Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Studie nummer 9 — De archeologie en het geïnspireerde verslag

Studie nummer 9 — De archeologie en het geïnspireerde verslag

Studies over de geïnspireerde geschriften en hun achtergrond

Studie nummer 9 — De archeologie en het geïnspireerde verslag

Een studie van archeologische ontdekkingen en oude verslagen uit de wereldlijke geschiedenis die het bijbelse verslag bevestigen

1. Wat verstaat men onder (a) bijbelse archeologie? (b) artefacten?

BIJBELSE archeologie is de studie van de volken en gebeurtenissen uit bijbelse tijden aan de hand van geschriften, gebruiksvoorwerpen, bouwwerken en andere in de aarde aangetroffen overblijfselen. Het zoeken naar overblijfselen of artefacten op oude bijbelse plaatsen heeft veel wetenschappelijk onderzoekingswerk en de verplaatsing van miljoenen tonnen aarde gevergd. Een artefact is iets wat door mensenhanden gemaakt of bewerkt is en aan de hand waarvan men kan zien hoe mensen hebben geleefd en gewerkt. Artefacten kunnen bijvoorbeeld potscherven, ruïnes van bouwwerken, kleitabletten, inscripties, documenten, monumenten en in steen gegrifte kronieken zijn.

2. Wat voor waarde heeft de bijbelse archeologie?

2 Al spoedig na het begin van de 20ste eeuw had de archeologie zich ontwikkeld tot een terrein van grondige studie, en met financiële steun van belangrijke universitaire instituten en musea in Europa en Amerika werden er expedities naar bijbelse landen ondernomen. Daardoor hebben archeologen een schat aan inlichtingen kunnen blootleggen die licht werpen op de levensomstandigheden in bijbelse tijden. Soms hebben archeologische vondsten aangetoond dat de bijbel authentiek en tot in de kleinste bijzonderheden nauwkeurig is.

DE ARCHEOLOGIE EN DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN

3. Welke ruïnes en verslagen uit de oudheid bevestigen dat er in het oude Babylon zigurrats waren?

3 De toren van Babel. Volgens de bijbel was de toren van Babel een kolossaal bouwwerk (Gen. 11:1-9). Het is interessant dat archeologen in de ruïnes van het oude Babylon en in het omliggende gebied verscheidene zigurrats of piramidevormige, terrasgewijs gebouwde torentempels hebben blootgelegd, zoals bijvoorbeeld de ruïnes van de tempel Etemenanki, die binnen Babylons muren lag. Oude verslagen over zulke tempels bevatten vaak de woorden: „Zijn top zal tot aan de hemel reiken.” Koning Nebukadnezar heeft naar verluidt gezegd: „Ik verhoogde de top van de terrasvormige toren te Etemenanki, zodat die met de hemel wedijverde.” In één fragment wordt over de ineenstorting van zo’n zigurrat het volgende bericht: „De bouw van deze tempel krenkte de goden. Op een nacht haalden zij wat was gebouwd, omver. Zij verstrooiden hen naar alle kanten en maakten hun spraak vreemd. Zij belemmerden de vooruitgang.” *

4. Welke archeologische ontdekkingen zijn er in Gihon gedaan, en hoe staan ze blijkbaar in verband met het bijbelse verslag?

4 De watertunnels bij de Gihonbron. In 1867 ontdekte Charles Warren in de omgeving van Jeruzalem een waterkanaal dat van de Gihonbron terugliep de heuvel in. Een schacht liep omhoog naar de Stad van David. Dit was kennelijk de weg waarlangs Davids mannen voor het eerst de stad binnendrongen (2 Sam. 5:6-10). In de jaren 1909–1911 werd het hele tunnelsysteem dat bij de Gihonbron begon, blootgelegd. Eén indrukwekkende tunnel van gemiddeld 1,8 m hoog was over een afstand van 533 m in de massieve rots uitgehouwen en voerde van de Gihonbron naar de vijver van Siloam in het Tyropeondal (binnen de stad). Blijkbaar is dit de door Hizkia gebouwde watertunnel. Op de wand van de smalle tunnel werd een inscriptie in Oudhebreeuws schrift gevonden. Deze luidt ten dele: „Dit nu is de geschiedenis van de doorboring. Terwijl de arbeiders nog voortdurend houweel na houweel ophieven in elkanders richting, en nog slechts drie el (= bijna anderhalve meter) doorboord moest worden, hoorden zij elkanders stemmen, terwijl zij elkander toeriepen, aangezien er aan de rechterkant een spleet in de rots was. En op de dag van de doorboring sloegen de steenhouwers houweel tegen houweel om elkander te ontmoeten; en het water stroomde naar de vijver over een afstand van 1200 el (= ca vijfhonderdveertig meter), en de rots verhief zich honderd el (= ca 45 meter) boven de hoofden der steenhouwers.” Wat een opmerkelijk staaltje van bouwtechniek voor die tijd! * — 2 Kon. 20:20; 2 Kron. 32:30.

