Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Studie nummer 10 — De bijbel — authentiek en waar

Studie nummer 10 — De bijbel — authentiek en waar

Studies over de geïnspireerde geschriften en hun achtergrond

Studie nummer 10 — De bijbel — authentiek en waar

Het getuigenis van de bijbel over geschiedenis, geografie en de oorsprong van de mens; zijn nauwkeurigheid met betrekking tot wetenschappelijke dingen, cultuur alsook zeden en gewoonten; de openhartigheid, onderlinge overeenstemming en rechtschapenheid van zijn schrijvers; en zijn profetieën

1. (a) Als wat wordt de bijbel algemeen erkend? (b) Wat is de diepere reden voor de uitnemendheid van de bijbel?

DE BIJBEL wordt algemeen erkend als een groot literair meesterwerk van verheven poëtische schoonheid en als een opmerkelijke prestatie van de mannen die hem hebben geschreven. De bijbel is echter veel meer dan dat. De schrijvers zelf getuigden dat wat zij schreven, afkomstig was van Jehovah, de almachtige God. Dit vormt de diepere reden voor de schitterende uitdrukkingswijze van de bijbel en, wat nog belangrijker is, voor zijn allesovertreffende waarde als het boek van levengevende kennis en wijsheid. Jezus, de Zoon van God, getuigde dat de woorden die hij sprak ’geest en leven zijn’, en hij deed veelvuldig aanhalingen uit de oude Hebreeuwse Geschriften. „De gehele Schrift is door God geïnspireerd”, zei de apostel Paulus, die de Hebreeuwse Geschriften „de heilige uitspraken Gods” noemde. — Joh. 6:63; 2 Tim. 3:16; Rom. 3:1, 2.

2, 3. Wat getuigden de schrijvers van de bijbel met betrekking tot de inspiratie ervan?

2 De apostel Petrus getuigde dat de profeten van God door heilige geest gedreven werden. Koning David schreef: „De geest van Jehovah was het die door mij heeft gesproken, en zijn woord was op mijn tong” (2 Sam. 23:2). De profeten schreven hun uitspraken aan Jehovah toe. Mozes waarschuwde dat er niets aan de heilige woorden die hem door Jehovah waren gegeven, mocht worden toegevoegd en dat er ook niets van mocht worden afgenomen. Petrus beschouwde de geschriften van Paulus als geïnspireerd, en Judas citeerde waarschijnlijk een uitspraak van Petrus als een gezaghebbende, geïnspireerde verklaring. Ook Johannes, die de Openbaring schreef, deed dit onder leiding van Gods geest en waarschuwde dat een ieder die iets aan deze profetische openbaring zou toevoegen of er iets van zou afnemen, zich niet tegenover mensen zou moeten verantwoorden, maar rechtstreeks tegenover God. — 1 Petr. 1:10-12; 2 Petr. 1:19-21; Deut. 4:2; 2 Petr. 3:15, 16; Jud. 17, 18; Openb. 1:1, 10; 21:5; 22:18, 19.

3 Al deze toegewijde slaven van God getuigden dat de bijbel geïnspireerd en waar is. Er zijn nog veel meer bewijzen voor de authenticiteit van de Heilige Schrift, waarvan wij er enkele onder de 12 nu volgende onderkopjes zullen bespreken.

4. Hoe hebben de joden de boeken van de Hebreeuwse Geschriften altijd beschouwd?

4 (1) Geschiedkundige nauwkeurigheid. Vanaf de vroegste tijden hebben de joden de canonieke boeken van de Hebreeuwse Geschriften als geïnspireerde en absoluut betrouwbare documenten aanvaard. Zo werden in Davids tijd de gebeurtenissen die staan opgetekend in de boeken Genesis tot en met Eén Samuël volledig als de ware geschiedenis van de natie en Gods bemoeienissen met haar aanvaard, zoals blijkt uit de 78ste psalm, waarin naar ruim 35 specifieke voorvallen uit die tijd wordt verwezen.

5. Wat hebben schrijvers uit de oudheid betreffende Mozes en het wetsstelsel van de joden getuigd?

5 Tegenstanders van de bijbel hebben scherpe kritiek op de Pentateuch uitgeoefend, vooral met betrekking tot de authenticiteit en het auteurschap ervan. Maar aan het feit dat de joden Mozes als schrijver van de Pentateuch erkenden, zou nog het getuigenis toegevoegd kunnen worden van schrijvers uit de oudheid, van wie sommigen vijanden van de joden waren. Hecataeus van Abdera, de Egyptische geschiedschrijver Manetho, Lysimachus van Alexandrië, Eupolemus, Tacitus en Juvenalis schrijven allen de invoering van het wetsstelsel, waardoor de joden zich van andere natiën onderscheidden, aan Mozes toe, en de meerderheid van hen geeft duidelijk te kennen dat hij zijn wetten op schrift stelde. De pythagoreïsche filosoof Numenius maakt zelfs melding van Jannes en Jambres als de Egyptische priesters die Mozes weerstonden (2 Tim. 3:8). Deze auteurs leefden in een periode die zich uitstrekte vanaf de tijd van Alexander (vierde eeuw v.G.T.), toen de Grieken zich voor het eerst voor de joodse geschiedenis begonnen te interesseren, tot die van keizer Aurelianus (derde eeuw G.T.). Vele andere schrijvers uit de oudheid maken melding van Mozes als leider, regeerder of wetgever. * Zoals wij uit de voorgaande studie hebben kunnen leren, ondersteunen archeologische ontdekkingen dikwijls de historische nauwkeurigheid van in de bijbel opgetekende gebeurtenissen waarbij Gods volk in nauw contact kwam met de omringende natiën.

6. Welk getuigenis ondersteunt de geschiedkundige nauwkeurigheid van de Griekse Geschriften?

6 Hoe staat het echter met de christelijke Griekse Geschriften? Ze bevestigen niet alleen het verslag in de Hebreeuwse Geschriften, maar er is ook bewezen dat ze zowel geschiedkundig nauwkeurig als authentiek zijn en evenals de Hebreeuwse Geschriften onder inspiratie zijn opgetekend. De schrijvers vertellen ons wat zij hoorden en zagen, want zij waren ooggetuigen van de gebeurtenissen die zij optekenden en hadden er vaak een aandeel aan. Zij werden door duizenden van hun tijdgenoten geloofd. Hun getuigenis vindt overvloedige bevestiging in passages van schrijvers uit de oudheid, zoals Juvenalis, Tacitus, Seneca, Suetonius, Plinius de Jongere, Lucianus, Celsus en de joodse geschiedschrijver Josephus.

7. (a) Welk argument voert S. A. Allibone aan om te bewijzen dat de aanspraken die de bijbel op authenticiteit kan maken, onovertroffen zijn? (b) Wat mankeert er volgens hem aan degenen die het bewijs weigeren te aanvaarden?

7 In The Union Bible Companion schrijft S. Austin Allibone: „Sir Isaac Newton . . . was ook een uitstekend beoordelaar van oude geschriften, en hij heeft met grote zorgvuldigheid de Heilige Schrift onderzocht. Hoe luidt zijn oordeel daarover? ’Ik ontdek’, zo zegt hij, ’overtuigender kentekenen van authenticiteit in het Nieuwe Testament dan in welke profane [wereldlijke] geschiedenis maar ook.’ Dr. Johnson zegt dat wij over meer bewijzen beschikken dat Jezus Christus op Golgotha is gestorven, zoals in de Evangeliën staat opgetekend, dan dat Julius Caesar in het Capitool is gestorven. Wij bezitten inderdaad veel meer bewijzen. Vraag iedereen die zegt dat hij de waarheid van de Evangeliën in twijfel trekt, welke reden hij ervoor heeft te geloven dat Caesar in het Capitool is gestorven of dat keizer Karel de Grote in 800 door paus Leo III tot keizer van het Westen werd gekroond. . . . Hoe weet u dat een man als Karel I ooit heeft geleefd en onthoofd werd, en dat Oliver Cromwell in zijn plaats begon te regeren? . . . Aan Sir Isaac Newton wordt de ontdekking van de wet der zwaartekracht toegeschreven . . . Wij geloven alle zojuist gedane beweringen betreffende deze mannen, en wel omdat wij geschiedkundige bewijzen voor de waarheid ervan hebben. . . . Als sommigen, nadat dergelijke bewijzen zijn overgelegd, nog steeds weigeren te geloven, laten wij hen links liggen als personen die dom en koppig of hopeloos onwetend zijn. Wat zullen wij dan zeggen van degenen die, ongeacht de vele thans geleverde bewijzen voor de authenticiteit van de Heilige Schrift, nog steeds te kennen geven niet overtuigd te zijn? . . . Wij hebben er beslist reden voor te concluderen dat er iets aan het hart in plaats van aan het hoofd mankeert — dat zij weigeren datgene te geloven wat hun trots vernedert en hen zal dwingen een ander leven te leiden.” *

