Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Studie nummer 2 — Tijd en de Heilige Schrift

Studie nummer 2 — Tijd en de Heilige Schrift

Studies over de geïnspireerde geschriften en hun achtergrond

Studie nummer 2 — Tijd en de Heilige Schrift

Een beschrijving van de in de bijbel gebruikte tijdsindelingen, van de algemeen gebruikte kalenders, van sleuteldatums voor de bijbel en van interessante punten met betrekking tot „de stroom des tijds”

1, 2. Wat schreef Salomo over tijd, en wat dienen wij met het oog op het vlietende karakter ervan, met de tijd te doen?

DE MENS is zich er diep van bewust dat de tijd voorbijgaat. Met elke tik van de klok beweegt hij zich een stap voorwaarts in de stroom des tijds. Ja, hij is verstandig als hij zijn tijd goed gebruikt. Koning Salomo schreef dan ook: „Voor alles is er een vastgestelde tijd, ja, een tijd voor elke aangelegenheid onder de hemel: een tijd voor geboorte en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om het geplante te ontwortelen, een tijd om te doden en een tijd om te genezen, een tijd om neer te halen en een tijd om te bouwen, een tijd om te wenen en een tijd om te lachen” (Pred. 3:1-4). Wat vliedt de tijd heen! De 70 jaar die een mensenleven gemiddeld telt, is veel te kort om de overvloed aan kennis in zich op te nemen en vreugde te beleven aan alle andere goede dingen waarin Jehovah voor de mens op deze aarde heeft voorzien. „Alles heeft hij fraai gemaakt op zijn tijd. Zelfs onbepaalde tijd heeft hij in hun hart gelegd, opdat de mensheid het werk dat de ware God heeft gemaakt, nooit van het begin tot het eind kan doorgronden.” — Pred. 3:11; Ps. 90:10.

2 Jehovah zelf leeft in een eeuwigheid van tijd. Met betrekking tot zijn schepselen heeft het hem echter behaagd hen in de stroom des tijds te plaatsen. De engelen in de hemel, en zelfs de opstandige Satan, zijn zich terdege bewust van het verstrijken van de tijd (Dan. 10:13; Openb. 12:12). Over de mensheid staat geschreven: „Tijd en onvoorziene gebeurtenissen treffen hen allen” (Pred. 9:11). Gelukkig is de mens die in zijn denken God nooit buiten beschouwing laat en die Gods voorziening van ’voedsel te rechter tijd’ op prijs stelt! — Matth. 24:45.

3. Wat hebben tijd en ruimte gemeen?

3 De tijd beweegt zich in één richting. Hoewel tijd universeel is, kan geen mens zeggen wat tijd is. Tijd is even onpeilbaar als ruimte. Niemand kan verklaren waar de stroom des tijds begonnen is of waar hij heen gaat. Deze dingen behoren tot de onbegrensde kennis van Jehovah, over wie geschreven staat dat hij „van onbepaalde tijd tot onbepaalde tijd” God is. — Ps. 90:2.

4. Wat kan er over de beweging van de tijd worden gezegd?

4 Anderzijds heeft de tijd bepaalde kenmerken die begrepen kunnen worden. De waarneembare snelheid waarmee hij verstrijkt, kan gemeten worden. Bovendien beweegt hij zich slechts in één richting. Net als eenrichtingsverkeer beweegt de tijd zich niet-aflatend in die ene richting — voorwaarts, altijd maar voorwaarts. Ongeacht de snelheid van deze voorwaartse beweging kan men de tijd nooit in tegenovergestelde richting laten gaan. Wij leven in een kortstondig heden. Dit heden is echter in beweging, waarbij het voortdurend verandert in het verleden. Dit proces kan niet worden stopgezet.

5. Waarom kan er worden gezegd dat men met betrekking tot het verleden heeft gewonnen of verloren?

5 Het verleden. Het verleden is voorbij, het is geschiedenis en kan nooit worden herhaald. Iedere poging om het verleden terug te roepen, is even onmogelijk als te trachten een waterval bergopwaarts te laten storten of een pijl te doen terugvliegen naar de boog die hem afschoot. Onze fouten hebben hun sporen in de stroom des tijds nagelaten, sporen die alleen door Jehovah kunnen worden uitgewist (Jes. 43:25). Evenzo hebben de goede daden die iemand in het verleden heeft verricht, een verslag gevormd dat met de zegen van Jehovah ’tot hem zal terugkeren’ (Spr. 12:14; 13:22). Men heeft met betrekking tot het verleden gewonnen of verloren. Men heeft er geen zeggenschap meer over. Met betrekking tot de goddelozen staat geschreven: „Want als gras zullen zij snel verdorren, en als groen nieuw gras zullen zij verwelken.” — Ps. 37:2.

