Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een terugkeer tot de ware God

Een terugkeer tot de ware God

Hoofdstuk 15

Een terugkeer tot de ware God

„Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Johannes 13:34, 35.

1, 2. Wat dient het gevolg te zijn van liefde onder ware christenen?

MET deze woorden stelde Jezus een maatstaf vast voor beoordeling van degenen die beweren zijn ware volgelingen te zijn. Christelijke liefde zou moeten uitstijgen boven alle verschillen in ras, stam en nationaliteit. Ze zou vereisen dat ware christenen „geen deel van de wereld” zijn, net zoals Jezus „geen deel van de wereld” was, en is. — Johannes 17:14, 16; Romeinen 12:17-21.

2 Hoe geeft een christen er blijk van „geen deel van de wereld” te zijn? Hoe moet hij bijvoorbeeld handelen met betrekking tot de woelige politiek en de heftige revoluties en oorlogen van onze tijd? In harmonie met Jezus’ bovenstaande woorden schreef de christelijke apostel Johannes: „Een ieder die geen rechtvaardigheid betracht, spruit niet uit God voort, evenmin als hij die zijn broeder niet liefheeft. Want dit is de boodschap die gij van het begin af hebt gehoord, dat wij liefde voor elkaar moeten hebben.” En Jezus zelf verklaarde waarom zijn discipelen niet streden om hem te bevrijden. Hij zei: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaren hebben gestreden . . . Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron.” Zelfs toen Jezus’ leven op het spel stond, trachtten deze dienaren het geschil niet met wapengeweld op te lossen. — 1 Johannes 3:10-12; Johannes 18:36.

3, 4. (a) Wat profeteerde Jesaja betreffende „het laatst der dagen”? (b) Welke vragen vereisen een antwoord?

3 Ruim 700 jaar vóór Christus profeteerde Jesaja dat mensen uit alle natiën zich tot de ware aanbidding van Jehovah zouden vergaderen en de oorlog niet meer zouden leren. Hij zei: „En het moet geschieden in het laatst der dagen dat de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd zal worden boven de top der bergen, . . . en daarheen moeten alle natiën stromen. En vele volken zullen stellig heengaan en zeggen: ’Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah, naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen.’ Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van Jehovah uit Jeruzalem. En hij zal stellig rechtspreken onder de natiën en de zaken rechtzetten met betrekking tot vele volken. En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren.” *Jesaja 2:2-4.

4 Welke van alle religies in de wereld voldoet op in het oog springende wijze aan deze vereisten? Wie hebben in weerwil van gevangenissen, concentratiekampen en doodvonnissen geweigerd de oorlog te leren?

Christelijke liefde en neutraliteit

5. Welk bericht van christelijke neutraliteit hebben Jehovah’s Getuigen als individuele personen opgebouwd, en waarom?

5 Jehovah’s Getuigen staan over de hele wereld bekend om het gewetensvolle standpunt inzake christelijke neutraliteit dat zij individueel innemen. Zij hebben tijdens de hele twintigste eeuw gevangenissen, concentratiekampen, martelingen, deportaties en vervolging verduurd omdat zij weigeren hun liefde en eenheid als wereldwijde gemeente van aan God verknochte christenen prijs te geven. In de jaren 1933–1945 zijn in nazi-Duitsland ongeveer duizend Getuigen omgekomen en duizenden gevangengezet omdat zij weigerden hun medewerking te verlenen aan Hitlers oorlogsinspanningen. Zo zijn ook onder Franco in het voormalige fascistische Spanje honderden jonge Getuigen in de gevangenis beland en hebben velen liever jaren — gemiddeld zo’n tien jaar — in militaire gevangenissen doorgebracht dan dat zij de oorlog leerden. Tot op de huidige dag zitten in diverse landen veel jonge getuigen van Jehovah lange gevangenisstraffen uit wegens hun standpunt inzake christelijke neutraliteit. Jehovah’s Getuigen komen echter niet tussenbeide in de militaire programma’s van regeringen. De onwankelbare christelijke neutraliteit die de Getuigen aan de dag leggen in politieke aangelegenheden is in alle conflicten en oorlogen van de twintigste eeuw een onveranderlijk kenmerk van hun geloofsovertuiging geweest. Hun neutrale houding stempelt hen tot ware volgelingen van Christus en onderscheidt hen van de religies der christenheid. — Johannes 17:16; 2 Korinthiërs 10:3-5.

6, 7. Wat zijn Jehovah’s Getuigen met betrekking tot het christendom gaan inzien?

6 Door vast te houden aan de bijbel en het voorbeeld van Christus geven de Getuigen er blijk van dat zij de ware God, Jehovah, aanbidden. Zij erkennen Gods liefde, zoals die in het leven en het offer van Jezus wordt weerspiegeld. Zij zien in dat ware christelijke liefde resulteert in een ondeelbare wereldomvattende broederschap — die boven politieke, raciale en nationale verschillen verheven is. Het christendom is dus meer dan internationaal; het is supranationaal, want het stijgt uit boven nationale grenzen, autoriteiten of belangen. Het beziet de mensheid als één familie met een gemeenschappelijke voorvader en een gemeenschappelijke Schepper, Jehovah God. — Handelingen 17:24-28; Kolossenzen 3:9-11.

