Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Studie nummer 1 — Een bezoek aan het Beloofde Land

Studie nummer 1 — Een bezoek aan het Beloofde Land

Studies over de geïnspireerde geschriften en hun achtergrond

Studie nummer 1 — Een bezoek aan het Beloofde Land

De landstreken, de natuurkundige kenmerken ervan, de bergen en dalen, de rivieren en meren, het klimaat, de bodemgesteldheid en de verscheidenheid van de plantengroei

1. (a) Waarom is de aanduiding „Beloofde Land” zeer passend? (b) Welk schitterende vooruitzicht kunnen wij in gedachten hebben terwijl wij de geografische gesteldheid van het land aan een onderzoek onderwerpen?

DE GRENZEN van het oude Beloofde Land werden door Jehovah God vastgesteld (Ex. 23:31; Num. 34:1-12; Joz. 1:4). Vele eeuwen lang werd dit gebied door sommigen het land Palestina genoemd, een naam die is afgeleid van de Latijnse uitdrukking Palaestina en het Griekse woord Pa·laiʹsti·ne. Dit laatste woord is ontleend aan het Hebreeuwse begrip Peleʹsjeth. In de Hebreeuwse Geschriften wordt Peleʹsjeth vertaald met „Filistea”, en het heeft alleen betrekking op het gebied van de Filistijnen, die vijanden van Gods volk waren (Ex. 15:14). Aangezien Jehovah dit land echter aan de getrouwe Abraham en zijn nakomelingen had beloofd, is de aanduiding „Beloofde Land” of „Land der Belofte” zeer passend (Gen. 15:18; Deut. 9:27, 28; Hebr. 11:9). Dit land is opvallend qua verscheidenheid van zijn geografische gesteldheid, want in dit kleine gebied zijn veel van de onderscheiden kenmerken en uitersten terug te vinden die over de hele aarde worden aangetroffen. Als Jehovah zijn getuigen uit de oudheid zo’n land van belofte met al zijn schitterende verscheidenheid als erfdeel kon geven, kan hij zijn opgedragen aanbidders beslist alsnog in de nieuwe wereld een heerlijk paradijs geven dat zich over de gehele aarde uitstrekt, met bergen, dalen, rivieren en meren, om hun vreugde te verschaffen. Laten wij nu, terwijl wij een denkbeeldige rondreis door het Land der Belofte gaan maken, eens nauwlettend aandacht schenken aan de geografische kenmerken ervan. *

ALGEMENE AFMETINGEN

2. Hoe groot was het gedeelte van het Beloofde Land waarin de joden zich vestigden, en in welk gebied vestigden zij zich nog meer?

2 Volgens de door God verordende grenzen, zoals die in Numeri 34:1-12 staan aangegeven, zou het aan Israël beloofde land een smalle strook gebied zijn. Gemiddeld zou de afstand van noord naar zuid ongeveer 480 km en de breedte ongeveer 56 km bedragen. Pas onder de regering van koning David en van koning Salomo werd het gehele beloofde gebied bezet, waarbij vele onderworpen volken onder Israëls bestuur werden gebracht. Het gedeelte waar de joden zich werkelijk vestigden, wordt over het algemeen echter beschreven als zich uitstrekkend van Dan tot Berseba, van noord naar zuid een afstand van ongeveer 240 km (1 Kon. 4:25). De afstand dwars door het land van de berg Karmel tot de Zee van Galilea bedraagt ongeveer 50 km, en in het zuiden, waar de kustlijn van de Middellandse Zee geleidelijk naar het zuidwesten buigt, is de afstand van Gaza tot de Dode Zee ruim 80 km. Dit door de Israëlieten bewoonde gebied ten westen van de Jordaan besloeg slechts een oppervlakte van ongeveer 15.000 km2. Zij vestigden zich echter bovendien nog in landen ten oosten van de Jordaan (landen die niet binnen de oorspronkelijk beloofde grenzen vielen), zodat het totale bewoonde gebied een oppervlakte van iets minder dan 26.000 km2 had.

NATUURLIJKE LANDSTREKEN

3. Geef, met gebruikmaking van de kaart „Natuurlijke landstreken van het Beloofde Land” en de paragraaf, in het kort aan waar de gebieden liggen die behoren bij de volgende natuurlijke verdelingen van het land: (a) de vlakten ten westen van de Jordaan, (b) het bergland ten westen van de Jordaan en (c) de bergen en hoogvlakten ten oosten van de Jordaan.

3 Ons bezoek aan het Beloofde Land zal ons door de volgende natuurlijke verdelingen van het land voeren. Het onderstaande overzicht verschaft de sleutel tot de bijbehorende kaart, waarop de grenzen van de besproken gebieden bij benadering staan aangegeven.