5. Welk archeologische bewijsmateriaal is er in Karnak gevonden omtrent Sisaks invasie en bijbelse plaatsnamen?

5 Sisaks overwinningsreliëf. Sisak, de koning van Egypte, wordt zevenmaal in de bijbel genoemd. Omdat koning Rehabeam de wet van Jehovah had verlaten, liet Jehovah toe dat Sisak in 993 v.G.T. Juda binnenviel, zonder het echter volledig te verwoesten (1 Kon. 14:25-28; 2 Kron. 12:1-12). Tot voor kort scheen alleen het bijbelse verslag deze invasie te vermelden. Toen kwam er een omvangrijk document aan het licht dat afkomstig was van de farao die in de bijbel Sisak (Sjesjonk I) wordt genoemd: een imposant reliëf met hiërogliefen en afbeeldingen op de zuidelijke muur van een grote Egyptische tempel te Karnak (het oude Thebe). Op dit gigantische reliëf wordt de Egyptische god Amon afgebeeld, die in zijn rechterhand een sikkelvormig zwaard houdt. Hij brengt 156 geboeide Palestijnse gevangenen, die hij met touwen aan zijn linkerhand houdt, naar farao Sisak. Elke gevangene vertegenwoordigt een stad of dorp, waarvan de naam in hiërogliefen wordt vermeld. Enkele namen die nog gelezen en geïdentificeerd kunnen worden, zijn Rabbith (Joz. 19:20); Taänach, Beth-Sean en Megiddo (Joz. 17:11); Sunem (Joz. 19:18); Rehob (Joz. 19:28); Hafaraïm (Joz. 19:19); Gibeon (Joz. 18:25); Beth-Horon (Joz. 21:22); Ajalon (Joz. 21:24); Socho (Joz. 15:35) en Arad (Joz. 12:14). Het document maakt ook melding van het „Veld van Abram”, en dit is de eerste keer dat Abraham in Egyptische verslagen wordt genoemd. *

6, 7. Wat is de geschiedenis van de Mesasteen, en welke inlichtingen verschaft hij over de oorlog tussen Israël en Moab?

6 De Mesasteen. In 1868 deed de Duitse zendeling F. A. Klein een opmerkelijke ontdekking in Diban (Dibon). Hij vond een oude inscriptie op een steen die bekend kwam te staan als de Mesasteen. Er werd een afdruk van het schrift gemaakt, maar de steen zelf werd door de bedoeïenen in stukken gebroken voordat hij meegenomen kon worden. De meeste brokstukken werden echter weer gevonden, en de steen wordt nu in het Louvre te Parijs bewaard, terwijl een kopie ervan zich in het British Museum te Londen bevindt. De steen werd oorspronkelijk te Dibon in Moab opgericht en bevat koning Mesa’s versie van zijn opstand tegen Israël (2 Kon. 1:1; 3:4, 5). De tekst luidt gedeeltelijk: „Ik ben Mesa, zoon van Kamos, koning van Moab, de Diboniet. . . . Omri, koning van Israël, vernederde Moab vele dagen, want Kamos [de god van Moab] was boos op zijn land; en zijn zoon volgde hem op en zei eveneens: ’Ik zal Moab vernederen.’ In mijn dagen sprak hij aldus, maar ik heb hem en zijn huis overwonnen, terwijl Israël voor altijd is vergaan. . . . En Kamos zei mij: ’Ga, neem Nebo van Israël.’ En ik ging ’s nachts en bevocht hen van het ochtendgloren af tot de middag, terwijl ik allen nam en doodde . . . En ik nam de vaten van Jahwe en sleepte [ze] voor Kamos.” * Merk op dat in de laatste zin de goddelijke naam wordt genoemd. Men kan de naam op de bijgaande afbeelding van de Mesasteen zien. Hij heeft de vorm van het Tetragrammaton en staat aan de rechterkant van het document, op de 18de regel.

