Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Boeddhisme — Op zoek naar verlichting zonder God

Boeddhisme — Op zoek naar verlichting zonder God

Hoofdstuk 6

Boeddhisme — Op zoek naar verlichting zonder God

1. (a) Hoe heeft het boeddhisme zich in de westerse samenleving gemanifesteerd? (b) Wat zijn de oorzaken van deze westerse ontwikkeling?

HET boeddhisme, dat aan het begin van de twintigste eeuw ternauwernood bekend was buiten Azië, is in deze tijd tot een wereldreligie uitgegroeid. In feite verbaast het veel westerlingen ten zeerste als zij tot de ontdekking komen dat het boeddhisme zelfs in hun eigen omgeving floreert. Dit is grotendeels toe te schrijven aan de internationale vluchtelingenstroom. Vrij grote Aziatische gemeenschappen hebben zich in West-Europa, Noord-Amerika, Australië en andere plaatsen gevestigd. Terwijl steeds meer immigranten zich in hun nieuwe land settelen, brengen zij ook hun religie mee. Terzelfder tijd komen meer westerlingen voor het eerst met het boeddhisme in aanraking. Deze omstandigheid, gekoppeld aan de toegeeflijkheid en het geestelijke verval in de traditionele kerken, heeft ertoe geleid dat sommigen zich tot de „nieuwe” religie hebben bekeerd. — 2 Timótheüs 3:1, 5.

2. Waar treft men in deze tijd de aanhangers van het boeddhisme aan?

2 Volgens een onderzoek dat in 2010 door het Pew Research Center gedaan is, zijn er wereldwijd bijna 500 miljoen boeddhisten. De overgrote meerderheid woont in Aziatische landen, zoals China, Japan, Myanmar (Birma), Zuid-Korea, Sri Lanka en Thailand. In China alleen al wonen ongeveer 250 miljoen mensen die zeggen boeddhist te zijn. Hoe is deze religie begonnen? Wat zijn de leringen en gebruiken van het boeddhisme?

De kwestie van een betrouwbare bron

3. Welk bronnenmateriaal over het leven van de Boeddha is beschikbaar?

3 „Wat bekend is over het leven van de Boeddha is hoofdzakelijk gebaseerd op het getuigenis van de canonieke teksten, waarvan de meest uitgebreide en veelomvattende geschreven zijn in het Pali, een taal van het oude India”, aldus het boek World Religions — From Ancient History to the Present. Dit betekent dat er geen bronnenmateriaal uit zijn tijd is dat ons iets kan vertellen over Siddhartha Gautama, de stichter van deze religie, die in de zesde eeuw v.G.T. in Noord-India leefde. Dit vormt vanzelfsprekend een probleem. Doch ernstiger is de vraag wanneer en hoe de „canonieke teksten” werden vervaardigd.

4. Hoe werd de authentieke leer van de Boeddha aanvankelijk bewaard?

4 Volgens de boeddhistische overlevering werd er kort na de dood van Gautama een concilie van 500 monniken bijeengeroepen om te bepalen wat de authentieke leer van de Meester was. Of er werkelijk zo’n concilie heeft plaatsgevonden, is onder historici en geleerden op het gebied van het boeddhisme een onderwerp van uitgebreide discussie. Het belangrijke punt waarvan wij nota dienen te nemen, is echter dat zelfs in boeddhistische teksten wordt erkend dat de authentieke vorm van de leer zoals die toen werd vastgelegd, niet op schrift werd gesteld maar door de discipelen uit het hoofd werd geleerd. Het zou nog geruime tijd duren voordat de heilige teksten daadwerkelijk zouden worden opgetekend.

5. Wanneer werden de Pali-teksten op schrift gesteld?

5 Volgens Srilankaanse kronieken uit de vierde en zesde eeuw G.T. werden de vroegste van deze „canonieke [Pali]-teksten” op schrift gesteld tijdens de regering van koning Vattagamani Abhaya in de eerste eeuw v.G.T. Andere verslagen omtrent het leven van de Boeddha verschenen misschien pas in de eerste of zelfs de vijfde eeuw G.T. in geschrifte, bijna duizend jaar na zijn tijd.

6. Welke kritiek wordt er geuit ten aanzien van de „canonieke teksten”? (Vergelijk 2 Timótheüs 3:16, 17.)

6 De Abingdon Dictionary of Living Religions merkt dan ook op: „De ’biografieën’ zijn niet alleen van late oorsprong, maar zijn ook doordrenkt van legendarisch en mythisch materiaal, en de oudste canonieke teksten zijn het produkt van een lang proces van mondelinge overlevering met klaarblijkelijk wat herzieningen en veel toevoegingen.” En één geleerde „beweerde dat geen enkel woord van de opgetekende leer met onvoorwaardelijke zekerheid aan Gautama zelf toegeschreven kan worden”. Is een dergelijke kritiek gerechtvaardigd?

De verwekking en geboorte van de Boeddha

7. Hoe werd volgens boeddhistische teksten de moeder van de Boeddha zwanger van hem?

7 Beschouw de volgende citaten uit de Jataka, geschriften die tot de Pali-canon behoren, en de Boeddha-charita, een Sanskrit-tekst uit de tweede eeuw G.T. over het leven van de Boeddha. Als eerste het verslag over de wijze waarop de moeder van de Boeddha, koningin Maha-Maya, in een droom zwanger van hem werd.

„De vier beschermengelen kwamen en tilden haar op, samen met haar rustbed, en brachten haar naar het Himalajagebergte. . . . Toen kwamen de vrouwen van deze beschermengelen en begeleidden haar naar het Anotattameer en baadden haar, om elke menselijke smet te verwijderen. . . . Niet ver daarvandaan lag de Zilverberg, en daarin bevond zich een gouden woonstede. Daar maakten zij een goddelijk rustbed gereed met het hoofdeinde naar het oosten, en legden haar daarop neer. Nu was de toekomstige Boeddha een schitterende witte olifant geworden . . . Hij besteeg de Zilverberg, en . . . driemaal liep hij rond zijn moeders rustbed, met zijn rechterzijde ernaartoe gekeerd, en terwijl hij haar in haar rechterzijde stak, scheen hij haar schoot binnen te gaan. Aldus vond de verwekking plaats tijdens het midzomerfeest.”

8. Wat werd er omtrent de toekomst van de Boeddha voorzegd?

8 Toen de koningin de droom aan haar echtgenoot, de koning, vertelde, ontbood hij 64 eminente hindoepriesters, voedde en kleedde hen en vroeg om een uitleg. Dit was hun antwoord:

„Wees niet verontrust, grote koning! . . . Gij zult een zoon krijgen. En indien hij een huiselijk leven blijft leiden, zal hij een wereldheerser worden; maar indien hij het huiselijk leven vaarwelzegt en zich uit de wereld terugtrekt, zal hij een boeddha worden en de wolken van zonde en dwaasheid van deze wereld terugdringen.”

9. Welke buitengewone gebeurtenissen hebben naar verluidt na de aankondiging omtrent de toekomst van de Boeddha plaatsgevonden?

9 Daarna gebeurden er naar verluidt 32 wonderen:

„Alle tienduizend wereldstelsels schokten, trilden en schudden. . . . De vuren in alle hellen gingen uit; . . . ziekten onder de mensen kwamen tot een eind; . . . alle muziekinstrumenten brachten hun klanken voort zonder dat erop gespeeld werd; . . . in de machtige oceaan werd het water zoet; . . . alle tienduizend wereldstelsels werden één massa guirlandes van de grootst mogelijke schoonheid.”