7 Terwijl bijna alle andere religies betrokken zijn geweest bij oorlogen — bij broedermoord en doodslag in het algemeen — hebben Jehovah’s Getuigen getoond dat zij de eerder aangehaalde profetie uit Jesaja 2:4 ter harte nemen. ’Maar’, zou u kunnen vragen, ’waar komen Jehovah’s Getuigen vandaan? Hoe zijn zij georganiseerd?’

Gods lange lijn van getuigen

8, 9. Welke uitnodiging heeft God tot de mensheid gericht?

8 Ruim 2700 jaar geleden liet de profeet Jesaja de volgende uitnodiging horen: „Zoekt Jehovah terwijl hij te vinden is. Roept tot hem terwijl hij nabij blijkt te zijn. Laat de goddeloze zijn weg verlaten en de man van schadelijkheid zijn gedachten; en laat hij terugkeren tot Jehovah, die hem barmhartig zal zijn, . . . want hij zal rijkelijk vergeven.” — Jesaja 55:6, 7.

9 Eeuwen later verklaarde de christelijke apostel Paulus aan de Grieken in Athene die „aan de vrees voor de [mythologische] godheden overgegeven” waren: „[God] heeft uit één mens elke natie van mensen gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen, en hij heeft de gezette tijden en de vastgestelde grenzen van de woonplaats der mensen verordend, opdat zij God zouden zoeken, of zij wellicht naar hem tasten en hem werkelijk vinden zouden, ofschoon hij eigenlijk niet ver is van een ieder van ons.” — Handelingen 17:22-28.

10. Hoe weten wij dat God niet ver van Adam en Eva en hun kinderen was?

10 God was beslist niet ver van zijn menselijke scheppingen Adam en Eva. Hij sprak met hen en maakte hun zijn geboden en wensen bekend. Bovendien verborg God zich niet voor hun zonen Kaïn en Abel. Hij vermaande de haatdragende Kaïn toen deze blijk gaf van afgunst in verband met het slachtoffer dat zijn broer aan God bracht. Maar in plaats van verandering aan te brengen in zijn vorm van aanbidding, legde Kaïn jaloerse, religieuze onverdraagzaamheid aan de dag en vermoordde zijn broer Abel. — Genesis 2:15-17; 3:8-24; 4:1-16.

11. (a) Wat betekent het woord „martelaar”? (b) Hoe werd Abel de eerste martelaar?

11 Doordat Abel zelfs tot de dood getrouw aan God bleef, werd hij de eerste martelaar. * Hij was ook de eerste getuige van Jehovah en de voorloper van een lange lijn van rechtschapenheid bewarende getuigen die de geschiedenis heeft gekend. Bijgevolg kon Paulus zeggen: „Door geloof heeft Abel een slachtoffer van grotere waarde aan God gebracht dan Kaïn, door welk geloof er getuigenis omtrent hem werd afgelegd dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis aflegde betreffende zijn gaven; en hierdoor spreekt hij nog, alhoewel hij gestorven is.” — Hebreeën 11:4.

12. Wie nog meer zijn voorbeelden van Jehovah’s getrouwe getuigen?

12 In diezelfde brief aan de Hebreeën somt Paulus een hele reeks getrouwe mannen en vrouwen op, zoals Noach, Abraham, Sara en Mozes, die door het bericht van rechtschapenheid dat zij hadden opgebouwd, een „grote wolk van getuigen [Grieks: marʹtu·ron]” vormden die als voorbeelden en aanmoediging dienden voor anderen die de ware God wilden leren kennen en dienen. Het waren mannen en vrouwen die in een goede verhouding tot Jehovah God stonden. Zij hadden hem gezocht en gevonden. — Hebreeën 11:1–12:1.

13. (a) Waarom is Jezus een in het oog springende manifestatie van Gods liefde? (b) In welk speciale opzicht is Jezus een voorbeeld voor zijn volgelingen?

13 In het oog springend onder al die getuigen was degene die in het boek Openbaring wordt beschreven, „Jezus Christus, ’de Getrouwe Getuige’”. Jezus is nog een duidelijk bewijs van Gods liefde, want, zoals Johannes schreef: „Wij zelf [hebben] aanschouwd en leggen er getuigenis van af dat de Vader zijn Zoon als Redder van de wereld heeft uitgezonden. Al wie de belijdenis aflegt dat Jezus Christus de Zoon van God is, met zo iemand blijft God in eendracht en hij in eendracht met God. En wij, wij hebben de liefde die God in ons geval heeft, leren kennen en erin geloofd.” Jezus, die als jood werd geboren, was een ware getuige en is in getrouwheid aan zijn Vader, Jehovah, als martelaar gestorven. Christus’ echte volgelingen door de eeuwen heen zouden eveneens getuigen van hem en van de ware God, Jehovah, zijn. — Openbaring 1:5; 3:14; 1 Johannes 4:14-16; Jesaja 43:10-12; Matthéüs 28:19, 20; Handelingen 1:8.

14. Welke vraag vereist nu een antwoord?

14 Jesaja’s profetie gaf te kennen dat een terugkeer tot de ware God, Jehovah, een kenmerk zou zijn van „het laatst der dagen”, of wat in andere bijbelgedeelten als „de laatste dagen” wordt aangeduid. * Met het oog op de religieuze verscheidenheid en verwarring die wij in dit boek hebben beschreven, rijst de vraag: Wie hebben in deze laatste dagen waarin wij leven werkelijk naar de ware God gezocht, teneinde hem „met geest en waarheid” te dienen? Voor het antwoord op die vraag moeten wij onze aandacht eerst richten op gebeurtenissen in de negentiende eeuw. — Jesaja 2:2-4; 2 Timótheüs 3:1-5; Johannes 4:23, 24.