6. Hoe verschilt de toekomst van het verleden, en waarom dienen wij er vooral in geïnteresseerd te zijn?

6 De toekomst. Met de toekomst is het anders gesteld. Deze komt altijd naar ons toe. Met behulp van Gods Woord kunnen wij hindernissen onderscheiden die voor ons opdoemen en ons erop voorbereiden hieraan het hoofd te bieden. Wij kunnen voor onszelf „schatten in de hemel” vergaren (Matth. 6:20). Deze schatten zullen niet door de stroom des tijds worden weggespoeld. Ze zullen in ons bezit blijven en tot in een eeuwige, gezegende toekomst blijven bestaan. Wij zijn erin geïnteresseerd de tijd verstandig te gebruiken, aangezien dit van invloed is op deze toekomst. — Ef. 5:15, 16.

7. Welke tijdaanwijzers heeft Jehovah de mens gegeven?

7 Tijdaanwijzers. Onze huidige horloges en klokken zijn tijdaanwijzers. Ze dienen als „liniaal” om de tijd te meten. Op soortgelijke wijze heeft Jehovah, de Schepper, reusachtige tijdaanwijzers in beweging gebracht — de aarde draaiend om haar as, de maan draaiend om de aarde, en de zon — opdat de mens, vanuit zijn positie op aarde, nauwkeurig geïnformeerd zou zijn omtrent de tijd. „Verder zei God: ’Dat er hemellichten komen aan het uitspansel van de hemel om scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en ze moeten dienen tot tekenen en voor het vaststellen van tijdperken en dagen en jaren’” (Gen. 1:14). Aldus bewegen deze vele hemellichamen zich in nauwe onderlinge samenhang in hun volmaakte baan, waarbij ze onophoudelijk en feilloos het zich in één richting voortschrijden van de tijd meten.

8. In welke verschillende betekenissen wordt het woord „dag” in de bijbel gebruikt?

8 Dag. Het woord „dag” wordt in de bijbel in een aantal verschillende betekenissen gebruikt, zoals dit ook in deze tijd het geval is. Wanneer de aarde één volledige omwenteling om haar as heeft gemaakt, heeft ze één dag van 24 uur afgemeten. In deze betekenis bestaat een dag uit een dag- en een nachtperiode van in totaal 24 uur (Joh. 20:19). De daglichtperiode zelf, die meestal gemiddeld 12 uur bedraagt, wordt evenwel ook dag genoemd. „En God noemde het licht voortaan Dag, maar de duisternis noemde hij Nacht” (Gen. 1:5). Hierdoor ontstaat het tijdsbegrip „nacht”, de periode van duisternis die meestal gemiddeld 12 uur bedraagt (Ex. 10:13). Nog een betekenis van het woord „dag(en)” is die waarin het betrekking heeft op een tijdsperiode waarin de een of andere bekende persoon leefde. Jesaja zag zijn visioen bijvoorbeeld „in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia” (Jes. 1:1), en over de dagen van Noach en van Lot wordt gezegd dat ze van profetische betekenis zijn (Luk. 17:26-30). Nog een voorbeeld van het flexibele of figuurlijke gebruik van het woord „dag” is Petrus’ uitspraak dat „bij Jehovah één dag als duizend jaar is” (2 Petr. 3:8). In het Genesisverslag is de scheppingsdag zelfs een nog langere tijdsperiode — millennia (Gen. 2:2, 3; Ex. 20:11). Het verband waarin het woord „dag” in de bijbel voorkomt, geeft te kennen in welke betekenis het is gebruikt.

9. (a) Waar vond de verdeling van de dag in 24 uur van elk 60 minuten haar oorsprong? (b) Welke tijdaanduidingen worden in de Hebreeuwse Geschriften vermeld?

9 Uur. De verdeling van de dag in 24 uur is terug te voeren tot Egypte. Onze hedendaagse verdeling van het uur in 60 minuten vond haar oorsprong in de Babylonische wiskunde, waarbij men een sexagesimaal stelsel (gebaseerd op het getal 60) gebruikte. In de Hebreeuwse Geschriften wordt geen melding gemaakt van een verdeling in uren. * In plaats van de dag in specifieke uren te verdelen, worden in de Hebreeuwse Geschriften uitdrukkingen gebruikt als „ochtend”, „middag”, „vanmiddag” en „avondtijd” om de tijd aan te duiden (Gen. 24:11; 43:16; Deut. 28:29; 1 Kon. 18:26). De nacht werd in drie periodes verdeeld, „de nachtwaken” genaamd (Ps. 63:6), waarvan er twee specifiek in de bijbel worden genoemd: „de middelste nachtwake” (Recht. 7:19) en „de morgenwake”. — Ex. 14:24; 1 Sam. 11:11.

10. Hoe telden de joden in Jezus’ tijd de uren, en hoe helpt deze kennis ons om het tijdstip van Jezus’ dood vast te stellen?