8. In welk opzicht blijkt het christendom van de bijbel zich van alle andere religies te onderscheiden?

8 De superioriteit van het christendom als een religie waarvan de volgelingen met waarheid aanbidden, wordt duidelijk belicht door George Rawlinson, die schreef: „Het christendom — met inbegrip van de bedeling van het Oude Testament, die er het eerste stadium van vormde — onderscheidt zich in niets zo sterk van de overige religies der wereld als in zijn objectieve of historische karakter. De religies van Griekenland en Rome, van Egypte, India, Perzië en het Oosten in het algemeen waren bespiegelende stelsels, waarvoor een historische basis niet eens een serieus vereiste was. . . . Met de religie van de bijbel is het echter anders gesteld. Daar vinden wij — zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, zowel in de joodse als de christelijke bedeling — een leerstellig bouwwerk dat op feiten berust, dat er geheel en al van afhankelijk is, dat zonder deze feiten van nul en gener waarde is en dat feitelijk als vast gefundeerd kan worden beschouwd wanneer aangetoond kan worden dat ze alle aanneming waard zijn.” *

9. Illustreer de nauwkeurigheid van de geografische vermeldingen in de bijbel.

9 (2) Geografische en geologische nauwkeurigheid. Veel schrijvers hebben commentaar gegeven op de opmerkelijke nauwkeurigheid waarmee de bijbel het Beloofde Land en naburige gebieden beschrijft. Dr. A. P. Stanley, een Oriëntreiziger, zei bijvoorbeeld over de tocht van de Israëlieten door de wildernis: „Zelfs al zou hun precieze route niet bekend zijn, dan komen de bijzondere landschapskenmerken toch zo treffend overeen dat de geschiedenis er opmerkelijk goed door geïllustreerd wordt. . . . De sporadisch voorkomende bronnen, putten en beken stemmen overeen met de opmerkingen over de ’wateren’ van Mara; de ’bronnen’ van . . . Elim; de ’beek’ van Horeb; de ’put’ van Jethro’s dochters, met zijn ’drinkbak’ of waterbakken, in Midian. De plantenwereld is nog steeds gelijk aan die welke wij uit de door Mozes opgetekende geschiedenis kunnen afleiden.” * In het verslag over de gebeurtenissen in Egypte blijkt de nauwkeurigheid niet alleen uit de algemene beschrijving van het gebied — zijn rijke korenvelden, zijn rivier de Nijl met riet aan de oevers (Gen. 41:47-49; Ex. 2:3), zijn wateren, afkomstig uit ’rivieren, kanalen, rietpoelen en verzamelplaatsen van water’ (Ex. 7:19), zijn ’vlas, gerst, tarwe en spelt’ (Ex. 9:31, 32) — maar ook uit de namen en de ligging van steden.

10. Hoe zijn hedendaagse geleerden beloond door op het bijbelse verslag af te gaan?

10 Sommige hedendaagse geleerden stellen zo’n vertrouwen in het geologische en geografische verslag in de bijbel dat zij het als gids hebben gebruikt en rijkelijk zijn beloond. Een aantal jaren geleden ging een bekende geoloog, dr. Ben Tor, af op de schriftplaats: „Want Jehovah, uw God, brengt u in een goed land, . . . een land waarvan de stenen ijzer zijn” (Deut. 8:7, 9). Enkele kilometers van Berseba vandaan trof hij enorme rotswanden aan vol met lagen roodzwart erts. Naar schatting bevond zich hier 13,6 miljoen ton ijzererts van mindere kwaliteit. Later ontdekten mijningenieurs een 1,5 km lange laag voortreffelijk erts, dat voor 60 tot 65 procent uit zuiver ijzer bestond. Dr. Joseph Weitz, Israëls beroemde bosbouwdeskundige, zei: „De eerste boom, die Abraham in de bodem van Berseba plantte, was een tamarisk.” „Naar zijn voorbeeld hebben wij er in dit gebied twee miljoen geplant. Abraham had het enig juiste gedaan. Want de tamarisk is één der weinige bomen die, zoals wij hebben geconstateerd, in het zuiden, waar de jaarlijkse neerslag onder de 150 millimeter blijft, nog gedijen.” * Het boek Tree and Shrub in Our Biblical Heritage, door Nogah Hareuveni, voegt eraan toe: „Kennelijk heeft de Patriarch Abraham, toen hij in Berseba aankwam, niet zo maar een willekeurige boom geplant. . . . Hij koos de boom waarvan de schaduw koeler is dan die van andere bomen. Bovendien kan de [tamarisk] hitte en langdurige droogte doorstaan door zijn wortels naar grote diepten te laten groeien om grondwater te vinden. Het is daarom niet verrassend dat de [tamarisk] ook in deze tijd nog in de omgeving van Berseba voorkomt.” *Gen. 21:33.

11. Hoe getuigt professor Wilson van de nauwkeurigheid van de bijbel?

11 Met betrekking tot details zoals chronologische en geografische verklaringen in de bijbel, schrijft professor R. D. Wilson in A Scientific Investigation of the Old Testament (blz. 213, 214): „De chronologische en geografische verklaringen zijn nauwkeuriger en betrouwbaarder dan die welke door alle andere oude documenten worden verschaft; en de biografische en andere historische beschrijvingen stemmen wonderbaarlijk goed overeen met de getuigenissen van niet-bijbelse documenten.”

12. Hoe kloppen de feiten met het bijbelse verslag over de oorsprong van de mensheid?

12 (3) Rassen en talen van de mensheid. In het boek After Its Kind zegt Byron C. Nelson: „De mens werd gemaakt, niet de neger, de Chinees, de Europeaan. Twee menselijke wezens — in de bijbel worden zij Adam en Eva genoemd — werden geschapen, en uit hen zijn alle variëteiten van mensen voortgekomen die zich op de oppervlakte der aarde bevinden. Alle mensenrassen, ongeacht huidkleur of afmetingen, behoren tot één natuurlijke soort. Zij denken allemaal eender, voelen eender, hebben dezelfde lichaamsbouw, kunnen gemakkelijk onderling huwen en hun soortgenoten voortbrengen. Alle rassen zijn afkomstig van twee gemeenschappelijke voorouders, die volledig gevormd uit de hand van de Schepper te voorschijn zijn gekomen.” * En dit is nu precies ook de bevestiging van Genesis 1:27, 28; 2:7, 20-23; 3:20; Handelingen 17:26 en Romeinen 5:12.

13. Wat zei een archeoloog over het middelpunt van waar uit de oude talen zich hebben verbreid?

13 Met betrekking tot het bijbelse verslag over het middelpunt van waar uit de verbreiding van oude talen is begonnen, zei de archeoloog Sir Henry Rawlinson: „Indien wij ons louter zouden moeten laten leiden door het punt waar de taalpaden bijeenkomen en elkaar kruisen, en onafhankelijk van elke verwijzing naar het bericht in de bijbel, zouden wij er nog steeds toe worden gebracht onze keus te laten vallen op de vlakten van Sinear, als het brandpunt vanwaar de verschillende lijnen waren uitgegaan.” *Gen. 11:1-9.

14. (a) Waaruit alleen al blijkt dat de bijbel door God is geïnspireerd? (b) Welke logische zienswijze wordt alleen in de bijbel gepresenteerd, en hoe kan de bijbel op elk aspect van het dagelijks leven worden toegepast?

14 (4) Toepasbaarheid. Al zouden er geen andere bewijzen voor de authenticiteit van de bijbel beschikbaar zijn, dan zou alleen al uit de daarin opgetekende rechtvaardige beginselen en morele maatstaven blijken dat dit boek een voortbrengsel van de goddelijke geest is. Bovendien kan de bijbel op elk aspect van het dagelijks leven worden toegepast. Geen enkel ander boek geeft ons een logische kijk op de oorsprong van alle dingen, met inbegrip van de mensheid, en op het voornemen dat de Schepper met de aarde en de mens heeft (Gen. hfdst. 1; Jes. 45:18). De bijbel vertelt ons waarom de mens sterft en waarom er goddeloosheid bestaat (Gen. hfdst. 3; Rom. 5:12; Job hfdst. 1, 2; Ex. 9:16). Hij stelt de hoogste rechtsnorm (Ex. 23:1, 2, 6, 7; Deut. 19:15-21). Hij geeft goede raad over de manier van zakendoen (Lev. 19:35, 36; Spr. 20:10; 22:22, 23; Matth. 7:12); een moreel rein gedrag (Lev. 20:10-16; Gal. 5:19-23; Hebr. 13:4); betrekkingen met medemensen (Lev. 19:18; Spr. 12:15; 15:1; 27:1, 2, 5, 6; 29:11; Matth. 7:12; 1 Tim. 5:1, 2); het huwelijk (Gen. 2:22-24; Matth. 19:4, 5, 9; 1 Kor. 7:2, 9, 10, 39); de gezinsverhouding en de plichten van de man, de vrouw en de kinderen (Deut. 6:4-9; Spr. 13:24; Ef. 5:21-33; 6:1-4; Kol. 3:18-21; 1 Petr. 3:1-6); een juiste houding ten opzichte van de overheid (Rom. 13:1-10; Tit. 3:1; 1 Tim. 2:1, 2; 1 Petr. 2:13, 14); eerlijk werk, alsook de verhouding tussen meester en slaaf en werkgever en werknemer (Ef. 4:28; Kol. 3:22-24; 4:1; 1 Petr. 2:18-21); juiste omgang (Spr. 1:10-16; 5:3-11; 1 Kor. 15:33; 2 Tim. 2:22; Hebr. 10:24, 25); het bijleggen van geschillen (Matth. 18:15-17; Ef. 4:26) en vele andere dingen die een belangrijke invloed uitoefenen op ons dagelijks leven.