10. Hoe wordt de geboorte van de Boeddha in boeddhistische heilige teksten beschreven?

10 Vervolgens vond de ongewone geboorte van de Boeddha plaats in een tuin van vijgebomen, het Lumbiniwoud genaamd. Toen de koningin een tak van de hoogste vijgeboom in het woud wilde vastgrijpen, boog de boom zich gedienstig tot binnen haar bereik. Zich aan de tak vasthoudend en in staande houding baarde zij.

„Hij kwam uit de schoot van zijn moeder te voorschijn als een prediker die van zijn preekstoel afdaalt, of als een man die met beide handen en beide voeten uitgestrekt een trap afkomt, vrij van elke onreinheid van zijn moeders schoot. . . .

Zodra de [toekomstige Boeddha] geboren was, zette hij zijn beide voeten stevig op de grond, schreed zeven stappen naar het noorden, terwijl een wit zonnescherm boven zijn hoofd gehouden werd, en onderzocht elke hoek van de wereld, in weergaloze tonen uitroepend: In de hele wereld ben ik de opperste, de beste en de belangrijkste; dit is mijn laatste geboorte; ik zal nooit meer wedergeboren worden.”

11. Welke conclusie hebben sommige geleerden getrokken met betrekking tot de in de heilige teksten aangetroffen verslagen over het leven van de Boeddha?

11 Er bestaan net zulke fraai-gedetailleerde verhalen over zijn kinderjaren, zijn ontmoetingen met jonge bewonderaarsters, zijn omzwervingen en zowat elke gebeurtenis in zijn leven. Het is misschien niet verwonderlijk dat de meeste geleerden al deze verslagen als legenden en mythen afdoen. Een functionaris van het British Museum oppert zelfs dat vanwege de „grote hoeveelheid legenden en wonderen, . . . een historische levensbeschrijving van de Boeddha niet te achterhalen valt”.

12, 13. (a) Hoe luidt het traditionele verslag over het leven van de Boeddha? (b) Wat is de algemeen aanvaarde geboortedatum van de Boeddha? (Vergelijk Lukas 1:1-4.)

12 Niettemin bestaat er ondanks deze mythen een wijdverbreid traditioneel verslag over het leven van de Boeddha. Een moderne tekst, A Manual of Buddhism, uitgegeven in Colombo (Sri Lanka), geeft het volgende onopgesmukte verslag.

„Op de dag van de volle maan in mei van het jaar 623 v.Chr. werd er in het district Nepal een Indiase vorst uit het geslacht der Sakya’s geboren, Siddhatta Gotama genaamd. * Zijn vader was koning Sjuddhodhana, en koningin Maha Maya was zijn moeder. Zij stierf een paar dagen na de geboorte van het kind en Maha Pajapati Gotami werd zijn stiefmoeder.

Op zestienjarige leeftijd trouwde hij met zijn nicht, de mooie prinses Yasjodhara.

Gedurende bijna dertien jaar na zijn gelukkige huwelijk leidde hij een weelderig leven, in zalige onwetendheid van de wisselvalligheden van het leven buiten de paleispoorten.

Met het voortschrijden van de tijd drong de waarheid langzamerhand tot hem door. Op 29-jarige leeftijd, toen er een keerpunt in zijn levensloop kwam, werd zijn zoon Rahula geboren. Hij beschouwde zijn nakomeling als een belemmering, want hij besefte dat allen zonder uitzondering onderworpen waren aan geboorte, ziekte en dood. Toen aldus de alomtegenwoordigheid van het lijden tot hem doordrong, besloot hij op zoek te gaan naar een panacee voor deze algemeen heersende ziekte der mensheid.

Hij gaf dus de geneugten aan het koninklijk hof op, verliet op een nacht zijn huis . . . sneed zijn haar af, deed het eenvoudige gewaad van een asceet aan en trok er op uit als een Zoeker van Waarheid.”

13 Het is duidelijk dat deze paar biografische details een schrille tegenstelling vormen met de fantastische verslagen die men in de „canonieke teksten” aantreft. En uitgezonderd het jaar van zijn geboorte worden ze algemeen aanvaard.

Hoe de Verlichting tot stand kwam

14. Wat vormde het keerpunt in Gautama’s leven?

14 Wat vormde het eerder genoemde „keerpunt in zijn levensloop”? De omstandigheid dat hij voor de eerste maal in zijn leven een zieke man, een oude man en een dode man zag. Deze ervaring bracht hem ertoe zich het hoofd te breken over de zin van het leven — Waarom werden mensen geboren, alleen maar om te lijden, oud te worden en te sterven? Vervolgens zag hij naar verluidt een heilig man, die in zijn zoeken naar de waarheid de wereld had verzaakt. Dit zette Gautama ertoe aan zijn gezin, zijn bezittingen en zijn vorstelijke naam op te geven en de volgende zes jaar door te brengen met een — tevergeefs — zoeken naar het antwoord uit de mond van hindoeleermeesters en goeroes. De verslagen vertellen ons dat hij een weg ging volgen van meditatie, vasten, yoga en extreme zelfverzaking, maar toch vond hij geen geestelijke vrede of verlichting.

15. Hoe bereikte Gautama ten slotte zijn vermeende verlichting?

15 Ten slotte zag hij in dat zijn extreme weg van zelfverzaking even nutteloos was als het leven van genotzucht dat hij voordien had geleid. Hij nam nu datgene aan wat hij de Middenweg noemde, het vermijden van de uitersten van de levensstijlen die hij had gevolgd. Nadat hij tot het besluit was gekomen dat het antwoord in zijn eigen bewustzijn gevonden moest worden, ging hij onder een pipal, of Indiase vijgeboom, zitten mediteren. Terwijl hij weerstand bood aan aanvallen en verzoekingen van de duivel Mara, bleef hij vier weken (sommigen zeggen zeven weken) aan één stuk door mediteren totdat hij naar verluidt boven alle kennis en inzicht uitsteeg en verlichting bereikte.

16. (a) Wat werd Gautama? (b) Welke verschillende zienswijzen worden er omtrent de Boeddha op na gehouden?

16 Door dit proces werd Gautama in de boeddhistische terminologie de Boeddha — de Ontwaakte of Verlichte. Hij was tot het uiteindelijke doel geraakt, nirvana, de toestand van volmaakte vrede en verlichting, bevrijd van begeerte en lijden. Hij is ook bekend komen te staan als Sakyamuni (wijze uit het geslacht Sakya), en hij noemde zichzelf vaak Tathagata (iemand die aldus kwam [om te onderwijzen]). Verschillende boeddhistische sekten houden er omtrent dit onderwerp echter verschillende zienswijzen op na. Sommige beschouwen hem strikt als een mens die het pad tot verlichting voor zichzelf gevonden had en zijn volgelingen erin onderwees. Andere beschouwen hem als de laatste van een reeks boeddha’s die in de wereld waren gekomen om de dharma (Pali: Dhamma), de leer of weg van de Boeddha, te prediken of te doen herleven. Weer andere bezien hem als een bodhisattva, iemand die verlichting had bereikt maar het had uitgesteld nirvana binnen te gaan teneinde anderen in hun streven naar verlichting te helpen. Hoe dan ook, deze gebeurtenis, de Verlichting, is voor alle scholen van het boeddhisme van het allergrootste belang.