10 In de christelijke Griekse Geschriften wordt echter herhaaldelijk gewag gemaakt van het „uur” (Joh. 12:23; Matth. 20:2-6). De uren werden geteld vanaf zonsopgang, of omstreeks 6 uur v.m. De bijbel maakt melding van het „derde uur”, wat omstreeks 9 uur v.m. zou zijn. Het „zesde uur” wordt genoemd als het tijdstip waarop er tijdens Jezus’ terechtstelling aan de paal duisternis over Jeruzalem viel. In onze tijd zou dit met 12 uur ’s middags overeenkomen. Over Jezus’ dood aan de martelpaal wordt gezegd dat deze plaatsvond „omstreeks het negende uur”, of omstreeks 3 uur n.m. — Mark. 15:25; Luk. 23:44; Matth. 27:45, 46. *

11. Hoe oud is het gebruik van de „week” als tijdeenheid?

11 Week. Al vroeg in zijn geschiedenis begon de mens zijn dagen in cyclussen van zeven te tellen. Hierin volgde hij het voorbeeld van zijn Schepper, die ertoe overging zijn zes scheppingsdagen te bekronen met een zevende periode, die ook een dag werd genoemd. Noach telde de dagen in cyclussen van zeven. In het Hebreeuws heeft „week” letterlijk betrekking op een zevendelige eenheid of periode. — Gen. 2:2, 3; 8:10, 12; 29:27.

12. Wat is een maanmaand, en hoe verschilt deze van onze huidige maanden?

12 Maanmaanden. De bijbel spreekt over „maanmaanden” (Ex. 2:2; Deut. 21:13; 33:14; Ezra 6:15). Onze huidige maanden zijn geen maanmaanden, want ze worden niet door de maan bepaald. Ze zijn slechts 12 willekeurige verdelingen van het zonnejaar. Een maanmaand is een maand die door de nieuwe maan wordt bepaald. Er zijn vier schijngestalten van de maan, die één lunatie of maansomloop vormen van gemiddeld 29 dagen, 12 uur en 44 minuten. Men behoeft alleen maar naar de vorm van de maan te kijken om bij benadering de dag van de maanmaand te kunnen noemen.

13. Hoe werd er, wat de tijd betreft, een nauwkeurig bericht van de Vloed bijgehouden?

13 In plaats van zich strikt aan maanmaanden te houden, schijnt Noach de gebeurtenissen veeleer volgens maanden van elk 30 dagen te hebben opgetekend. Uit het logboek dat Noach over de ark bijhield, vernemen wij dat de wateren van de Vloed gedurende een periode van vijf maanden of „honderd vijftig dagen” de overhand behielden op de aarde. Na 12 maanden en 10 dagen was de aarde opgedroogd, zodat de passagiers de ark konden verlaten. Van deze buitengewoon belangrijke gebeurtenissen werd dus, wat de tijd betreft, een nauwkeurig bericht bijgehouden. — Gen. 7:11, 24; 8:3, 4, 14-19.

14. (a) Welke voorziening voor jaargetijden trof Jehovah? (b) Hoe lang zal de regeling der jaargetijden blijven bestaan?

14 Jaargetijden. Toen Jehovah de aarde ter bewoning toebereidde, trof hij de wijze en liefdevolle voorziening der jaargetijden (Gen. 1:14). Deze bestaan omdat de aarde niet loodrecht staat op het vlak waarin ze haar baan om de zon beschrijft, maar 23,5° ’uit het lood’ ligt. Dit heeft tot gevolg dat eerst het zuidelijk halfrond en vervolgens, zes maanden later, het noordelijk halfrond in de richting van de zon neigt, zodat de jaargetijden elkaar afwisselen. Deze wisseling der jaargetijden zorgt voor verscheidenheid en contrast en bepaalt de tijd om te planten en te oogsten. Gods Woord geeft ons de verzekering dat deze regeling van wisselende en contrasterende jaargetijden in de loop van het jaar, altijd zal blijven bestaan. „Want al de dagen dat de aarde blijft, zullen zaaiing en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht, nimmer ophouden.” — Gen. 8:22.

15, 16. (a) Hoe kan de regentijd in het Beloofde Land worden onderverdeeld? (b) Beschrijf de regentijden en hoe de landbouwwerkzaamheden met deze tijden verband houden.

15 Het jaar in het Beloofde Land kan ruwweg worden verdeeld in de regentijd en de droge tijd. Van ongeveer half april tot half oktober valt er heel weinig regen. De regentijd kan worden verdeeld in de vroege regen of „herfstregen” (oktober/november), de zware winterregens met kouder weer (december–februari) en de late regen of „lenteregen” (maart/april) (Deut. 11:14; Joël 2:23). Deze verdeling geldt bij benadering, omdat de jaargetijden elkaar overlappen als gevolg van de verscheidenheid in klimaat in de verschillende delen van het land. De vroege regen maakt de droge grond zacht, zodat oktober/november de „ploegtijd” en de ’zaaitijd’ is (Ex. 34:21; Lev. 26:5). Gedurende de zware winterregens van december tot februari is sneeuwval niet ongewoon, en in januari en februari kan de temperatuur in de hoger gelegen streken tot beneden het vriespunt dalen. De bijbel zegt over Benaja, een van Davids sterke mannen, dat hij „op een dag met sneeuwval” een leeuw doodde. — 2 Sam. 23:20.

