Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Bijbelboek nummer 7 — Rechters

Bijbelboek nummer 7 — Rechters

Bijbelboek nummer 7 — Rechters

Schrijver: Samuël

Waar geschreven: Israël

Geschrift voltooid: ca. 1100 v.G.T.

Beschreven periode: ca. 1450–ca. 1120 v.G.T.

1. In welke opzichten was de periode van de rechters opmerkelijk?

HIER hebben wij een bladzijde van Israëls geschiedenis die boordevol actie is, waarbij Israël de ene keer rampspoed over zich haalt als gevolg van verstrikking in demonenreligie en de andere keer ervaart hoe Jehovah op barmhartige wijze zijn berouwvolle volk door bemiddeling van door hem aangestelde rechters bevrijdt. Geloof inboezemend zijn de machtige daden van Othniël, Ehud, Samgar en de andere rechters na hen. Zoals de schrijver van Hebreeën zei: „De tijd zal mij ontbreken indien ik verder vertel over Gideon, Barak, Simson, Jefta, . . . die door geloof koninkrijken een nederlaag toebrachten in de strijd, rechtvaardigheid bewerkten, . . . van een zwakke toestand krachtig werden gemaakt, dapper werden in de oorlog, de legers van vreemdelingen op de vlucht dreven” (Hebr. 11:32-34). Om het aantal van 12 getrouwe rechters uit deze periode voltallig te maken, zijn daar ook nog Tola, Jaïr, Ebzan, Elon en Abdon. (Samuël wordt gewoonlijk niet onder de rechters gerekend.) Jehovah streed de veldslagen van de rechters voor hen, en zijn geest omhulde hen wanneer zij hun dappere daden verrichtten. Alle eer en heerlijkheid schreven zij aan hun God toe.

2. In welk opzicht is de Hebreeuwse naam van het boek Rechters passend?

2 In de Septuaginta wordt het boek Kriʹtai genoemd en in de Hebreeuwse bijbel Sjo·fetimʹ, dat met „Rechters” wordt vertaald. Sjo·fetimʹ is afgeleid van het werkwoord sja·fatʹ, dat „rechtspreken, rechtvaardigen, straffen, regeren” betekent, een goede weergave van de taak van deze theocratisch, door „God, de Rechter van allen,” aangestelde mannen (Hebr. 12:23). Zij waren mannen die door Jehovah bij speciale gelegenheden werden verwekt om zijn volk uit slavernij aan andere volken te bevrijden.

3. Wanneer werd Rechters geschreven?

3 Wanneer werd Rechters geschreven? Twee uitdrukkingen in het boek helpen ons het antwoord te vinden. De eerste luidt: „Maar de Jebusieten wonen nog tot op deze dag . . . in Jeruzalem” (Recht. 1:21). Aangezien koning David in het achtste jaar van zijn regering, ofte wel in 1070 v.G.T., „de vesting Sion” op de Jebusieten veroverde, moet Rechters vóór die datum geschreven zijn (2 Sam. 5:4-7). De tweede uitdrukking komt viermaal voor: „In die dagen was er geen koning in Israël” (Recht. 17:6; 18:1; 19:1; 21:25). Het verslag werd dus opgetekend in een tijd dat er wel een „koning in Israël” was, dat wil zeggen, nadat Saul in 1117 v.G.T. de eerste koning was geworden. Het moet daarom gedateerd worden tussen 1117 en 1070 v.G.T.

4. Wie was de schrijver van Rechters?

4 Wie was de schrijver? Ontegenzeglijk was het een toegewijde dienstknecht van Jehovah. In deze overgangstijd tussen de rechters en de koningen staat Samuël op een eenzame hoogte als de voornaamste voorvechter van Jehovah’s aanbidding, en bovendien is hij de eerste in de lijn van getrouwe profeten. Als zodanig zou Samuël logischerwijs degene zijn die de geschiedenis van de rechters heeft opgetekend.