Geografische landstreken

A. Kustland langs de Grote Zee. — Joz. 15:12

B. De vlakten ten westen van de Jordaan

1. Vlakte van Aser. — Recht. 5:17

2. De kuststrook van Dor. — Joz. 12:23

3. Kustvlakte van Saron. — 1 Kron. 27:29; Hoogl. 2:1

4. Vlakte van Filistea. — Gen. 21:32; Ex. 13:17

5. Centrale oost-westvallei

a. Vlakte van Megiddo (Esdrelon). — 2 Kron. 35:22

b. Laagvlakte van Jizreël. — Recht. 6:33

C. Het bergland ten westen van de Jordaan

1. Heuvels van Galilea. — Joz. 20:7; Jes. 9:1

2. Heuvels van de Karmel. — 1 Kon. 18:19, 20, 42

3. Heuvels van Samaria. — Jer. 31:5; Amos 3:9

4. Sjefela. — Joz. 11:2; Recht. 1:9

5. Het heuvelland van Juda. — Joz. 11:21

6. Wildernis van Juda (Jesjimoon). — Recht. 1:16;

1 Sam. 23:19

7. Negeb. — Gen. 12:9; Num. 21:1

8. Wildernis van Paran. — Gen. 21:21; Num. 13:1-3

D. De grote Araba (de Jordaanslenk). — 2 Sam. 2:29; Jer. 52:7

1. Hulabekken

2. De streek rondom de Zee van Galilea. — Matth. 14:34;

Joh. 6:1

3. District van het Jordaandal (de Ghor). — 1 Kon. 7:46;

2 Kron. 4:17; Luk. 3:3

4. De Zoutzee (Dode Zee; Zee van de Araba). — Num. 34:3;

Deut. 4:49; Joz. 3:16

5. Araba (ten zuiden van de Zoutzee). — Deut. 2:8

E. Bergen en hoogvlakten ten oosten van de Jordaan.

Joz. 13:9, 16, 17, 21; 20:8

1. Het land Basan. — 1 Kron. 5:11; Ps. 68:15

2. Het land Gilead. — Joz. 22:9

3. De landen Ammon en Moab. — Joz. 13:25; 1 Kron. 19:2;

Deut. 1:5

4. Bergplateau van Edom. — Num. 21:4; Recht. 11:18

F. Libanongebergte. — Joz. 13:5

A. KUSTLAND LANGS DE GROTE ZEE

4. Wat valt er te zeggen over de kenmerken en het klimaat van de zeekust?

4 Wanneer wij ons bezoek in het westen beginnen, zien wij eerst de zeekust, die zich langs de schitterende, blauwe Middellandse Zee uitstrekt. Vanwege de uitgestrekte duinenrijen bevindt de enige goede natuurlijke haven ten zuiden van de berg Karmel zich te Joppe; maar ten noorden van de Karmel liggen verscheidene goede natuurlijke havens. De Feniciërs, die langs dit gedeelte van de kust woonden, werden een beroemd zeevarend volk. De gemiddelde jaartemperatuur langs de zonnige zeekust is aangenaam en bedraagt 19 °C, hoewel de zomers zeer heet zijn, met overdag in Gaza een temperatuur van gemiddeld ongeveer 34 °C.

B-1 VLAKTE VAN ASER

5, 6. Beschrijf in het kort (a) de vlakte van Aser en (b) de kuststrook van Dor.

5 Deze kustvlakte strekt zich vanaf de berg Karmel ongeveer 40 km naar het noorden uit. De grootste breedte ervan bedraagt zo’n 13 km. Dit gebied maakt deel uit van het land dat aan de stam Aser werd toegewezen (Joz. 19:24-30). Het was een vruchtbare smalle vlakte die rijke oogsten opbracht en voedsel voor Salomo’s koninklijke tafel leverde. — Gen. 49:20; 1 Kon. 4:7, 16.

B-2 DE KUSTSTROOK VAN DOR

6 Deze strook land grenst over een lengte van ongeveer 32 km aan het Karmelgebergte. Ze is slechts zo’n 4 km breed en is in werkelijkheid niet meer dan een kuststrook tussen de Karmel en de Middellandse Zee. In het zuidelijke deel ervan ligt de havenstad Dor, en ten zuiden hiervan beginnen de zandduinen. De heuvels achter Dor verschaften uitgelezen voedsel voor Salomo’s feestmalen. Een van Salomo’s dochters was gehuwd met de gevolmachtigde over deze streek. — 1 Kon. 4:7, 11.

B-3 KUSTVLAKTE VAN SARON

7. (a) Hoe wordt er in de profetie melding gemaakt van Saron, en waarom? (b) Waarvoor werd deze streek in de tijd van de Hebreeën gebruikt?

7 Met het oog op de spreekwoordelijke schoonheid van de hier groeiende bloemen is het passend dat Saron in Jesaja’s profetische visioen van het herstelde land Israël wordt genoemd (Jes. 35:2). Dit is een vruchtbaar, goed bewaterd land, een vlakte die 16 tot 19 km breed is en zich vanaf de kuststrook van Dor ongeveer 64 km zuidwaarts uitstrekt. In de tijd van de Hebreeën groeiden er in het noordelijke deel van Saron eikenbossen. Nadat het koren was gemaaid, graasden er vele kudden. In de tijd van koning David werden de koninklijke kudden in Saron geweid (1 Kron. 27:29). Tegenwoordig vindt men in dit gebied grote citrusaanplantingen.

B-4 VLAKTE VAN FILISTEA

8. Waar ligt de vlakte van Filistea, en wat zijn de kenmerken ervan?

8 Deze landstreek ligt ten zuiden van Saron en strekt zich ongeveer 80 km langs de kust en ongeveer 24 km landinwaarts uit (1 Kon. 4:21). De zandduinen langs de kust dringen soms wel zo’n 6 km het land in. Dit is een golvende vlakte die als een steppe geleidelijk oploopt van 30 m in het noorden tot ongeveer 200 m voorbij Gaza in het zuiden. De bodem is rijk, maar er valt niet veel regen, en altijd bestaat het gevaar van droogte.

B-5 CENTRALE OOST-WESTVALLEI

9. (a) Uit welke twee gedeelten bestaat de centrale oost-westvallei, en van welke praktische waarde was ze? (b) Beschrijf, met gebruikmaking van de diagrammen „Kenmerkende dwarsdoorsneden van het Beloofde Land”, de algemene topografie van dit gebied.

