneer het eerste visioen begint, bevindt Johannes zich door inspiratie in de dag des Heren. Een krachtige stem als van een trompet zegt hem datgene wat hij ziet, in een boekrol te schrijven en die naar de zeven gemeenten, in Efeze, Smyrna, Pergamum, Thyatira, Sardes, Filadelfia en Laodicea, te zenden. Zich naar de stem kerend, ziet Johannes in het midden van zeven lampestandaarden „iemand gelijk een mensenzoon”, die zeven sterren in zijn rechterhand heeft. Deze identificeert zich als „de Eerste en de Laatste”, Hij die een dode werd maar nu tot in alle eeuwigheid leeft, en die de sleutels van de dood en van Hades heeft. Hij is derhalve de uit de dood opgewekte Jezus Christus. Hij verklaart: „De zeven sterren betekenen de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven lampestandaarden betekenen zeven gemeenten.” — 1:13, 17, 20.

9. Welke prijzende woorden en welke raad worden tot de gemeenten in Efeze, Smyrna, Pergamum en Thyatira gericht?

9 Johannes krijgt de opdracht aan de engel van de gemeente in Efeze te schrijven. Deze gemeente heeft ondanks haar moeizame arbeid, volharding en weigering slechte mensen te verdragen, haar eerste liefde verlaten en dient berouw te hebben en de daden van vroeger te doen. Aan de gemeente in Smyrna wordt gezegd dat ze ondanks verdrukking en armoede in feite rijk is en niet bevreesd dient te zijn: „Bewijs dat gij getrouw zijt, zelfs tot de dood, en ik zal u de kroon des levens geven.” De gemeente in Pergamum, die woont „waar de troon van Satan is”, blijft aan Christus’ naam vasthouden maar heeft afvalligen in haar midden, en deze moeten berouw hebben, anders zal Christus oorlog tegen hen voeren met het lange zwaard van zijn mond. De gemeente in Thyatira wordt gekenmerkt door „liefde en geloof en bediening en volharding”, maar ze tolereert „die vrouw Izebel”. Niettemin zullen getrouwen die vasthouden, „autoriteit over de natiën” ontvangen. — 2:10, 13, 19, 20, 26.

10. Welke boodschappen worden aan de gemeenten in Sardes, Filadelfia en Laodicea gezonden?

10 De gemeente in Sardes heeft de reputatie levend te zijn, maar ze is dood omdat haar daden niet ten volle verricht zijn voor het oog van God. De namen van hen die overwinnen, zullen echter niet uit het boek des levens worden uitgewist. De gemeente in Filadelfia heeft Christus’ woord bewaard en daarom belooft hij dat hij de gemeente zal bewaren „voor het uur der beproeving, dat over de gehele bewoonde aarde moet komen”. Christus zal degene die overwint, tot een pilaar in de tempel van Zijn God maken. Christus zegt: „Ik zal op hem schrijven de naam van mijn God en de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem . . . en de nieuwe naam die ik draag.” Christus noemt zichzelf „het begin van de schepping door God”, en zegt de gemeente in Laodicea dat ze noch heet noch koud is en uit zijn mond uitgebraakt zal worden. Hoewel degenen die zich in die gemeente bevinden zich beroemen op hun rijkdom, zijn zij in werkelijkheid arm, blind en naakt. Zij hebben witte bovenklederen nodig, en zij hebben oogzalf nodig om te kunnen zien. Christus zal binnenkomen en de maaltijd nuttigen met een ieder die de deur voor hem opendoet. Aan wie overwint, zal Christus geven met hem plaats te nemen op zijn troon, evenals hij met zijn Vader plaats heeft genomen op diens troon. — 3:10, 12, 14.

11. Welk luisterrijke visioen trekt vervolgens Johannes’ aandacht?

11 Het visioen van Jehovah’s heiligheid en heerlijkheid (4:1–5:14). Het tweede visioen voert ons vóór Jehovah’s hemelse troon van heerlijkheid. Het tafereel is van een verblindende schoonheid, zo schitterend als kostbare edelstenen. Rondom de troon zitten 24 oudere personen die kronen dragen. Vier levende schepselen schrijven Jehovah heiligheid toe, en hij wordt aanbeden als waardig om „de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen” omdat hij de Schepper van alle dingen is. — 4:11.