5. Hoe kan berekend worden welke tijdsperiode Rechters beslaat?

5 Hoe lang is de periode die in Rechters wordt beschreven? Dit kan berekend worden aan de hand van 1 Koningen 6:1, waar getoond wordt dat Salomo het huis van Jehovah begon te bouwen in het vierde jaar van zijn regering, wat tevens „het vierhonderd tachtigste jaar [was] nadat de zonen van Israël uit het land Egypte waren getrokken”. (Daar het getal „vierhonderd tachtigste” een rangtelwoord is, komt het overeen met 479 volle jaren.) Tot de bekende tijdsperioden die bij de 479 jaar inbegrepen zijn, behoren de 40 jaar onder Mozes in de wildernis (Deut. 8:2), de 40 jaar van Sauls regering (Hand. 13:21), de 40 jaar van Davids regering (2 Sam. 5:4, 5) en de eerste 3 volle jaren van Salomo’s regering. Wanneer wij dit totaal van 123 jaar aftrekken van de 479 jaar uit 1 Koningen 6:1, blijven er 356 jaar over voor de periode tussen de intocht van Israël in Kanaän en het begin van Sauls regering. * De in het boek Rechters opgetekende gebeurtenissen, die zich hoofdzakelijk van de dood van Jozua tot de tijd van Samuël uitstrekken, bestrijken ongeveer 330 jaar van deze 356-jarige periode.

6. Waardoor wordt de authenticiteit van Rechters bewezen?

6 De authenticiteit van Rechters is aan geen enkele twijfel onderhevig. De joden hebben het boek altijd als een deel van de bijbelcanon erkend. Schrijvers van zowel de Hebreeuwse als de christelijke Griekse Geschriften hebben naar het verslag verwezen, bijvoorbeeld in Psalm 83:9-18; Jesaja 9:4; 10:26 en Hebreeën 11:32-34. In het boek wordt in alle eerlijkheid niets verheeld van Israëls tekortkomingen en afvalligheid, terwijl het terzelfder tijd de oneindige liefderijke goedheid van Jehovah verheerlijkt. Jehovah, en niet louter een menselijke rechter, ontvangt de heerlijkheid als Bevrijder in Israël.

7. (a) Hoe wordt het verslag in Rechters door de archeologie gestaafd? (b) Waarom gaf Jehovah terecht het bevel de Baälaanbidders uit te roeien?

7 Verder wordt de echtheid van Rechters door archeologische vondsten gestaafd. Het opmerkelijkst zijn de vondsten in verband met de aard van de Baälreligie der Kanaänieten. Afgezien van de verwijzingen in de bijbel was er weinig over het Baälisme bekend, totdat er in 1929 een begin mee gemaakt werd de oude stad Oegarit (het huidige Ras Sjamra aan de Syrische kust tegenover de noordoostelijke punt van het eiland Cyprus) op te graven. Hier kwam aan het licht dat materialisme, extreem nationalisme en seksaanbidding kenmerken waren van de Baälreligie. Kennelijk had elke Kanaänitische stad haar Baälstempel, alsook heiligdommen die bekendstonden als hoge plaatsen. In deze heiligdommen bevonden zich wellicht beelden van Baäl en daarbuiten, in de buurt van de altaren, waren stenen zuilen — mogelijk fallussymbolen van Baäl — te vinden. Verfoeilijke mensenoffers bezoedelden deze heiligdommen met bloed. Toen de Israëlieten met het Baälisme besmet werden, offerden zij eveneens hun zonen en dochters (Jer. 32:35). Er was een heilige paal die Baäls moeder, Asjera, vertegenwoordigde. De vruchtbaarheidsgodin Astoreth, Baäls vrouw, werd door middel van verdorven seksuele riten aanbeden, terwijl men er zowel mannelijke als vrouwelijke „gewijde” tempelprostitué(e)s op na hield. Het is geen wonder dat Jehovah had bevolen dat het Baälisme en zijn beestachtige aanhangers uitgeroeid moesten worden. „Uw oog mag geen leed over hen gevoelen; en gij moogt hun goden niet dienen.” — Deut. 7:16. *