Een jonge man op zoek naar God

15. (a) Wie was C. T. Russell? (b) Welke religieuze twijfels had hij?

15 In 1870 begon een jonge man met levendige belangstelling voor geestelijke zaken, Charles Taze Russell (1852–1916), vele vragen te stellen over de traditionele leringen van de christenheid. Als jongere werkte hij in de herenmodezaak van zijn vader in de bedrijvige industriestad Allegheny (nu een deel van Pittsburgh) in Pennsylvania (VS). Hij had een presbyteriaanse en congregationalistische achtergrond. Maar hij was verontrust over leringen als de predestinatie en eeuwige pijniging in het hellevuur. Om welke redenen twijfelde hij aan deze fundamentele leerstellingen van enkele van de religies der christenheid? Hij schreef: „Een God die zijn macht zou gebruiken om menselijke wezens te scheppen van wie hij van tevoren wist, ja die hij daartoe predestineerde, dat zij voor eeuwig gepijnigd zouden worden, kon noch wijs noch rechtvaardig of liefdevol zijn. Zijn maatstaf zou lager zijn dan die van vele mensen.” — Jeremia 7:31; 19:5; 32:35; 1 Johannes 4:8, 9.

16, 17. (a) Voor welke leringen had Russells bijbelstudiegroep intense belangstelling? (b) Welk ernstige meningsverschil rees er, en hoe reageerde Russell daarop?

16 Russell was nog geen twintig toen hij samen met een groepje andere jonge mannen wekelijks de bijbel begon te bestuderen. Zij begonnen de leringen van de bijbel over andere onderwerpen, zoals de onsterfelijkheid van de ziel alsook Christus’ loskoopoffer en zijn tweede komst, te onderzoeken. In 1877, op 25-jarige leeftijd, verkocht Russell zijn aandeel in het bloeiende bedrijf van zijn vader en begon een volle-tijdloopbaan als prediker.

17 In 1878 kreeg Russell een ernstig meningsverschil met een van zijn medewerkers, die de leer had verworpen dat de dood van Christus een verzoening voor zondaars kon zijn. In zijn weerlegging schreef Russell: „Christus heeft door zijn dood en opstanding verscheidene goede dingen voor ons bewerkstelligd. Hij was onze plaatsvervanger in de dood; hij, de rechtvaardige, stierf voor de onrechtvaardigen — allen waren onrechtvaardig. Door Gods genade onderging Jezus Christus de dood voor elk mens. . . . Hij werd de bewerker van eeuwige redding voor allen die hem gehoorzamen.” Hij vervolgde: „Verlossen is terugkopen. Wat kocht Christus terug voor alle mensen? Het leven. Wij verloren het door de ongehoorzaamheid van de eerste Adam. De tweede Adam [Christus] kocht het terug met zijn eigen leven.” — Markus 10:45; Romeinen 5:7, 8; 1 Johannes 2:2; 4:9, 10.

18. (a) Wat volgde op het meningsverschil over de losprijs? (b) Welke gedragslijn inzake bijdragen volgden de Bijbelonderzoekers?

18 Daar Russell loyaal bleef vasthouden aan de leer van het loskoopoffer, verbrak hij alle banden met deze vroegere medewerker. In juli 1879 begon Russell met het uitgeven van Zion’s Watch Tower and Herald of Christ’s Presence, thans over de hele wereld bekend als De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk. In 1881 richtte hij, in samenwerking met andere toegewijde christenen, een bijbelgenootschap zonder winstgevend doel op. Het werd Zion’s Watch Tower Tract Society genoemd, thans bekend als de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania, het wettelijke lichaam dat ten behoeve van Jehovah’s Getuigen optreedt. Vanaf het allereerste begin stond Russell erop dat er op gemeentevergaderingen geen collectes zouden worden gehouden en er ook via de Wachttoren-publikaties niet om bijdragen zou worden gevraagd. De mensen die zich samen met Russell in een grondige studie van de bijbel verdiepten, kwamen eenvoudig bekend te staan als de Bijbelonderzoekers.

Een terugkeer tot de bijbelse waarheid

19. Welke leringen verwierpen de Bijbelonderzoekers?

19 Als gevolg van hun bijbelstudie verwierpen Russell en zijn metgezellen de leringen van de christenheid omtrent een mysterieuze „Allerheiligste Drieëenheid”, een inherent onsterfelijke menselijke ziel en eeuwige pijniging in het hellevuur. Ook verwierpen zij de noodzaak van een afzonderlijke klasse van geestelijken die een seminarieopleiding hadden genoten. Zij wilden terugkeren tot het nederige begin van het christendom, met geestelijk bekwame ouderlingen om de gemeenten te leiden zonder zelfs maar aan een salaris of vergoeding te denken. — 1 Timótheüs 3:1-7; Titus 1:5-9.