15. Welke bijbelse raad over geestelijke en lichamelijke gezondheid is praktisch gebleken?

15 De bijbel verschaft ook waardevolle adviezen in verband met lichamelijke en geestelijke gezondheid (Spr. 15:17; 17:22). De laatste jaren is door onderzoekingen op medisch terrein aangetoond dat iemands instelling inderdaad van invloed is op zijn lichamelijke gezondheid. Studies hebben bijvoorbeeld uitgewezen dat personen die zich snel kwaad maken, dikwijls hoge bloeddruk hebben. Er wordt ook bericht dat kwaadheid tot hartaandoeningen, hoofdpijn, neusbloedingen, duizeligheid en stemverlies leidt. De bijbel verklaarde lang geleden echter reeds: „Een kalm hart is het leven van het vleselijke organisme.” — Spr. 14:30; vergelijk Mattheüs 5:9.

16. Wat zijn enkele van de waarheidsgetrouwe bijbelse verklaringen die hun ontdekking door de wetenschap ver vooruit waren?

16 (5) Wetenschappelijke nauwkeurigheid. Hoewel de bijbel geen wetenschappelijk leerboek is, blijkt hij, wanneer hij wetenschappelijke aangelegenheden aanroert, nauwkeurig te zijn en in harmonie met ware wetenschappelijke ontdekkingen en kennis. Wat in de bijbel opgetekend staat over de volgorde van de schepping, met inbegrip van het dierenleven (Gen. hfdst. 1), over het feit dat de aarde rond, bolvormig rond, is (Jes. 40:22) en dat de aarde in de ruimte aan „niets” is opgehangen, is de wetenschappelijke ontdekking van deze waarheden ver vooruit (Job 26:7). De hedendaagse fysiologie heeft de waarheid aangetoond van de bijbelse verklaring dat ’niet alle vlees hetzelfde vlees is’, aangezien de celstructuur van het vlees van de ene soort verschilt van die van een andere soort; de mens heeft zijn eigen unieke „vlees” (1 Kor. 15:39). * Nog een voorbeeld ligt op het terrein van de dierkunde: In Leviticus 11:6 wordt de haas tot de herkauwende dieren gerekend. Daar werd eens de spot mee gedreven, maar de wetenschap heeft nu ontdekt dat de haas een dubbele spijsvertering heeft. *

17. Waardoor wordt aangetoond dat de bijbel het in medische kwesties bij het rechte eind heeft?

17 De verklaring dat het ’leven van het vlees in het bloed is’, wordt in deze tijd als een grondwaarheid van de medische wetenschap erkend (Lev. 17:11-14). De Mozaïsche wet gaf te kennen welke viervoetige dieren, vogels en vissen „rein” waren en gegeten mochten worden, waarbij riskante voedselsoorten werden uitgesloten (Lev. hfdst. 11). De Wet vereiste dat een legerplaats rein gehouden moest worden door menselijke uitwerpselen te begraven, wat een aanzienlijke bescherming bood tegen door vliegen overgebrachte infectieziekten, zoals dysenterie en tyfus (Deut. 23:9-14). Zelfs in deze tijd nog leidt het zich niet op juiste wijze van menselijke faecaliën ontdoen, in sommige landen tot ernstige gezondheidsproblemen. De mensen in die landen zouden veel gezonder zijn als zij de bijbelse raad inzake hygiëne zouden opvolgen.

18. Waaruit blijkt nog meer dat de bijbel wetenschappelijk nauwkeurig is?

18 De bijbel beveelt aan ’ter wille van de maag en in ziektegevallen’ wat wijn te drinken (1 Tim. 5:23). Dr. Salvatore P. Lucia, hoogleraar in de geneeskunde aan de medische faculteit van de University of California, schrijft: „Wijn is de oudste voedingswaarde bezittende drank en het belangrijkste medicijn dat door de hele menselijke geschiedenis heen voortdurend in gebruik is geweest.” *

19. Waardoor wordt aangetoond dat Lukas bij het schrijven van zijn verslag zeer nauwkeurig te werk is gegaan?

19 (6) Cultuur en gewoonten. A. Rendle Short schrijft in Modern Discovery and the Bible over het boek Handelingen: „Het was de Romeinse gewoonte de provincies van hun uitgestrekte rijk te besturen door, voor zover dit geen gevaar opleverde, het plaatselijke bestuurssysteem te handhaven, met het gevolg dat de autoriteiten in de diverse districten met vele verschillende namen werden aangeduid. Men moest wel een zeer oplettende reiziger zijn of een uiterst nauwgezette studie van staatsdocumenten hebben gemaakt om al deze prominenten met hun juiste benaming aan te duiden. Juist hierin treffen wij een van de beste bewijzen voor de geschiedkundige kennis van Lukas aan, want hij slaagt er altijd in volkomen nauwkeurig te zijn. In verscheidene gevallen beschikken wij slechts over een munt of een inscriptie die ons de noodzakelijke inlichtingen geeft om na te gaan of hij de juiste titels heeft gebruikt; de erkende Romeinse geschiedschrijvers wagen zich niet op zo’n moeilijk terrein. Zo noemt Lukas Herodes en Lysanias viervorsten; Josephus doet dit eveneens. Herodes Agrippa, die Jakobus met het zwaard ombracht en Petrus in de gevangenis liet werpen, wordt een koning genoemd; Josephus vertelt ons hoe Herodes Agrippa in Rome op goede voet kwam te staan met Gaius Caesar (Caligula) en als beloning de koningstitel ontving toen Caligula keizer werd. De stadhouder van Cyprus, Sergius Paulus, wordt proconsul genoemd. . . . Niet lang voordien was Cyprus nog een keizerlijke provincie, die door een propraetor of legaat werd bestuurd, maar zoals door Cyprische munten, met zowel Griekse als Latijnse opschriften, wordt aangetoond, was de juiste titel in Paulus’ tijd proconsul. Een in Soloi, aan de noordkust van Cyprus, gevonden Griekse inscriptie is voorzien van de datering: ’tijdens het proconsulschap van Paulus’ . . . In Thessalonika droegen de stadsmagnaten de zeer ongewone titel van politarch [stadsbestuurder, Hand. 17:6, voetnoot], een naam die in de klassieke literatuur niet voorkomt. Afgezien van het feit dat Lukas er melding van maakt, zou dit een zeer onbekende titel voor ons zijn, ware het niet dat hij in bepaalde inscripties voorkomt. . . . Achaje was onder Augustus een senaatsprovincie; onder Tiberius stond ze rechtstreeks onder de keizer, maar onder Claudius verviel ze, zoals Tacitus ons vertelt, weer aan de senaat, en daarom was Gallio’s rechtmatige titel [Hand. 18:12] proconsul. . . . Lukas is in zijn geografische gegevens en in zijn reisverslagen al even betrouwbaar en nauwkeurig.” *

20. Hoe weerspiegelen Paulus’ geschriften nauwkeurig de tijd waarin hij leefde en schreef?

20 De brieven van Paulus weerspiegelen nauwkeurig de achtergrond van zijn tijd en geven te kennen dat hij een ooggetuige was van de opgetekende dingen. Filippi was bijvoorbeeld een militaire kolonie, waarvan de burgers bijzonder trots waren op hun Romeins burgerschap. Paulus hield de christenen aldaar voor dat hun burgerschap in de hemelen was (Hand. 16:12, 21, 37; Fil. 3:20). Efeze was een stad die bekendstond om haar magische kunsten en spiritistische praktijken. Paulus onderrichtte de daar wonende christenen hoe zij zich ertegen konden wapenen aan de demonen ten prooi te vallen, waarbij hij een nauwkeurige beschrijving gaf van de wapenrusting van een Romeins soldaat (Hand. 19:19; Ef. 6:13-17). Bij de Romeinen was het de gewoonte om een militaire overwinning met een triomftocht te vieren, waarbij gevangenen, sommigen van hen naakt, in een optocht meegevoerd werden. Deze gewoonte werd bij wijze van illustratie gebruikt (2 Kor. 2:14; Kol. 2:15). In 1 Korinthiërs 1:22 wordt op de onderscheiden gezichtspunten van de joden en de Grieken gewezen. De christelijke schrijvers weerspiegelen in dergelijke aangelegenheden de nauwkeurigheid van Mozes, de schrijver van de Pentateuch, waarover George Rawlinson zegt: „De ethologische nauwkeurigheid van de Pentateuch met betrekking tot algemeen geldende oosterse zeden en gewoonten, is nooit in twijfel getrokken.” *

21. (a) Geef voorbeelden van de openhartigheid van de bijbelschrijvers. (b) Hoe wordt hierdoor ons vertrouwen dat de bijbel het Woord der waarheid is, versterkt?