12. Wie alleen is waardig de boekrol met zeven zegels te openen?

12 „Degene die op de troon is gezeten”, heeft een boekrol met zeven zegels in zijn hand. Maar wie is waardig de boekrol te openen? Alleen „de Leeuw die uit de stam Juda is, de wortel van David,” is het waardig! Deze, die ook „het Lam [is], dat geslacht werd,” neemt de boekrol uit Jehovah’s hand. — 5:1, 5, 12.

13. Met welk uit vele onderdelen bestaande visioen gaat het openen van de eerste zes zegels gepaard?

13 Het Lam opent zes zegels van de boekrol (6:1–7:17). Het derde visioen begint nu. Het Lam gaat ertoe over de zegels te openen. Eerst trekt een ruiter op een wit paard er op uit, „overwinnend en om zijn overwinning te voltooien”. Dan neemt de berijder van een vuriggekleurd paard de vrede van de aarde weg, en een andere ruiter op een zwart paard rantsoeneert het graan. Een vaal paard wordt bereden door de Dood, en Hades volgt dicht achter hem. Het vijfde zegel wordt geopend, en degenen „die geslacht waren wegens het woord van God” worden gezien; zij roepen om wraak voor hun bloed (6:2, 9). Bij het openen van het zesde zegel geschiedt er een grote aardbeving, de zon en de maan worden verduisterd en de machtigen der aarde roepen tot de bergen om op hen te vallen en hen te verbergen voor Jehovah en de gramschap van het Lam.

14. Wat wordt vervolgens met betrekking tot de slaven van God en een ontelbare grote schare gezien?

14 Vervolgens begint het vierde visioen. Johannes ziet vier engelen die de vier winden van de aarde tegenhouden totdat de slaven van God aan hun voorhoofd verzegeld zijn. Hun aantal bedraagt 144.000. Daarna ziet Johannes een ontelbare grote schare uit alle natiën, staande voor het aangezicht van God en het Lam, aan wie zij redding toeschrijven, terwijl zij dag en nacht dienst verrichten in Gods tempel. Het Lam zelf „zal hen weiden en hen naar bronnen van wateren des levens leiden”. — 7:17.

15. Wat volgt op het openen van het zevende zegel?

15 Het zevende zegel wordt geopend (8:1–12:17). Er heerst stilte in de hemel. Dan worden aan de zeven engelen zeven trompetten gegeven. Het weerklinken van de eerste zes trompetten vormt het vijfde visioen.

16. (a) Waarvan gaat het achtereenvolgens blazen op de eerste vijf trompetten vergezeld, en wat is het eerste van de drie weeën? (b) Wat kondigt de zesde trompet aan?

16 Wanneer er achtereenvolgens op de eerste drie trompetten wordt geblazen, regent het rampspoeden op de aarde, de zee en de rivieren alsook op de waterbronnen. Bij de vierde trompet wordt een derde deel van de zon, de maan en de sterren verduisterd. Op het geluid van de vijfde laat een ster uit de hemel een sprinkhanenplaag los die gericht is tegen degenen „die het zegel van God niet op hun voorhoofd hebben”. Dit is ’één wee’, en er komen er nog twee. De zesde trompet kondigt het losmaken van vier engelen aan die er op uit trekken om te doden. „Twee myriaden maal myriaden” ruiters richten nog meer rampspoed en een verdere slachting aan, maar nog steeds hebben de mensen geen berouw van hun boze werken. — 9:4, 12, 16.

17. Welke gebeurtenissen culmineren in de aankondiging dat het tweede wee voorbij is?

17 Wanneer het zesde visioen begint, daalt er een andere sterke engel uit de hemel neer en verklaart dat „in de dagen waarin de zevende engel zich laat horen, . . . het heilige geheim van God overeenkomstig het goede nieuws” tot een einde gebracht moet worden. Johannes wordt een kleine boekrol te eten gegeven. Ze is in zijn mond „zoet . . . als honing”, maar ze maakt zijn buik bitter (10:7, 9). Twee getuigen, in zakken gehuld, profeteren 1260 dagen; dan worden zij door „het wilde beest dat uit de afgrond opstijgt” gedood, en hun lijken blijven drie en een halve dag „op de brede straat van de grote stad” liggen. Zij die op de aarde wonen, verheugen zich over hen, maar deze vreugde verandert in vrees wanneer God de getuigen tot leven wekt. In dat uur geschiedt er een grote aardbeving. „Het tweede wee is voorbij.” — 11:7, 8, 14.