Wat houdt de Verlichting in?

17. (a) Waar en voor wie hield de Boeddha zijn eerste preek? (b) Zet in het kort de Vier edele waarheden uiteen.

17 Nadat de Boeddha verlichting had bereikt en hij zijn aanvankelijke aarzeling had overwonnen, ging hij op weg om zijn pasgevonden waarheid, zijn dharma, aan anderen te onderwijzen. Zijn eerste en waarschijnlijk belangrijkste preek hield hij in Benares, in een hertenpark, voor vijf bhikshu’s — discipelen of monniken. Daarin leerde hij dat men om verlost te worden zowel de weg van zinnelijke genietingen als die van het ascetisme moet mijden en de Middenweg moet volgen. Vervolgens moet men de Vier edele waarheden begrijpen en volgen (zie kader op de bladzijde hiernaast), die als volgt kort samengevat kunnen worden:

(1) Alle bestaan is lijden.

(2) Lijden ontstaat door begeerte of zucht.

(3) De beëindiging van de begeerte betekent het einde van het lijden.

(4) De beëindiging van de begeerte wordt bereikt door het volgen van het Achtvoudige pad, waardoor men zijn gedrag, denken en overtuiging beheerst.

18. Wat zei de Boeddha over de bron van zijn verlichting? (Vergelijk Job 28:20, 21, 28; Psalm 111:10.)

18 Deze preek over de Middenweg en de Vier edele waarheden brengt de essentie van de Verlichting tot uitdrukking en wordt als de samenvatting van Boeddha’s gehele leer beschouwd. (Vergelijk in tegenstelling hiermee Matthéüs 6:25-34; 1 Timótheüs 6:17-19; Jakobus 4:1-3; 1 Johannes 2:15-17.) Gautama beweerde niet dat deze preek door God was geïnspireerd, maar gaf zichzelf de eer daarvoor met de woorden „onthuld door de Tathagata”. Op zijn sterfbed zou de Boeddha tot zijn discipelen gezegd hebben: „Zoek alleen verlossing in de waarheid; zie voor hulp naar niemand anders op dan uzelf.” Volgens de Boeddha is verlichting dus niet van God afkomstig maar wordt bereikt door persoonlijke inspanningen bij het ontwikkelen van een juist denken en goede daden.

19. Waarom werd de boodschap van de Boeddha destijds gunstig ontvangen?

19 Het is niet moeilijk te begrijpen waarom deze leer in de destijds bestaande Indiase samenleving gunstig werd ontvangen. Ze veroordeelde enerzijds de hebzuchtige en verdorven religieuze praktijken die bevorderd werden door de hindoe-brahmanen, of priesterlijke kaste, en anderzijds het strenge ascetisme van de jaina’s en andere mystieke culten. Ze rekende ook af met de offers en riten, de myriaden goden en godinnen, en het drukkende kastenstelsel, waardoor elk aspect van het leven van de mensen werd beheerst en in slaafse onderworpenheid werd gehouden. Kortom, ze beloofde bevrijding aan een ieder die bereid was de weg van de Boeddha te volgen.

Het boeddhisme breidt zijn invloed uit

20. (a) Wat zijn de „Drie juwelen” van het boeddhisme? (b) Hoe uitgebreid was de predikingsveldtocht van de Boeddha?

20 Toen de vijf bhikshu’s de leer van de Boeddha aanvaardden, werden zij de eerste sangha, of monnikenorde. Aldus kwamen de „Drie juwelen” (Triratna) van het boeddhisme tot voltooiing, namelijk de Boeddha, de dharma en de sangha, die de mensen zouden moeten helpen op de weg tot verlichting te geraken. Aldus voorbereid ging Gautama de Boeddha overal in de Gangesvlakte prediken. Mensen van alle rangen en standen kwamen naar hem luisteren en werden zijn discipelen. Tegen de tijd van zijn dood op tachtigjarige leeftijd was hij goed bekend geworden en had hij groot aanzien verworven. Naar verluidt waren zijn laatste woorden tot zijn discipelen: „Het verval is inherent aan alle dingen. Werk met ijver aan uw eigen verlossing.”

21. (a) Wie heeft tot de expansie van het boeddhisme bijgedragen? (b) Wat was het resultaat van zijn inspanningen?

21 In de derde eeuw v.G.T., ongeveer 200 jaar na de dood van de Boeddha, verscheen de grootste voorvechter van het boeddhisme op het toneel, keizer Asjoka, die het grootste deel van India onder zijn heerschappij bracht. Bedroefd omdat er door zijn veroveringen zoveel bloed was vergoten en zo’n ontreddering was teweeggebracht, aanvaardde hij het boeddhisme en gaf er staatssteun aan. Hij richtte religieuze monumenten op, riep concilies bijeen en spoorde de mensen aan naar de voorschriften van de Boeddha te leven. Asjoka zond ook boeddhistische zendelingen naar alle delen van India en naar Sri Lanka, Syrië, Egypte en Griekenland. Hoofdzakelijk door Asjoka’s inspanningen groeide het boeddhisme uit van een Indiase sekte tot een wereldreligie. Terecht hebben sommigen hem als de tweede stichter van het boeddhisme beschouwd.

22. Hoe kreeg het boeddhisme vaste voet in heel Azië?

22 Vanuit Sri Lanka heeft het boeddhisme zich oostwaarts tot in Myanmar (Birma), Thailand en andere delen van Indo-China verspreid. In noordelijke richting heeft het zich naar Kashmir en Centraal-Azië uitgebreid. Vanuit die gebieden, en reeds in de eerste eeuw G.T., trokken boeddhistische monniken door de afschrikwekkende bergen en woestijnen en brachten hun religie naar China. Vanuit China was het voor het boeddhisme maar een kleine stap om tot in Korea en Japan door te dringen. Het boeddhisme werd ook in Tibet, India’s noordelijke nabuur, geïntroduceerd. Vermengd met plaatselijke geloofsovertuigingen verrees het als het lamaïsme, dat zowel het religieuze als het politieke leven aldaar beheerste. Tegen de zesde of zevende eeuw G.T. had het boeddhisme in heel Zuidoost-Azië en het Verre Oosten vaste voet gekregen. Maar wat gebeurde er in India?

23. Wat gebeurde er met het boeddhisme in India?

23 Terwijl het boeddhisme zijn invloed tot in andere landen uitbreidde, raakte het in India langzamerhand in verval. Doordat de monniken volledig in filosofie en metafysica opgingen, begonnen zij het contact met hun lekenvolgelingen kwijt te raken. Bovendien verhaastten het verlies van begunstiging door vorsten en de aanvaarding van hindoe-opvattingen en -gebruiken de ondergang van het boeddhisme in India. Zelfs boeddhistische heilige plaatsen als Lumbini, waar Gautama werd geboren, en Bodh Gaya, de plaats waar hij „verlichting” ontving, vervielen tot ruïnes. Tegen de dertiende eeuw was het boeddhisme zo goed als verdwenen uit India, het land van zijn herkomst.

24, 25. Welke verdere ontwikkelingen in het boeddhisme vonden er in de twintigste eeuw plaats?