16 De maanden maart en april (die ongeveer overeenkomen met de Hebreeuwse maanden Nisan en Ijjar) zijn de maanden van „de lenteregen” (Zach. 10:1). Dit is de late regen, die nodig is om de korrels in de aar van het in de herfst gezaaide graan vol te laten worden, opdat er een goede oogst volgt (Hos. 6:3; Jak. 5:7). Dit is ook de tijd van de vroege oogst, en God gebood Israël de eerstelingen van de oogst op 16 Nisan aan te bieden (Lev. 23:10; Ruth 1:22). Het is een tijd van schoonheid en verrukking. „De bloesems zijn al in het land verschenen, ja, de tijd voor het snoeien van de wijnstokken is aangebroken, en de stem van de tortelduif is al in ons land gehoord. Wat de vijgeboom betreft, die heeft een rijpe kleur voor zijn vroege vijgen gekregen; en de wijnstokken staan in bloei, ze hebben hun geur gegeven.” — Hoogl. 2:12, 13.

17. (a) Wat bevordert gedurende de droge tijd de groei van de zomergewassen? (b) Beschouw de tabel „Het jaar van de Israëlieten” en verdeel het jaar naar de jaargetijden, zoals besproken in paragraaf 15-17. (c) Wanneer was de graanoogst en de tijd dat alle vruchten werden ingezameld, en welke feesten vielen met deze gebeurtenissen samen?

17 Omstreeks half april begint de droge tijd, maar gedurende bijna deze gehele periode, en vooral in de kustvlakten en op de westelijke berghellingen, bevordert een overvloedige dauw de groei van de zomergewassen (Deut. 33:28). In de maand mei wordt het graan geoogst, en aan het einde van deze maand werd het wekenfeest (Pinksteren) gevierd (Lev. 23:15-21). Naarmate vervolgens het weer warmer en de grond droger wordt, rijpen de druiven aan de wijnstokken en worden ze geoogst, gevolgd door de oogst van andere zomervruchten, zoals olijven, dadels en vijgen (2 Sam. 16:1). Met het einde van de droge tijd en het begin van de vroege regens is de hele opbrengst van het land binnengehaald, en in die tijd (omstreeks begin oktober) werd het Loofhuttenfeest gevierd. — Ex. 23:16; Lev. 23:39-43.

18. (a) Waarom is de betekenis van het Hebreeuwse woord voor „jaar” passend? (b) Wat is het zuivere zonnejaar met betrekking tot de aarde?

18 Jaar. Onze studie van tijd in de bijbel brengt ons nu bij de uitdrukking „jaar”. Vanaf het begin van de geschiedenis van de mens wordt er melding van gemaakt (Gen. 1:14). Het Hebreeuwse woord voor „jaar”, sja·nahʹ, is afgeleid van een grondwoord dat „herhalen; opnieuw doen” betekent en de gedachte inhoudt van een tijdcyclus. Dit was passend, aangezien de kringloop der jaargetijden elk jaar werd herhaald. Een jaar op aarde houdt verband met de tijd die de aarde nodig heeft om één volledige omwenteling of omloop om de zon te maken. Strikt genomen gaat het daarbij om de periode die verstrijkt tussen het ene lentepunt en het volgende. Gemiddeld duurt die omlooptijd 365 dagen, 5 uur, 48 minuten en 46 seconden, of ongeveer 365 1/4 dag. Deze periode wordt het zonnejaar genoemd.

19. (a) Hoe werden in de oudheid de bijbelse jaren berekend? (b) Welk godsdienstige jaar voerde Jehovah later in?

19 Bijbelse jaren. Volgens de oude bijbelse tijdsindeling liep het jaar van herfst tot herfst. Dit paste bijzonder goed bij een agrarische levenswijze, waarbij het jaar omstreeks het eerste gedeelte van onze maand oktober met ploegen en zaaien begon en met het binnenhalen van de oogst eindigde. Noach rekende het begin van het jaar in de herfst. Hij berichtte dat de Vloed „in de tweede maand” losbrak, hetgeen zou overeenkomen met de tweede helft van oktober en de eerste helft van november (Gen. 7:11, voetnoot). Tot op de huidige dag laten vele volken op aarde hun nieuwe jaar nog steeds in de herfst beginnen. Ten tijde van de uittocht uit Egypte, in 1513 v.G.T., bepaalde Jehovah dat Abib (Nisan) „het begin der maanden” voor de joden zou worden, zodat zij nu een godsdienstig jaar hadden dat van lente tot lente liep (Ex. 12:2). De joden in onze tijd onderhouden echter een wereldlijk of burgerlijk jaar dat in de herfst met de maand Tisjri begint.

20. Hoe werd het maanjaar aangepast om met het zonnejaar overeen te stemmen, en wat zijn lunisolaire jaren?

20 Het lunisolaire jaar. Tot de tijd van Christus gebruikten de meeste natiën maanjaren om de tijd te berekenen, waarbij zij verschillende methoden gebruikten om het jaar aan te passen zodat het min of meer met het zonnejaar overeenstemde. Het gewone maanjaar van 12 maanmaanden heeft 354 dagen, waarbij de maanden 29 of 30 dagen hebben, afhankelijk van het verschijnen van elke nieuwe maan. Het maanjaar is daarom ongeveer 11 1/4 dag korter dan het zuivere zonnejaar van 365 1/4 dag. De Hebreeën gebruikten het maanjaar. Hoe zij dit jaar precies aanpasten om het met het zonnejaar en de jaargetijden in overeenstemming te brengen, wordt in de bijbel niet uitgelegd, maar zij moeten, telkens wanneer dit nodig was, aanvullende of schrikkelmaanden hebben toegevoegd. De regeling van schrikkelmaanden werd later, in de vijfde eeuw v.G.T., gesystematiseerd tot wat nu bekendstaat als de Cyclus van Meton. Hierbij werd er in elke 19 jaar zevenmaal een schrikkelmaand toegevoegd, en op de joodse kalender werd deze na de 12de maand Adar toegevoegd en Ve-Adar of „tweede Adar” genoemd. Omdat de maankalender aldus aan de zon werd aangepast, staan de jaren — van 12 of 13 maanden — als lunisolaire jaren bekend.