18. Welke belangrijke aankondiging wordt er bij het blazen op de zevende trompet gedaan, en waarvoor is het nu de bestemde tijd?

18 Nu blaast de zevende engel op zijn trompet. Hemelse stemmen kondigen aan: „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden.” De „vierentwintig oudere personen” aanbidden God en zeggen dank, maar de natiën ontsteken in gramschap. Het is Gods bestemde tijd om de doden te oordelen en zijn heiligen te belonen en „om hen te verderven die de aarde verderven”. Zijn tempelheiligdom wordt geopend en daarin wordt de ark van zijn verbond gezien. — 11:15, 16, 18.

19. Welk teken en welke oorlogvoering worden in de hemel gezien, en wat is het gevolg?

19 Na de aankondiging omtrent de oprichting van het Koninkrijk laat het zevende visioen onmiddellijk „een groot teken” in de hemel zien. Het is een vrouw die een zoon baart, „een mannelijk kind, dat alle natiën zal weiden met een ijzeren staf”. „Een grote vuriggekleurde draak” staat klaar om het kind te verslinden, maar het kind wordt weggerukt tot Gods troon. Michaël strijdt tegen de draak en slingert deze „oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd,” naar de aarde. Dit betekent ’wee voor de aarde’! De draak vervolgt de vrouw en gaat heen om oorlog te voeren tegen de overgeblevenen van haar zaad. — 12:1, 3, 5, 9, 12; 8:13.

20. Welke twee wilde beesten verschijnen vervolgens in het visioen, en welke invloed oefenen ze op de mensen op aarde uit?

20 Het wilde beest uit de zee (13:1-18). Het achtste visioen laat nu een wild beest met zeven koppen en tien horens zien dat uit de zee opstijgt. Het ontvangt zijn kracht van de draak. Een van zijn koppen was als ten dode toe geslacht, maar het werd genezen, en de gehele aarde bewonderde het beest. Het uit lasteringen tegen God en voert oorlog tegen de heiligen. Maar zie! Johannes ziet een ander wild beest, dat uit de aarde opstijgt. Het heeft twee horens, gelijk een lam, maar het gaat spreken als een draak. Het misleidt de bewoners van de aarde en zegt hun dat zij een beeld moeten maken voor het eerste wilde beest. Allen worden op straffe des doods gedwongen dit beeld te aanbidden. Zonder het merkteken of getal van het wilde beest kan niemand kopen of verkopen. Zijn getal is 666.

21. Wat ziet Johannes op de berg Sion, wat bezitten de engelen en wat roepen zij uit, en hoe wordt de wijnstok der aarde uit de weg geruimd?

21 Het ’eeuwige goede nieuws’ en daarmee verband houdende boodschappen (14:1-20). In vreugdevol contrast hiermee ziet Johannes in het negende visioen het Lam op de berg Sion, en bij hem zijn 144.000 die de naam van het Lam en die van de Vader op hun voorhoofd dragen. „Zij zingen als het ware een nieuw lied vóór de troon”, want zij zijn „uit het midden van de mensen gekocht als eerstelingen voor God en voor het Lam”. In het midden van de hemel verschijnt een andere engel, die „eeuwig goed nieuws [bezit], om dat als blijde tijdingen bekend te maken” aan elke natie en die uitroept: „Vreest God en geeft hem heerlijkheid.” En nog een andere engel kondigt aan: „Babylon de Grote is gevallen!” Een andere engel, een derde, maakt bekend dat zij die het wilde beest en zijn beeld aanbidden, van Gods gramschap zullen drinken. Iemand „gelijk een mensenzoon” werpt zijn sikkel op de aarde en een andere engel doet dit eveneens en oogst de wijnstok der aarde af en slingert die in „de grote wijnpers van de toorn van God”. Wanneer de wijnpers buiten de stad wordt getreden, komt het bloed tot aan de tomen der paarden, „over een afstand van duizend zeshonderd stadiën” (ca. 296 km). — 14:3, 4, 6-8, 14, 19, 20.