9 De centrale oost-westvallei bestaat in werkelijkheid uit twee gedeelten: de valleivlakte van Megiddo of Esdrelon in het westen, en de laagvlakte van Jizreël in het oosten (2 Kron. 35:22; Recht. 6:33). Deze gehele centrale vallei voorzag in een gemakkelijke, dwars door het land lopende verbinding tussen de Jordaanslenk en de Middellandse-Zeekust, en ze werd een belangrijke handelsroute. De vlakte van Megiddo watert af op het stroomdal van de Kison, die zich via een nauwe kloof tussen de berg Karmel en de heuvels van Galilea een weg baant door de vlakte van Aser en dan uitmondt in de Middellandse Zee. Dit riviertje valt gedurende de zomermaanden bijna geheel droog, maar op andere tijden zwelt het tot een woeste stroom aan. — Recht. 5:21.

10. (a) Beschrijf de laagvlakte van Jizreël. (b) Met welke bijbelse gebeurtenissen staat dit gebied in verband?

10 De laagvlakte van Jizreël watert in zuidoostelijke richting af op de Jordaan. Deze valleicorridor, de vlakte van Jizreël, is ongeveer 3 km breed en strekt zich over een afstand van bijna 19 km uit. Ze begint op een hoogte van meer dan 90 m en daalt dan geleidelijk af tot ongeveer 120 m beneden de zeespiegel bij Beth-Sean. De gehele centrale vallei is zeer vruchtbaar, terwijl het Jizreël-gedeelte een van de rijkste delen van het gehele land is. Jizreël zelf betekent „God zal zaaien” (Hos. 2:22). De Schrift spreekt over de aangenaamheid en schoonheid van dit district (Gen. 49:15). Zowel Megiddo als Jizreël waren in de door Israël en omliggende natiën gestreden oorlogen van strategisch belang, en hier streden Barak, Gideon, koning Saul en Jehu. — Recht. 5:19-21; 7:12; 1 Sam. 29:1; 31:1, 7; 2 Kon. 9:27.

C-1 HEUVELS VAN GALILEA

11, 12. (a) In hoeverre speelde Galilea een rol in Jezus’ bediening, en wie kwamen uit dit district? (b) Stel Beneden- en Boven-Galilea tegenover elkaar.

11 In het zuidelijke deel van de heuvels van Galilea (en rondom de Zee van Galilea) verrichtte Jezus het grootste deel van zijn werk dat bestond in het getuigenisgeven omtrent Jehovah’s naam en koninkrijk (Matth. 4:15-17; Mark. 3:7). De meeste van Jezus’ volgelingen, met inbegrip van alle 11 getrouwe apostelen, kwamen uit Galilea (Hand. 2:7). In dit district, dat soms Beneden-Galilea wordt genoemd, is het landschap werkelijk schitterend, met heuvels die niet hoger zijn dan 600 m. Van het najaar tot het voorjaar ontbreekt het in dit aangename land niet aan regen en dus is het geen woestijngebied. In het voorjaar is elke heuvelhelling bezaaid met bloemen, terwijl in alle dalen volop koren groeit. De vruchtbare grond op de kleine plateaus is geschikt voor landbouw en veeteelt, en de heuvels lenen zich uitstekend voor olijventeelt en wijnbouw. In dit gebied gelegen steden die door de bijbel vermaardheid hebben verworven, zijn Nazareth, Kana en Naïn (Matth. 2:22, 23; Joh. 2:1; Luk. 7:11). Dit gebied verschafte Jezus een rijke achtergrond waaraan hij zijn illustraties kon ontlenen. — Matth. 6:25-32; 9:37, 38.

12 In het noordelijke deel, of Boven-Galilea, verheffen de heuvels zich tot ruim 1100 m en vormen ze in feite de uitlopers van het Libanongebergte. Boven-Galilea ligt nogal achteraf en is aan de wind blootgesteld, en er valt veel regen. In bijbelse tijden waren de westelijke heuvelhellingen dichtbebost. Dit gebied werd aan de stam Naftali toegewezen. — Joz. 20:7.

C-2 HEUVELS VAN DE KARMEL

13. (a) Wat is de Karmel feitelijk? (b) Hoe wordt er in de bijbel over gesproken?

13 Het voorgebergte van de Karmel steekt als een majestueuze kaap in de Middellandse Zee uit. De Karmel is eigenlijk een heuvelrug van ongeveer 48 km lang, die zich tot een hoogte van 545 m boven de zeespiegel verheft. Hij strekt zich van de heuvels van Samaria tot de Middellandse Zee uit, en zijn voorgebergte, dat de belangrijkste kam aan het noordwestelijke einde vormt, is onvergetelijk in gratie en schoonheid (Hoogl. 7:5). De naam Karmel betekent „Boomgaard”, wat een passende benaming is voor dit vruchtbare voorgebergte, bedekt met zijn beroemde wijngaarden en vrucht- en olijfbomen. In Jesaja 35:2 wordt de Karmel gebruikt als een symbool van de vruchtbare heerlijkheid van het herstelde land Israël: ’De pracht van de Karmel moet haar gegeven worden.’ Hier daagde Elia de priesters van Baäl uit en „viel het vuur van Jehovah neer”, waardoor Zijn oppermacht werd bewezen, en vanaf de top van de Karmel vestigde Elia de aandacht op het wolkje dat de voorbode was van de zware stortregen die volgde en op wonderbare wijze een einde maakte aan de droogte in Israël. — 1 Kon. 18:17-46.