DE INHOUD VAN RECHTERS

8. In welke gedeelten laat Rechters zich op logische wijze onderverdelen?

8 Het boek laat zich op logische wijze in drie gedeelten onderverdelen. De eerste twee hoofdstukken geven een beschrijving van de toenmalige toestanden in Israël. De hoofdstukken 3 tot en met 16 beschrijven de door de 12 rechters bewerkstelligde bevrijdingen, en de hoofdstukken 17 tot en met 21 beschrijven vervolgens enkele gebeurtenissen in verband met interne tweedracht in Israël.

9. Welke achtergrond wordt door de eerste twee hoofdstukken van Rechters verschaft?

9 Toestanden in Israël ten tijde van de rechters (1:1–2:23). Er wordt beschreven hoe de stammen van Israël zich verspreiden om zich in de hun toegewezen gebieden te vestigen. Maar in plaats van de Kanaänieten geheel en al te verdrijven, leggen de Israëlieten velen van hen dwangarbeid op en laten toe dat zij onder hen wonen. Daarom verklaart Jehovah’s engel: „Zij moeten valstrikken voor u worden, en hun goden zullen u tot lokaas dienen” (2:3). Als dan ook een nieuw geslacht opstaat, dat noch Jehovah noch zijn werken kent, verzaakt het volk hem weldra om de Baäls en andere goden te dienen. Omdat Jehovah’s hand tot rampspoed tegen hen is, geraken zij „heel erg in benauwdheid”. Wegens hun halsstarrigheid en weigering om zelfs naar de rechters te luisteren, verdrijft Jehovah geen van de natiën die hij heeft overgelaten om Israël op de proef te stellen. Deze achtergrond helpt ons latere gebeurtenissen te begrijpen. — 2:15.

10. Met behulp van welke kracht richt Othniël, en met welk resultaat?

10 Rechter Othniël (3:1-11). In benauwdheid wegens hun dienstbaarheid aan de Kanaänieten beginnen de zonen van Israël tot Jehovah om hulp te roepen. Eerst verwekt hij Othniël als rechter. Richt Othniël met behulp van menselijke kracht en wijsheid? Nee, want wij lezen: „De geest van Jehovah kwam nu over hem” om Israëls vijanden te onderwerpen. „Daarna genoot het land veertig jaar lang rust.” — 3:10, 11.

11. Hoe gebruikt Jehovah Ehud om Israël te bevrijden?

11 Rechter Ehud (3:12-30). Nadat de zonen van Israël 18 jaar onderworpen zijn geweest aan koning Eglon van Moab, luistert Jehovah opnieuw naar hun geroep om hulp en verwekt hij rechter Ehud. Wanneer de linkshandige Ehud op geheime audiëntie bij de koning komt, rukt hij zijn eigengemaakte zwaard onder zijn mantel vandaan en doodt Eglon door het zwaard diep in de buik van de zwaarlijvige Eglon te drijven. Israël schaart zich snel aan Ehuds zijde in de strijd tegen Moab en het land geniet opnieuw een door God geschonken rust, 80 jaar lang.

12. Waaruit blijkt dat Samgar de overwinning in Gods kracht behaalt?

12 Rechter Samgar (3:31). Samgar redt Israël door 600 Filistijnen neer te slaan. Dat de overwinning in Jehovah’s kracht wordt behaald, blijkt uit het wapen dat hij gebruikt: slechts een veedrijversstok.