22. (a) Door wie ziet men vervolgens Jehovah verheerlijkt worden, en waarom? (b) Waar worden de zeven schalen van Gods toorn uitgegoten, en welke wereldschokkende ontwikkelingen volgen?

22 De engelen met de zeven laatste plagen (15:1–16:21). Het tiende visioen begint met nog een blik in de hemelse hoven. Zij die de overwinning op het wilde beest hebben behaald, verheerlijken Jehovah, de „Koning der eeuwigheid”, om zijn grote en wonderbare werken. Zeven engelen komen uit het heiligdom in de hemel, en hun worden zeven gouden schalen vol van Gods toorn gegeven. De eerste zes worden uitgegoten naar de aarde, in de zee, en in de rivieren en de waterbronnen, alsook op de zon, op de troon van het wilde beest en op de rivier de Eufraat, waardoor haar water opdroogt en de weg wordt gebaand voor „de koningen van de opgang der zon”. Demonische uitingen vergaderen ’de koningen van de gehele bewoonde aarde tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige’ te Har–Magedon. De zevende schaal wordt uitgegoten op de lucht, en te midden van angstaanjagende natuurverschijnselen valt de grote stad in drie delen uiteen, storten de steden van de natiën in en ontvangt Babylon ’de beker met de wijn van de toorn van Gods gramschap’. — 15:3; 16:12, 14, 19.

23. (a) Hoe wordt Gods oordeel aan Babylon de Grote voltrokken? (b) Van welke aankondigingen en jammerklachten gaat haar val vergezeld, en van welke vreugdevolle lof weergalmt de hemel?

23 Gods oordeel over Babylon; de bruiloft van het Lam (17:1–19:10). Het 11de visioen begint. Zie! Gods oordeel over „Babylon de Grote, de moeder van de hoeren”, „met wie de koningen der aarde hoererij hebben bedreven”. Dronken van het bloed der heiligen berijdt zij een scharlakengekleurd wild beest met zeven koppen en tien horens. Dit beest „was, maar is niet, en toch staat het op het punt uit de afgrond op te stijgen”. Zijn tien horens strijden tegen het Lam, maar hij overwint hen, omdat hij „Heer der heren en Koning der koningen” is. De tien horens keren zich tegen de hoer en verslinden haar, en wanneer het 12de visioen begint, verklaart een andere engel, wiens heerlijkheid de aarde verlicht: „Ze is gevallen! Babylon de Grote is gevallen!” Gods volk krijgt het bevel van haar uit te gaan, opdat zij niet in haar plagen delen. De koningen en andere machtigen van de aarde wenen over haar en zeggen: „Wat jammer, wat jammer, gij grote stad, Babylon, gij sterke stad, want in één uur is uw oordeel gekomen!” Haar grote rijkdom is verwoest. Gelijk een grote molensteen die in de zee wordt geslingerd, zo is Babylon met een snelle worp neergeslingerd om nooit meer gevonden te worden. Eindelijk is het bloed van Gods heiligen gewroken! Viermaal weergalmt de hemel van de roep: „Looft Jah!” Looft Jah, want hij heeft het oordeel voltrokken aan de grote hoer! Looft Jah, want Jehovah is als koning gaan regeren! Verheugt u en jubelt, want „de bruiloft van het Lam is aangebroken en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt”! — 17:2, 5, 8, 14; 18:2, 10; 19:1, 3, 4, 6, 7.

24. (a) Hoe beslissend is de door het Lam gevoerde oorlog? (b) Wat gebeurt er tijdens de duizend jaar, en wat volgt er aan het einde daarvan?

24 Het Lam voert oorlog in rechtvaardigheid (19:11–20:10). In het 13de visioen voert de „Koning der koningen en Heer der heren” hemelse legers aan in een rechtvaardige oorlogvoering. Koningen en sterke mannen worden aas voor de vogels des hemels, en het wilde beest en de valse profeet worden levend in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt (19:16). Wanneer het 14de visioen begint, ziet Johannes een engel „uit de hemel neerdalen met de sleutel van de afgrond en een grote keten in zijn hand”. „De draak, de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is,” wordt gegrepen en voor duizend jaar gebonden. Zij die deel hebben aan de eerste opstanding worden ’priesters van God en van de Christus en regeren de duizend jaar met hem als koningen’. Daarna zal Satan worden losgelaten en uitgaan om de natiën van de aarde te misleiden, maar hij zal, samen met hen die hem volgen, in het meer van vuur worden geslingerd. — 20:1, 2, 6.