C-3 HEUVELS VAN SAMARIA

14. Welke stammen vestigden zich in de heuvels van Samaria, en voor welke gewassen is dit gebied geschikt?

14 Het zuidelijke deel van deze landstreek is heuvelachtiger en bereikt in het oosten een hoogte van ruim 900 m (1 Sam. 1:1). In deze streek regent het meer en met een vastere regelmaat dan in Juda in het zuiden. Dit was de streek waar de nakomelingen van Efraïm, Jozefs jongste zoon, zich vestigden. Het noordelijke deel van deze streek, dat aan de halve stam van Manasse, de oudste zoon van Jozef, werd toegewezen, bestaat uit valleikommen en kleine, door heuvels omgeven vlakten. Het heuvelachtige land is niet zo vruchtbaar, hoewel er wijngaarden en olijfbosjes zijn, wat mogelijk is gemaakt doordat men tegen de lager gelegen hellingen uitgestrekte terrassen heeft aangelegd (Jer. 31:5). De grotere valleikommen lenen zich echter uitstekend voor het verbouwen van koren en voor landbouw en veeteelt in het algemeen. In bijbelse tijden lagen in deze streek tal van steden. In de tijd van het noordelijke koninkrijk lagen de drie achtereenvolgende hoofdsteden — Sichem, Tirza en Samaria — in Manasse, en de hele streek werd naar de hoofdstad Samaria genoemd. — 1 Kon. 12:25; 15:33; 16:24.

15. (a) Hoe ging de zegen die Mozes over Jozef uitsprak, in de landstreek Samaria in vervulling? (b) Welke verdere zegen ontving dit land in Jezus’ tijd?

15 De zegen die Mozes over Jozef uitsprak, ging werkelijk ten aanzien van dit land in vervulling. „Aangaande Jozef zei hij: ’Moge zijn land voortdurend door Jehovah gezegend worden met de uitgelezen dingen van de hemel, met dauw, . . . en met de uitgelezen dingen, de voortbrengselen van de zon, en met de uitgelezen dingen, de opbrengst van de maanmaanden, en met het meest uitgelezene van de bergen van het oosten, en met de uitgelezen dingen van de voor onbepaalde tijd blijvende heuvels’” (Deut. 33:13-15). Ja, dit was een verrukkelijk land. De bergen waren dichtbebost, de valleien waren produktief en overal verrezen bloeiende en dichtbevolkte steden (1 Kon. 12:25; 2 Kron. 15:8). In later tijden predikte Jezus — alsook zijn discipelen — in het land Samaria, en het christendom vond hier veel aanhangers. — Joh. 4:4-10; Hand. 1:8; 8:1, 14.

C-4 SJEFELA

16. (a) Waardoor wordt de Sjefela gekenmerkt? (b) Van welk belang was dit district in bijbelse tijden?

16 Hoewel de naam Sjefela „Laagland” betekent, is het eigenlijk een heuvelachtig gebied dat in het zuidelijke gedeelte een hoogte van ongeveer 450 m bereikt en door verscheidene, van oost naar west lopende dalen wordt doorsneden (2 Kron. 26:10). Het is een onmiddellijk ten oosten van de kustvlakte van Filistea omhoogrijzend gebied en kan alleen als een laagland worden beschouwd in vergelijking met de verder naar het oosten gelegen hogere heuvels van Juda (Joz. 12:8). De heuvels van dit gebied, die eens met sycomoorbomen waren bedekt, zijn nu begroeid met wijngaarden en olijfbosjes (1 Kon. 10:27). In deze streek lagen tal van steden. In de bijbelse geschiedenis diende ze als bufferzone tussen Israël en de Filistijnen of ieder ander invasieleger dat Juda vanuit de kustvlakte trachtte binnen te vallen. — 2 Kon. 12:17; Obad. 19.

C-5 HEUVELLAND VAN JUDA

17. (a) Hoe produktief was het heuvelland van Juda in bijbelse tijden, en hoe is het hier thans mee gesteld? (b) Waarvoor werd Juda als een goed gebied beschouwd?

17 Dit is een hooggelegen, rotsachtig gebied van ongeveer 80 km lang en 30 km breed, met verheffingen die variëren van 600 tot 1000 m boven de zeespiegel. In bijbelse tijden was het gebied bedekt met bossen die timmerhout leverden, en vooral in het westelijke deel vormden de heuvels en dalen een tapijt van korenvelden, olijfbomen en wijngaarden. Dit was een district dat voor Israël een overvloedige opbrengst aan goed koren en goede olie en wijn leverde. Vooral het gebied rondom Jeruzalem is sinds bijbelse tijden sterk ontbost en lijkt nu derhalve dor in vergelijking met wat het eens was. ’s Winters valt er soms op de hogere toppen in het centrale deel, zoals bij Bethlehem, sneeuw. In de oudheid werd Juda als een goed gebied voor steden en vestingen beschouwd, en in moeilijke tijden konden de mensen naar deze bergen vluchten om veilig te zijn. — 2 Kron. 27:4.

18. (a) Wanneer werd Jeruzalem de hoofdstad van Israël en Juda? (b) Wat zijn enkele interessante kenmerken van de stad?

18 Jeruzalem, ook wel Sion genoemd, naar de naam van de in deze stad gelegen citadel, neemt in de geschiedenis van Juda en van Israël een bijzondere plaats in (Ps. 48:1, 2). Oorspronkelijk lag daar de Kanaänitische stad Jebus, hoog boven de plaats waar het dal van Hinnom en het Kidrondal samenkomen. Nadat David de stad had ingenomen en tot hoofdstad had gemaakt, werd ze naar het noordwesten toe uitgebreid en ging uiteindelijk ook het Tyropeondal omvatten. Mettertijd werd het dal van Hinnom Gehenna genoemd. Omdat de joden daar afgodenoffers brachten, werd deze plaats onrein verklaard en tot een stortplaats voor afval en de dode lichamen van verachtelijke misdadigers gemaakt (2 Kon. 23:10; Jer. 7:31-33). Aldus werden de daar brandend gehouden vuren een symbool van algehele vernietiging (Matth. 10:28; Mark. 9:47, 48). Jeruzalem betrok slechts een beperkte hoeveelheid water uit het ten westen van het Kidrondal gelegen waterbekken van Siloam, en Hizkia beschermde deze bron door een buitenmuur te bouwen, waardoor ze binnen de stad kwam te liggen. — Jes. 22:11; 2 Kron. 32:2-5.