24 Gedurende de twintigste eeuw onderging het boeddhisme nog een gedaanteverandering. Politieke omwentelingen in China, Mongolië, Tibet en landen in Zuidoost-Azië brachten het een verpletterende slag toe. Duizenden kloosters en tempels werden verwoest en honderdduizenden monniken en nonnen werden verdreven, gevangengezet of zelfs gedood. Niettemin doet de invloed van het boeddhisme zich in de denkwijze en gewoonten van de mensen in deze landen nog steeds sterk gelden.

25 In Europa en Noord-Amerika schijnt de boeddhistische opvatting om „waarheid” in zichzelf te zoeken, grote aantrekkingskracht te hebben, en het boeddhistische gebruik van meditatie voorziet in een ontsnapping uit de druk van het jachtige westerse leven. Het is interessant dat Tandzin Gyatsho, de verbannen dalai lama van Tibet, in het voorwoord van het boek Living Buddhism schreef: „Misschien kan het boeddhisme in deze tijd ertoe bijdragen westerlingen te herinneren aan de geestelijke dimensie van hun leven.”

Boeddhistische richtingen

26. In welke richtingen is het boeddhisme verdeeld?

26 Hoewel men gewoonlijk over het boeddhisme spreekt als één religie, is het in werkelijkheid in verscheidene richtingen verdeeld. Gebaseerd op verschillende interpretaties van de aard van de Boeddha en zijn leringen, heeft elke richting zijn eigen leerstellingen, gebruiken en geschriften. Deze richtingen of scholen zijn verder verdeeld in talloze groepen en sekten, waarvan er vele sterk beïnvloed zijn door plaatselijke culturen en tradities.

27, 28. Hoe zou u het Theravada-boeddhisme beschrijven? (Vergelijk Filippenzen 2:12; Johannes 17:15, 16.)

27 Het Theravada-boeddhisme (De weg der ouderen) of Hinayana-boeddhisme (Het kleine voertuig) floreert op Sri Lanka en in Myanmar (Birma), Thailand, Kampuchea (Kambodja) en Laos. Sommigen beschouwen dit als de conservatieve school. Het legt de nadruk op het verwerven van wijsheid en het bewerken van zijn eigen verlossing door de wereld te verzaken en als een monnik te leven, waarbij men zich in een klooster aan meditatie en studie wijdt.

28 Het is heel gewoon in enkele van deze landen groepen in saffraankleurige gewaden gehulde en barrevoets gaande, kaalgeschoren jonge mannen te zien met hun bedelnap waarin zij hun voedsel voor de dag ontvangen van de lekengelovigen die hen moeten ondersteunen. Het is gebruikelijk dat mannen op zijn minst een deel van hun leven in een klooster doorbrengen. Het uiteindelijke doel van het kloosterleven is een arhat te worden, dat wil zeggen, iemand die geestelijke volmaaktheid heeft bereikt en verlost is van de pijn en het lijden in de kringloop der wedergeboorten. De Boeddha heeft de weg gewezen; het is aan een ieder om die weg te volgen.

29. Wat zijn de kenmerken van het Mahayana-boeddhisme? (Vergelijk 1 Timótheüs 2:3, 4; Johannes 3:16.)

29 Het Mahayana-boeddhisme (Het grote voertuig) treft men gewoonlijk aan in China, Korea, Japan en Vietnam. Het wordt zo genoemd omdat het de nadruk legt op de leer van de Boeddha dat „waarheid en de weg van verlossing voor iedereen zijn, of men nu in een grot, een klooster of een huis woont . . . Het is niet slechts voor degenen die de wereld verzaken.” De basisopvatting van het Mahayana-boeddhisme is dat de liefde en het mededogen van de Boeddha zo groot zijn dat hij niemand verlossing zou onthouden. Het leert dat omdat de Boeddha-natuur in ons allen aanwezig is, iedereen een boeddha, een verlichte, of een bodhisattva, kan worden. Verlichting komt niet door harde zelfdiscipline, maar door geloof in de Boeddha en mededogen met al wat leeft. Dit heeft voor de grote massa met een praktische geest duidelijk een grotere aantrekkingskracht. Doch vanwege dit liberalere standpunt hebben zich talrijke groepen en culten ontwikkeld.

30. Welk doel streven aanhangers van het „Reine land”-boeddhisme na? (Vergelijk Matthéüs 6:7, 8; 1 Koningen 18:26, 29.)

30 De „Reine land”-school en de Zen-school van het boeddhisme zijn enkele van de vele Mahayana-sekten die zich in China en Japan hebben ontwikkeld. Bij eerstgenoemde staat het geloof in de verlossende macht van Amida-Boeddha centraal, die zijn volgelingen de belofte deed dat zij herboren zouden worden in het Reine land, ofwel het paradijs in het westen, een door goden en mensen bewoond land van vreugde en verrukking. Vandaar is de stap naar het nirvana niet zo groot meer. Door soms wel duizendmaal per dag het gebed te herhalen „Ik geloof in Amida-Boeddha”, zuivert de aanbidder zich teneinde verlichting te bereiken of herboren te worden in het paradijs in het westen.

31. Wat zijn de kenmerken van het Zen-boeddhisme? (Vergelijk Filippenzen 4:8.)

31 Het Zen-boeddhisme (de Tsj’an-school in China) heeft zijn naam ontleend aan het gebruik van meditatie. De woorden tsj’an (Chinees) en zen (Japans) zijn variaties van het Sanskrit-woord dhyana, dat „meditatie” betekent. Deze discipline leert dat er weinig verdienste steekt in studie, goede werken en riten. Men kan verlichting bereiken door eenvoudig na te denken over niet te ontwarren raadsels als: ’Wat voor geluid maakt één hand die klapt?’ en: ’Wat vinden wij waar niets is?’ De mystieke aard van het Zen-boeddhisme is tot uitdrukking gekomen in de verfijnde kunst van bloemschikken, kalligrafie, inktschildering, poëzie, tuinarchitectuur, enzovoort, en deze hebben in het Westen ingang gevonden. Tegenwoordig treft men in veel westerse landen Zen-meditatiecentra aan.

32. Hoe wordt het Tibetaanse boeddhisme beoefend?

32 Ten slotte is er het Tibetaanse boeddhisme, of lamaïsme. Deze vorm van het boeddhisme wordt soms het Mantrayana (Het mantra-voertuig) genoemd vanwege het in het oog vallende gebruik van mantra’s, een reeks lettergrepen met of zonder betekenis, die als lange formules worden opgezegd. In plaats van de nadruk te leggen op wijsheid of mededogen beklemtoont deze vorm van het boeddhisme het gebruik van riten, gebeden, magie en spiritisme bij de aanbidding. Gebeden worden duizenden malen per dag herhaald met behulp van gebedskralen en gebedsmolens. De ingewikkelde riten kunnen alleen geleerd worden via door lama’s, of kloosterleiders, gegeven mondeling onderricht. De bekendsten onder hen zijn de dalai lama en de pantsjen-lama. Na het overlijden van een lama wordt er naar een kind gezocht in wie naar beweerd wordt de lama gereïncarneerd is om de volgende geestelijke leider te worden. De term wordt echter ook algemeen toegepast op alle monniken, die op een bepaald tijdstip naar één schatting ongeveer een vijfde van de hele bevolking van Tibet vormden. Lama’s waren ook leraren, artsen, landeigenaars en politieke figuren.