21 (7) Openhartigheid van de bijbelschrijvers. De spontane openhartigheid van de bijbelschrijvers vormt een krachtig bewijs voor de betrouwbaarheid van de bijbel. Mozes bijvoorbeeld vertelt eerlijk over zijn eigen zonde en over Gods oordeel dat hij en zijn broer Aäron het Beloofde Land niet mochten binnengaan (Num. 20:7-13; Deut. 3:23-27). Er wordt niet verheeld dat David bij twee gelegenheden zwaar zondigde en dat zijn zoon Salomo afvallig werd (2 Sam. hfdst. 11, 12, 24; 1 Kon. 11:1-13). Jona schrijft over zijn eigen ongehoorzaamheid en de gevolgen ervan. De hele natie Israël werd door bijna alle schrijvers van de Hebreeuwse Geschriften, die allen joden waren, wegens haar ongehoorzaamheid jegens God veroordeeld, en dat nog wel in de geschriften die de joden dierbaar waren en door hen werden aanvaard als de uitspraken van God en de ware geschiedenis van hun natie. De christelijke schrijvers waren niet minder openhartig. Alle vier de evangelieschrijvers onthulden Petrus’ verloochening van Christus. En Paulus vestigde de aandacht op Petrus’ ernstige fout in verband met een geloofsleer toen hij in de christelijke gemeente te Antiochië onderscheid maakte tussen joden en heidenen. Het vertrouwen dat de bijbel het Woord der waarheid is, wordt versterkt wanneer wij zien dat de schrijvers ervan niemand spaarden, ook zichzelf niet, om maar een getrouw bericht te kunnen samenstellen. — Matth. 26:69-75; Mark. 14:66-72; Luk. 22:54-62; Joh. 18:15-27; Gal. 2:11-14; Joh. 17:17.

22. Waardoor nog meer wordt bewezen dat de bijbel werkelijk Gods Woord is, en met welk doel werd hij geschreven?

22 (8) Overeenstemming tussen de schrijvers. Hoewel de bijbel in de loop van ruim 1600 jaar door ongeveer 40 personen werd geschreven, vormt dit boek toch een harmonieus geheel. Hij is op grote schaal verspreid, ondanks de hevigste tegenstand en de krachtigste pogingen om hem te vernietigen. Deze feiten dragen ertoe bij te bewijzen dat de bijbel is wat hij beweert te zijn, het Woord van de almachtige God, en dat hij werkelijk „nuttig [is] om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid”. — 2 Tim. 3:16. *

23. Welk thema, dat steeds weer beklemtoond wordt, bewijst eveneens dat de bijbel geïnspireerd is? Licht dit toe.

23 Dat de bijbel geïnspireerd is, blijkt uit het feit dat steeds weer de nadruk wordt gelegd op het ene thema, namelijk de heiliging van Jehovah’s naam door middel van zijn koninkrijk onder Christus. Enkele van de in het oog springende voorbeelden zijn:

Gen. 3:15 Belofte van het Zaad dat de

Slang zal vernietigen

Gen. 22:15-18 Alle natiën zullen zich door

bemiddeling van Abrahams zaad

zegenen

Ex. 3:15; 6:3 God legt de nadruk op zijn

gedenknaam, Jehovah

Ex. 9:16; Rom. 9:17 God geeft voornemen te kennen

zijn naam te laten bekendmaken

Ex. 18:11; Jehovah groter dan alle andere

Jes. 36:18-20; 37:20, 36-38; goden

Jer. 10:10, 11

Ex. 20:3-7 God respecteert zijn naam, eist

exclusieve toewijding

Job hfdst. 1, 2 Jehovah’s rechtmatige

soevereiniteit en ’s mensen

houding en rechtschapenheid ten

opzichte ervan

Job 32:2; 35:2; 36:24; 40:8 Gods rechtvaardiging op de

voorgrond geplaatst

Jes. 9:7 God ondersteunt ijverig het

eeuwige koninkrijk van zijn

Zoon

Dan. 2:44; 4:17, 34; De belangrijkheid van Gods

7:13, 14 koninkrijk onder de

„mensenzoon”

Ezech. 6:10; 38:23 Mensen „zullen moeten weten dat

ik Jehovah ben”. Deze

verklaring komt in Ezechiëls

profetie meer dan 60 maal voor

Mal. 1:11 Gods naam moet groot zijn onder

de natiën

Matth. 6:9, 10, 33 De heiliging van Gods naam door

zijn koninkrijk is van primair

belang

Joh. 17:6, 26 Jezus maakte Gods naam bekend

Hand. 2:21; Rom. 10:13 Jehovah’s naam moet worden

aangeroepen voor redding

Rom. 3:4 God moet waarachtig worden

bevonden, ook al wordt ieder

mens een leugenaar bevonden

1 Kor. 15:24-28 Koninkrijk zal aan God worden

teruggegeven; God zal alles

voor iedereen zijn

Hebr. 13:15 Christenen moeten Jehovah’s naam

in het openbaar bekendmaken

Openb. 15:4 Jehovah’s naam zal door alle

natiën worden verheerlijkt

Openb. 19:6 Jehovah’s naam wordt geloofd en

geprezen na vernietiging van

Babylon de Grote

24. (a) Hoe bevestigt de rechtschapenheid van de vroege christenen de waarachtigheid van de „geschiedenis van het vroege christendom”? (b) Wat bewijst nog meer dat de bijbelschrijvers feiten en geen mythen optekenden?

24 (9) Rechtschapenheid van de getuigen. Over het grote gewicht dat kan worden toegekend aan het getuigenis van de vroege christenen — zowel de schrijvers van de christelijke Geschriften als anderen — merkt George Rawlinson op: „De vroege bekeerlingen wisten dat er elk moment van hen verlangd kon worden voor hun religie te sterven. . . . Elke vroege schrijver die het christendom verdedigde, trotseerde daardoor de burgerlijke macht en liep kans een overeenkomstig lot te ondergaan. Wanneer geloof een zaak van leven en dood is, zijn mensen niet licht geneigd de eerste de beste geloofsovertuiging aan te nemen die hun toevallig aanspreekt; ook sluiten zij zich niet openlijk bij een vervolgde sekte aan wanneer zij de stellingen van de door de sekte beleden religie niet grondig hebben onderzocht en zich niet van de waarheid ervan hebben overtuigd. Het is duidelijk dat de vroege bekeerlingen veel betere mogelijkheden hadden dan wij om de nauwkeurigheid van de vroeg-christelijke geschiedenis na te gaan — zij konden de getuigen grondig ondervragen; hun verschillende verslagen met elkaar vergelijken; informeren wat hun tegenstanders op hun verklaringen te zeggen hadden; heidense documenten van die tijd raadplegen; het bewijsmateriaal grondig en volledig ziften. . . . Al deze factoren samen — en wij dienen in gedachte te houden dat het bewijsmateriaal cumulatief is — vormen een geheel van bewijzen zoals maar zelden te leveren valt voor gebeurtenissen uit het verre verleden, en de geschiedenis van het vroege christendom komt daardoor zonder enige redelijke twijfel vast te staan. Die geschiedenis heeft in geen enkel opzicht . . . een mythisch karakter. Het is één geschiedenis, die eensluidend wordt verhaald, terwijl mythen zeer uiteenlopend en veelvormig zijn; ze is nauw verweven met de wereldlijke geschiedenis van die tijd, die ze steeds weer met buitengewone nauwkeurigheid weergeeft, terwijl mythen de wereldlijke geschiedenis verdraaien of geheel negeren; ze is vol nuchtere details, hetgeen in mythen angstvallig wordt vermeden; ze staat vol met de duidelijkste en eenvoudigste praktische onderwijzingen, terwijl mythen door middel van allegorieën onderwijzen. . . . Eenvoudige oprechtheid, trouw, angstvallige nauwkeurigheid en zuivere waarheidsliefde zijn de meest in het oog springende eigenschappen van de nieuwtestamentische schrijvers, die zich onmiskenbaar met feiten, niet met verdichtsels bezighouden . . . Zij schrijven ’opdat wij de zekerheid zouden weten van de dingen’ die in hun tijd ’zeer stellig werden geloofd’.” * — Vergelijk Lukas 1:1, 4.