C-6 WILDERNIS VAN JUDA (JESJIMOON)

19. (a) Hoe stemt Jesjimoon overeen met de betekenis van deze naam? (b) Welke bijbelse gebeurtenissen vonden in deze streek plaats?

19 De bijbelse naam voor de wildernis van Juda is Jesjimoon, hetgeen „Woestijn” betekent (1 Sam. 23:19, voetnoot). Wat een beschrijvende en passende benaming! De wildernis bestaat uit de ruige oostelijke hellingen van de uit kale kalksteenformaties bestaande Judese heuvels, die over een afstand van 24 km naar de Dode Zee toe een verval hebben van ruim 900 m en uitlopen in een muur van steile rotswanden. Er zijn in Jesjimoon geen steden, alleen enkele nederzettingen. Naar deze wildernis van Juda vluchtte David voor koning Saul, tussen deze wildernis en de Jordaan predikte Johannes de Doper, en in deze streek trok Jezus zich terug toen hij 40 dagen vastte. * — 1 Sam. 23:14; Matth. 3:1; Luk. 4:1.

C-7 NEGEB

20. Beschrijf de Negeb.

20 Ten zuiden van de heuvels van Juda ligt de Negeb, waar de patriarchen Abraham en Isaäk vele jaren hebben gewoond (Gen. 13:1-3; 24:62). Het zuidelijke deel van dit gebied wordt in de bijbel ook „de wildernis van Zin” genoemd (Joz. 15:1). De semi-aride Negeb strekt zich uit van het district Berseba in het noorden tot Kades-Barnea in het zuiden (Gen. 21:31; Num. 13:1-3, 26; 32:8). Het land daalt vanaf de heuvels van Juda via een reeks van oost naar west lopende heuvelkammen af, waardoor een natuurlijke barrière wordt gevormd tegen verkeer of een invasie vanuit het zuiden. De zich in het oostelijke deel van de Negeb bevindende heuvels lopen af naar een woestijnvlakte in het westen, langs de zeekust. ’s Zomers is het land even dor als de woestijn, behalve in de omgeving van enkele stroomdalen. Men kan echter aan water komen door een put te graven (Gen. 21:30, 31). De huidige staat Israël is ermee bezig gedeelten van de Negeb te bevloeien en te ontginnen. „De rivier van Egypte” vormde zowel de zuidwestelijke grens van de Negeb als een gedeelte van de zuidelijke grens van het Beloofde Land. — Gen. 15:18.

C-8 WILDERNIS VAN PARAN

21. Waar ligt Paran, en welke rol speelde dit gebied in de bijbelse geschiedenis?

21 Ten zuiden van de Negeb en geleidelijk overgaand in de wildernis van Zin, ligt de wildernis van Paran. Toen de Israëlieten Sinaï verlieten, trokken zij op weg naar het Beloofde Land door deze wildernis, en vanuit Paran zond Mozes de 12 verspieders uit. — Num. 12:16–13:3.

D. DE GROTE ARABA (DE JORDAANSLENK)

22. Beschrijf, met gebruikmaking van de kaart op bladzijde 272 en de diagrammen op bladzijde 273 alsook deze paragraaf, in het kort de belangrijkste kenmerken van de Araba (Jordaanslenk) en hun verhouding tot het omliggende gebied.

22 Tot de meest ongewone landformaties op aarde behoort de grote Jordaanslenk. Het gedeelte dat het Beloofde Land van noord naar zuid doorsnijdt, wordt in de bijbel „de Araba” genoemd (Joz. 18:18). In 2 Samuël 2:29 wordt deze breuk in de aardkorst als een ravijn beschreven. In het noorden bevindt zich de berg Hermon (Joz. 12:1). Vanaf de voet van de Hermon daalt de Jordaanslenk in zuidelijke richting snel af tot ongeveer 800 m beneden de zeespiegel op de bodem van de Dode Zee. Vanaf het zuidelijke einde van de Dode Zee zet de Araba zich voort en loopt op tot meer dan 200 m boven de zeespiegel ongeveer halverwege de Dode Zee en de Golf van Akaba. Daarna daalt hij snel af in de lauwe wateren van de oostelijke arm van de Rode Zee. De in deze les verschafte tekeningen met dwarsdoorsneden laten de verhouding van de Jordaanslenk tot het omliggende landschap zien.

D-1 HULABEKKEN

23. Waarmee werd de Hulastreek in bijbelse tijden in verband gebracht?

23 Te beginnen bij de voet van de berg Hermon daalt de Jordaanslenk snel ruim 490 m af naar de Hulastreek, die ongeveer op zeeniveau ligt. Deze streek wordt goed bewaterd en blijft zelfs gedurende de hete zomermaanden prachtig groen. In dit gebied vestigden de Danieten zich in hun stad Dan, die vanaf de tijd van de rechters tot in de tijd van het tienstammenrijk Israël als een centrum van afgodenaanbidding dienst deed (Recht. 18:29-31; 2 Kon. 10:29). In Cesarea Filippi, een stad vlak bij de plaats waar het oude Dan heeft gelegen, bevestigde Jezus aan zijn discipelen dat hij de Christus was, en velen geloven dat de transfiguratie, die zich zes dagen later voordeed, op de nabijgelegen berg Hermon heeft plaatsgevonden. Vanaf het Hulabekken daalt de Jordaanslenk af naar de Zee van Galilea, die ongeveer 210 m beneden de zeespiegel ligt. — Matth. 16:13-20; 17:1-9.