20. Wat ontdekten zij betreffende Christus’ pa·rouʹsi·a en 1914?

20 Bij hun onderzoek van Gods Woord waren die Bijbelonderzoekers intens geïnteresseerd in de profetieën van de christelijke Griekse Geschriften die verband hielden met „het einde der wereld” en met Christus’ „komst” (Matthéüs 24:3, KJ). Door de Griekse tekst te raadplegen, kwamen zij tot de ontdekking dat Christus’ „komst” feitelijk een „pa·rouʹsi·a” of onzichtbare tegenwoordigheid was. Christus had zijn discipelen dus inlichtingen gegeven omtrent de bewijzen van zijn onzichtbare tegenwoordigheid in de tijd van het einde, niet van een toekomstige zichtbare komst. Naast deze studie hadden die Bijbelonderzoekers het vurige verlangen de bijbelse chronologie in verband met Christus’ tegenwoordigheid te begrijpen. Zonder alle bijzonderheden te begrijpen, beseften Russell en zijn metgezellen dat 1914 een zeer belangrijke datum in de menselijke geschiedenis zou zijn. — Matthéüs 24:3-22, NW, eerste voetnoot bij vers 3; Lukas 21:7-33.

21. Welke verantwoordelijkheid voelden Russell en zijn medestanders?

21 Russell wist dat er een groot predikingswerk verricht moest worden. Hij was zich bewust van Jezus’ woorden: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matthéüs 24:14; Markus 13:10). De activiteit van die Bijbelonderzoekers werd in de tijd voorafgaande aan 1914 door een gevoel van dringendheid gekenmerkt. Zij geloofden dat hun predikingsactiviteit in dat jaar tot een hoogtepunt zou komen, en daarom waren zij van mening dat zij zich tot het uiterste moesten inspannen om anderen te helpen „dit goede nieuws van het koninkrijk” te leren kennen. Uiteindelijk werden C. T. Russells bijbelse preken in duizenden kranten over de hele wereld gepubliceerd.

Beproevingen en veranderingen

22-24. (a) Hoe reageerden de meeste Bijbelonderzoekers op de dood van C. T. Russell? (b) Wie volgde Russell als president op?

22 In 1916, op 64-jarige leeftijd, stierf Russell plotseling tijdens een predikingstournee door de Verenigde Staten. Wat zou er nu van de Bijbelonderzoekers worden? Zouden zij ophouden te bestaan, alsof zij volgelingen waren geweest van louter een mens? Hoe zouden zij het hoofd bieden aan de beproevingen van de Eerste Wereldoorlog (1914–1918), in welke slachtpartij de Verenigde Staten spoedig verwikkeld zouden zijn?

23 Typerend voor de reactie van de meeste Bijbelonderzoekers waren de woorden van W. E. Van Amburgh, een functionaris van de Watch Tower Society (het Wachttorengenootschap): „Dit grote, wereldomvattende werk is niet het werk van één persoon. Daar is het veel te groot voor. Het is Gods werk en het verandert niet. God heeft in het verleden vele dienstknechten gebruikt en dit zal hij ongetwijfeld ook in de toekomst doen. Wij hebben ons niet aan een mens of aan het werk van een mens gewijd, maar aan het doen van de wil van God, zoals Hij die door middel van Zijn Woord en voorzienige leiding aan ons zal openbaren. God staat nog steeds aan het roer.” — 1 Korinthiërs 3:3-9.

24 In januari 1917 werd Joseph F. Rutherford, een jurist en ijverige student van de bijbel, gekozen tot tweede president van het Wachttorengenootschap. Hij had een dynamische persoonlijkheid en liet zich niet intimideren. Hij wist dat Gods koninkrijk gepredikt moest worden. — Markus 13:10.

Hernieuwde ijver en een nieuwe naam

25. Hoe reageerden de Bijbelonderzoekers op de uitdaging in de jaren na de Eerste Wereldoorlog?

25 Het Wachttorengenootschap organiseerde in 1919 en 1922 congressen in de Verenigde Staten. Na de vervolging die tijdens de Eerste Wereldoorlog in de Verenigde Staten had gewoed, leek het voor de enkele duizenden Bijbelonderzoekers van die tijd wel een nieuw Pinksteren (Handelingen 2:1-4). In plaats van te zwichten voor mensenvrees, gaven zij met nog grotere kracht gehoor aan de bijbelse oproep om erop uit te gaan en tot de natiën te prediken. In 1919 gaf het Wachttorengenootschap een zustertijdschrift van de Wachttoren uit, Het Gouden Tijdperk genaamd, thans wereldwijd bekend als Ontwaakt! Dit tijdschrift dient als een doeltreffend hulpmiddel om de mensen te doen ontwaken voor de betekenis van de tijd waarin wij leven en om vertrouwen op te bouwen in de belofte van de Schepper dat hij een vredige nieuwe wereld tot stand zal brengen.

26. (a) Op welke verantwoordelijkheid legden de Bijbelonderzoekers steeds meer de nadruk? (b) Welk duidelijker begrip van de bijbel kregen de Bijbelonderzoekers?

26 Gedurende de jaren twintig en dertig legden de Bijbelonderzoekers steeds meer de nadruk op de predikingsmethode van de vroege christenen — de van-huis-tot-huisprediking (Handelingen 20:20). Elke gelovige had de verantwoordelijkheid zo veel mogelijk mensen getuigenis te geven betreffende Christus’ Koninkrijksheerschappij. Aan de hand van de bijbel gingen zij duidelijk zien dat de grote strijdvraag waar de mensheid tegenover stond die van de universele soevereiniteit was, en dat deze strijdvraag zou worden beslecht doordat Jehovah God Satan en al diens ruïneuze werken op aarde zou verbrijzelen (Romeinen 16:20; Openbaring 11:17, 18). Zij beseften dat in verband met deze strijdvraag de redding van de mens ondergeschikt was aan de rechtvaardiging van God als de rechtmatige Soeverein. Er zouden derhalve op aarde getrouwe getuigen moeten zijn die bereid waren getuigenis af te leggen van Gods voornemens en oppermacht. Hoe werd in deze behoefte voorzien? — Job 1:6-12; Johannes 8:44; 1 Johannes 5:19, 20.