25. Waardoor wordt de authenticiteit van de bijbel op een treffende wijze bewezen?

25 Een buitengewoon boeiend terrein dat door de bijbel wordt bestreken, is dat van de goddelijke profetieën. De authenticiteit van de bijbel wordt door niets zo treffend bewezen als door de vervulling van talrijke profetieën, die alle het bewijs leveren van Jehovah’s opmerkelijke voorkennis op grond waarvan hij de toekomst kan voorzeggen. Dit profetische Woord is werkelijk „een lamp die schijnt in een duistere plaats”, en er aandacht aan schenken zal het geloof versterken van degenen die de wens koesteren de vervulling van alle Koninkrijksprofetieën in Gods eeuwige nieuwe wereld van rechtvaardigheid mee te maken. De drie volgende tabellen verschaffen nog meer bewijzen voor de authenticiteit van de bijbel, doordat ze niet alleen de aandacht vestigen op veel van deze profetische vervullingen, maar ook de harmonie van de gehele Schrift — zowel de Hebreeuwse als de Griekse Geschriften — aantonen. Met het verstrijken van de tijd zien wij steeds duidelijker dat de bijbel werkelijk „door God geïnspireerd en nuttig” is. — 2 Petr. 1:19; 2 Tim. 3:16.

[Voetnoten]

^ ¶5 The Historical Evidences of the Truth of the Scripture Records, 1862, George Rawlinson, blz. 54, 254-258.

^ ¶7 1871, blz. 29-31.

^ ¶8 The Historical Evidences of the Truth of the Scripture Records, blz. 25, 26.

^ ¶9 Sinai and Palestine, 1885, blz. 82, 83.

^ ¶10 En de bijbel heeft toch gelijk, door Werner Keller, herziene uitgave, blz. 389.

^ ¶10 1984, blz. 24.

^ ¶12 1968, blz. 4, 5.

^ ¶13 The Journal of the Royal Asiatic Society of Great Britain and Ireland, Londen, 1855, Deel 15, blz. 232.

^ ¶16 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 943.

^ ¶16 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 555, 556; Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 505, 506.

^ ¶18 Wine as Food and Medicine, 1954, blz. 5.

^ ¶19 1955, blz. 211-213.

^ ¶20 The Historical Evidences of the Truth of the Scripture Records, blz. 290.

^ ¶24 The Historical Evidences of the Truth of the Scripture Records, blz. 225, 227, 228.

[Studievragen]

[Tabel op blz. 343, 344]

(10) BELANGRIJKE PROFETIEËN OVER JEZUS EN HUN VERVULLING

Profetie Gebeurtenis Vervulling

Gen. 49:10 Geboren in de stam Juda Matth. 1:2-16;

Luk. 3:23-33;

Hebr. 7:14

Ps. 132:11; Uit het geslacht van Matth. 1:1, 6-16;

Jes. 9:7; David, de zoon van Isaï 9:27; 15:22;

11:1, 10 20:30, 31;

21:9, 15; 22:42;

Mark. 10:47, 48;

Luk. 1:32; 2:4;

3:23-32; 18:38, 39;

Hand. 2:29-31;

13:22, 23;

Rom. 1:3; 15:8, 12

Micha 5:2 Geboren in Bethlehem Luk. 2:4-11;

Joh. 7:42

Jes. 7:14 Geboren uit een maagd Matth. 1:18-23;

Luk. 1:30-35

Jer. 31:15 Baby’s na zijn geboorte Matth. 2:16-18

gedood

Hos. 11:1 Uit Egypte geroepen Matth. 2:15

Mal. 3:1; 4:5; Weg voor hem bereid Matth. 3:1-3;

Jes. 40:3 11:10-14; 17:10-13;

Mark. 1:2-4;

Luk. 1:17, 76;

3:3-6; 7:27;

Joh. 1:20-23;

3:25-28;

Hand. 13:24; 19:4

Dan. 9:25 Verscheen aan einde van Bood zich op de

69 „weken” als Messias juiste tijd, in

29 G.T., voor de doop

aan en werd gezalfd

(Luk. 3:1, 21, 22)

Jes. 61:1, 2 Gemachtigd Luk. 4:18-21

Jes. 9:1, 2 Bediening deed mensen Matth. 4:13-16

in Naftali en Zebulon

groot licht zien

Ps. 78:2 Sprak in illustraties Matth. 13:11-13,

31-35

Jes. 53:4 Droeg onze ziekten Matth. 8:16, 17

Ps. 69:9 IJverig voor Jehovah’s Matth. 21:12, 13;

huis Mark. 11:15-18;

Luk. 19:45, 46;

Joh. 2:13-17

Jes. 42:1-4 Zou als Jehovah’s Matth. 12:14-21

knecht niet op straten

twisten

Jes. 53:1 Men geloofde niet in Joh. 12:37, 38;

hem Rom. 10:11, 16

Zach. 9:9; Intocht in Jeruzalem op Matth. 21:1-9;

Ps. 118:26 ezelsveulen; begroet Mark. 11:7-11;

als koning en als Luk. 19:28-38;

degene die in Joh. 12:12-15

Jehovah’s naam kwam

Jes. 28:16; Verworpen, maar wordt Matth. 21:42, 45, 46;

53:3; hoofdhoeksteen Hand. 3:14; 4:11;

Ps. 69:8; 1 Petr. 2:7

118:22, 23

Jes. 8:14, 15 Wordt steen der Luk. 20:17, 18;

struikeling Rom. 9:31-33;

1 Petr. 2:8

Ps. 41:9; 109:8 Eén apostel ontrouw; Matth. 26:47-50;

verraadt Jezus Joh. 13:18, 26-30;

17:12; 18:2-5;

Hand. 1:16-20

Zach. 11:12 Voor 30 zilverstukken Matth. 26:15;

verraden 27:3-10;

Mark. 14:10, 11

Zach. 13:7 Discipelen verstrooid Matth. 26:31, 56;

Joh. 16:32

Ps. 2:1, 2 Romeinse machthebbers Matth. 27:1, 2;

en leiders van Israël Mark. 15:1, 15;

spannen samen tegen Luk. 23:10-12;

gezalfde van Jehovah Hand. 4:25-28

Jes. 53:8 Berecht en veroordeeld Matth. 26:57-68;

27:1, 2, 11-26;

Joh. 18:12-14,

19-24, 28-40;

19:1-16

Ps. 27:12 Valse getuigen gebruikt Matth. 26:59-61;

Mark. 14:56-59

Jes. 53:7 Zwijgt voor Matth. 27:12-14;

beschuldigers Mark. 14:61; 15:4, 5;

Luk. 23:9; Joh. 19:9

Ps. 69:4 Zonder reden gehaat Luk. 23:13-25;

Joh. 15:24, 25;

1 Petr. 2:22

Jes. 50:6; Geslagen, bespuwd Matth. 26:67;

Micha 5:1 27:26, 30;

Joh. 18:22; 19:3

Ps. 22:16, Aan een paal Matth. 27:35;

voetn. gehangen Mark. 15:24, 25;

Luk. 23:33;

Joh. 19:18, 23;

20:25, 27

Ps. 22:18 Lot geworpen over Matth. 27:35;

kleding Joh. 19:23, 24

Jes. 53:12 Onder zondaars Matth. 26:55, 56;

gerekend 27:38; Luk. 22:37

Ps. 22:7, 8 Aan paal beschimpt Matth. 27:39-43;

Mark. 15:29-32

Ps. 69:21 Azijn en gal gegeven Matth. 27:34, 48;

Mark. 15:23, 36

Ps. 22:1 Door God verlaten en Matth. 27:46;

aan vijanden Mark. 15:34;

overgegeven

Ps. 34:20; Geen beenderen gebroken Joh. 19:33, 36

Ex. 12:46

Jes. 53:5; Doorstoken Matth. 27:49;

Zach. 12:10 Joh. 19:34, 37;

Openb. 1:7

Jes. 53:5, 8, Sterft offerandelijke Matth. 20:28;

11, 12 dood om zonden weg te Joh. 1:29;

nemen en rechtvaardige Rom. 3:24; 4:25;

positie bij God 1 Kor. 15:3;

mogelijk te maken Hebr. 9:12-15;

1 Petr. 2:24;

1 Joh. 2:2

Jes. 53:9 Bij de rijken begraven Matth. 27:57-60;

Joh. 19:38-42

Jona 1:17; 2:10 Gedeelten van drie Matth. 12:39, 40;

dagen in graf, daarna 16:21; 17:23;

uit doden opgewekt 20:19; 27:64;

28:1-7;

Hand. 10:40;

1 Kor. 15:3-8

Ps. 16:8-11, Uit doden opgewekt vóór Hand. 2:25-31;

voetn. verderf 13:34-37

Ps. 2:7 Zowel door Matth. 3:16, 17;

geestverwekking als Mark. 1:9-11;

door opstanding Luk. 3:21, 22;

verklaart Jehovah hem Hand. 13:33;

tot Zijn Zoon Rom. 1:4;

Hebr. 1:5; 5:5

Vragen over tabel „Belangrijke profetieën over Jezus en hun vervulling”:

(a) Door welke profetieën betreffende zijn geboorte kwam Jezus ervoor in aanmerking de Messias te zijn?