33. Hoe wordt het boeddhisme door een soortgelijke verdeeldheid gekenmerkt als de christenheid? (Vergelijk 1 Korinthiërs 1:10.)

33 Deze hoofdverdelingen van het boeddhisme zijn weer onderverdeeld in vele groepen of sekten. Sommige hangen een bepaalde leider aan, zoals Nitsjiren in Japan, die onderwees dat de definitieve leringen van de Boeddha alleen in de Lotus-sutra van het Mahayana-boeddhisme vervat zijn, en Noen Tsj’in-Hai op Taiwan, die een groot aantal volgelingen heeft. In dit opzicht verschilt het boeddhisme niet veel van de christenheid met haar vele denominaties en sekten. In feite is het heel gewoon wanneer men mensen die boeddhist beweren te zijn, ziet deelnemen aan gebruiken van het tauïsme, het sjintô, de voorouderverering en zelfs aan die van de christenheid. * Al deze boeddhistische sekten beweren dat hun geloofsovertuigingen en gebruiken gefundeerd zijn op de leringen van de Boeddha.

De drie korven en andere boeddhistische geschriften

34. Wat moeten wij in gedachte houden wanneer wij de leringen van het boeddhisme beschouwen?

34 Leringen die aan de Boeddha werden toegeschreven, werden mondeling doorgegeven, en pas eeuwen nadat hij van het toneel was verdwenen, werd er een begin mee gemaakt ze op schrift te stellen. In het gunstigste geval vertegenwoordigen ze dus wat zijn volgelingen in latere generaties dachten dat hij gezegd en gedaan had. Dit wordt nog ingewikkelder gemaakt doordat het boeddhisme tegen die tijd reeds in vele scholen versplinterd was. Verschillende teksten geven dus heel verschillende versies van het boeddhisme weer.

35. Wat zijn de vroegste boeddhistische heilige teksten?

35 De vroegste boeddhistische teksten werden omstreeks de eerste eeuw v.G.T. in het Pali geschreven, een taal die naar verluidt aan Boeddha’s landstaal verwant is. Ze worden door de Theravada-school als de authentieke teksten aanvaard. Ze bestaan uit 31 boeken die zijn ingedeeld in drie verzamelingen, de Tipitaka (Sanskrit: Tripitaka) genaamd, wat „Drie korven” of „Drie verzamelingen” betekent. De Vinaya-pitaka (Korf der discipline) handelt hoofdzakelijk over regels en voorschriften voor monniken en nonnen. De Sutta-pitaka (Korf der leringen) bevat de preken, gelijkenissen en spreuken die werden uitgesproken door de Boeddha en zijn voornaamste discipelen. Ten slotte bestaat de Abhidhamma-pitaka (Korf der definitieve leer) uit commentaren op boeddhistische leerstellingen.

36. Waardoor worden de geschriften van het Mahayana-boeddhisme gekenmerkt?

36 De geschriften van de Mahayana-school daarentegen zijn hoofdzakelijk geschreven in het Sanskrit, Chinees en Tibetaans, en ze zijn omvangrijk. De Chinese teksten alleen al beslaan ruim 5000 delen. Ze bevatten veel ideeën die niet in de vroegere geschriften voorkwamen, zoals verslagen over boeddha’s zo talrijk als de zandkorrels van de Ganges, die naar verluidt miljoenen jaren hebben geleefd, terwijl elk over zijn eigen boeddhawereld regeerde. Het is geen overdrijving wanneer één schrijver opmerkt dat deze teksten „gekenmerkt [zijn] door onderlinge verschillen, overmatige verbeelding, kleurrijke persoonlijkheden en buitensporige herhalingen”.

37. Welke problemen werden door de Mahayana-geschriften opgeworpen? (Vergelijk Filippenzen 2:2, 3.)

37 Het is onnodig te zeggen dat weinig mensen deze hoogst abstracte verhandelingen kunnen begrijpen. Als gevolg hiervan is het boeddhisme door deze latere ontwikkelingen totaal verschillend van wat de Boeddha oorspronkelijk beoogde. Volgens de Vinaya-pitaka wilde de Boeddha dat zijn leringen niet alleen door de intellectuelen begrepen zouden worden, maar door allerlei mensen. Daarom stond hij erop dat zijn ideeën in de taal van het gewone volk onderwezen zouden worden, niet in de heilige dode taal van het hindoeïsme. Op het door de Theravada-boeddhisten geopperde bezwaar dat deze boeken niet canoniek waren, antwoorden de Mahayana-aanhangers dan ook dat Gautama de Boeddha eerst de eenvoudigen en onontwikkelden heeft onderwezen, maar dat hij aan de geleerden en wijzen de leringen openbaarde die later in de Mahayana-boeken opgetekend werden.

De kringloop van karman en samsara

38. (a) Hoe laten boeddhistische en hindoeïstische leringen zich met elkaar vergelijken? (b) Wat is de boeddhistische opvatting omtrent de ziel in theorie en in de praktijk?

38 Hoewel het boeddhisme de mensen in zekere mate heeft bevrijd van de ketenen van het hindoeïsme, zijn de basisopvattingen ervan nog steeds een erfgoed van de hindoeleringen van karman en samsara. Het boeddhisme, zoals het oorspronkelijk door de Boeddha werd geleerd, verschilt daarin van het hindoeïsme dat het boeddhisme het bestaan van een onsterfelijke ziel ontkent, maar over de afzonderlijke persoon spreekt als „een combinatie van fysieke en mentale krachten of energieën”. * Niettemin draaien de leringen ervan nog steeds om de opvattingen dat alle mensen door middel van talloze wedergeboorten van de ene bestaansvorm in de andere overgaan (samsara) en de gevolgen ondergaan van in het verleden en het heden begane daden (karman). Ook al lijkt zijn boodschap van verlichting en verlossing uit deze kringloop wellicht aanlokkelijk, toch vragen sommigen: Hoe deugdelijk is het fundament? Welk bewijs is ervoor dat alle lijden het gevolg is van iemands daden in een vorig leven? En welk bewijs bestaat er in feite dat er een vorig leven is?

39. Hoe wordt de wet van het karman in één boeddhistische tekst verklaard?

39 Eén verklaring over de wet van het karman luidt:

„Kamma [het Pali-equivalent van karman] is een wet op zich. Maar dit wil niet zeggen dat er een wetgever moet zijn. Gewone natuurwetten, zoals de wet der zwaartekracht, hebben geen wetgever nodig. Ook de wet van het kamma heeft geen wetgever nodig. Ze is op haar eigen terrein werkzaam zonder tussenkomst van een uitwendige, onafhankelijke heersende macht.” — A Manual of Buddhism.

40. (a) Wat wordt door het bestaan van natuurwetten te kennen gegeven? (b) Wat zegt de bijbel over oorzaak en gevolg?