25. Welk opwindende visioen volgt, en wie zullen de dingen die Johannes ziet, beërven?

25 De Oordeelsdag en de heerlijkheid van het Nieuwe Jeruzalem (20:11–22:5). Het opwindende 15de visioen volgt. De doden, de groten en de kleinen, worden voor Gods grote witte troon geoordeeld. De dood en Hades worden in het meer van vuur geslingerd, dat ’de tweede dood betekent’; ook wordt een ieder die niet in het boek des levens geschreven wordt bevonden, erin geslingerd. Het Nieuwe Jeruzalem daalt uit de hemel neer, en God verblijft bij de mensen, waarbij hij elke traan uit hun ogen wegwist. Geen dood, rouw, geschreeuw of pijn meer! Ja, God ’maakt alle dingen nieuw’, en hij bekrachtigt zijn belofte met de woorden: „Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.” Degenen die overwinnen, zullen deze dingen beërven, maar niet de lafhartigen, degenen die geen geloof hebben en degenen die immoreel zijn of spiritisme of afgoderij beoefenen. — 20:14; 21:1, 5.

26. (a) Welke beschrijving wordt er van het Nieuwe Jeruzalem gegeven? (b) Welke levenonderhoudende dingen worden in de stad gezien, en waar komt haar licht vandaan?

26 Johannes wordt nu, in het 16de en laatste visioen, „de vrouw van het Lam” getoond, het Nieuwe Jeruzalem met zijn 12 poorten en 12 fundamentstenen waarop de namen van de 12 apostelen staan. De stad is vierkant, en haar majestueuze pracht wordt afgebeeld door het jaspis, het goud en de parels in haar. Jehovah en het Lam zijn de tempel van deze stad, en zij zijn ook haar licht. Alleen zij die geschreven staan in de boekrol des levens van het Lam mogen er binnengaan (21:9). Een zuivere rivier van water des levens stroomt vanuit de troon over de brede straat van de stad, en aan elke zijde staan bomen des levens, die elke maand nieuwe vruchtoogsten voortbrengen en bladeren tot genezing dragen. De troon van God en van het Lam zal in de stad zijn, en de slaven van God zullen Zijn aangezicht zien. „Jehovah God zal hen verlichten, en zij zullen als koningen regeren tot in alle eeuwigheid.” — 22:5.

27. (a) Welke verzekering wordt Johannes gegeven met betrekking tot de profetie? (b) Met welke dringende uitnodiging en waarschuwing besluit de Openbaring?

27 Het besluit (22:6-21). De verzekering wordt gegeven: „Deze woorden zijn getrouw en waarachtig.” Ja, gelukkig zijn allen die de woorden van de profetie onderhouden! Als Johannes deze dingen gehoord en gezien heeft, valt hij neer om de engel te aanbidden, die hem eraan herinnert alleen God te aanbidden. De woorden van de profetie mogen niet verzegeld worden, „want de bestemde tijd is nabij”. Gelukkig zijn zij die ingang in de stad verkrijgen, want buiten zijn zij die vuil zijn en „een ieder die op de leugen gesteld is en ze beoefent”. Jezus verklaart dat hij zelf door bemiddeling van zijn engel dit getuigenis aan de gemeenten heeft gezonden en dat hij „de wortel en de nakomeling van David, en de heldere morgenster” is. „En de geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet.” En laat niemand iets toevoegen aan of afnemen van de woorden van deze profetie, opdat zijn deel niet wordt afgenomen „van de bomen des levens en van de heilige stad”. — 22:6, 10, 15-17, 19.