(b) Welke profetieën werden aan het begin van Jezus’ bediening vervuld?

(c) Hoe vervulde Jezus bepaalde profetieën door de wijze waarop hij zijn bediening ten uitvoer bracht?

(d) Welke profetieën werden gedurende de laatste paar dagen vóór Jezus’ berechting vervuld?

(e) Welke profetieën vervulden zich ten tijde van zijn berechting?

(f) Door welke profetieën wordt de gang van zaken bij zijn terechtstelling aan de paal, zijn dood en zijn opstanding voorzegd?

[Tabel op blz. 344-346]

(11) VOORBEELDEN VAN ANDERE VERVULDE BIJBELPROFETIEËN

Profetie Gebeurtenis Vervulling

Gen. 9:25 Kanaänieten zouden aan Joz. 9:23, 27;

Israël dienstbaar Recht. 1:28;

worden 1 Kon. 9:20, 21

Gen. 15:13, 14; Israël zou met veel Ex. 12:35, 36;

Ex. 3:21, 22 have uit Egypte komen Ps. 105:37

wanneer God deze natie

die hen geknecht had,

zou oordelen

Gen. 17:20; Ismaël zou 12 oversten Gen. 25:13-16;

21:13, 18 voortbrengen en een 1 Kron. 1:29-31

grote natie worden

Gen. 25:23; Edomieten zouden ver Gen. 36:8;

27:39, 40 van vruchtbare Deut. 2:4, 5;

landstreken vandaan 2 Sam. 8:14;

wonen, zij zouden 2 Kon. 8:20;

Israëlieten dienen en 1 Kron. 18:13;

af en toe in opstand 2 Kron. 21:8-10

komen

Gen. 48:19, 22 Efraïm zou groter Num. 1:33-35;

worden dan Manasse en Deut. 33:17;

elke stam zou een Joz. 16:4-9; 17:1-4

erfdeel ontvangen

Gen. 49:7 Simeon en Levi zouden Joz. 19:1-9;

in Israël verstrooid 21:41, 42

worden

Gen. 49:10 Koninklijk leiderschap 2 Sam. 2:4;

zou uit Juda 1 Kron. 5:2;

voortkomen Matth. 1:1-16;

Luk. 3:23-33;

Hebr. 7:14

Deut. 17:14 Israël zou om een 1 Sam. 8:4, 5, 19, 20

monarchie vragen

Deut. 28:52, 53, Israël zou wegens In 740 v.G.T. t.a.v.

64-66, 68 ontrouw worden Samaria

gestraft; steden (2 Kon. 17:5-23), in

belegerd, in slavernij 607 v.G.T. t.a.v.

weggevoerd Jeruzalem

(Jer. 52:1-27) en in

70 G.T. nogmaals

t.a.v. Jeruzalem

vervuld

Joz. 6:26 Straf op het herbouwen 1 Kon. 16:34

van Jericho

1 Sam. 2:31, 34; Eli’s geslachtslijn 1 Sam. 4:11, 17, 18;

3:12-14 vervloekt 1 Kon. 2:26, 27, 35

1 Kon. 9:7, 8; Tempel zou worden 2 Kon. 25:9;

2 Kron. 7:20, 21 verwoest indien Israël 2 Kron. 36:19;

afvallig zou worden Jer. 52:13;

Klaagl. 2:6, 7

1 Kon. 13:1-3 Jerobeams altaar zou 2 Kon. 23:16-18

worden ontwijd

1 Kon. 14:15 Omverwerping van 2 Kon. 17:6-23;

tienstammenrijk Israël 18:11, 12

Jes. 13:17-22; Verwoesting van Dan. 5:22-31;

45:1, 2; Babylon; Babylons wereldlijke

Jer. 50:35-46; poorten zouden worden geschiedenis

51:37-43 opengelaten; Meden en bevestigt dit. Cyrus

Perzen zouden onder nam Babylon in toen

Cyrus stad innemen poorten waren

opengelaten *

Jes. 23:1, 8, Tyrus zou door Wereldlijke

13, 14; Chaldeeën onder geschiedenis bericht

Ezech. 26:4, Nebukadnezar worden dat vastelandstad

7-12 verwoest werd verwoest en dat

eilandstad zich na

13-jarige belegering

aan Nebukadnezar

onderwierp *

Jes. 44:26-28 Herbouw van Jeruzalem 2 Kron. 36:22, 23;

en tempel door de Ezra 1:1-4

teruggekeerde joodse

ballingen; Cyrus’

aandeel hieraan

Jer. 25:11; Na 70-jarige Dan. 9:1, 2;

29:10 verwoesting zou een Zach. 7:5;

overblijfsel 2 Kron. 36:21-23

terugkeren

Jer. 48:15-24; Moab zou tot een Moab als natie

Ezech. 25:8-11; woestenij worden bestaat nu niet

Zef. 2:8, 9 meer *

Jer. 49:2; Ammonitische steden Ammon als natie

Ezech. 25:1-7; zouden verlaten bestaat nu niet

Zef. 2:8, 9 puinheuvels worden meer *

Jer. 49:17, 18; Edom zou worden Na de verwoesting van

Ezech. 25:12-14; afgesneden alsof het Jeruzalem in 70 G.T.

35:7, 15; nooit had bestaan hield Edom als natie

Obad. 16, 18 op te bestaan *

Dan. 2:31-40; Vier koninkrijken Wereldlijke

7:2-7 afgebeeld: Babylon, geschiedenis

Perzië, Griekenland en bevestigt dat ze in

Rome. Vele profetische opkomst en ondergang

details voorzegd van deze machten zijn

vervuld *

Dan. 8:1-8, Na koninkrijk Perzië Alexander de Grote

20-22; zou een machtig rijk, veroverde Perzische

11:1-19 Griekenland, regeren. Rijk. Na zijn dood

Dat koninkrijk zou in namen vier generaals

vieren worden gedeeld, de macht over. Ten

waaruit twee machten slotte ontwikkelden

zouden voortkomen, de zich het

koning van het noorden Seleucidische rijk en

en de koning van het het Ptolemeïsche

zuiden rijk, die voortdurend

met elkaar in oorlog

waren *

Dan. 11:20-24 Regeerder zou Inschrijvingsverordening

inschrijving in Palestina tijdens

verordenen. In dagen regering van Caesar

van zijn opvolger zou Augustus; Jezus

„de Leider van het gedood tijdens

verbond” worden regering van zijn

verbroken opvolger, Tiberius

Caesar *

Zef. 2:13-15; Nineve zou een verlaten Werd een puinheuvel *

Nah. 3:1-7 woestenij worden

Zach. 9:3, 4 Eilandstad Tyrus zou Tot stand gebracht

worden verwoest door Alexander in

332 v.G.T. *

Matth. 24:2, Jeruzalem zou door Vervuld door Romeinen

16-18; versterkingen met in 70 G.T. *

Luk. 19:41-44 puntige palen worden

omringd en verwoest

worden

Matth. 24:7-14; Tijd van grote Tijd van ongekende

Mark. 13:8; moeilijkheden voorzegd moeilijkheden op

Luk. 21:10, 11; vóór volledige einde aarde sinds Eerste

2 Tim. 3:1-5 van dit samenstel van Wereldoorlog in 1914.

dingen; hiertoe zouden Koninkrijk wordt nu

behoren: oorlogen, in meer dan 200

voedseltekorten, landen gepredikt

aardbevingen,

pestilentie,

wetteloosheid,

prediking van goede

nieuws van Koninkrijk

aan alle natiën

[Voetnoten]

^ ¶157 De Historiën van Herodotus, I, 191, 192; Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 247.

^ ¶158 M’Clintock en Strongs Cyclopedia, herdruk 1981, Deel X, blz. 617; Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 531, 1136.

^ ¶161 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 1052, 1053.

^ ¶162 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 64.

^ ¶163 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 306, 307.

^ ¶164 „Uw wil geschiede op aarde”, blz. 105-126, 167-178, 189-195, 221-230.

^ ¶165 „Uw wil geschiede op aarde”, blz. 122, 123, 174, 175, 194, 195, 221-265; Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 70, 71.

^ ¶166 „Uw wil geschiede op aarde”, blz. 250-255; Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 121.

^ ¶167 Zie blz. 159, par. 5, 6.

^ ¶168 M’Clintock en Strongs Cyclopedia, herdruk 1981, Deel X, blz. 618, 619.

^ ¶169 Zie blz. 188, par. 9.

Vragen over tabel „Voorbeelden van andere vervulde bijbelprofetieën”:

(a) Welke voorzegde gebeurtenissen deden zich voor nadat de natie Israël het land Kanaän was binnengegaan?