27. (a) Welke gewichtige gebeurtenis vond er in 1931 plaats? (b) Wat zijn enkele geloofsovertuigingen van de Getuigen?

27 In juli 1931 hielden de Bijbelonderzoekers een congres in Columbus (Ohio, VS), waar de duizenden aanwezigen een resolutie aannamen. Hierin gaven zij te kennen dat zij vol vreugde „de naam aannamen die de mond van de Heer God genoemd heeft”, en zij verklaarden: „Wij wensen bekend te zijn als en genoemd te worden bij deze naam, namelijk ’Jehovah’s Getuigen’.” Vanaf dat tijdstip hebben Jehovah’s Getuigen over de hele wereld niet alleen bekendheid gekregen wegens hun kenmerkende geloofsovertuigingen, maar ook wegens hun ijverige bediening van huis tot huis en op straat. (Zie blz. 356, 357.) — Jesaja 43:10-12; Matthéüs 28:19, 20; Handelingen 1:8.

28. Welk duidelijker begrip omtrent de Koninkrijksheerschappij kregen de Getuigen in 1935?

28 In 1935 kregen de Getuigen een duidelijker begrip omtrent de hemelse Koninkrijksklasse, die met Christus zal regeren, en hun onderdanen op aarde. Zij wisten al dat het aantal gezalfde christenen die geroepen werden om met Christus vanuit de hemel te regeren, slechts 144.000 zou bedragen. Wat zou dus de hoop zijn voor de rest van de mensheid? Een regering heeft onderdanen nodig om haar bestaan te rechtvaardigen. Dit hemelse koninkrijk zou ook miljoenen gehoorzame onderdanen hier op aarde hebben. Dezen zouden de „grote schare . . . uit alle natiën en stammen en volken en talen” vormen, die uitroept: „Redding hebben wij te danken aan onze God [Jehovah], die op de troon is gezeten, en aan het Lam [Christus Jezus].” — Openbaring 7:4, 9, 10; 14:1-3; Romeinen 8:16, 17.

29. Welke uitdaging beseften en aanvaardden de Getuigen?

29 Dit begrip omtrent de grote schare hielp Jehovah’s Getuigen te beseffen voor welke reusachtige uitdaging zij stonden — het vinden en onderwijzen van al die miljoenen mensen die op zoek waren naar de ware God en die de „grote schare” zouden vormen. Daar zou een internationale onderwijzingsveldtocht voor nodig zijn. Dat zou geoefende sprekers en bedienaren vereisen. Er zouden scholen nodig zijn. Dit alles voorzag de volgende president van het Wachttorengenootschap.

Wereldwijde speurtocht naar mensen die God zoeken

30. Welke gebeurtenissen uit de jaren dertig en veertig waren van invloed op de Getuigen?

30 In 1931 waren er minder dan 50.000 Getuigen in nog geen vijftig landen. De gebeurtenissen van de jaren dertig en veertig maakten hun prediking niet bepaald gemakkelijker. Deze periode gaf de opkomst van het fascisme en het nazisme en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog te zien. In 1942 stierf J. F. Rutherford. Het Wachttorengenootschap zou krachtige leiding nodig hebben om de prediking van Jehovah’s Getuigen verder te stimuleren.

31. Wat begon in 1943 te functioneren om de prediking van het goede nieuws uit te breiden?

31 In 1942 werd Nathan H. Knorr op 36-jarige leeftijd tot derde president van het Wachttorengenootschap gekozen. Hij was een energieke organisator, die duidelijk inzag dat er zo snel mogelijk doeltreffende regelingen getroffen moesten worden om het goede nieuws op wereldomvattende schaal te prediken, ook al waren de natiën nog steeds in de Tweede Wereldoorlog verwikkeld. Dientengevolge begon hij onmiddellijk een plan uit te voeren om een opleidingsschool voor zendelingen op te richten, de Wachttoren-Bijbelschool Gilead * genaamd. De eerste 100 studenten, allen volle-tijdbedienaren, werden in januari 1943 ingeschreven. Gedurende bijna zes maanden voorafgaande aan hun uitzending naar voornamelijk buitenlandse toewijzingen maakten zij een intensieve studie van de bijbel en daarmee in verband staande onderwerpen met betrekking tot de bediening. Tot aan 1990 zijn er 89 klassen afgestudeerd, en duizenden bedienaren zijn vanuit Gilead naar diensttoewijzingen over de hele wereld uitgezwermd.

32. Welke vooruitgang hebben de Getuigen sedert 1943 geboekt?

32 In 1943 waren er slechts 126.329 Getuigen die in 54 landen predikten. In weerwil van de gruwelijke tegenstand die Jehovah’s Getuigen tijdens de Tweede Wereldoorlog van het nazisme, het fascisme, het communisme en de Katholieke Actie alsmede van de zogeheten democratieën ondervonden, hadden zij tegen 1946 een hoogtepunt van ruim 176.000 Koninkrijkspredikers bereikt. Vierenveertig jaar later waren er bijna vier miljoen actieve predikers in meer dan 200 landen, eilanden en territoriums. Ongetwijfeld heeft het feit dat zij door hun naam en hun daden duidelijk geïdentificeerd zijn, ertoe bijgedragen dat zij over de hele wereld bekendheid hebben verworven. Maar er zijn nog andere factoren bij betrokken die grote invloed hebben gehad op hun doeltreffendheid. — Zacharia 4:6.