7 De Mesasteen vermeldt ook de volgende bijbelse plaatsen: Ataroth en Nebo (Num. 32:34, 38); de Arnon, Aroër, Medeba en Dibon (Joz. 13:9); Bamoth-Baäl, Beth-Baäl-Meon, Jahaz en Kirjathaïm (Joz. 13:17-19); Bezer (Joz. 20:8); Horonaïm (Jes. 15:5); Beth-Diblathaïm en Kerioth (Jer. 48:22, 24). Aldus getuigt hij van de historiciteit van deze plaatsen.

8. Wat bericht de bijbel over Sanherib, en wat hebben opgravingen van zijn paleis onthuld?

8 Koning Sanheribs prisma. De bijbel geeft een zeer uitvoerig verslag van de invasie door de Assyriërs onder koning Sanherib in 732 v.G.T. (2 Kon. 18:13–19:37; 2 Kron. 32:1-22; Jes. 36:1–37:38). In de jaren 1847–1851 heeft de Engelse archeoloog A. H. Layard in Nineve in het gebied van het oude Assyrië de ruïnes van Sanheribs grote paleis opgegraven. Men stelde vast dat het paleis ongeveer 70 kamers moet hebben gehad, met ruim 3000 m aan muren die met gebeeldhouwde panelen waren afgezet. Sanheribs annalen of jaarlijkse verslagen van gebeurtenissen werden op kleicilinders of prisma’s opgetekend. De kennelijk kort voor zijn dood gemaakte laatste uitgave van deze annalen komt voor op wat als het Taylorprisma bekendstaat, dat in het British Museum wordt bewaard, maar het Oriental Institute van de University of Chicago heeft een nog betere tekst op een prisma dat in de buurt van het oude Nineve, de hoofdstad van het Assyrische Rijk, werd gevonden.

9. Wat bericht Sanherib, in overeenstemming met het bijbelse verslag, maar wat verzwijgt hij, en waarom?

9 In deze laatste annalen geeft Sanherib zijn eigen pocherige versie van zijn invasie in Juda: „Wat betreft Hizkia van Juda, die zich niet onder mijn juk had gebogen: 46 van zijn versterkte steden, vestingen, en talloze kleine steden in hun omgeving, heb ik belegerd en veroverd door het opwerpen van wallen, het benaderen met belegeringstorens, door de strijd van de stoottroepen, door bressen, mijnen en rammen. 200150 mensen, jong en oud, mannen en vrouwen, paarden, muildieren, ezels, kamelen, groot- en kleinvee zonder tal, heb ik uit hun midden weggevoerd en als buit gerekend. Hemzelf [Hizkia] heb ik als een vogel in een kooi in Jeruzalem, zijn residentie, opgesloten. . . . Zijn steden, die ik geplunderd had, heb ik van zijn land afgesneden, om ze aan Mitinti, koning van Asdod, Padi, koning van Ekron, en Sillibel, koning van Gaza, te geven . . . Hizkia zelf was zo overweldigd . . . dat hij . . . te zamen met 30 talenten goud, 800 talenten zilver, edelstenen, schmink, grote blokken rode steen, met ivoor ingelegde divans, met ivoor ingelegde staatsiezetels, olifantshuiden, olifantstanden, ahornhout, taxishout, alle soort van kostbare schatten, en zijn dochters, zijn hofdames, zangers en zangeressen, mij naar Nineve, de stad van mijn heerschappij, heeft laten nabrengen. Om de schatting te betalen en zijn onderwerping te betuigen, heeft hij zijn [persoonlijke] gezant gezonden.” * Wat deze door Sanherib aan Hizkia opgelegde schatting betreft, de bijbel bevestigt de 30 talenten goud maar noemt slechts 300 talenten zilver. Bovendien toont de bijbel aan dat dit gebeurde voordat Sanherib Jeruzalem met belegering bedreigde. In Sanheribs tendentieuze berichtgeving ten behoeve van de geschiedenis van Assyrië verzwijgt hij bewust zijn verpletterende nederlaag in Juda, toen Jehovah’s engel in één nacht 185.000 van zijn soldaten doodde, als gevolg waarvan Sanherib als een geslagen hond naar Nineve terug moest vluchten. Niettemin blijkt uit dit pocherige verslag op Sanheribs prisma dat er een geweldige invasie in Juda heeft plaatsgevonden voordat Jehovah de Assyriërs, toen zij Jeruzalem bedreigden, ertoe dwong terug te keren. — 2 Kon. 18:14; 19:35, 36.