(b) Welke oordeelsprofetieën tegen Israël en Juda gingen in vervulling, en wanneer?

(c) Wat was er over een terugkeer uit ballingschap voorzegd? Ging dit in vervulling?

(d) Tegen welke natiën werden specifieke oordeelsboodschappen gericht, en hoe gingen deze profetische oordelen in vervulling?

(e) Welke belangrijke historische gebeurtenissen werden door Daniël voorzegd? En welke werden door Jezus voorzegd?

[Tabel op blz. 346-349]

(12) ENKELE TEKSTEN UIT DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN DIE DOOR SCHRIJVERS VAN DE GRIEKSE GESCHRIFTEN WERDEN AANGEHAALD EN TOEGEPAST

(OPMERKING: In deze lijst zijn niet de verwijzingen opgenomen die zijn vermeld onder „Belangrijke profetieën over Jezus” op de voorgaande bladzijden.)

Aanhaling Vermelding Toepassing

Gen. 1:3 God gebiedt dat er 2 Kor. 4:6

licht moet schijnen

Gen. 1:26, 27 De mens overeenkomstig Jak. 3:9;

Gods gelijkenis Mark. 10:6

gemaakt, man en vrouw

Gen. 2:2 God rust van zijn Hebr. 4:4

aardse scheppingswerk

Gen. 2:7 Adam tot een levende 1 Kor. 15:45

ziel gemaakt

Gen. 2:24 De man zou zijn ouders Matth. 19:5;

verlaten en zich Mark. 10:7, 8;

hechten aan zijn 1 Kor. 6:16; Ef. 5:31

vrouw; de twee zouden

één vlees worden

Gen. 12:3; Alle natiën zouden door Gal. 3:8

18:18 bemiddeling van

Abraham worden

gezegend

Gen. 15:5 Abrahams zaad zou Rom. 4:18

talrijk worden

Gen. 15:6 Het geloof werd Abraham Rom. 4:3;

als rechtvaardigheid Gal. 3:6; Jak. 2:23

toegerekend

Gen. 17:5 Abraham vader van Rom. 4:16, 17

gelovigen uit „vele

natiën”

Gen. 18:10, 14 Aan Sara een zoon Rom. 9:9

beloofd

Gen. 18:12 Sara noemt Abraham 1 Petr. 3:6

„heer”

Gen. 21:10 Symbolisch drama met Gal. 4:30

Sara, Hagar, Isaäk en

Ismaël

Gen. 21:12 Zaad van Abraham zou Rom. 9:7; Hebr. 11:18

via Isaäk komen

Gen. 22:16, 17 God zweert bij zichzelf Hebr. 6:13, 14

Abraham te zullen

zegenen

Gen. 25:23 Voorzegd dat God Jakob Rom. 9:12

boven Esau zou

begunstigen

Ex. 3:6 God is geen God van de Matth. 22:32;

doden, maar van de Mark. 12:26;

levenden Luk. 20:37

Ex. 9:16 Waarom God Farao liet Rom. 9:17

bestaan

Ex. 13:2, 12 Eerstgeborenen aan Luk. 2:23

Jehovah opgedragen

Ex. 16:18 God zorgt voor een 2 Kor. 8:15

gelijke verdeling bij

de inzameling van het

manna

Ex. 19:5, 6 Israël ertoe bestemd 1 Petr. 2:9

een koninkrijk van

priesters te zijn

Ex. 19:12, 13 De ontzagwekkendheid Hebr. 12:18-20

van Jehovah bij de

berg Sinaï

Ex. 20:12-17 Vijfde, zesde, zevende, Matth. 5:21, 27;

achtste, negende en 15:4; 19:18, 19;

tiende gebod Mark. 10:19;

Luk. 18:20;

Rom. 13:9;

Ef. 6:2, 3; Jak. 2:11

Ex. 21:17 Straf op overtreding Matth. 15:4;

van vijfde gebod Mark. 7:10

Ex. 21:24 Oog voor oog en tand Matth. 5:38

voor tand

Ex. 22:28 „Gij moogt niet nadelig Hand. 23:5

spreken over een

regeerder van uw volk”

Ex. 24:8 Het sluiten van het Hebr. 9:20;

Wetsverbond — „het Matth. 26:28;

bloed van het verbond” Mark. 14:24

Ex. 25:40 Mozes geïnstrueerd over Hebr. 8:5

het model van de

tabernakel en de

aankleding ervan

Ex. 32:6 Israëlieten beginnen te 1 Kor. 10:7

zwelgen en zich te

vermaken

Ex. 33:19 God bewijst Rom. 9:15

barmhartigheid aan wie

hij wil

Lev. 11:44 „Gij moet heilig zijn, 1 Petr. 1:16

want ik ben heilig”

Lev. 12:8 Offergave van een arme Luk. 2:24

na de geboorte van een

zoon

Lev. 18:5 Hij die de Wet houdt, Gal. 3:12

zal erdoor leven

Lev. 19:18 Heb uw naaste lief als Matth. 19:19; 22:39;

uzelf Mark. 12:31;

Rom. 13:9; Gal. 5:14;

Jak. 2:8

Lev. 26:12 Jehovah was de God van 2 Kor. 6:16

Israël

Num. 16:5 Jehovah kent degenen 2 Tim. 2:19

die hem toebehoren

Deut. 6:4, 5 Heb Jehovah lief met Matth. 22:37;

geheel uw hart en ziel Mark. 12:29, 30;

Luk. 10:27

Deut. 6:13 „Jehovah, uw God, moet Matth. 4:10; Luk. 4:8

gij aanbidden”

Deut. 6:16 „Gij moogt Jehovah, uw Matth. 4:7; Luk. 4:12

God, niet op de proef

stellen”

Deut. 8:3 De mens moet niet van Matth. 4:4; Luk. 4:4

brood alleen leven

Deut. 18:15-19 God zou een profeet Hand. 3:22, 23

gelijk Mozes verwekken

Deut. 19:15 Elke zaak moet door Joh. 8:17;

twee of drie getuigen 2 Kor. 13:1

worden bevestigd

Deut. 23:21 „Gij moet uw geloften Matth. 5:33

aan Jehovah betalen”

Deut. 24:1 Voorziening voor Matth. 5:31

echtscheiding in

Mozaïsche wet

Deut. 25:4 „Gij moogt een stier 1 Kor. 9:9;

niet muilbanden 1 Tim. 5:18

wanneer hij het graan

uitdorst”

Deut. 27:26 Israëlieten die zich Gal. 3:10

niet aan de Wet

hielden, werden

vervloekt

Deut. 29:4 Slechts weinig joden Rom. 11:8

luisterden naar het

goede nieuws

Deut. 30:11-14 De noodzaak „het Rom. 10:6-8

’woord’ des geloofs”

in het hart te hebben

en het te prediken

Deut. 31:6, 8 God zal zijn volk Hebr. 13:5

geenszins in de steek

laten

Deut. 32:17, 21 God prikkelde de joden Rom. 10:19;

tot jaloezie door 1 Kor. 10:20-22

heidenen uit te

nodigen. Israëlieten

prikkelden Jehovah tot

jaloezie door afgoderij

Deut. 32:35, 36 Aan Jehovah is de wraak Hebr. 10:30

Deut. 32:43 „Weest vrolijk, gij Rom. 15:10

natiën, met zijn volk”

1 Sam. 13:14; David, een man Hand. 13:22

16:1 aangenaam naar Gods

hart

1 Sam. 21:6 David en zijn mannen Matth. 12:3, 4;

eten broden der Mark. 2:25, 26;

voorzetting Luk. 6:3, 4

1 Kon. 19:14, 18 Alleen een overblijfsel Rom. 11:3, 4

van de joden bleef God

trouw

2 Kron. 20:7 Abraham Gods „vriend” Jak. 2:23

(„die u liefhad”)

genoemd

Job 41:11 „Wie heeft [God] eerst Rom. 11:35

iets gegeven?”