40 Is dit een deugdelijke redenatie? Is er voor natuurwetten werkelijk geen wetgever nodig? De raketdeskundige dr. Wernher von Braun heeft eens gezegd: „De natuurwetten van het universum zijn zo nauwkeurig dat wij er geen moeite mee hebben een ruimteschip te bouwen dat naar de maan kan reizen, en dat wij tot op een fractie van een seconde nauwkeurig kunnen bepalen hoe die vlucht zal verlopen. Deze wetten moeten door iemand zijn ingesteld.” Ook de bijbel spreekt over de wet van oorzaak en gevolg. Daarin staat: „God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten” (Galaten 6:7). In plaats van te zeggen dat er voor deze wet geen wetgever nodig is, wordt erop gewezen dat ’God niet met zich laat spotten’, waardoor te kennen wordt gegeven dat deze wet door haar Maker, Jehovah, in werking werd gesteld.

41. (a) Welke vergelijking kan er getrokken worden tussen de wet van het karman en de in rechtbanken gehanteerde wet? (b) Stel het karman tegenover de bijbelse belofte.

41 Bovendien zegt de bijbel ons dat ’het loon dat de zonde betaalt, de dood is’ en dat ’wie gestorven is, van zijn zonde is vrijgesproken’. Zelfs rechtbanken erkennen dat niemand tweemaal voor dezelfde misdaad kan worden gestraft. Waarom zou iemand die door te sterven reeds voor zijn zonden heeft betaald, dan wedergeboren moeten worden om nog eens de gevolgen van zijn vroegere daden te ondergaan? Hoe kan men bovendien zonder te weten voor welke vroegere daden men gestraft wordt, berouw hebben en zich verbeteren? Zou dit als gerechtigheid beschouwd kunnen worden? Is het verenigbaar met barmhartigheid, naar verluidt de voortreffelijkste hoedanigheid van de Boeddha? In tegenstelling hiermee vervolgt de bijbel, na te hebben gezegd dat ’het loon dat de zonde betaalt, de dood is’, met de woorden: „Maar de gave die God schenkt, is eeuwig leven door Christus Jezus, onze Heer.” Ja, de bijbel belooft dat God alle verderf, zonde en de dood zal uitbannen en voor de hele mensheid vrijheid en volmaaktheid zal teweegbrengen. — Romeinen 6:7, 23; 8:21; Jesaja 25:8.

42. Hoe verklaart een geleerde op het gebied van het boeddhisme wedergeboorte?

42 Wat wedergeboorte betreft, volgt hier een verklaring door een geleerde op het gebied van het boeddhisme, dr. Walpola Rahula:

„Een wezen is niets anders dan een combinatie van fysieke en mentale krachten of energieën. Wat wij de dood noemen, is het totale niet-functioneren van het fysieke lichaam. Houden al deze krachten en energieën helemaal op wanneer het lichaam niet meer functioneert? Het boeddhisme zegt: ’Nee.’ Wilskracht, wilsuiting, begeerte, de zucht om te bestaan, verder te gaan, steeds meer te worden, is een enorme kracht waardoor hele levens, hele existenties, ja de hele wereld wordt voortgedreven. Dit is de grootste kracht, de grootste energie in de wereld. Volgens het boeddhisme houdt deze kracht niet op bij het niet-functioneren van het lichaam — de dood; maar ze blijft zich in een andere vorm manifesteren, en brengt wederbestaan voort, wat wedergeboorte wordt genoemd.”

43. (a) Hoe wordt iemands genetische structuur biologisch bepaald? (b) Welk „bewijs” ter ondersteuning van wedergeboorte wordt soms aangevoerd? (c) Is zo’n „bewijs” voor wedergeboorte in overeenstemming met de algemene ervaring?

43 Op het moment van de conceptie erft een persoon van elke ouder 50 procent van zijn genen. Hij kan dus onmogelijk 100 procent gelijk zijn aan iemand in een vorig bestaan. Het proces van wedergeboorte kan trouwens door geen enkel bekend wetenschappelijk beginsel ondersteund worden. Vaak halen degenen die in de leer der wedergeboorte geloven, als bewijs de ervaring aan van mensen die beweren dat zij zich gezichten, gebeurtenissen en plaatsen herinneren die zij vroeger niet hebben gekend. Is dit logisch? Als men zegt dat iemand die dingen uit voorbije tijden kan vertellen, in die tijd moet hebben geleefd, zou men ook moeten zeggen dat iemand die de toekomst kan voorspellen — en er zijn er velen die beweren dat te kunnen — in de toekomst moet hebben geleefd. Dat is kennelijk niet het geval.

44. Vergelijk de bijbelse leer omtrent de „geest” met de boeddhistische leer der wedergeboorte.

44 Meer dan 400 jaar vóór de tijd van de Boeddha sprak de bijbel over een levenskracht. Beschrijvend wat er bij iemands dood gebeurt, zegt de bijbel: „Dan keert het stof terug tot de aarde, net zoals het geweest is, en de geest zelf keert terug tot de ware God, die hem gegeven heeft” (Prediker 12:7). Het woord „geest” is een vertaling van het Hebreeuwse woord roeʹach, ofwel de levenskracht die alle menselijke en dierlijke schepselen bezielt (Prediker 3:18-22). Het belangrijke verschil is echter dat roeʹach een onpersoonlijke kracht is; ze heeft geen eigen wil, noch behoudt ze de persoonlijkheid of een van de kenmerkende eigenschappen van de overledene. Bij de dood gaat deze kracht niet van de ene persoon in een andere over maar „keert terug tot de ware God, die hem gegeven heeft”. Met andere woorden, iemands toekomstige levensvooruitzichten — de hoop op een opstanding — berusten volledig bij God. — Johannes 5:28, 29; Handelingen 17:31.

Nirvana — Het onbereikbare bereiken?

45. Wat is de boeddhistische opvatting omtrent het nirvana?

45 Dit brengt ons op de leer van de Boeddha omtrent verlichting en verlossing. Volgens boeddhistische begrippen komt verlossing in wezen neer op bevrijding van de wetten van karman en samsara, alsook het bereiken van het nirvana. En wat is het nirvana? Boeddhistische teksten zeggen dat het onmogelijk beschreven of verklaard, doch slechts ervaren kan worden. Het is niet een hemel waar men na de dood heen gaat, maar iets wat een ieder tijdens zijn leven reeds kan bereiken. Het woord zelf betekent naar verluidt „uitwaaien, uitblussen”. Derhalve definiëren sommigen nirvana als de beëindiging van alle hartstocht en begeerte; een bestaan vrij van alle zintuiglijke gevoelens, zoals pijn, vrees, gebrek, liefde of haat; een toestand van eeuwige vrede, rust en onveranderlijkheid. Er wordt gezegd dat het in wezen de beëindiging van elke vorm van existentie is.

46, 47. (a) Wat is volgens boeddhistische leringen de bron van verlossing? (b) Waarom strookt de boeddhistische zienswijze omtrent de bron van verlossing niet met de algemene ervaring?

46 De Boeddha leerde dat verlichting en verlossing — de volmaakte staat van nirvana — niet afkomstig zijn van enige God of uitwendige kracht, maar vanuit de persoon zelf komen door zijn eigen inspanningen met betrekking tot goede daden en juiste gedachten. Dit doet de vraag rijzen: Kan iets volmaakts uit iets onvolmaakts komen? Zegt onze gemeenschappelijke ervaring ons niet wat ook de Hebreeuwse profeet Jeremia zei, namelijk dat „het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten”? (Jeremia 10:23) Als zelfs in eenvoudige alledaagse aangelegenheden niemand zijn daden volledig in de hand heeft, is het dan logisch te denken dat iemand zijn eeuwige verlossing helemaal alleen kan bewerken? — Psalm 146:3, 4.