10, 11. (a) Wat zijn de Lachisbrieven, en wat weerspiegelen ze? (b) Hoe ondersteunen ze Jeremia’s geschriften?

10 De Lachisbrieven. De beroemde vestingstad Lachis wordt in de bijbel meer dan 20 maal genoemd. Ze lag 44 km ten westzuidwesten van Jeruzalem. Een aanzienlijk deel van de ruïnes is opgegraven. In 1935 vond men in een wachtlokaal van het dubbele poortgebouw 18 ostraka of beschreven potscherven (in 1938 werden er nog eens 3 gevonden). Het bleken een aantal brieven in Oudhebreeuws schrift te zijn. Deze verzameling van 21 ostraka staat thans bekend als de Lachisbrieven. Lachis was een van de vestingen van Juda die het langst standhielden tegen Nebukadnezar. In de jaren 609–607 v.G.T. werd ze in een hoop verkoolde ruïnes veranderd. De brieven weerspiegelen de benardheid van de tijd. Ze werden schijnbaar door overgebleven buitenposten van Judese troepen geschreven en zijn gericht aan Jaosj, een militaire bevelhebber te Lachis. Een van deze brieven (nr. IV) luidt gedeeltelijk: „Moge JHWH [Tetragrammaton, „Jehovah”] mijn heer zelfs nu goede tijdingen doen horen. . . . wij letten op de vuursignalen van Lachis, volgens alle tekens die mijn heer geeft, omdat wij Azeka niet zien.” Dit vormt een treffende bevestiging van Jeremia 34:7, waar Lachis en Azeka als de twee laatste nog overgebleven versterkte steden worden genoemd. Deze brief schijnt te kennen te geven dat Azeka reeds gevallen was. De goddelijke naam, in de vorm van het Tetragrammaton, komt veelvuldig in de brieven voor, waaruit blijkt dat de joden destijds de naam Jehovah in het dagelijks leven gebruikten.

11 Een andere brief (nr. III) begint als volgt: „Moge JHWH [Jehovah] mijn heer vredesberichten doen horen! . . . En aan uw dienaar is het volgende gerapporteerd: ’De bevelhebber van het leger, Konjah, de zoon van Elnathan, is gekomen om naar Egypte te gaan en aan Hodavjah, de zoon van Ahia, en zijn mannen heeft hij bericht gezonden om [proviand] van hem te verkrijgen.’” Deze brief schijnt te bevestigen dat Juda in strijd met Jehovah’s bevel en tot zijn eigen vernietiging naar Egypte afdaalde om hulp (Jes. 31:1; Jer. 46:25, 26). De namen Elnathan en Hosaja, die in de volledige tekst van deze brief voorkomen, staan ook in Jeremia 36:12 en Jeremia 42:1. Drie andere namen die in de brieven worden genoemd, treft men ook aan in het bijbelboek Jeremia, namelijk Gemarja, Neria en Jaäzanja. — Jer. 32:12; 35:3; 36:10. *

12, 13. Wat wordt in de Naboniduskroniek beschreven, en waarom is deze kroniek zo waardevol?