13. Welke dramatische gebeurtenissen bereiken hun hoogtepunt in het overwinningslied van Barak en Debora?

13 Rechter Barak (4:1–5:31). Israël geraakt vervolgens in dienstbaarheid aan de Kanaänitische koning Jabin en zijn legeroverste, Sisera, die zich beroemt op het bezit van 900 strijdwagens met ijzeren zeisen. Wanneer Israël weer luid tot Jehovah gaat roepen, verwekt Hij rechter Barak, die bekwaam wordt gesteund door de profetes Debora. Opdat Barak en zijn leger geen reden tot roemen zullen hebben, maakt Debora bekend dat de strijd door Jehovah geleid zal worden, en zij profeteert: „In de hand van een vrouw zal Jehovah Sisera verkopen” (4:9). Barak roept mannen uit Naftali en Zebulon samen op de berg Tabor. Zijn 10.000 man tellende leger daalt dan af ten strijde. Een krachtig geloof zegeviert op deze dag. ’Jehovah brengt Sisera met al zijn strijdwagens en het hele kamp in verwarring’ door hen in het dal van de Kison door middel van een plotselinge overstroming te overweldigen. „Ook niet één bleef er over” (4:15, 16). Jaël, de vrouw van de Keniet Heber, naar wier tent Sisera vlucht, brengt de afslachting tot een hoogtepunt door Sisera’s hoofd met een tentpin aan de grond te nagelen. „Zo onderwierp God . . . Jabin” (4:23). Debora en Barak uiten zich jubelend in een lied, waarin zij de onoverwinnelijke macht van Jehovah verheerlijken, die zelfs de sterren van hun banen uit tegen Sisera heeft laten strijden. Het is werkelijk een tijd om ’Jehovah te zegenen’! (5:2) Er volgen 40 jaren van vrede.

14, 15. Welk teken ontvangt Gideon dat Jehovah met hem is, en hoe wordt dit feit door de uiteindelijke nederlaag van de Midianieten verder beklemtoond?

14 Rechter Gideon (6:1–9:57). De zonen van Israël doen opnieuw wat kwaad is en het land wordt door de plunderende Midianieten verwoest. Door bemiddeling van zijn engel stelt Jehovah Gideon tot rechter aan, en Jehovah zelf voegt er de volgende verzekering aan toe: ’Ik zal met u blijken te zijn’ (6:16). Gideons eerste moedige daad is Baäls altaar in zijn woonplaats af te breken. De gecombineerde legers van de vijand trekken nu de Jordaan over naar Jizreël, en ’Jehovah’s geest omhult Gideon’ terwijl deze Israël oproept tot de strijd (6:34). Door bij wijze van proef een vacht bloot te stellen aan de dauw op de dorsvloer, ontvangt Gideon een tweevoudig teken dat God met hem is.

15 Jehovah zegt Gideon dat zijn leger van 32.000 man te groot is en dat de omvang aanleiding kan zijn tot menselijk roemen op de overwinning. Eerst worden de bevreesden naar huis gestuurd, zodat er slechts 10.000 overblijven (Recht. 7:3; Deut. 20:8). Dan worden door de proef met het water drinken allen geëlimineerd op 300 omzichtige en waakzame mannen na. Gideon verkent ’s nachts het Midianitische kamp, en zijn vertrouwen wordt gesterkt wanneer hij hoort dat een man een droom uitlegt en zegt: „Dit is niets anders dan het zwaard van Gideon . . . De ware God heeft Midian en heel het kamp in zijn hand gegeven” (Recht. 7:14). Gideon aanbidt God en stelt vervolgens zijn mannen in drie groepen rondom het Midianitische kamp op. Plotseling wordt de stilte van de nacht verstoord door horengeschal, het stukslaan van grote waterkruiken, het opflikkeren van fakkels en de kreet van Gideons 300 man: „Het zwaard van Jehovah en van Gideon!” (7:20) In het vijandelijke kamp breekt tumult uit. De mannen strijden tegen elkaar en slaan op de vlucht. Israël zet de achtervolging in, richt een slachting onder hen aan en doodt hun vorsten. De Israëlieten vragen Gideon nu over hen te heersen, maar hij weigert met de woorden: „Jehóvah zal over u heersen” (8:23). Van de oorlogsbuit maakt hij echter een efod, die later buitensporig vereerd wordt en daardoor Gideon en zijn huisgezin tot een valstrik wordt. Gedurende de tijd dat Gideon rechter is, heeft het land 40 jaar rust.