21. (a) Wat is de Juliaanse kalender? (b) Waarom is de Gregoriaanse kalender nauwkeuriger?

21 De Juliaanse en de Gregoriaanse kalender. Een kalender is een systeem om het begin, de lengte en de verdeling van het jaar vast te stellen en deze gedeelten ordelijk te rangschikken. De Juliaanse kalender werd in 46 v.G.T. door Julius Caesar ingevoerd om het Romeinse volk een zonnejaar-tijdsindeling in plaats van het maanjaar te geven. De Juliaanse kalender heeft 365 dagen per jaar, met als uitzondering dat er in elk vierde jaar (schrikkeljaar) één dag wordt toegevoegd, zodat het 366 dagen heeft. In de loop van de tijd bemerkte men echter dat het Juliaanse kalenderjaar in werkelijkheid iets meer dan 11 minuten langer is dan het zuivere zonnejaar. Tegen de 16de eeuw G.T. was het verschil opgelopen tot tien volle dagen. Daarom voerde paus Gregorius XIII in 1582 een kleine correctie in, waarbij hij instelde wat nu als de Gregoriaanse kalender bekendstaat. Op gezag van een pauselijke bul werden in het jaar 1582 tien dagen overgeslagen, zodat de dag die op 4 oktober volgde, 15 oktober werd. De Gregoriaanse kalender voorziet erin dat eeuwjaren die niet door 400 deelbaar zijn, niet als schrikkeljaren worden beschouwd. Het jaar 1900 bijvoorbeeld, in tegenstelling tot het jaar 2000, werd niet tot schrikkeljaar gemaakt omdat het getal 1900 niet door 400 deelbaar is. De Gregoriaanse kalender wordt nu in de meeste delen van de wereld algemeen gebruikt.

22, 23. Hoe lang is een profetisch jaar?

22 Profetisch „jaar”. In bijbelse profetieën wordt het woord „jaar” dikwijls in een speciale betekenis als het equivalent van 12 maanden gebruikt, waarbij elke maand 30 dagen heeft, dus in totaal 360 dagen. Merk op wat één autoriteit in zijn commentaar op Ezechiël 4:5, 6 zegt: „Wij moeten aannemen dat Ezechiël een jaar van 360 dagen kende. Dit is noch een zuiver zonnejaar noch een maanjaar. Het is een ’gemiddeld’ jaar, waarin elke maand 30 dagen heeft.” *

23 Een profetisch jaar wordt ook wel een „tijd” genoemd, en een studie van Openbaring 11:2, 3 en 12:6, 14 onthult hoe één „tijd” als 360 dagen gerekend wordt. In profetieën wordt een jaar soms ook symbolisch als een „dag” aangeduid. — Ezech. 4:5, 6.

24. Vanaf welk punt begonnen veel oude volken te tellen?

24 Geen jaar nul. Oude volken, met inbegrip van de geleerde Grieken, de Romeinen en de joden, kenden het begrip nul niet. Voor hen begon alles te tellen vanaf één. Hebt u, toen u op school de Romeinse cijfers leerde (I, II, III, IV, V, X, enz.), ook een cijfer voor nul geleerd? Nee, omdat de Romeinen er geen hadden. Aangezien de Romeinen geen getal nul gebruikten, begon de gewone tijdrekening niet met het jaar nul maar met het jaar 1 G.T. Dit leidde ook tot het invoeren van rangtelwoorden, zoals eerste (1ste), tweede (2de), derde (3de), tiende (10de) en honderdste (100ste). In de moderne wiskunde wordt ervan uitgegaan dat alles bij niets of bij nul begint. De nul is vermoedelijk door de Hindoes uitgevonden.

25. Hoe verschillen rangtelwoorden van hoofdtelwoorden?

25 Daarom moeten wij, telkens wanneer er rangtelwoorden worden gebruikt, altijd één aftrekken om het volle aantal te krijgen. Wanneer wij bijvoorbeeld over een datum in de 20ste eeuw G.T. spreken, betekent dit dan dat er 20 volle eeuwen zijn verstreken? Nee, er worden 19 volle eeuwen bedoeld plus enkele jaren. Om hele getallen aan te duiden, gebruikt de bijbel, evenals de moderne wiskunde, hoofdtelwoorden, zoals 1, 2, 3, 10 en 100. Deze worden ook „hoofdgetallen” genoemd.