Een organisatie voor bijbelonderwijs

33. Waarom hebben Jehovah’s Getuigen Koninkrijkszalen?

33 Jehovah’s Getuigen houden wekelijkse bijbelstudiebijeenkomsten in hun Koninkrijkszalen, die voor meer dan 60.000 gemeenten over de hele aarde als vergaderplaatsen fungeren. Deze bijeenkomsten zijn niet op riten of emotionaliteit gebaseerd maar zijn gericht op het verwerven van nauwkeurige kennis omtrent God, zijn Woord en zijn voornemens. Jehovah’s Getuigen komen daarom driemaal per week bijeen om hun begrip van de bijbel te vergroten en om te leren hoe zij de erin vervatte boodschap aan anderen moeten prediken en onderwijzen. — Romeinen 12:1, 2; Filippenzen 1:9-11; Hebreeën 10:24, 25.

34. Wat is het doel van de theocratische bedieningsschool?

34 Een onderdeel van een doordeweekse vergadering is bijvoorbeeld de theocratische bedieningsschool, waarvoor gemeenteleden zich kunnen laten inschrijven. Deze school, die door een bekwame christelijke ouderling wordt geleid, heeft ten doel mannen, vrouwen en kinderen op te leiden in de kunst van het onderwijzen en hun te leren hoe zij zich in overeenstemming met bijbelse beginselen kunnen uitdrukken. De apostel Paulus verklaarde: „Uw spreken zij altijd minzaam, gekruid met zout, opdat gij weet hoe gij een ieder een antwoord behoort te geven.” Op hun christelijke vergaderingen leren de Getuigen ook hoe zij de Koninkrijksboodschap „met zachtaardigheid en diepe achting” onder woorden kunnen brengen. — Kolossenzen 4:6; 1 Petrus 3:15.

35. Wat zijn enkele andere bijeenkomsten die de Getuigen houden, en welk nut werpen ze af?

35 Op nog een andere dag komen de Getuigen bijeen voor een 45 minuten durende bijbellezing, gevolgd door een één uur durende gemeentelijke beschouwing (door middel van vraag en antwoord) van een bijbels onderwerp dat verband houdt met de christelijke leer of de christelijke levenswandel. Het staat gemeenteleden vrij er een aandeel aan te hebben. Elk jaar bezoeken de Getuigen ook drie grotere bijeenkomsten — vergaderingen en congressen die één tot vier dagen duren — waar gewoonlijk duizenden bijeenkomen om naar bijbellezingen te luisteren. Als gevolg van deze en andere gratis bijeenkomsten verdiept elke Getuige zijn of haar kennis van Gods beloften voor deze aarde en voor de mensheid en verkrijgt bovendien voortreffelijk onderwijs in de christelijke moraal. Elk van hen komt in een intiemere verhouding tot de ware God, Jehovah, te staan door de leringen en het voorbeeld van Christus Jezus na te volgen. — Johannes 6:44, 65; 17:3; 1 Petrus 1:15, 16.

Hoe zijn de Getuigen georganiseerd?

36. (a) Kennen de Getuigen een betaalde klasse van geestelijken? (b) Wie nemen dan de leiding in de gemeente?

36 Het spreekt vanzelf dat indien Jehovah’s Getuigen bijeenkomsten houden en voor de prediking georganiseerd zijn, er ook iemand moet zijn die de leiding neemt. Zij kennen echter geen betaalde klasse van geestelijken, en ook hebben zij geen charismatische leider die op een voetstuk wordt geplaatst (Matthéüs 23:10). Jezus zei: „Gij hebt om niet ontvangen, geeft om niet” (Matthéüs 10:8; Handelingen 8:18-21). In elke gemeente zijn geestelijk bekwame ouderlingen en dienaren in de bediening — van wie er velen werelds werk hebben en een gezin onderhouden — die vrijwillig de leiding nemen in het onderwijzen en leiden van de gemeente. Dat is exact het model dat door de eerste-eeuwse christenen werd verschaft. — Handelingen 20:17; Filippenzen 1:1; 1 Timótheüs 3:1-10, 12, 13.

37. Hoe worden ouderlingen en dienaren in de bediening aangesteld?

37 Hoe worden deze ouderlingen en dienaren in de bediening aangesteld? Hun aanstelling geschiedt onder supervisie van een besturend lichaam van gezalfde ouderlingen uit verschillende landen dat nagenoeg dezelfde functie vervult als het lichaam van apostelen en ouderlingen in Jeruzalem die de leiding namen in de vroege christelijke gemeente. Zoals wij in hoofdstuk 11 hebben gezien, stond niet één van de apostelen boven de andere. Zij kwamen als lichaam tot hun beslissingen, en deze werden gerespecteerd door de gemeenten die overal in de Romeinse wereld uit de oudheid verspreid waren. — Handelingen 15:4-6, 22, 23, 30, 31.

38. Hoe functioneert het Besturende Lichaam?

38 Het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen in deze tijd functioneert op dezelfde wijze. De leden ervan houden wekelijkse bijeenkomsten op hun internationale hoofdbureau in Brooklyn (New York) en vervolgens worden van daar uit instructies gezonden aan de bijkantoorcomités overal ter wereld die het opzicht voeren over de bedieningsactiviteit in de verschillende landen. Door het voorbeeld van de vroegste christenen te volgen, hebben Jehovah’s Getuigen grote delen van de aarde met de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk kunnen bestrijken. Dat werk vindt op wereldomvattende schaal nog steeds voortgang. — Matthéüs 10:23; 1 Korinthiërs 15:58.