16. Welk onheil treft de onrechtvaardige machthebber Abimelech?

16 Abimelech, een van Gideons zonen bij een bijvrouw, eigent zich na Gideons dood de macht toe, en hij vermoordt zijn 70 halfbroers. Jotham, Gideons jongste zoon, is de enige die ontkomt, en hij kondigt vanaf de top van de berg Gerizim Abimelechs ondergang aan. In deze gelijkenis van de bomen vergelijkt hij Abimelechs „koningschap” met dat van een onaanzienlijke doornstruik. Abimelech raakt spoedig verwikkeld in interne tweedracht te Sichem en wordt vernederd doordat hij wordt gedood door een vrouw, die hem met een vanaf de toren van Tebez geworpen molensteen precies raakt en zijn schedel verbrijzelt. — Recht. 9:53; 2 Sam. 11:21.

17. Wat vermeldt het verslag over de rechters Tola en Jaïr?

17 De rechters Tola en Jaïr (10:1-5). Zij zijn de volgenden die in Jehovah’s kracht bevrijdingen bewerkstelligen; zij zijn respectievelijk 23 en 22 jaar rechter.

18. (a) Welke bevrijding bewerkstelligt Jefta? (b) Welke gelofte aan Jehovah lost Jefta getrouw in? Hoe?

18 Rechter Jefta (10:6–12:7). Daar Israël zich hardnekkig tot afgoderij blijft wenden, ontbrandt Jehovah’s toorn weer tegen de natie. Het volk wordt nu verdrukt door de Ammonieten en de Filistijnen. Jefta wordt uit ballingschap teruggeroepen om Israël in de strijd aan te voeren. Wie is echter de werkelijke rechter in dit geschil? Jefta’s eigen woorden verschaffen het antwoord: „Laat Jehovah, de Rechter, heden oordelen tussen de zonen van Israël en de zonen van Ammon” (11:27). Wanneer Jehovah’s geest nu over hem komt, doet hij de gelofte dat indien hij in vrede van Ammon terugkeert, hij degene die hem het eerst uit zijn huis tegemoetkomt, aan Jehovah zal wijden. Jefta onderwerpt Ammon door middel van een grote slachting. Wanneer hij naar zijn huis in Mizpa terugkeert, komt zijn eigen dochter hem als eerste tegemoetlopen, vol vreugde over Jehovah’s overwinning. Jefta lost zijn gelofte in — nee, niet door een heidens mensenoffer volgens het ritueel van de Baälsdienst, maar door deze enige dochter exclusief aan de dienst in Jehovah’s huis te wijden, tot Zijn lof.

19. Welke gebeurtenissen leiden tot de „Sjibboleth”-test?

19 De mannen van Efraïm protesteren nu dat er op hen geen beroep is gedaan om tegen Ammon te strijden, en zij bedreigen Jefta, die zich gedwongen ziet hen terug te drijven. In totaal worden er 42.000 Efraïmieten afgeslacht, velen van hen bij de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan, waar zij worden geïdentificeerd doordat zij het wachtwoord „Sjibboleth” niet goed kunnen uitspreken. Jefta blijft nog zes jaar rechter over Israël. — 12:6.

20. Welke drie rechters worden vervolgens vermeld?

20 De rechters Ebzan, Elon en Abdon (12:8-15). Hoewel er over deze rechters weinig wordt vermeld, lezen wij wel dat zij respectievelijk zeven, tien en acht jaar het rechtersambt uitoefenen.

21, 22. (a) Welke machtige daden verricht Simson, en door welke kracht? (b) Hoe wordt Simson ten slotte door de Filistijnen overweldigd? (c) Welke gebeurtenissen bereiken hun hoogtepunt in Simsons grootste heldendaad, en wie gedenkt hem in dit uur?