WAAROM NUTTIG

28. Welke voorbeelden laten zien dat de Openbaring het in het eerste gedeelte van de bijbel begonnen verslag afsluit?

28 Wat vormt het boek Openbaring een luisterrijk slot van de geïnspireerde collectie van 66 boeken waaruit de bijbel bestaat! Er is niets weggelaten. Niets is onverklaard gelaten. Nu zien wij duidelijk zowel de grootse finale als het begin. Het laatste gedeelte van de bijbel sluit het in het eerste gedeelte begonnen verslag af. Zoals in Genesis 1:1 Gods schepping van de stoffelijke hemelen en aarde werd beschreven, zo beschrijft Openbaring 21:1-4 een nieuwe hemel en een nieuwe aarde en de onuitsprekelijke zegeningen die de mensheid ten deel zullen vallen, iets wat ook in Jesaja 65:17, 18; 66:22 en 2 Petrus 3:13 is voorzegd. Evenals de eerste mens werd gezegd dat hij beslist zou sterven indien hij ongehoorzaam was, zo waarborgt God uitdrukkelijk dat voor de gehoorzamen ’de dood niet meer zal zijn’ (Gen. 2:17; Openb. 21:4). Toen de Slang voor de eerste maal als misleider van de mensheid op het toneel verscheen, voorzei God dat zijn kop vermorzeld zou worden, en in de Openbaring wordt onthuld hoe de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is, ten slotte in de vernietiging wordt geslingerd (Gen. 3:1-5, 15; Openb. 20:10). Terwijl de ongehoorzame mens weggedreven werd van de Edense boom des levens, verschijnen er symbolische bomen des levens „tot genezing van de natiën” der gehoorzame mensheid (Gen. 3:22-24; Openb. 22:2). Net zoals er een rivier van Eden uitging om de hof van water te voorzien, zo wordt het beeld geschilderd van een symbolische levengevende en levenonderhoudende rivier die vanuit Gods troon stroomt. Dit strookt met het eerdere visioen van Ezechiël, en het roept ons ook Jezus’ woorden te binnen over ’een bron van water dat opborrelt om eeuwig leven te schenken’ (Gen. 2:10; Openb. 22:1, 2; Ezech. 47:1-12; Joh. 4:13, 14). In plaats van net als de eerste man en vrouw uit Gods tegenwoordigheid verdreven te worden, zullen de getrouwe overwinnaars zijn aangezicht zien (Gen. 3:24; Openb. 22:4). Het is beslist nuttig deze opwindende visioenen uit de Openbaring aan een beschouwing te onderwerpen!

29. (a) Hoe brengt de Openbaring de profetieën betreffende Babylon met elkaar in verband? (b) Welke overeenkomsten zijn op te merken tussen de in Daniël en de in de Openbaring beschreven visioenen van het Koninkrijk alsook van de beesten?

29 Merk ook op hoe in de Openbaring de profetieën betreffende het goddeloze Babylon met elkaar in verband worden gebracht. Jesaja had de val van het letterlijke Babylon voorzien lang voordat het gebeurde, en hij had verklaard: „Ze is gevallen! Babylon is gevallen!” (Jes. 21:9) Ook Jeremia profeteerde tegen Babylon (Jer. 51:6-12). De Openbaring spreekt echter in symbolische taal over „Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde”. Ook zij moet omvergeworpen worden, en Johannes ziet dit in een visioen, waarin wordt uitgeroepen: „Ze is gevallen! Babylon de Grote is gevallen!” (Openb. 17:5; 18:2) Herinnert u zich Daniëls visioen van een door God opgericht koninkrijk, dat andere koninkrijken zal verbrijzelen en „tot onbepaalde tijden” zal blijven bestaan? Merk op hoe dit overeenstemt met de hemelse aankondiging in de Openbaring: „Het koninkrijk der wereld is het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus geworden, en hij zal als koning regeren tot in alle eeuwigheid” (Dan. 2:44; Openb. 11:15). En net als in Daniëls visioen een beschrijving werd gegeven van ’iemand gelijk een mensenzoon, die met de wolken des hemels komt om blijvende heerschappij en waardigheid en een koninkrijk te ontvangen’, zo identificeert de Openbaring Jezus Christus als „De Heerser over de koningen der aarde” en als degene die „komt met de wolken”, en zegt dit boek dat ’elk oog hem zal zien’ (Dan. 7:13, 14; Openb. 1:5, 7). Er zijn ook bepaalde overeenkomsten op te merken tussen de beesten uit Daniëls visioenen en de beesten uit de Openbaring (Dan. 7:1-8; Openb. 13:1-3; 17:12). De Openbaring voorziet beslist in een uitgestrekt terrein voor geloofversterkende studie.