D-2 DE STREEK RONDOM DE ZEE VAN GALILEA

24. (a) Met welke andere namen wordt de Zee van Galilea in de bijbel aangeduid? (b) Hoe was de omgeving ervan in Jezus’ tijd?

24 De Zee van Galilea en haar omgeving zijn onbeschrijflijk mooi. * Onze belangstelling voor die streek wordt nog vergroot vanwege de vele gebeurtenissen die daar tijdens Jezus’ bediening hebben plaatsgevonden (Matth. 4:23). De zee wordt ook wel het Meer van Gennesareth of Kinnereth en de Zee van Tiberias genoemd (Luk. 5:1; Joz. 13:27; Joh. 21:1). Het is in werkelijkheid een hartvormig meer, dat bijna 21 km lang en op het breedste punt ongeveer 11 km breed is en een belangrijk waterreservoir voor het hele land vormt. Aan bijna alle kanten wordt het nauw door heuvels ingesloten. Het wateroppervlak van het meer ligt ongeveer 210 m beneden de zeespiegel, wat aangename, warme winters en zeer lange, hete zomers tot gevolg heeft. In de dagen van Jezus bevond zich hier het centrum van een zeer ontwikkelde visserij, en de bloeiende steden Chorazin, Bethsaïda, Kapernaüm en Tiberias lagen aan of vlak bij de oever van het meer. De vredigheid van het meer kan snel door stormen verstoord worden (Luk. 8:23). De kleine vlakte van Gennesareth, driehoekig van vorm, ligt ten noordwesten van het meer. De bodem is rijk en brengt bijna elk in het Beloofde Land bekende gewas voort. In het voorjaar vertonen de bontgekleurde berghellingen een pracht die nergens in het land Israël wordt overtroffen. *

D-3 DISTRICT VAN HET JORDAANDAL (DE GHOR)

25. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het Jordaandal?

25 Dit gehele ravijnachtige, afdalende dal wordt ook „de Araba” genoemd (Deut. 3:17). De Arabieren in deze tijd noemen het de Ghor, wat „Inzinking” betekent. Het dal begint bij de Zee van Galilea en is over het algemeen breed — op verschillende plaatsen wel 19 km. De rivier de Jordaan zelf ligt ongeveer 45 m beneden de dalvlakte en slingert en kronkelt zich door een 320 km lange bedding over een afstand van 105 km naar de Dode Zee. * De zich over 27 watervalachtige stroomversnellingen omlaagstortende Jordaan heeft tot aan de Dode Zee een verval van ongeveer 180 m. De benedenloop van de Jordaan wordt omzoomd door dicht kreupelhout van bomen en struiken, voornamelijk tamarisken, oleanders en wilgen, waar in bijbelse tijden leeuwen en hun welpen zich schuilhielden. Dit gedeelte staat thans bekend als de Zor en wordt in het voorjaar gedeeltelijk overstroomd (Jer. 49:19). Aan weerszijden van deze smalle, jungleachtige strook verrijst de Qattara, een onherbergzame rand van kleine plateaus woest land en diep ingesneden glooiingen die naar de vlakten van de eigenlijke Ghor leiden. De vlakten in het noordelijke deel van de Ghor of Araba zijn goed bebouwd. Zelfs in het zuidelijke deel, naar de Dode Zee toe, moet het Arabaplateau, dat op het ogenblik zeer dor is, eens talloze dadelsoorten alsook vele andere tropische vruchten hebben voortgebracht. Jericho was en is nog steeds de vermaardste stad in het Jordaandal. — Joz. 6:2, 20; Mark. 10:46.

D-4 DE ZOUTZEE (DODE ZEE)

26. (a) Wat zijn enkele van de opmerkelijke feiten in verband met de Dode Zee? (b) Welk treffende getuigenis geeft deze streek met betrekking tot Jehovah’s oordelen?

26 Dit is een van de merkwaardigste watermassa’s op de oppervlakte van de aarde. Deze zee wordt terecht met dood aangeduid, want er leven geen vissen in en er is weinig plantengroei langs de oevers. In de bijbel wordt dit water de Zoutzee of de Zee van de Araba genoemd, aangezien het in de Arabaslenk ligt (Gen. 14:3; Joz. 12:3). De zee is van noord naar zuid ongeveer 75 km lang en heeft een breedte van 15 km. Het wateroppervlak ligt ongeveer 400 m beneden de spiegel van de Middellandse Zee, wat het tot het laagste punt op aarde maakt. In het noordelijke deel bedraagt de diepte ongeveer 400 m. De zee is rondom door kale heuvels en steile rotsen ingesloten. Hoewel de Jordaan zoet water aanvoert, is er geen waterafvoer, uitgezonderd door verdamping, die even snel plaatsvindt als er water wordt aangevoerd. Het ingesloten water bevat ongeveer 25 procent aan opgeloste vaste stoffen, voornamelijk zout, en is giftig voor vis en pijnlijk voor menselijke ogen. Bij het zien van het grootste gedeelte van het gebied rondom de Dode Zee worden bezoekers vaak overweldigd door een gevoel van verlatenheid en verwoesting. Het is een oord der doden. Hoewel het hele gebied rondom de Dode Zee eens een „streek rijk aan water was . . . als de tuin van Jehovah”, is het nu al bijna 4000 jaar grotendeels „een verlaten woestenij” als een treffend getuigenis van de onveranderlijkheid van Jehovah’s oordelen die daar tegen Sodom en Gomorra voltrokken werden. — Gen. 13:10; 19:27-29; Zef. 2:9.

D-5 ARABA (TEN ZUIDEN VAN DE ZOUTZEE)

27. Uit wat voor soort van gebied bestaat de zuidelijke Araba, en onder welke heerschappij stond dit gebied in de oudheid?