21 Rechter Simson (13:1–16:31). Opnieuw raakt Israël in de hand van de Filistijnen. Ditmaal verwekt Jehovah Simson als rechter. Zijn ouders wijden hem als een nazireeër vanaf zijn geboorte, en dit houdt in dat geen scheermes ooit op zijn hoofd mag komen. Terwijl hij opgroeit, zegent Jehovah hem, en ’mettertijd begint Jehovah’s geest hem aan te drijven’ (13:25). Het geheim van zijn sterkte schuilt niet in menselijke spierkracht, maar in door Jehovah geschonken kracht. Wanneer ’Jehovah’s geest ten aanzien van hem werkzaam wordt’, is hij in staat met zijn blote handen een leeuw te doden, en later wegens een verraderlijke daad van de Filistijnen zich te wreken door 30 man onder hen neer te slaan (14:6, 19). Daar de Filistijnen met betrekking tot Simsons verloving met een Filistijns meisje verraderlijk blijven handelen, neemt Simson 300 vossen en bevestigt, na staart aan staart te hebben gekeerd, fakkels tussen hun staarten en stuurt ze weg om de korenvelden, wijngaarden en olijfbosjes van de Filistijnen in brand te steken. Vervolgens richt hij een grote slachting onder de Filistijnen aan, ’waarbij hij benen op dijen stapelt’ (15:8). De Filistijnen halen zijn mede-Israëlieten, mannen van Juda, ertoe over Simson te binden en hem aan hen uit te leveren, maar opnieuw ’wordt Jehovah’s geest ten aanzien van hem werkzaam’ en zijn boeien smelten als het ware van zijn handen weg. Simson slaat 1000 Filistijnen neer — „één hoop, twee hopen!” (15:14-16) Zijn vernietigingswapen? Een vochtige ezelskinnebak. Jehovah verkwikt zijn uitgeputte dienstknecht door op het strijdtoneel op wonderbare wijze een waterbron te doen ontspringen.

22 Vervolgens verblijft Simson een nacht in het huis van een prostituée te Gaza, waar de Filistijnen hem heimelijk omsingelen. Jehovah’s geest blijkt echter opnieuw met hem te zijn als hij te middernacht opstaat, de deuren van de stadspoort en de zijposten losrukt en ze helemaal naar de top van een berg tegenover Hebron draagt. Daarna wordt hij verliefd op de verraderlijke Delila. Als een gewillig werktuig van de Filistijnen zeurt zij hem net zolang aan zijn hoofd tot hij onthult dat zijn aan Jehovah gewijd zijn als nazireeër, waarvan zijn lange haar het symbool is, de ware bron van zijn grote kracht is. Terwijl hij slaapt, laat zij zijn haar afknippen. Deze keer ontwaakt hij tevergeefs om te strijden, want ’Jehovah was van hem geweken’ (16:20). De Filistijnen grijpen hem, steken hem de ogen uit en laten hem in hun gevangenhuis als slaaf malen. Wanneer de tijd voor een groot feest ter ere van hun god Dagon aanbreekt, laten de Filistijnen Simson halen om hen wat te vermaken. Geen waarde hechtend aan het feit dat zijn haar weer weelderig groeit, staan zij toe dat hij tussen de twee enorme zuilen wordt geplaatst van het huis dat voor de aanbidding van Dagon wordt gebruikt. Simson roept Jehovah aan: „Heer Jehovah, gedenk mij alstublieft, en sterk mij alstublieft nog voor deze ene keer.” Jehovah gedenkt hem inderdaad. Simson grijpt de zuilen vast en ’buigt zich met kracht’ — Jehovah’s kracht — ’en het huis stort in, zodat hij er bij zijn eigen sterven meer ter dood brengt dan hij gedurende zijn leven ter dood gebracht heeft’. — 16:28-30.