12 De Naboniduskroniek. In de tweede helft van de 19de eeuw hebben opgravingen in de buurt van Bagdad vele vondsten in de vorm van kleitabletten en cilinders opgeleverd die veel licht op de geschiedenis van het oude Babylon hebben geworpen. Onder de vondsten bevond zich het zeer waardevolle document dat als de Naboniduskroniek bekendstaat en zich thans in het British Museum bevindt. Koning Nabonidus van Babylon was de vader van Belsazar, zijn mederegent. Hij overleefde zijn zoon, die in de nacht van 5 oktober 539 v.G.T., toen de troepen van Cyrus de Pers Babylon innamen, werd gedood (Dan. 5:30, 31). De Naboniduskroniek, een opmerkelijk goed gedateerd verslag van de val van Babylon, is een hulp om vast te stellen op welke dag deze gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Hier volgt een vertaling van een klein gedeelte van de Naboniduskroniek: „In de maand Tasjritu [Tisjri (september/oktober)], toen Cyrus het leger van Akkad in Opis aan de Tigris aanviel . . . op de 14de dag, werd Sippar zonder strijd ingenomen. Nabonidus vluchtte. Op de 16de dag [11 oktober 539 v.G.T., Juliaanse kalender, of 5 oktober, Gregoriaanse kalender] trokken Gobryas (Ugbaru), de stadhouder van Gutium, en het leger van Cyrus zonder strijd Babylon binnen. Nadien werd Nabonidus in Babylon gevangengenomen toen hij (daar) terugkeerde. . . . In de maand Arahsjamnu [Marchesvan (oktober/november)], op de derde dag [28 oktober, Juliaanse kalender], trok Cyrus Babylon binnen, groene twijgen werden voor hem uitgespreid — ’Vrede’ (sulmu) werd over de stad afgeroepen. Cyrus zond aan geheel Babylon groeten. Gobryas, zijn stadhouder, installeerde (onder-)stadhouders in Babylon.” *

13 Gelieve op te merken dat Darius de Meder niet in deze kroniek wordt genoemd, en tot dusver heeft men in geen enkele niet-bijbelse inscriptie, noch in andere documenten van de wereldlijke geschiedenis uit de tijd vóór Josephus (joodse geschiedschrijver uit de eerste eeuw G.T.), een vermelding van deze Darius gevonden. Sommigen vermoeden daarom dat hij de Gobryas zou kunnen zijn die in het bovenstaande verslag wordt genoemd. Hoewel dat wat men over Gobryas weet, overeen schijnt te komen met wat over Darius bekend is, kan toch niet met zekerheid worden gezegd dat het om dezelfde persoon gaat. * In elk geval stelt de wereldlijke geschiedenis onomstotelijk vast dat Cyrus bij de verovering van Babylon een sleutelrol speelde en dat hij daarna in Babylon als koning heeft geregeerd.

14. Wat wordt op de Cyruscilinder bericht?

14 De Cyruscilinder. Enige tijd nadat Cyrus als koning van de Perzische wereldmacht was begonnen te regeren, werd zijn verovering van Babylon in 539 v.G.T. schriftelijk vastgelegd op een kleicilinder. Dit bijzondere document wordt eveneens in het British Museum bewaard. Een gedeelte van de vertaalde tekst luidt als volgt: „Ik ben Cyrus, koning van de wereld, grote koning, rechtmatige koning, koning van Babylon, koning van Sumer en Akkad, koning van de vier hoeken (van de aarde), . . . Ik gaf aan [bepaalde eerder genoemde] heilige steden aan de overzijde van de Tigris, waarvan de heiligdommen reeds lange tijd in puin lagen, de beelden terug die daar (plachten) te staan en richtte er permanente heiligdommen voor op. Ik bracht (ook) al hun (vroegere) inwoners bijeen en gaf hun woonplaatsen (aan hen) terug.” *

15. Wat onthult de Cyruscilinder over Cyrus, en hoe stemt dit overeen met de bijbel?

15 De Cyruscilinder onthult aldus de gedragslijn van de koning om gevangengenomen volken naar hun geboortegrond terug te brengen. In overeenstemming hiermee vaardigde Cyrus zijn decreet uit waarin hij de joden verlof gaf naar Jeruzalem terug te keren om daar het huis van Jehovah te herbouwen. Interessant is dat Jehovah Cyrus reeds 200 jaar voordien met name had genoemd en omtrent hem had voorzegd dat hij Babylon zou innemen en Jehovah’s volk zou laten terugkeren. — Jes. 44:28; 45:1; 2 Kron. 36:23.

