Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De wegbereider wordt geboren

De wegbereider wordt geboren

Hoofdstuk 3

De wegbereider wordt geboren

ELISABETH moet nu heel binnenkort haar baby krijgen. De afgelopen drie maanden heeft Maria bij haar doorgebracht. Maar nu is voor Maria de tijd aangebroken om afscheid te nemen en de lange terugreis naar Nazareth te maken. Over ongeveer zes maanden zal ook zij een baby krijgen.

Kort nadat Maria is weggegaan, brengt Elisabeth haar kind ter wereld. Wat een vreugde heerst er als de bevalling goed verloopt en Elisabeth en de baby gezond zijn! Als Elisabeth de kleine aan haar buren en bloedverwanten laat zien, verheugen zij zich allemaal met haar.

In Israël moet volgens Gods wet een jongetje op de achtste dag na zijn geboorte besneden worden. Voor die gelegenheid komen er vrienden en familieleden op bezoek. Zij zeggen dat de jongen naar zijn vader, Zacharías, genoemd moet worden. Maar Elisabeth spreekt nu en zegt: „Volstrekt niet, maar hij moet Johannes worden genoemd.” Zoals u weet, is dat de naam die volgens de engel Gabriël aan het kind gegeven moest worden.

Hun vrienden protesteren echter: „Er is niemand onder uw bloedverwanten die naar deze naam wordt genoemd.” Dan vragen zij in gebarentaal hoe zijn vader de jongen wil noemen. Zacharías vraagt om een schrijftafeltje en schrijft tot ieders verbazing: „Johannes is zijn naam.”

Op hetzelfde ogenblik krijgt Zacharías door een wonder zijn spraak terug. U zult nog wel weten dat hij zijn spraakvermogen verloor toen hij geen geloof stelde in de aankondiging van de engel dat Elisabeth een kind zou krijgen. Als Zacharías nu gaat spreken, zijn allen die in de omgeving wonen verbaasd, en zij zeggen onder elkaar: „Wat zal er toch van dit jonge kind worden?”

Zacharías wordt nu met heilige geest vervuld, en hij zegt vol vreugde: „Gezegend zij Jehovah, de God van Israël, omdat hij zijn aandacht op zijn volk heeft gericht en bevrijding voor hen heeft bewerkstelligd. En hij heeft een hoorn van redding voor ons verwekt in het huis van zijn knecht David.” Deze „hoorn van redding” is natuurlijk de Heer Jezus, die nog geboren moet worden. Door bemiddeling van hem, zo zegt Zacharías, zal God „ons, nadat wij uit de handen van vijanden zijn verlost, het voorrecht . . . verlenen onbevreesd heilige dienst voor hem te verrichten met loyaliteit en rechtvaardigheid voor zijn aangezicht al onze dagen”.

Vervolgens voorzegt Zacharías met betrekking tot zijn zoon, Johannes: „Maar gij, jong kind, zult een profeet van de Allerhoogste worden genoemd, want gij zult voor Jehovah uit gaan om zijn wegen te bereiden, om zijn volk kennis te geven van redding door vergeving van hun zonden, wegens het tedere mededogen van onze God. Met dit mededogen zal ons een dageraad van omhoog bezoeken, ten einde licht te geven aan hen die in duisternis en de schaduw van de dood zijn gezeten, om onze voeten voorspoedig te richten op de weg van vrede.”

Intussen is Maria, die kennelijk nog steeds niet getrouwd is, weer thuisgekomen in Nazareth. Wat zal er met haar gebeuren als het zichtbaar wordt dat zij zwanger is? Lukas 1:56-80; Leviticus 12:2, 3.

▪ Hoeveel ouder dan Jezus is Johannes?

▪ Wat gebeurt er als Johannes acht dagen oud is?

▪ Hoe heeft God zijn aandacht op zijn volk gericht?

▪ Welk werk zal Johannes volgens de voorzegging gaan doen?