30. (a) Welk volledige beeld geeft de Openbaring van de heiliging van Jehovah’s naam door middel van het Koninkrijk? (b) Waarop wordt met betrekking tot heiligheid de nadruk gelegd, en op wie is dit van invloed?

30 Wat een luisterrijk en uit vele facetten bestaand visioen verschaft de Openbaring betreffende Gods koninkrijk! Het werpt een helder licht op wat de profeten uit de oudheid en Jezus en zijn discipelen over het Koninkrijk hebben gezegd. Hier hebben wij het volledige beeld van de heiliging van Jehovah’s naam door middel van het Koninkrijk: „Heilig, heilig, heilig is Jehovah God, de Almachtige.” Hij is waardig „de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen”. Ja, hij is het die ’zijn grote kracht opneemt en als koning begint te regeren’ door bemiddeling van Christus. Wat een ijver blijkt deze koninklijke Zoon, de „Koning der koningen en Heer der heren”, tentoon te spreiden wanneer hij de natiën slaat en „de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige” treedt! Terwijl het grootse bijbelthema van de rechtvaardiging van Jehovah geleidelijk aan zijn hoogtepunt bereikt, wordt beklemtoond dat een ieder die en alles wat deel heeft aan zijn Koninkrijksvoornemens, heilig moet zijn. Het Lam, Jezus Christus, die „de sleutel van David heeft”, wordt net als de engelen in de hemel heilig genoemd. Van hen die deel hebben aan de eerste opstanding wordt gezegd dat zij „gelukkig en heilig” zijn, en er wordt de nadruk op gelegd dat ’alles wat niet heilig is en een ieder die iets walgelijks beoefent’, geenszins „de heilige stad Jeruzalem” zal binnengaan. Zij die met het bloed van het Lam zijn gekocht om ’een koninkrijk en priesters voor onze God’ te zijn, worden hierdoor krachtig aangemoedigd hun heiligheid voor het aangezicht van Jehovah te bewaren. Ook de leden van de „grote schare” moeten ’hun lange gewaden wassen en ze wit maken in het bloed van het Lam’, opdat zij heilige dienst kunnen verrichten. — Openb. 4:8, 11; 11:17; 19:15, 16; 3:7; 14:10; 20:6; 21:2, 10, 27; 22:19; 5:9, 10; 7:9, 14, 15.

31. Welke kenmerken van het Koninkrijk worden alleen in het boek Openbaring onder onze aandacht gebracht?

31 Het visioen van dit luisterrijke en heilige koninkrijk van God neemt in onze geest vaste vorm aan wanneer wij bepaalde kenmerken opmerken die alleen in het boek Openbaring onder onze aandacht worden gebracht. Hier hebben wij het volledige visioen van de Koninkrijkserfgenamen op de berg Sion met het Lam, terwijl zij een nieuw lied zingen dat alleen zij zich eigen kunnen maken. Alleen in de Openbaring wordt ons het aantal verteld van hen die van de aarde zijn gekocht om het Koninkrijk binnen te gaan — 144.000 — en dat dit aantal uit de 12 symbolische stammen van het geestelijke Israël verzegeld wordt. Alleen de Openbaring laat zien dat deze ’priesters en koningen’, die met Christus deel hebben aan de eerste opstanding, ook „de duizend jaar” met hem zullen regeren. Alleen de Openbaring geeft ons het volledige beeld van „de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem,” en laat ons haar stralende heerlijkheid zien, alsook Jehovah en het Lam als haar tempel, haar 12 poorten en fundamentstenen, en de koningen die er voor eeuwig in regeren bij het eeuwige licht dat Jehovah op hen laat schijnen. — 14:1, 3; 7:4-8; 20:6; 21:2, 10-14, 22; 22:5.

32. (a) Hoe vat het visioen van de „nieuwe hemel” en „de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem,” alles samen wat met betrekking tot het Koninkrijkszaad was voorzegd? (b) Welke zegeningen waarborgt het Koninkrijk voor de mensheid op aarde?