Menigten komen tot de ware God

39. (a) Waarom nemen de Getuigen een neutraal standpunt in ten opzichte van politieke kwesties? (b) Hoe hebben de Getuigen vooruitgang geboekt onder verbodsbepalingen?

39 Gedurende de twintigste eeuw hebben Jehovah’s Getuigen in alle delen der aarde grote vooruitgang geboekt, zelfs in landen waar hun werk aan beperkende bepalingen onderhevig of verboden is. Deze verbodsbepalingen werden voornamelijk opgelegd door regimes die het neutrale standpunt van Jehovah’s Getuigen met betrekking tot de politieke en nationalistische bondgenootschappen van deze wereld niet begrepen. (Zie kader op blz. 347.) Toch hebben in zulke landen tienduizenden mensen zich tot Gods koninkrijk gewend als de enige ware hoop op vrede en zekerheid voor de mensheid. In de meeste natiën is een reusachtig getuigenis gegeven, en thans zijn er over de hele wereld miljoenen actieve Getuigen. — Zie tabel op blz. 361.

40, 41. (a) Wat zien Jehovah’s Getuigen nu tegemoet? (b) Welke vraag moet nog beantwoord worden?

40 Terwijl Jehovah’s Getuigen christelijke liefde blijven betonen en hun hoop gericht hebben op „een nieuwe hemel en een nieuwe aarde”, zien zij uit naar de nabije toekomst, waarin wereldschokkende gebeurtenissen spoedig een einde moeten maken aan alle onrecht, corruptie en onrechtvaardigheid op deze aarde. Om die reden zullen zij ermee voortgaan hun naasten te bezoeken in een oprechte poging rechtgeaarde mensen nader tot de ware God, Jehovah, te brengen. — Openbaring 21:1-4; Markus 13:10; Romeinen 10:11-15.

41 Wat houdt ondertussen volgens de bijbelse profetieën de toekomst in voor de mensheid, voor de religie en voor deze vervuilde aarde? Ons laatste hoofdstuk zal die uitermate belangrijke vraag beantwoorden. — Jesaja 65:17-25; 2 Petrus 3:11-14.

[Voetnoten]

^ ¶3 Deze laatste twee zinnen staan op de „Jesajamuur” vóór de VN-gebouwen en ook op een standbeeld in de tuinen van de VN, en feitelijk is de vervulling ervan een van de doelstellingen van de VN.

^ ¶11 Het Griekse woord marʹtur, waarvan het Nederlandse woord „martelaar” is afgeleid („iemand die getuigenis aflegt door zijn dood”, An Expository Dictionary of New Testament Words, door W. E. Vine), betekent feitelijk „getuige” („iemand die krachtig staande houdt of kan houden wat hijzelf heeft gezien of gehoord of op een andere manier weet”, A Greek-English Lexicon of the New Testament, door J. H. Thayer).

^ ¶31 Gilead, afgeleid van Gal·‛edhʹ (Hebreeuws), betekent „Getuigenishoop”. Zie ook Inzicht in de Schrift, Deel 1, blz. 703, 947. — Genesis 31:47-49.

[Studievragen]

[Kader op blz. 347]

Christelijke neutraliteit in het heidense Rome

In overeenstemming met de beginselen van liefde en vrede die Jezus onderwees, en op basis van hun persoonlijke studie van Gods Woord, wilden de vroege christenen niet aan oorlogen deelnemen noch ervoor worden opgeleid. Jezus had gezegd: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaren hebben gestreden, opdat ik niet aan de joden overgeleverd zou worden. Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron.” — Johannes 18:36.

Nog in 295 G.T. werd Maximilianus van Theveste, de zoon van een Romeins veteraan, onder de wapenen geroepen. Toen de proconsul hem naar zijn naam vroeg, antwoordde hij: „Waarom wilt u eigenlijk mijn naam weten? Ik heb gewetensbezwaren tegen de krijgsdienst: ik ben een christen. . . . Ik kan niet als soldaat dienen; ik kan niet tegen mijn geweten zondigen.” De proconsul waarschuwde hem dat het hem zijn leven zou kosten als hij niet gehoorzaamde. „Ik ga niet in dienst. U kunt mij onthoofden, maar ik zal de machten van Deze Wereld niet dienen; ik zal mijn God dienen.” — An Historian’s Approach to Religion, door Arnold Toynbee.

In deze tijd heeft persoonlijke studie van de bijbel individuele getuigen van Jehovah over de hele wereld geholpen de stem van het geweten te volgen en een soortgelijk standpunt in te nemen. In sommige landen hebben velen van hen de hoogste prijs betaald, vooral in nazi-Duitsland, waar zij tijdens de Tweede Wereldoorlog werden doodgeschoten, opgehangen of onthoofd. Maar hun wereldomvattende, op christelijke liefde gebaseerde eenheid is nooit verbroken. Niemand is ooit in de oorlog gestorven door toedoen van een van de christelijke getuigen van Jehovah. Hoe anders zou de wereldgeschiedenis er uit hebben gezien als elke belijdende christen eveneens Christus’ regel van liefde had nageleefd! — Romeinen 13:8-10; 1 Petrus 5:8, 9.