26. Hoe berekent u (a) de jaren van 1 oktober 607 v.G.T. tot 1 oktober 1914 G.T. en (b) 2520 jaar vanaf 1 oktober 607 v.G.T.?

26 Aangezien nu de gewone tijdrekening niet met het jaar nul maar met het jaar 1 G.T. is begonnen en de kalender voor de jaren voorafgaande aan de gewone tijdrekening niet terugtelde vanaf het jaar nul maar vanaf het jaar 1 v.G.T., is het voor het jaar gebruikte getal in elke datum in werkelijkheid een rangtelwoord. Met andere woorden, 1990 G.T. vertegenwoordigt in werkelijkheid 1989 volle jaren sedert het begin van de gewone tijdrekening, en de datum 1 juli 1990 vertegenwoordigt 1989 jaar plus een half jaar sedert het begin van de gewone tijdrekening. Hetzelfde beginsel geldt voor datums v.G.T. Om dus te berekenen hoeveel jaar er tussen 1 oktober 607 v.G.T. en 1 oktober 1914 G.T. zijn verstreken, telt men 606 jaar (plus de laatste drie maanden van het voorgaande jaar) op bij 1913 (plus de eerste negen maanden van het volgende jaar), en het resultaat is 2519 (plus 12 maanden) of 2520 jaar. Of als u wilt berekenen op welke datum 2520 jaar na 1 oktober 607 v.G.T. zou vallen, dient u te bedenken dat 607 een rangtelwoord is — het vertegenwoordigt in feite 606 volle jaren — en aangezien wij niet van 31 december 607 v.G.T. uitgaan maar van 1 oktober 607 v.G.T., moeten wij aan 606 de drie maanden aan het einde van 607 v.G.T. toevoegen. Trek nu 606 1/4 van 2520 jaar af. Er blijft 1913 3/4 over. Dit betekent dat 2520 jaar vanaf 1 oktober 607 v.G.T. ons 1913 3/4 jaar in het tijdperk van de gewone tijdrekening brengt — 1913 volle jaren brengen ons tot het begin van 1914 G.T., en driekwart jaar hierbij opgeteld, brengt ons op 1 oktober 1914 G.T. *

27. Wat zijn sleuteldatums, en waarom zijn deze van grote waarde?

27 Sleuteldatums. Betrouwbare bijbelse chronologie is gebaseerd op bepaalde sleuteldatums. Een sleuteldatum is een kalenderdatum in de geschiedenis die een deugdelijke basis voor aanvaarding heeft en die correspondeert met een specifieke in de bijbel vermelde gebeurtenis. Hij kan dan worden gebruikt als het beginpunt van waar uit een reeks bijbelse gebeurtenissen met zekerheid op de kalender kan worden geplaatst. Wanneer deze sleuteldatum eenmaal is vastgesteld, worden er vanaf deze datum zowel vooruit als terug in de geschiedenis berekeningen gemaakt aan de hand van nauwkeurige verslagen in de bijbel zelf, zoals de levensduur van mensen of de regeringsduur van koningen. Wanneer wij aldus van een vastgesteld punt uitgaan, kunnen wij de betrouwbare interne chronologie van de bijbel zelf gebruiken om vele bijbelse gebeurtenissen te dateren.

28. Wat is de sleuteldatum voor de Hebreeuwse Geschriften?

28 De sleuteldatum voor de Hebreeuwse Geschriften. Een belangrijke gebeurtenis die zowel in de bijbel als in de wereldlijke geschiedenis staat geboekstaafd, is de omverwerping van de stad Babylon door de Meden en Perzen onder Cyrus. De bijbel vermeldt deze gebeurtenis in Daniël 5:30. Diverse geschiedkundige bronnen (waaronder Diodorus, Africanus, Eusebius, Ptolemaeus en de Babylonische tabletten) ondersteunen het jaar 539 v.G.T. als het jaar waarin Babylon door Cyrus werd veroverd. De Naboniduskroniek vermeldt de maand en de dag waarop de stad viel (het jaar ontbreekt). Wereldlijke chronologen hebben de datum voor de val van Babylon op grond hiervan vastgesteld op 11 oktober 539 v.G.T. volgens de Juliaanse kalender of 5 oktober volgens de Gregoriaanse kalender. *

29. Wanneer werd het decreet van Cyrus uitgevaardigd, en welke gelegenheid werd daardoor geschapen?

29 Na de omverwerping van Babylon, en tijdens zijn eerste jaar als heerser over het veroverde Babylon, vaardigde Cyrus zijn beroemde decreet uit waarin het de joden werd toegestaan naar Jeruzalem terug te keren. Met het oog op het bijbelse verslag werd het decreet waarschijnlijk tegen het einde van 538 v.G.T. of tegen de lente van 537 v.G.T. uitgevaardigd. Hierdoor zouden de joden ruimschoots in de gelegenheid zijn geweest zich weer in hun geboorteland te vestigen en naar Jeruzalem op te trekken om in „de zevende maand”, Tisjri, of omstreeks 1 oktober 537 v.G.T., de aanbidding van Jehovah te herstellen. — Ezra 1:1-4; 3:1-6. *