47 Net als het erg onwaarschijnlijk is dat iemand die in drijfzand is terechtgekomen zich er zelf uit kan bevrijden, zo is niemand bij machte zich los te maken uit de strik van de zonde en de dood waarin de gehele mensheid is geraakt (Romeinen 5:12). Toch leerde de Boeddha dat verlossing uitsluitend afhankelijk is van iemands eigen inspanningen. Zijn afscheidsvermaning aan zijn discipelen luidde: „Vertrouw op uzelf en vertrouw niet op hulp van buitenaf; houd vast aan de waarheid als aan een lamp; zoek alleen verlossing in de waarheid; zie voor hulp naar niemand anders op dan uzelf.”

Verlichting of teleurstelling?

48. (a) Hoe wordt in één boek de uitwerking van ingewikkelde boeddhistische denkbeelden zoals het nirvana beschreven? (b) Waartoe heeft de recente belangstelling voor boeddhistische leringen in enkele streken geleid?

48 Wat is de uitwerking van zo’n leer? Bezielt ze degenen die erin geloven tot waarachtig geloof en devotie? Het boek Living Buddhism bericht dat in enkele boeddhistische landen zelfs „monniken weinig nadenken over de verhevenheid van hun religie. Het bereiken van het nirvana wordt veelal beschouwd als een hopeloos onrealistisch streven, en meditatie wordt zelden beoefend. Naast een niet-systematische studie van de Tipitaka leggen zij zich erop toe een weldadige en harmonieuze invloed in de gemeenschap uit te oefenen.” In dezelfde trant merkt een uitgebreide Japanse encyclopedie in een commentaar op de recente hernieuwde belangstelling voor boeddhistische leringen het volgende op: „Hoe gespecialiseerder de studie van het boeddhisme wordt, hoe meer ze afwijkt van haar oorspronkelijke oogmerk — de mensen leiding te geven. Vanuit dit gezichtspunt betekent de huidige trend met betrekking tot de zorgvuldige studie van het boeddhisme niet noodzakelijkerwijs de heropleving van een levend geloof. Er moet veeleer worden opgemerkt dat wanneer een religie tot het onderwerp van een ingewikkelde metafysische wetenschappelijke studie wordt gemaakt, haar werkelijke bestaan als een geloof zijn kracht verliest.”

49. Wat is het boeddhisme voor velen geworden?

49 De grondgedachte van het boeddhisme is dat kennis en inzicht tot verlichting en verlossing leiden. Maar de ingewikkelde leringen van de verschillende scholen van het boeddhisme hebben slechts de bovengenoemde ’hopeloos onrealistische’, voor de meeste gelovigen niet te bevatten situatie teweeggebracht. Voor hen is het boeddhisme gereduceerd tot goeddoen en het in-acht-nemen van enkele riten en eenvoudige voorschriften. Het verschaft geen antwoorden op de verbijsterende vragen van het leven, zoals: Waar zijn wij vandaan gekomen? Waarom zijn wij hier? En wat is de toekomst voor de mens en de aarde?

50. Welke vraag rijst er met het oog op de ervaringen van sommige oprechte boeddhisten? (Vergelijk Kolossenzen 2:8.)

50 Sommige oprechte boeddhisten hebben ingezien hoe verwarrend en teleurstellend de ingewikkelde leringen en de moeizame riten van het boeddhisme zijn zoals het in deze tijd wordt beoefend. De menslievende pogingen van boeddhistische groepen en verenigingen in enkele landen hebben voor velen misschien verlichting van pijn en lijden gebracht. Maar heeft het boeddhisme zijn belofte een bron van ware verlichting en bevrijding voor allen te zijn, gestand gedaan?

Verlichting zonder God?

51. (a) Wat wordt in één verslag verteld over de leringen van de Boeddha? (b) Op welke belangrijke kwestie werd in de leringen van de Boeddha niet ingegaan? (Vergelijk 2 Kronieken 16:9; Psalm 46:1; 145:18.)

51 In verslagen over het leven van de Boeddha wordt verteld dat hij en zijn discipelen zich eens in een bos bevonden. Hij raapte een handvol bladeren op en zei tot zijn discipelen: „Wat ik jullie heb geleerd, is te vergelijken met de bladeren in mijn hand; wat ik jullie niet heb geleerd, is te vergelijken met de hoeveelheid bladeren in het hele bos.” Hierin lag natuurlijk opgesloten dat wat de Boeddha had onderwezen, slechts een fractie was van wat hij wist. Op iets belangrijks werd echter niet ingegaan — Gautama de Boeddha had nagenoeg niets te zeggen over God; ook heeft hij nooit beweerd God te zijn. In feite moet hij tot zijn discipelen gezegd hebben: „Als er een God is, is het ondenkbaar dat Hij zich om mijn dagelijkse aangelegenheden zou bekommeren”, en „er zijn geen goden die de mens kunnen of zullen helpen”.

52. (a) Wat is de boeddhistische opvatting omtrent God? (b) Wat heeft het boeddhisme genegeerd?

52 In dit opzicht is de rol die het boeddhisme in ’s mensen speurtocht naar de ware God heeft gespeeld, minimaal. The Encyclopedia of World Faiths merkt op dat „het vroege boeddhisme de kwestie of er een God bestaat blijkbaar buiten beschouwing heeft gelaten, en stellig geen geloof in God heeft geleerd noch zo’n geloof heeft verlangd”. Doordat het boeddhisme er de nadruk op legt dat iedereen zijn eigen verlossing moet zoeken door zich voor verlichting tot zijn eigen geest of bewustzijn te keren, is het in werkelijkheid agnostisch, zo niet atheïstisch. (Zie kader op blz. 145.) Door te trachten de ketenen van het hindoeïsme met zijn bijgeloof en zijn verbijsterende reeks van mythische goden af te werpen, is het boeddhisme naar het andere uiterste overgeheld. Het heeft de grondgedachte van een Opperwezen, door wiens wil alles bestaat en werkzaam is, genegeerd. — Handelingen 17:24, 25.

53. Wat kan er gezegd worden over het zoeken naar verlichting zonder God? (Vergelijk Spreuken 9:10; Jeremia 8:9.)

53 Deze op zichzelf geconcentreerde en onafhankelijke denkwijze heeft geresulteerd in een waar doolhof van legenden, tradities, ingewikkelde leringen en interpretaties die in de loop der eeuwen door de vele scholen en sekten zijn ontwikkeld. Wat als een eenvoudige oplossing voor de ingewikkelde problemen van het leven bedoeld was, heeft een religieus en filosofisch stelsel doen ontstaan dat het bevattingsvermogen van de meeste mensen te boven gaat. In plaats daarvan houdt de doorsnee-aanhanger van het boeddhisme zich eenvoudig bijna nergens anders mee bezig dan met het aanbidden van afgodsbeelden en relikwieën, goden en demonen, geesten en voorouders, en het beoefenen van vele andere riten en gebruiken die weinig te maken hebben met wat Gautama de Boeddha heeft geleerd. Het is duidelijk dat het zoeken naar verlichting zonder God geen succes heeft.