DE ARCHEOLOGIE EN DE CHRISTELIJKE GRIEKSE GESCHRIFTEN

16. Wat heeft de archeologie aan het licht gebracht in verband met de Griekse Geschriften?

16 Net als in het geval van de Hebreeuwse Geschriften heeft de archeologie ook vele interessante artefacten aan het licht gebracht waardoor het geïnspireerde verslag in de christelijke Griekse Geschriften wordt ondersteund.

17. Hoe ondersteunt de archeologie Jezus’ discussie inzake het betalen van belasting?

17 Denariusmunt met de beeltenis van Tiberius. De bijbel toont duidelijk aan dat Jezus’ bediening plaatsvond tijdens de regering van Tiberius Caesar. Sommige van Jezus’ tegenstanders probeerden hem in de val te laten lopen door hem een vraag te stellen over het betalen van hoofdgeld aan caesar. Het verslag luidt: „Daar hij hun huichelarij doorzag, zei hij tot hen: ’Waarom stelt gij mij op de proef? Brengt mij een denarius, zodat ik die kan bekijken.’ Zij brachten er een. En hij zei tot hen: ’Wiens beeld en opschrift is dit?’ Zij zeiden tot hem: ’Van caesar.’ Daarop zei Jezus: ’Betaalt caesar terug wat van caesar, maar God wat van God is.’ En zij gingen zich over hem verwonderen” (Mark. 12:15-17). Archeologen hebben een zilveren denariusmunt gevonden met de kop van Tiberius Caesar! Deze munt werd omstreeks 15 G.T. in omloop gebracht. Dit stemt overeen met het feit dat Tiberius in 14 G.T. als keizer begon te regeren, en vormt een extra ondersteuning voor het verslag waarin wordt gezegd dat de bediening van Johannes de Doper in het 15de jaar van Tiberius, of in het voorjaar van 29 G.T., begon. — Luk. 3:1, 2.

18. Welke vondst betreffende Pontius Pilatus is er gedaan?

18 Pontius-Pilatusinscriptie. De eerste archeologische vondst betreffende Pontius Pilatus werd in 1961 in Cesarea gedaan. Het betrof een stenen plaat waarop in het Latijn de naam Pontius Pilatus staat.

19. Wat is er in Athene nog steeds, als een bevestiging van de omlijsting van het verslag in Handelingen 17:16-34?

19 De Areopagus. In 50 G.T. hield Paulus in Athene (Griekenland) een van zijn beroemdste op schrift gestelde toespraken (Hand. 17:16-34). Dit was toen bepaalde Atheners Paulus grepen en hem naar de Areopagus voerden. De Areopagus of Aresheuvel (Marsheuvel) is de naam van een kale, rotsachtige, ongeveer 110 m hoge heuvel onmiddellijk ten noordwesten van de Acropolis van Athene. In de rots uitgehouwen treden leiden naar de top, waar men nog steeds ruwe, in de rots uitgehouwen zitbanken kan zien die drie zijden van een vierkant vormen. De Areopagus is er nog steeds, als een bevestiging van de in de bijbel beschreven omlijsting van Paulus’ historische toespraak.

20. Waarvan getuigt de Titusboog nog steeds, en hoe dan wel?

20 De Titusboog. Jeruzalem en zijn tempel werden in 70 G.T. door de Romeinen onder Titus verwoest. Het jaar daarop vierde Titus te zamen met zijn vader, keizer Vespasianus, zijn overwinning in Rome. Zevenhonderd geselecteerde joodse gevangenen werden in de triomftocht meegevoerd. Ook werd een grote hoeveelheid aan oorlogsbuit, waaronder tempelschatten, in de optocht meegevoerd. Titus zelf werd keizer, in welke hoedanigheid hij van 79 tot 81 G.T. diende, en na zijn dood werd een groot monument, de Titusboog, voltooid en aan divo Tito (de vergoddelijkte Titus) opgedragen. Zijn triomftocht wordt aan beide zijden van de doorgang door de boog in bas-reliëf afgebeeld. Aan de ene kant ziet men de Romeinse soldaten afgebeeld, met een lauwerkrans om het hoofd. Zij hebben speren zonder punt bij zich en dragen het heilige gerei van de tempel in Jeruzalem, onder andere de zevenarmige lampestandaard en de tafel van het toonbrood, waarop men de heilige trompetten ziet liggen. Het reliëf aan de andere kant van de doorgang toont de zegevierende Titus, staande in een door vier paarden getrokken wagen die wordt geleid door een vrouw — een zinnebeeld van de stad Rome. * Elk jaar bezichtigen duizenden toeristen deze triomfboog van Titus, die nog steeds in Rome staat als een stilzwijgend getuigenis van de vervulling van Jezus’ profetie en de verschrikkelijke voltrekking van Jehovah’s oordeel aan het opstandige Jeruzalem. — Matth. 23:37–24:2; Luk. 19:43, 44; 21:20-24.