30. Hoe wordt vastgesteld dat 29 G.T. een sleuteldatum is voor de christelijke Griekse Geschriften?

30 De sleuteldatum voor de christelijke Griekse Geschriften. Een sleuteldatum voor de christelijke Griekse Geschriften wordt vastgesteld door de datum waarop keizer Augustus door Tiberius Caesar werd opgevolgd. Augustus stierf op 17 augustus 14 G.T. (Gregoriaanse kalender); Tiberius werd op 15 september 14 G.T. door de Romeinse senaat tot keizer benoemd. In Lukas 3:1, 3 wordt gezegd dat Johannes de Doper zijn bediening in het 15de regeringsjaar van Tiberius begon. Indien de jaren vanaf de dood van Augustus werden gerekend, dan liep het 15de jaar van augustus 28 G.T. tot augustus 29 G.T. Indien men rekende vanaf het moment waarop Tiberius door de senaat tot keizer werd benoemd, dan liep het jaar van september 28 G.T. tot september 29 G.T. Spoedig hierna kwam Jezus, die ongeveer zes maanden jonger was dan Johannes de Doper, om gedoopt te worden, toen hij „ongeveer dertig jaar” was (Luk. 3:2, 21-23; 1:34-38). Dit stemt overeen met de profetie in Daniël 9:25 dat er vanaf „het uitgaan van het woord om Jeruzalem [en zijn muur] te herstellen en te herbouwen” tot op het verschijnen van de Messias, 69 „weken” (profetische weken van elk 7 jaar, dus in totaal 483 jaar) zouden verstrijken (Dan. 9:24, voetnoot). Dat „woord” werd in 455 v.G.T. door Artaxerxes (Longimanus) uitgevaardigd en werd in het laatste gedeelte van dat jaar door Nehemia in Jeruzalem ten uitvoer gebracht. En 483 jaar later, in het laatste gedeelte van 29 G.T., werd Jezus, toen hij door Johannes werd gedoopt, ook met heilige geest van God gezalfd, waardoor hij de Messias of Gezalfde werd. Dat Jezus in het laatste gedeelte van het jaar werd gedoopt en met zijn bediening begon, stemt ook overeen met de profetie die luidt dat hij „op de helft van de [jaar]week” (of na drie en een half jaar) zou worden afgesneden (Dan. 9:27). Aangezien hij in het voorjaar stierf, moet zijn bediening van drie en een half jaar tegen het najaar van 29 G.T. zijn begonnen. * Terloops zij opgemerkt dat deze beide bewijsvoeringen tevens aantonen dat Jezus in de herfst van 2 v.G.T. werd geboren, omdat Lukas 3:23 laat zien dat Jezus ongeveer 30 jaar was toen hij met zijn werk begon. *

31. (a) Waarom lijkt de snelheid waarmee tijd verstrijkt, te variëren? (b) Welk voordeel hebben jonge mensen in dit opzicht?

31 Hoe de tijd sneller gaat. Wachten duurt altijd lang, en het is waar dat de tijd lijkt te kruipen wanneer wij erop letten, wanneer wij ons ervan bewust zijn of wanneer wij wachten tot er iets gaat gebeuren. Als wij echter druk bezig zijn, als wij belangstelling hebben voor wat wij doen en erdoor in beslag worden genomen, lijkt het in werkelijkheid wel of „de tijd vliegt”. Bovendien lijkt de tijd voor oudere mensen veel vlugger voorbij te gaan dan voor jonge kinderen. Hoe komt dit? Een jaar toegevoegd aan het leven van een éénjarige betekent een toename van 100 procent in levenservaringen. Een jaar toegevoegd aan het leven van een 50-jarige betekent slechts 2 procent meer. Voor een kind lijkt een jaar als een zeer lange tijd. Iemand die al wat ouder is, vindt — als hij veel te doen heeft en een goede gezondheid geniet — dat de jaren steeds sneller voorbij lijken te gaan. Hij gaat Salomo’s woorden beter begrijpen: „Er is . . . niets nieuws onder de zon.” Anderzijds kunnen jonge mensen nog steeds profijt trekken van de schijnbaar langzamer verstrijkende vormingsjaren. In plaats van met een materialistische wereld ’wind na te jagen’, kunnen zij deze jaren nuttig gebruiken door een schat aan godvruchtige ervaring op te doen. Passend zijn Salomo’s verdere woorden: „Gedenk nu uw Grootse Schepper in uw jongelingsdagen, voordat de rampspoedige dagen gaan komen, of de jaren zijn aangebroken waarin gij zult zeggen: ’Ik heb er geen behagen in.’” — Pred. 1:9, 14; 12:1.