23. Welke gebeurtenissen worden in hoofdstuk 17 tot en met 21 verhaald, en wanneer vonden ze plaats?

23 Nu komen wij bij hoofdstuk 17 tot en met 21, waarin iets van de interne tweedracht waarmee Israël in deze tijd helaas te kampen heeft, wordt beschreven. Deze gebeurtenissen vinden vrij vroeg in de periode van de rechters plaats, wat blijkt uit de vermelding van Jonathan en Pinehas, kleinzonen van Mozes en Aäron, als personen die nog in leven zijn.

24. Hoe stichten enkele Danieten een onafhankelijke religie?

24 Micha en de Danieten (17:1–18:31). Micha, een man uit Efraïm, sticht zijn eigen onafhankelijke religieuze instituut, een afgodisch „godenhuis”, compleet met een gesneden beeld en een levitische priester (17:5). Op zoek naar een erfdeel in het noorden komen leden van de stam Dan er langs. Zij beroven Micha van zijn religieuze uitrusting en zijn priester en trekken ver naar het noorden om de nietsvermoedende stad Laïs te verwoesten. Op die plek bouwen zij hun eigen stad, Dan, en richten er Micha’s gesneden beeld op. Aldus volgen zij al de dagen dat Jehovah’s huis van ware aanbidding in Silo blijft, de religie van hun eigen onafhankelijke keus.

25. Hoe komt de interne tweedracht waarmee Israël te kampen heeft, te Gibea tot een hoogtepunt?

25 Benjamins zonde te Gibea (19:1–21:25). De volgende opgetekende gebeurtenis is aanleiding tot Hosea’s latere woorden: „Sinds de dagen van Gibea hebt gij gezondigd, o Israël” (Hos. 10:9). Een leviet uit Efraïm is met zijn bijvrouw op de terugweg naar huis en overnacht bij een oude man te Gibea in Benjamin. Nietswaardige mannen van de stad omsingelen het huis en staan erop gemeenschap met de leviet te hebben. Zij accepteren in zijn plaats echter zijn bijvrouw en misbruiken haar de hele nacht. ’s Ochtends wordt zij dood op de drempel aangetroffen. De leviet neemt haar lijk mee naar huis, snijdt het in 12 stukken en zendt deze naar alle gebieden van Israël. De 12 stammen worden aldus op de proef gesteld. Zullen zij Gibea straffen en zo de immorele toestand uit Israël bannen? Benjamin ziet deze lage misdaad door de vingers. De andere stammen verzamelen zich bij Jehovah te Mizpa, waar zij besluiten volgens het lot tegen Benjamin te Gibea op te trekken. Na twee bloedige nederlagen behalen de andere stammen de overwinning door een hinderlaag te leggen en zij roeien de stam Benjamin bijna volledig uit; slechts 600 mannen ontkomen naar de steile rots Rimmon. Later betreurt Israël het dat één stam is afgehouwen. Er wordt een mogelijkheid gevonden om voor de overgebleven Benjaminieten in vrouwen te voorzien uit de dochters van Jabes-Gilead en Silo. Hiermee wordt een verslag van tweedracht en intriges in Israël afgesloten. Zoals de slotwoorden van Rechters herhalen: „In die dagen was er geen koning in Israël. Een ieder placht te doen wat recht was in zijn eigen ogen.” — Recht. 21:25.

WAAROM NUTTIG

26. Welke krachtige waarschuwingen in Rechters zijn ook in deze tijd van toepassing?

26 Verre van louter een verslag van strijd en bloedvergieten te zijn, verheerlijkt het boek Rechters Jehovah als de grote Bevrijder van zijn volk. Het laat zien hoe zijn onvergelijkelijke barmhartigheid en lankmoedigheid jegens zijn naamvolk tot uitdrukking worden gebracht wanneer zij zich met een berouwvol hart tot hem wenden. Rechters is bijzonder nuttig in zijn vastberaden verdediging van Jehovah’s aanbidding en in zijn krachtige waarschuwingen voor de dwaasheid van demonenreligie, intergeloof en immorele verbintenissen. Jehovah’s strenge veroordeling van de Baälaanbidding dient ons ertoe aan te zetten ons afzijdig te houden van de hedendaagse equivalenten: materialisme, nationalisme en seksuele immoraliteit. — 2:11-18.