21. (a) Hoe hebben de archeologie en de ontdekking van handschriften samengewerkt? (b) Wat is de juiste zienswijze ten aanzien van de archeologie?

21 Zoals de ontdekking van oude handschriften het mogelijk heeft gemaakt de zuivere, oorspronkelijke tekst van de bijbel te herstellen, heeft de ontdekking van de grote hoeveelheid artefacten vaak aangetoond dat wat in de bijbeltekst staat tot in de kleinste bijzonderheden betrouwbaar is, zowel in historisch als in chronologisch en geografisch opzicht. Het zou echter verkeerd zijn te concluderen dat de archeologie in elk afzonderlijk geval met de bijbel overeenstemt. Wij moeten in gedachte houden dat de archeologie geen onfeilbaar studieterrein is. Archeologische vondsten zijn onderhevig aan menselijke interpretaties, en sommige van deze interpretaties zijn van tijd tot tijd herzien. De archeologie heeft soms wat extra ondersteuning verschaft aan de betrouwbaarheid van Gods Woord. Ja, zoals eens is gezegd door wijlen Sir Frederic Kenyon, die jarenlang directeur en eerste bibliothecaris van het British Museum is geweest, heeft de archeologie de bijbel „door een vollediger kennis van de achtergrond en omlijsting van het daarin gebodene begrijpelijker gemaakt”. * Maar geloof moet op de bijbel gebaseerd zijn, niet op de archeologie. — Rom. 10:9; Hebr. 11:6.

22. Welke bewijzen zullen in de volgende studie beschouwd worden?

22 De bijbel bevat in zichzelf onweerlegbare bewijzen dat hij inderdaad het authentieke „woord van de levende en blijvende God” is, zoals wij in de volgende studie zullen zien. — 1 Petr. 1:23.

[Voetnoten]

^ ¶3 Bible and Spade, 1938, S. L. Caiger, blz. 29.

^ ¶4 Algemene Bijbelse Encyclopaedie, Servire, blz. 668; Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 465, 466; Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 1104.

^ ¶5 Light From the Ancient Past, 1959, J. Finegan, blz. 91, 126.

^ ¶6 Van Goor’s Geïllustreerde Encyclopedie van de Bijbel, 1976, blz. 481.

^ ¶9 Atlas van de Bijbel, door Luc. H. Grollenberg, blz. 89.

^ ¶11 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 151, 152; Light From the Ancient Past, blz. 192-195.

^ ¶12 Ancient Near Eastern Texts, blz. 306.

^ ¶13 Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 581-583.

^ ¶14 Ancient Near Eastern Texts, blz. 316.

^ ¶20 Light From the Ancient Past, blz. 329.

^ ¶21 The Bible and Archaeology, 1940, blz. 279.

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 333]

De Mesasteen

Een vergroting van het Tetragrammaton, dat in een oud letterschrift op de 18de regel rechts te zien is

[Illustratie op blz. 334]

Koning Sanheribs prisma

[Illustratie op blz. 335]

De Naboniduskroniek

[Illustratie op blz. 336]

Denariusmunt met de beeltenis van Tiberius

[Illustratie op blz. 337]

De Titusboog

[Illustratieverantwoording op blz. 337]

Illustratieverantwoording voor studie 9.

Blz. 333: Musée du Louvre, Parijs;

blz. 334: Met vriendelijke toestemming van het Oriental Institute, University of Chicago;

blz. 335: Foto genomen met vriendelijke toestemming van de beheerders van het British Museum;

blz. 336: Copyright British Museum;

blz. 337: Soprintendenza Archeologica di Roma.