32. Hoe zullen mensen Jehovah’s zienswijze met betrekking tot tijd beter gaan begrijpen?

32 Tijd — Wanneer mensen eeuwig leven. Er liggen echter vreugdevolle dagen in het verschiet die verre van rampspoedig zullen zijn. Degenen die rechtvaardigheid liefhebben, wier ’tijden in Jehovah’s hand zijn’, kunnen uitzien naar eeuwig leven in het gebied van Gods koninkrijk (Ps. 31:14-16; Matth. 25:34, 46). Onder het Koninkrijk zal de dood er niet meer zijn (Openb. 21:4). Ledigheid, ziekte, verveling en ijdelheid zullen verdwenen zijn. Er zal boeiend en interessant werk te doen zijn, werk dat een uitdaging vormt voor de volmaakte bekwaamheden van de mens en dat hem bij het volbrengen ervan een intense voldoening zal schenken. De jaren zullen steeds sneller voorbij lijken te gaan en de geest van de mens — vervuld van dankbaarheid en in staat om dingen goed te onthouden — zal voortdurend met herinneringen aan vreugdevolle gebeurtenissen worden verrijkt. Naarmate er duizenden jaren verstrijken, zullen mensen op deze aarde ongetwijfeld beter gaan begrijpen hoe Jehovah de tijd beziet: ’Want duizend jaren zijn in Jehovah’s ogen slechts als de dag van gisteren wanneer die voorbijgegaan is.’ — Ps. 90:4.

33. Welke zegen heeft Jehovah met betrekking tot de tijd geboden?

33 Wanneer wij de stroom des tijds vanuit ons huidige menselijke standpunt bezien en Gods belofte van een nieuwe wereld van rechtvaardigheid in aanmerking nemen, wat is het dan vreugdevol de zegeningen van die dag in het vooruitzicht te hebben: „Want daar gebood Jehovah de zegen te zijn, ja, leven tot onbepaalde tijd”! — Ps. 133:3.

[Voetnoten]

^ ¶9 Het woord „uur” of „ure” komt in de Statenvertaling voor in Daniël 3:6, 15; 4:19, 33; 5:5 (uit het Aramees); volgens Strongs Concordance, Hebrew and Chaldee Dictionary, heeft het woord echter de betekenis van „een blik, d.w.z. een ogenblik”. In de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift is het met „ogenblik” of „moment” vertaald.

^ ¶10 Zie de voetnoten bij deze schriftplaatsen.

^ ¶22 Biblical Calendars, 1961, door J. Van Goudoever, blz. 75.

^ ¶26 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 226.

^ ¶28 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 453, 454; Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 227, 1080.

^ ¶29 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 248.

^ ¶30 Insight on the Scriptures, Deel 2, blz. 899-902.

^ ¶30 Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 747-749.

[Studievragen]

[Tabel op blz. 281]

HET JAAR VAN DE ISRAËLIETEN

Naam van de maand Nisan (Abib)

Komt overeen met maart/april

Godsdienstig jaar 1ste maand

Burgerlijk jaar 7de maand

Aanhalingen Ex. 13:4; Neh. 2:1

Feesten 14 Nisan Pascha

15-21 Nisan Feest der ongezuurde

broden

16 Nisan Aanbieden van

eerstelingen

Naam van de maand Ijjar (Ziv)

Komt overeen met april/mei

Godsdienstig jaar 2de maand

Burgerlijk jaar 8ste maand

Aanhalingen 1 Kon. 6:1

Naam van de maand Sivan

Komt overeen met mei/juni

Godsdienstig jaar 3de maand

Burgerlijk jaar 9de maand

Aanhalingen Esth. 8:9

Feesten 6 Sivan Wekenfeest

(Pinksteren)

Naam van de maand Tammuz

Komt overeen met juni/juli

Godsdienstig jaar 4de maand

Burgerlijk jaar 10de maand

Aanhalingen Jer. 52:6

Naam van de maand Ab

Komt overeen met juli/augustus

Godsdienstig jaar 5de maand

Burgerlijk jaar 11de maand

Aanhalingen Ezra 7:8

Naam van de maand Elul

Komt overeen met augustus/september

Godsdienstig jaar 6de maand

Burgerlijk jaar 12de maand

Aanhalingen Neh. 6:15

Naam van de maand Tisjri (Ethanim)

Komt overeen met september/oktober

Godsdienstig jaar 7de maand

Burgerlijk jaar 1ste maand

Aanhalingen 1 Kon. 8:2

Feesten 1 Tisjri Dag van trompetgeschal

10 Tisjri Verzoendag

15-21 Tisjri Loofhuttenfeest

22 Tisjri Plechtige vergadering

Naam van de maand Chesvan (Bul)

Komt overeen met oktober/november

Godsdienstig jaar 8ste maand

Burgerlijk jaar 2de maand

Aanhalingen 1 Kon. 6:38

Naam van de maand Kislev

Komt overeen met november/december

Godsdienstig jaar 9de maand

Burgerlijk jaar 3de maand

Aanhalingen Neh. 1:1

Naam van de maand Tebeth

Komt overeen met december/januari

Godsdienstig jaar 10de maand

Burgerlijk jaar 4de maand

Aanhalingen Esth. 2:16

Naam van de maand Sjebat

Komt overeen met januari/februari

Godsdienstig jaar 11de maand

Burgerlijk jaar 5de maand

Aanhalingen Zach. 1:7

Naam van de maand Adar

Komt overeen met februari/maart

Godsdienstig jaar 12de maand

Burgerlijk jaar 6de maand

Aanhalingen Esth. 3:7

Naam van de maand Ve-Adar

Komt overeen met (schrikkelmaand)

Godsdienstig jaar 13de maand