32 Er kan naar waarheid worden gezegd dat dit visioen van de „nieuwe hemel” en „de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem,” alles samenvat wat de Schrift vanaf oude tijden heeft voorzegd met betrekking tot het Koninkrijkszaad. Abraham zag uit naar een zaad waardoor ’alle families der aarde zich stellig zouden zegenen’ en naar „de stad die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en maker is”. Nu, in het visioen van de Openbaring, wordt deze stad der zegening duidelijk voor ons geïdentificeerd als de „nieuwe hemel” — een nieuwe regering, Gods koninkrijk, bestaande uit het Nieuwe Jeruzalem (de bruid van Christus) en haar Bruidegom. Te zamen zullen zij een rechtvaardige regering over de gehele aarde uitoefenen. Jehovah belooft de getrouwe mensheid dat zij in een gelukkige, zondeloze toestand, waarin de dood niet meer zal zijn, een toestand zoals de mens die kende vóór de opstand in Eden, „zijn volken” kunnen worden. En om dit te beklemtonen, zegt de Openbaring ons tot tweemaal toe dat God ’elke traan uit hun ogen zal wegwissen’. — Gen. 12:3; 22:15-18; Hebr. 11:10; Openb. 7:17; 21:1-4.

33. (a) Welk schitterende, allesomvattende visioen geeft de Openbaring van de vervulde goddelijke voornemens? (b) Hoe is gebleken dat „de gehele Schrift . . . door God geïnspireerd en nuttig” is, en waarom is het nu de tijd om Gods Woord te bestuderen en te gehoorzamen?

33 Ja, wat een groots besluit van de geïnspireerde Schrift! Hoe wonderbaarlijk zijn deze „dingen . . . die binnenkort gebeuren moeten”! (Openb. 1:1) De naam van Jehovah, „de God van de geïnspireerde uitingen van de profeten”, wordt geheiligd (22:6). De gedurende 16 eeuwen opgetekende profetische geschriften worden voor onze ogen vervuld, en de werken des geloofs die in de loop van duizenden jaren zijn verricht, worden beloond! „De oorspronkelijke slang” is dood, zijn legerscharen zijn verdelgd en er is geen goddeloosheid meer (12:9). Gods koninkrijk heerst als „een nieuwe hemel” tot zijn lof. De zegeningen van een herstelde aarde, gevuld en in onderworpenheid gebracht overeenkomstig Jehovah’s in het eerste hoofdstuk van de bijbel vermelde voornemen, strekken zich voor een luisterrijke eeuwigheid voor de mensheid uit (Gen. 1:28). Ja, het bewijs is geleverd dat de gehele Schrift „door God geïnspireerd [is] en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid”. Jehovah heeft de Schrift gebruikt om volkomen bekwame en volledig toegeruste mensen des geloofs naar deze schitterende dag te leiden. Daarom is het nu de tijd om deze Schrift te bestuderen en aldus uw geloof te versterken. Gehoorzaam de erin opgetekende geboden teneinde Gods zegen te ontvangen. Volg ze op het rechte pad dat tot eeuwig leven leidt. Door dit te doen, kunt ook u in het vaste vertrouwen waarmee het laatste boek van de bijbel besluit, zeggen: „Amen! Kom, Heer Jezus.” — 2 Tim. 3:16; Openb. 22:20.

34. Hoe kunnen wij thans weergaloze vreugde hebben, en waarom?

34 Wat een weergaloze vreugde kunnen wij nu hebben door „het koninkrijk van onze Heer en van zijn Christus”, het Zaad, te begroeten, aangezien dit koninkrijk de eeuwige heiliging teweegbrengt van de onvergelijkelijke naam van „Jehovah God, de Almachtige”! — Openb. 11:15, 17.

[Voetnoten]

^ ¶3 The Ante-Nicene Fathers, Deel I, blz. 240.

^ ¶3 Historia ecclesiastica, Eusebius, VI, xxv, 9, 10.

^ ¶5 The Ante-Nicene Fathers, Deel I, blz. 559, 560.

^ ¶5 The Lives of the Caesars (Domitianus, XIII, 2).

[Studievragen]