27 Dit laatste gedeelte van de Jordaanslenk strekt zich over een afstand van nog eens 160 km zuidwaarts uit. Deze streek bestaat vrijwel geheel en al uit woestijn. Het regent er zelden en de zon brandt met onbarmhartige felheid. De bijbel noemt deze streek ook „de Araba” (Deut. 2:8). Ongeveer halverwege bereikt ze op meer dan 200 m boven de zeespiegel haar hoogste punt en daalt daarna weer in zuidelijke richting af naar de Golf van Akaba, de oostelijke arm van de Rode Zee. Hier, bij de haven van Ezeon-Geber, bouwde Salomo een vloot (1 Kon. 9:26). Gedurende een groot gedeelte van de regeringsperiode van de koningen van Juda stond dit gedeelte van de Araba onder het bestuur van het koninkrijk Edom.

E. BERGEN EN HOOGVLAKTEN TEN OOSTEN VAN DE JORDAAN

28. Van welk nut voor de landbouw en veeteelt zijn Basan en Gilead nog tot op vandaag de dag, en welke rol speelden deze streken in de bijbelse geschiedenis?

28 „De zijde van de Jordaan tegen het oosten” rijst van de Jordaanslenk snel omhoog en vormt een aantal hoogvlakten (Joz. 18:7; 13:9-12; 20:8). In het noorden ligt het land Basan (E-1), dat samen met de helft van Gilead aan de stam Manasse werd gegeven (Joz. 13:29-31). Dit was weidelandschap, een land voor de boeren, een vruchtbaar plateau op een hoogte van gemiddeld ongeveer 600 m boven de zeespiegel (Ps. 22:12; Ezech. 39:18; Jes. 2:13; Zach. 11:2). In Jezus’ dagen werd vanuit dit gebied veel koren uitgevoerd, en in deze tijd levert het landbouw- en veeteeltprodukten. Ten zuiden hiervan ligt het land Gilead (E-2), waarvan de zuidelijke helft aan de stam Gad werd toegewezen (Joz. 13:24, 25). Dit bergland, met een hoogte van wel 1000 m, ’s winters door overvloedige regens en ’s zomers door zware dauw bevochtigd, was ook een uitstekend gebied voor veeteelt en speciaal vermaard om zijn balsem. In deze tijd staat het bekend om zijn uitgelezen druiven (Num. 32:1; Gen. 37:25; Jer. 46:11). Toen David voor Absalom vluchtte, ging hij naar het land Gilead, en in het westelijke deel predikte Jezus in „het gebied van de Dekapolis”. — 2 Sam. 17:26-29; Mark. 7:31.

29. Welke landen lagen in het zuiden van het gebied ten oosten van de Jordaan, en waar stonden ze om bekend?

29 Het „land van de zonen van Ammon” (E-3) ligt onmiddellijk ten zuiden van Gilead, en de helft hiervan werd aan de stam Gad gegeven (Joz. 13:24, 25; Recht. 11:12-28). Het is een golvend tafelland, dat zich het beste leent voor het weiden van schapen (Ezech. 25:5). Nog verder naar het zuiden ligt „het land Moab” (Deut. 1:5). De Moabieten zelf waren uitstekende schaapherders, en tot op de huidige dag houdt men zich in dat gebied voornamelijk met de schapenfokkerij bezig (2 Kon. 3:4). Ten zuidoosten van de Dode Zee komen wij vervolgens bij het bergplateau van Edom (E-4). De ruïnes van de grote handelsvestingen van dit land, zoals Petra, zijn tot op de huidige dag blijven bestaan. — Gen. 36:19-21; Obad. 1-4.

30. Waardoor worden de hoogvlakten in het oosten begrensd?

30 Ten oosten van deze heuvels en hoogvlakten ligt de uitgestrekte rotsachtige wildernis, die het rechtstreekse verkeer tussen het Beloofde Land en Mesopotamië praktisch onmogelijk maakte, met het gevolg dat de karavaanroutes een omweg van vele kilometers in noordelijke richting moesten maken. In het zuiden grenst deze wildernis aan de zandheuvels van de grote Arabische woestijn.

F. LIBANONGEBERGTE

31. (a) Wat omvat het Libanongebergte? (b) Welke kenmerken van de Libanon zijn thans nog net zo als in bijbelse tijden?

31 Het landschap van het Beloofde Land wordt door het Libanongebergte beheerst. Er zijn in werkelijkheid twee parallel lopende bergketens. De uitlopers van de eigenlijke Libanonketen zetten zich tot in Boven-Galilea voort. Op vele plaatsen reiken deze heuvels helemaal tot aan de zeekust. De hoogste top van deze keten ligt ongeveer 3000 m boven de zeespiegel. De hoogste top van de aangrenzende Anti-Libanonketen is de schitterende berg Hermon, die zich 2814 m boven de zeespiegel verheft. Het smeltwater van de Hermon is een van de belangrijkste voedingsbronnen van de Jordaan en zorgt voor dauw gedurende de droge periode in de late lente (Ps. 133:3). Het Libanongebergte stond vooral bekend om zijn reusachtige ceders, waarvan het hout bij de bouw van Salomo’s tempel werd gebruikt (1 Kon. 5:6-10). Hoewel er in deze tijd nog maar enkele cederbosjes zijn overgebleven, gedijen op de lagere hellingen nog steeds wijngaarden, olijfbosjes en boomgaarden, net als in bijbelse tijden. — Hos. 14:5-7.