54. De leringen van welke andere oosterse religieuze denkers zullen nu beschouwd worden?

54 Omstreeks dezelfde tijd dat Gautama de Boeddha de weg tot verlichting zocht, leefden er in een ander deel van het continent Azië twee filosofen wier denkbeelden van invloed zouden zijn op miljoenen mensen. Het waren Lau-tse en Confucius, de twee wijsgeren die door generaties van Chinezen en anderen vereerd zijn. Wat leerden zij, en welke invloed heeft dit gehad op de mensen bij hun speurtocht naar God? Dat zullen wij in het volgende hoofdstuk beschouwen.

[Voetnoten]

^ ¶12 Dit is de translitteratie van de Pali-spelling van zijn naam. De translitteratie uit het Sanskrit is Siddhartha Gautama. Voor zijn geboortedatum worden echter afwisselend de jaren 560, 563 of 567 v.G.T. genoemd. De meeste autoriteiten aanvaarden het jaar 560 of plaatsen zijn geboorte in elk geval in de zesde eeuw v.G.T.

^ ¶33 Veel boeddhisten in Japan vieren een opzichtig „Kerstmis”.

^ ¶38 Boeddhistische leringen, zoals anatta (geen „ik”), ontkennen het bestaan van een onveranderlijke of eeuwige ziel. De meeste boeddhisten in deze tijd, vooral zij die in het Verre Oosten wonen, geloven echter in de transmigratie van een onsterfelijke ziel. Dit blijkt duidelijk uit het feit dat zij voorouderverering beoefenen en in hellepijniging na de dood geloven.

[Studievragen]

[Kader op blz. 139]

De Vier edele waarheden van de Boeddha

De Boeddha zette zijn grondleer uiteen in wat de Vier edele waarheden worden genoemd. Wij citeren hier uit de Dhammacakkappavattana Sutta (De grondlegging van het koninkrijk van rechtvaardigheid), zoals vertaald door T. W. Rhys Davids:

▪ „Dit nu, o bhikshu’s, is de edele waarheid omtrent het lijden. Geboorte gaat gepaard met lijden, het ouder worden is lijden, ziekte is lijden, de dood is lijden. Verenigd te zijn met het onaangename is lijden, gescheiden te zijn van het aangename is lijden; en elke niet-bevredigde hunkering, ook dat is lijden. . . .

▪ Dit nu, o bhikshu’s, is de edele waarheid omtrent de bron van het lijden. Voorwaar, het is die dorst, waardoor de hernieuwing van bestaan wordt veroorzaakt, vergezeld van zingenot, nu hier, dan daar bevrediging zoekend — dat wil zeggen, de hunkering naar de bevrediging van de hartstochten, of de hunkering naar leven, of de hunkering naar succes. . . .

▪ Dit nu, o bhikshu’s, is de edele waarheid omtrent de beëindiging van het lijden. Voorwaar, het is de complete beëindiging van die dorst, zonder dat er een spoor van hartstocht overblijft; het opgeven van, het zich losmaken van, het vrij zijn van . . . deze dorst. . . .

▪ Dit nu, o bhikshu’s, is de edele waarheid omtrent de weg die leidt tot beëindiging van het leed. Voorwaar, het is dit edele achtvoudige pad; dat wil zeggen: de juiste zienswijze, het juiste voornemen, het juiste spreken, het juiste handelen, de juiste wijze van levensonderhoud, het juiste streven, de juiste waakzaamheid en de juiste geestesconcentratie.”

[Kader op blz. 145]

Het boeddhisme en God

„Het boeddhisme leert de weg tot volmaakte goedheid en wijsheid zonder een persoonlijke God; de hoogste kennis zonder een ’openbaring’; . . . de mogelijkheid van verlossing zonder dat iemand anders optreedt als verlosser, een verlossing waarbij iedereen zijn eigen verlosser is.” — The Message of Buddhism, door de bhikshu Subhadra, geciteerd in What Is Buddhism?

Zijn boeddhisten dan atheïsten? Het boek What Is Buddhism?, uitgegeven door de Buddhist Lodge in Londen, antwoordt: „Als men onder een atheïst iemand verstaat die het denkbeeld van een persoonlijke God afwijst, zijn wij atheïsten.” Dan vervolgt het: „Een zich verruimende geest kan even gemakkelijk het denkbeeld aanvaarden van een Universum dat bestuurd wordt door een onwrikbare Wet als het denkbeeld van een verre Persoon die hij misschien nooit ziet, die op een plaats woont die hij niet kent en die ooit uit het niets een Universum geschapen heeft dat doortrokken is van vijandschap, onrecht, ongelijke kansen en eindeloos lijden en twist.”

In theorie propageert het boeddhisme dus niet het geloof in God of een Schepper. Doch in bijna elk land waar het boeddhisme beoefend wordt, treft men tegenwoordig boeddhistische tempels en stoepa’s aan, en beelden en relikwieën van boeddha’s en bodhisattva’s zijn voorwerpen van devotie geworden, waar vrome boeddhisten voor bidden en aan offeren. De Boeddha, die nooit beweerd heeft God te zijn, is in de volledige zin van het woord een god geworden.

[Kaart op blz. 142]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Tegen de zevende eeuw G.T. had het boeddhisme zich vanuit India over heel Oost-Azië verspreid

INDIA

Benares

Bodh Gaya

3DE EEUW v.G.T. SRI LANKA

1STE EEUW v.G.T. KASHMIR

CENTRAAL-AZIË

1STE EEUW G.T. CHINA

MYANMAR

THAILAND

KAMPUCHEA

JAVA

4DE EEUW G.T. KOREA

6DE EEUW G.T. JAPAN

7DE EEUW G.T. TIBET

[Illustraties op blz. 131]

Boeddhistische tempels variëren overal in stijl

Tsj’eng-te (Noord-China)

Kofoe (Japan)

New York (VS)

Chiang Mai (Thailand)

[Illustratie op blz. 133]

Stenen reliëf, de droom van koningin Maya, uit Gandhara (Pakistan), stelt de toekomstige Boeddha voor als een witte olifant (in cirkel), die haar rechterzijde binnendringt om haar zwanger te maken.

[Illustraties op blz. 134]

Boeddhistische monniken en aanbidders in een tempel in de stad New York

[Illustraties op blz. 141]

Beelden van de Boeddha met gestileerde gebaren

het nirvana binnengaand

onderwijzend

mediterend

verleiding weerstaand

[Illustratie op blz. 147]

Processie ter ere van Boeddha’s geboortedag, in Tokio (Japan). De witte olifant achteraan symboliseert de Boeddha

[Illustraties op blz. 150]

De bladzijden van de Lotus-sutra (10de eeuw), in het Chinees, beschrijven de macht van de bodhisattva Kwan-Jin om te redden van vuur en overstroming. De bodhisattva Ksitigarbha (rechts) was in de 14de eeuw populair in Korea

[Illustratie op blz. 155]

Boeddhistische boekrol uit Kioto (Japan) beeldt „hel”-folteringen af

[Illustraties op blz. 157]

Hedendaagse boeddhisten aanbidden voor (kloksgewijs vanaf linksboven) een linga in Bangkok (Thailand); de Tand van de Boeddha, in Kandy (Sri Lanka); Boeddhabeelden in Singapore en New York

[Illustraties op blz. 158]

Een boeddhistische vrouw bidt voor familiealtaar, en kinderen nemen deel aan de dienst in een tempel