[Kader/Illustraties op blz. 356, 357]

Wat Jehovah’s Getuigen geloven

Vraag: Wat is een ziel?

Antwoord: In de bijbel is de ziel (Hebreeuws: neʹfesj; Grieks: psuʹche) een persoon of een dier of het leven dat een persoon of een dier bezit.

„Verder zei God: ’Laat de aarde levende zielen voortbrengen naar hun soort: huisdieren en zich bewegend gedierte en wild gedierte der aarde naar hun soort.’ En Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel.” — Genesis 1:24; 2:7.

Dieren en mensen ZIJN levende zielen. De ziel is niet iets wat afzonderlijk kan bestaan. De ziel kan sterven en sterft ook. „Ziet! Alle zielen — mij behoren ze toe. Zoals de ziel van de vader zo eveneens de ziel van de zoon — mij behoren ze toe. De ziel die zondigt, díe zal sterven.” — Ezechiël 18:4.

Vraag: Is God een Drieëenheid?

Antwoord: Jehovah’s Getuigen geloven dat Jehovah de ongeëvenaarde Soevereine Heer van het universum is. „Luister, o Israël: Jehovah, onze God, is één Jehovah” (Deuteronomium 6:4). Christus Jezus als het Woord was een geestelijk schepsel en kwam in gehoorzaamheid aan zijn Vaders wil naar de aarde. Hij is onderworpen aan Jehovah. „Wanneer echter alle dingen aan hem [Christus] onderworpen zullen zijn, dan zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen.” — 1 Korinthiërs 15:28; zie ook Matthéüs 24:36; Markus 12:29; Johannes 1:1-3, 14-18; Kolossenzen 1:15-20.

De heilige geest is Gods werkzame kracht, of energie in actie, geen persoon. — Handelingen 2:1-4, 17, 18.

Vraag: Aanbidden of vereren Jehovah’s Getuigen beelden?

Antwoord: Jehovah’s Getuigen beoefenen geen enkele vorm van afgoderij, of het nu om beelden, mensen of organisaties gaat.

„Wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen God is dan één. Want ook al zijn er die ’goden’ worden genoemd, hetzij in de hemel of op aarde, zoals er vele ’goden’ en vele ’heren’ zijn, in werkelijkheid is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en wij voor hem; en er is één Heer, Jezus Christus, door bemiddeling van wie alle dingen zijn en wij door bemiddeling van hem.” — 1 Korinthiërs 8:4-6; zie ook Psalm 135:15-18.

Vraag: Bezoeken Jehovah’s Getuigen de mis of gaan zij ter communie?

Antwoord: Jehovah’s Getuigen geloven niet in de transsubstantiatie, een rooms-katholieke leer. Zij vieren wel het Avondmaal des Heren op de datum die overeenkomt met 14 Nisan op de joodse kalender (gewoonlijk in maart of april) als een jaarlijkse herdenking van Christus’ dood. Op deze bijeenkomst laat de gemeente ongezuurd brood en rode wijn rondgaan als een symbool van Christus’ zondeloze lichaam en zijn offerandelijke bloed. Alleen degenen die de hoop hebben met Christus in zijn hemelse koninkrijk te regeren, gebruiken van de symbolen. — Markus 14:22-26; Lukas 22:29; 1 Korinthiërs 11:23-26; Openbaring 14:1-5. *

[Illustraties]

Jehovah’s Getuigen komen geregeld in Koninkrijkszalen bijeen voor bijbelstudie

Koninkrijkszalen: Ichihara (Japan) (vorige blz.) en Boituva (Brazilië)

[Voetnoot]

[Tabel op blz. 361]

Enkele landen waar Getuigen prediken

Land Actieve Getuigen

Argentinië 79.000

Australië 51.000

Brazilië 267.000

Canada 98.000

Colombia 42.000

Duitsland, Bondsrep. 129.000

El Salvador 18.000

Filippijnen 102.000

Finland 17.000

Frankrijk 109.000

Griekenland 24.000

Groot-Brittannië 117.000

Hongarije 10.000

India 9.000

Italië 172.000

Japan 138.000

Korea 57.000

Libanon 2.500

Mexico 277.000

Nigeria 137.000

Polen 91.000

Porto Rico 24.000

Portugal 36.000

Spanje 78.000

Venezuela 47.000

VS van Amerika 818.000

Zambia 72.000

Zuid-Afrika 46.000

36 werk verboden 220.000

Wereldbericht 1989 60.192 gemeenten 3.787.000 Getuigen

[Illustraties op blz. 346]

Op het VN-vredesbeeld staat: „Wij zullen onze zwaarden tot ploegscharen smeden”; op de „Jesajamuur” staat de tekst uit de bijbel

[Illustratie op blz. 351]

Jehovah’s Getuigen geloven in Christus’ loskoopoffer voor de zonden der mensheid

[Illustraties op blz. 363]

Congreshallen van Jehovah’s Getuigen: Luchtfoto van zaal in East Pennines (Engeland)

Congreshal, Fort Lauderdale (Florida, VS), gebruikt voor Engelse, Spaanse en Franse vergaderingen

[Illustraties op blz. 364]

Internationaal hoofdbureau Wachttorengenootschap, Brooklyn (New York); kantoren, drukkerijen en woongebouwen

[Illustraties op blz. 365]

Wachttoren-bijkantoren (vanaf linksboven) in Zuid-Afrika, Spanje en Nieuw-Zeeland