32. Welke juiste beschrijving heeft Mozes van het Land der Belofte gegeven?

32 Nu wij aan het einde zijn gekomen van ons bezoek aan Jehovah’s Land der Belofte, dat ingesloten ligt tussen de afschrikwekkende wildernis in het oosten en de Grote Zee, kunnen wij ons een beeld vormen van de heerlijkheid waarmee het eens in de dagen van Israël bekleed was. Het was beslist „een zeer, zeer goed land . . . dat vloeit van melk en honing” (Num. 14:7, 8; 13:23). Mozes sprak er als volgt over: „Jehovah, uw God, brengt u in een goed land, een land van met water gevulde stroomdalen, bronnen en waterdiepten, die in de valleivlakte en in het bergland ontspringen, een land van tarwe en gerst en wijnstokken en vijgen en granaatappels, een land van olierijke olijven en honing, een land waarin gij niet met schaarsheid brood zult eten, waarin het u aan niets zal ontbreken, een land waarvan de stenen ijzer zijn en waar gij uit de bergen koper zult delven. Wanneer gij gegeten en u verzadigd hebt, dan moet gij Jehovah, uw God, zegenen wegens het goede land dat hij u gegeven heeft” (Deut. 8:7-10). Mogen allen die Jehovah thans liefhebben, hem er eveneens voor danken dat hij zich heeft voorgenomen de gehele aarde tot net zo’n schitterend paradijs te maken als zijn Land der Belofte uit de oudheid eens is geweest. — Ps. 104:10-24.

[Voetnoten]

^ ¶1 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 332, 333.

^ ¶19 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 335.

^ ¶24 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 336.

^ ¶24 Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 737-740.

^ ¶25 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 334.

[Studievragen]

[Kaart op blz. 272]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

NATUURLIJKE LANDSTREKEN van het BELOOFDE LAND

(en aangrenzend gebied)

km 0 20 40 60 80 100

(Zie voor dwarsdoorsneden V—V, W—W, X—X, Y—Y en Z—Z bladzijde hiernaast)

SLEUTEL TOT NUMMERS

MIDDELLANDSE ZEE

A Kustland langs de Grote Zee

Joppe

B-1 Vlakte van Aser

B-2 De kuststrook van Dor

Dor

B-3 Kustvlakte van Saron

B-4 Vlakte van Filistea

Asdod

Askelon

Ekron

Gath

Gaza

B-5 Centrale oost-westvallei (Vlakte van Megiddo, Laagvlakte

van Jizreël)

Beth-Sean

C-1 Heuvels van Galilea

Kana

Naïn

Nazareth

Tyrus

C-2 Heuvels van de Karmel

C-3 Heuvels van Samaria

Bethel

Jericho

Samaria

Sichem

Tirza

C-4 Sjefela

Lachis

C-5 Het heuvelland van Juda

Bethlehem

Geba

Hebron

Jeruzalem

C-6 Wildernis van Juda (Jesjimoon)

C-7 Negeb

Berseba

Kades-Barnea

Rivier van Egypte

C-8 Wildernis van Paran

D-1 Hulabekken

Cesarea Filippi

Dan

D-2 De streek rondom de Zee van Galilea

Bethsaïda

Chorazin

Kapernaüm

Tiberias

Zee van Galilea

D-3 District van het Jordaandal (de Ghor)

Jordaan

D-4 De Zoutzee (Dode Zee; Zee van de Araba)

Zoutzee

D-5 Araba (ten zuiden van de Zoutzee)

Ezeon-Geber

Rode Zee

E-1 Het land Basan

Damaskus

Edreï

E-2 Het land Gilead

Rabba

Ramoth-Gilead

Stroomdal van de Jabbok

E-3 De landen Ammon en Moab

Hesbon

Kir-Hareseth

Medeba

Stroomdal van de Arnon

Stroomdal van de Zered

E-4 Bergplateau van Edom

Petra

F Libanongebergte

Sidon

Libanongebergte

Hermon

[Kaarten op blz. 273]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

KENMERKENDE DWARSDOORSNEDEN VAN HET BELOOFDE LAND

(Zie voor plaatsbepaling kaart op bladzijde hiernaast)

Hoogte is ongeveer 10 maal lengteafmeting

West-oostdoorsnede door Efraïm (V—V)

Middellandse Zee

B-3 Kustvlakte van Saron

C-3 Heuvels van Samaria

D-3 Araba of Jordaandal (de Ghor)

Qattara

Zor

E-2 Het land Gilead

km 0 5 10 15

+900

+600

+300

0 (Zeespiegel)

−300

−600

West-oostdoorsnede door Juda (W—W)

Middellandse Zee

B-4 Zandduinen

Vlakte van Filistea

C-4 Sjefela

C-5 Het heuvelland van Juda

Jeruzalem

C-6 Wildernis van Juda

D-4 Jordaanslenk

E-3 De landen Ammon en Moab

km 0 5 10 15

+900

+600

+300

0 (Zeespiegel)

−300

−600

West-oostdoorsnede door Juda (X—X)

Middellandse Zee

B-4 Zandduinen

Vlakte van Filistea

C-4 Sjefela

C-5 Het heuvelland van Juda

C-6 Wildernis van Juda

D-4 Jordaanslenk

Zoutzee

E-3 De landen Ammon en Moab

km 0 5 10 15

+900

+600

+300

0 (Zeespiegel)

−300

−600

−900

Zuid-noorddoorsnede langs de bergen ten westen van de Jordaan (Y—Y)

C-7 Negeb

C-5 Het heuvelland van Juda

C-3 Heuvels van Samaria

B-5 Laagvlakte van Jizreël

C-1 Heuvels van Galilea

F

km 0 10 20 30

+900

+600

+300

0 (Zeespiegel)

Zuid-noorddoorsnede langs de Araba of Jordaanslenk (Z—Z)

D-5

D-4 Zoutzee

D-3 Araba of Jordaandal (de Ghor)

D-2 Zee van Galilea

D-1 Hulabekken

F

km 0 10 20 30

+900

+600

+300

0 (Zeespiegel)

−300

−600

−900