27. Hoe kan het goede voorbeeld van de rechters ons in deze tijd tot voordeel strekken?

27 Een onderzoek van het onbevreesde en moedige geloof van de rechters dient in ons hart een zelfde geloof wakker te roepen. Geen wonder dat er in Hebreeën 11:32-34 in zulke gloedvolle, goedkeurende bewoordingen over hen wordt gesproken! Zij waren strijders voor de heiliging van Jehovah’s naam, maar niet in eigen kracht. Zij kenden de bron van hun kracht, Jehovah’s geest, en zij erkenden die nederig. Zo kunnen ook wij in deze tijd „het zwaard van de geest”, Gods Woord, opnemen, vol vertrouwen dat God ons net zo zal sterken als hij Barak, Gideon, Jefta, Simson en de anderen heeft gesterkt. Ja, bij het overwinnen van kolossale belemmeringen kunnen wij, met behulp van Jehovah’s geest, geestelijk even sterk zijn als Simson het lichamelijk was, indien wij maar tot Jehovah bidden en ons op hem verlaten. — Ef. 6:17, 18; Recht. 16:28.

28. Hoe wijst het boek Rechters vooruit naar de heiliging van Jehovah’s naam door bemiddeling van het Koninkrijkszaad?

28 De profeet Jesaja verwijst op twee plaatsen naar Rechters om aan te tonen hoe Jehovah zonder mankeren het juk zal verbrijzelen dat Zijn vijanden zijn volk opleggen, net als hij dit in de dagen van Midian heeft gedaan (Jes. 9:4; 10:26). Dit doet ons tevens denken aan het lied van Debora en Barak, dat besluit met het vurige gebed: „Laat zo al uw vijanden vergaan, o Jehovah, en laat degenen die u liefhebben, zijn als wanneer de zon te voorschijn komt in haar kracht” (Recht. 5:31). En wie zijn deze mensen die Jehovah liefhebben? Jezus Christus zelf gebruikte in Mattheüs 13:43 een soortgelijke uitdrukking om aan te tonen dat het de Koninkrijkserfgenamen zijn: „In die tijd zullen de rechtvaardigen zo helder schijnen als de zon in het koninkrijk van hun Vader.” Aldus wijst het boek Rechters vooruit naar de tijd dat de rechtvaardige Rechter en het Koninkrijkszaad, Jezus, macht zal uitoefenen. Door bemiddeling van hem zal Jehovah Zijn naam verheerlijken en heiligen, in harmonie met het gebed van de psalmist betreffende Gods vijanden: „Doe hun als Midian, als Sisera, als Jabin in het stroomdal van de Kison . . . opdat men weet dat gij, wiens naam Jehovah is, gij alleen de Allerhoogste zijt over heel de aarde.” — Ps. 83:9, 18; Recht. 5:20, 21.

[Voetnoten]

^ ¶5 De meeste moderne vertalingen bevestigen dat de „ongeveer vierhonderd vijftig jaar” uit Handelingen 13:20 niet overeenkomen met de periode van de rechters maar eraan voorafgaan; ze bestrijken naar het schijnt de periode vanaf Isaäks geboorte in 1918 v.G.T. tot de verdeling van het Land van Belofte in 1467 v.G.T. (Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 238). De volgorde waarin de rechters in Hebreeën 11:32 worden vermeld, wijkt af van die in het boek Rechters, maar dit hoeft er nog niet op te duiden dat de gebeurtenissen in Rechters niet in chronologische volgorde staan, want Samuël komt beslist niet na David.

^ ¶7 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 126, 127; Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 948.

[Studievragen]