Ps. 5:9 „Hun keel is een Rom. 3:13

geopend graf”

Ps. 8:2 God bereidt zich lof Matth. 21:16

„uit de mond van

kleine kinderen”

Ps. 8:4-6 „Wat is de mens dat gij Hebr. 2:6, 7;

aan hem denkt?” God 1 Kor. 15:27

heeft alle dingen

onder Christus’ voeten

onderworpen

Ps. 10:7 „Hun mond is vol van Rom. 3:14

vervloeking”

Ps. 14:1-3 „Er is geen Rom. 3:10-12

rechtvaardige”

Ps. 18:49 Mensen uit de natiën Rom. 15:9

zouden God

verheerlijken

Ps. 19:4, voetn. Geen gebrek aan Rom. 10:18

gelegenheid om de

waarheid over Gods

bestaan — waarvan de

gehele schepping

getuigt — te horen

Ps. 22:22 „Ik wil uw naam aan Hebr. 2:12

mijn broeders

bekendmaken”

Ps. 24:1 De aarde behoort 1 Kor. 10:26

Jehovah toe

Ps. 32:1, 2 „Gelukkig is de man Rom. 4:7, 8

wiens zonde Jehovah

geenszins toerekent”

Ps. 34:12-16 „De ogen van Jehovah 1 Petr. 3:10-12

zijn op de

rechtvaardigen”

Ps. 36:1 „Geen vrees voor God Rom. 3:18

staat hun voor ogen”

Ps. 40:6-8 God keurde de onder de Hebr. 10:6-10

Wet gebrachte

slachtoffers niet

langer goed; de ene

offergave, het lichaam

van Jezus,

overeenkomstig Gods

wil, heiligt

Ps. 44:22 „Wij zijn gerekend als Rom. 8:36

slachtschapen”

Ps. 45:6, 7 „God is [Christus’] Hebr. 1:8, 9

troon in alle

eeuwigheid”

Ps. 51:4 God gerechtvaardigd in Rom. 3:4

zijn woorden en

oordelen

Ps. 68:18 Toen Christus naar Ef. 4:8

boven opsteeg, heeft

hij gaven in mensen

gegeven

Ps. 69:22, 23 Vredestafel van Rom. 11:9, 10

Israëlieten wordt tot

een valstrik

Ps. 78:24 Het brood uit de hemel Joh. 6:31-33

Ps. 82:6 „Gij zijt goden” Joh. 10:34

Ps. 94:11 „Jehovah weet dat de 1 Kor. 3:20

overleggingen van de

wijzen waardeloos zijn”

Ps. 95:7-11 Ongehoorzame Hebr. 3:7-11;

Israëlieten gingen 4:3, 5, 7

Gods rust niet binnen

Ps. 102:25-27 „Gij, o Heer, hebt . . . Hebr. 1:10-12

de grondvesten gelegd

van de aarde”

Ps. 104:4 „Hij maakt zijn engelen Hebr. 1:7

geesten”

Ps. 110:1 De Heer zou aan Matth. 22:43-45;

Jehovah’s rechterhand Mark. 12:36, 37;

zitten Luk. 20:42-44;

Hebr. 1:13

Ps. 110:4 Christus een priester Hebr. 7:17

in eeuwigheid naar de

wijze van Melchizedek

Ps. 112:9 „Hij heeft wijd en zijd 2 Kor. 9:9

uitgedeeld, . . . zijn

rechtvaardigheid

blijft in eeuwigheid”

Ps. 116:10 „Ik heb geloof 2 Kor. 4:13

geoefend, daarom heb

ik gesproken”

Ps. 117:1 „Looft Jehovah, al gij Rom. 15:11

natiën”

Ps. 118:6 „Jehovah is mijn Hebr. 13:6

helper; ik wil niet

bevreesd zijn”

Ps. 140:3 „Addergif is achter hun Rom. 3:13

lippen”

Spr. 26:11 „De hond is tot zijn 2 Petr. 2:22

eigen uitbraaksel

teruggekeerd”

Jes. 1:9 Indien er geen Rom. 9:29

overblijfsel was

blijven bestaan, zou

Israël als Sodom zijn

geworden

Jes. 6:9, 10 Israëlieten schonken Matth. 13:13-15;

geen aandacht aan het Mark. 4:12;

goede nieuws Luk. 8:10;

Hand. 28:25-27

Jes. 8:17, 18 „Zie! Ik en de jonge Hebr. 2:13

kinderen die Jehovah

mij gegeven heeft”

Jes. 10:22, 23 Slechts een Rom. 9:27, 28

overblijfsel van

Israël zou gered

worden

Jes. 22:13 „Laat ons . . . eten en 1 Kor. 15:32

drinken, want morgen

sterven wij”

Jes. 25:8 „De dood is voor eeuwig 1 Kor. 15:54

verzwolgen”

Jes. 28:11, 12 Mensen geloofden niet, 1 Kor. 14:21

ofschoon er „met de

taal van buitenlanders”

tot hen werd gesproken

Jes. 28:16 Geen teleurstelling 1 Petr. 2:6;

voor degenen die hun Rom. 10:11

geloof op Christus,

het fundament in Sion,

gronden

Jes. 29:13 Huichelarij van Matth. 15:7-9;

schriftgeleerden en Mark. 7:6-8

Farizeeën beschreven

Jes. 29:14 God doet de wijsheid 1 Kor. 1:19

van de wijzen vergaan

Jes. 40:6-8 Het door Jehovah 1 Petr. 1:24, 25

gesproken woord blijft

in eeuwigheid

Jes. 40:13 ’Wie is Jehovah’s Rom. 11:34

raadsman geworden?’

Jes. 42:6; 49:6 „Ik heb u aangesteld Hand. 13:47

als een licht der

natiën”

Jes. 45:23 Elke knie zal zich voor Rom. 14:11

Jehovah buigen

Jes. 49:8 De tijd van aanvaarding 2 Kor. 6:2

om verhoord te worden,

op de „dag van redding”

Jes. 52:7 De voeten van dragers Rom. 10:15

van goed nieuws zijn

lieflijk

Jes. 52:11 „Gaat . . . uit hun 2 Kor. 6:17

midden vandaan en

scheidt u af”

Jes. 52:15 Goede nieuws aan de Rom. 15:21

heidenen bekendgemaakt

Jes. 54:1 „Wees vrolijk, gij Gal. 4:27

onvruchtbare vrouw,

die niet baart”

Jes. 54:13 „En zij zullen allen Joh. 6:45

door Jehovah worden

onderwezen”

Jes. 56:7 Jehovah’s huis zal een Matth. 21:13;

huis van gebed voor Mark. 11:17;

alle natiën zijn Luk. 19:46

Jes. 59:7, 8 Goddeloosheid van Rom. 3:15-17

mensen beschreven

Jes. 65:1, 2 Jehovah werd openbaar Rom. 10:20, 21

aan natiën

Jes. 66:1, 2 „De hemel is mijn Hand. 7:49, 50

troon, en de aarde is

mijn voetbank”

Jer. 5:21 Hebben ogen, maar zien Mark. 8:18

niet

Jer. 9:24 „Wie roemt, roeme in 1 Kor. 1:31;

Jehovah” 2 Kor. 10:17

Jer. 31:31-34 God zou een nieuw Hebr. 8:8-12;

verbond sluiten 10:16, 17

Dan. 9:27; „Het walgelijke ding Matth. 24:15

11:31 dat verwoesting

veroorzaakt”

Hos. 1:10; 2:23 Ook heidenen zouden Rom. 9:24-26

Gods volk worden

Hos. 6:6 „Ik wil barmhartigheid Matth. 9:13; 12:7

en geen slachtoffer”

Hos. 13:14 „Dood, waar is uw 1 Kor. 15:54, 55

angel?”

Joël 2:28-32 „Al wie de naam van Hand. 2:17-21;

Jehovah aanroept, zal Rom. 10:13

worden gered”

Amos 9:11, 12 God zou de hut van Hand. 15:16-18

David herbouwen

Hab. 1:5 „Aanschouwt het, gij Hand. 13:40, 41

spotters, en

verwondert u erover”

Hab. 2:4 „Mijn rechtvaardige Hebr. 10:38;

zal wegens geloof Rom. 1:17

leven”

Hag. 2:6 Hemel en aarde zullen Hebr. 12:26, 27

worden geschokt

Mal. 1:2, 3 Jakob liefgehad, Esau Rom. 9:13

gehaat

Vragen over tabel „Enkele teksten uit de Hebreeuwse Geschriften die door schrijvers van de Griekse Geschriften werden aangehaald en toegepast”:

(a) Hoe ondersteunen in de Griekse Geschriften opgenomen citaten uit Genesis het scheppingsverslag?

(b) Hoe worden teksten uit Genesis over Abraham en Abrahams zaad toegepast?

(c) Welke aanhalingen met betrekking tot de Tien Geboden en andere aspecten van de Wet worden er uit het boek Exodus gedaan?

(d) Waar vinden wij de twee grote geboden, namelijk Jehovah lief te hebben met uw gehele hart en ziel, en uw naaste als uzelf, voor het eerst vermeld?

(e) Noem enkele van de fundamentele in de Pentateuch genoemde beginselen die in de Griekse Geschriften worden aangehaald. Hoe worden ze toegepast?

(f) Welke in de Griekse Geschriften aangehaalde passages uit de Psalmen verheerlijken Jehovah (1) als Schepper en Eigenaar van de aarde? (2) als Degene die belangstelling heeft voor de rechtvaardigen en voor hen zorgt?

(g) Hoe passen de christelijke Griekse Geschriften passages uit Jesaja en de andere profeten toe op (1) de prediking van het goede nieuws? (2) de verwerping van het goede nieuws door sommigen? (3) het feit dat, behalve een overblijfsel uit Israël, ook mensen uit de natiën gelovigen zouden worden? (4) de zegeningen die men ontvangt wanneer men geloof oefent in het goede nieuws?