Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Islam — De weg tot God door onderwerping

Islam — De weg tot God door onderwerping

Hoofdstuk 12

Islam — De weg tot God door onderwerping

[Arabische karakters]

1, 2. (a) Hoe luiden de eerste woorden van de Qorʼaan? (b) Waarom hebben deze woorden grote betekenis voor moslims? (c) In welke taal is de Qorʼaan oorspronkelijk geschreven, en wat betekent „Qorʼaan”?

„IN NAAM van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.” Deze zin is de vertaling van de bovenstaande Arabische tekst uit de Qorʼaan. De tekst vervolgt: „Alle lof zij Allah, de Heer der Werelden. De Barmhartige, de Genadevolle. Meester van de Dag des Oordeels. U alleen aanbidden wij en U alleen smeken wij om hulp. Leid ons op het rechte pad, het pad dergenen, aan wie Gij gunsten hebt geschonken — niet dat van hen, op wie toorn is nedergedaald, noch dat der dwalenden.” — De Qorʼaan, soerah 1:1-7, Q. *

2 Deze woorden vormen Al-Faatihah („De openende”), het eerste hoofdstuk of de eerste soerah van het heilige boek van de moslims, de Heilige Qorʼaan, of koran. Aangezien meer dan één op de zes aardbewoners moslim is en vrome moslims deze verzen meer dan eenmaal in elk van hun vijf dagelijkse gebeden herhalen, moeten deze woorden wel tot de meest gereciteerde ter wereld behoren.

3. Hoe wijdverbreid is de islam in deze tijd?

3 Volgens één bron zijn er meer dan 900 miljoen moslims in de wereld, zodat de islam qua aantal slechts door de Rooms-Katholieke Kerk wordt overtroffen. Het is misschien wel de snelst groeiende grote religie in de wereld, met een zich uitbreidende moslimbeweging in Afrika en de westerse wereld.

4. (a) Wat betekent „islam”? (b) Wat betekent „moslim”?

4 De naam islam heeft grote betekenis voor een moslim, want dat woord betekent „onderwerping”, „overgave” of „toewijding” aan Allah, en volgens één geschiedschrijver „drukt het de diepste geesteshouding uit van hen die het oor hebben geleend aan de prediking van Mohammed”. „Moslim” betekent ’iemand die islam beoefent of doet’.

5. (a) Wat geloven de moslims betreffende de islam? (b) Welke parallellen zijn er tussen de bijbel en de Qorʼaan?

5 De moslims zijn ervan overtuigd dat hun geloof het sluitstuk vormt van de openbaringen die aan de getrouwe Hebreeën en christenen van weleer gegeven zijn. Hun leringen wijken echter op sommige punten van de bijbel af, ook al halen zij in de Qorʼaan zowel de Hebreeuwse als de Griekse Geschriften aan. * (Zie kader op blz. 285.) Om het geloof van de moslims beter te begrijpen, moeten wij weten hoe, waar en wanneer deze religie begonnen is.

De roeping van Mohammed

6. (a) Wat was het brandpunt van de Arabische aanbidding in Mohammeds tijd? (b) Welke overlevering bestond er betreffende de Kaʹba?

6 Mohammed * werd omstreeks 570 G.T. in Mekka (Arabisch: Makkah) in Saoedi-Arabië geboren. Zijn vader, Abdoella, stierf vóór Mohammeds geboorte. Zijn moeder, Amina, stierf toen hij ongeveer zes jaar oud was. Destijds beoefenden de Arabieren een vorm van aanbidding van Allah met als centrum de vallei van Mekka, bij de heilige plaats van de Kaʹba, een eenvoudig, kubusvormig gebouw waar een zwarte meteoorsteen werd vereerd. Volgens de islamitische overlevering „werd de Kaʹba oorspronkelijk door Adam volgens een hemels model gebouwd en na de Vloed door Abraham en Ismaël herbouwd” (History of the Arabs, door Philip K. Hitti). Het werd een heiligdom voor 360 afgoden, één voor elke dag van het maanjaar.

7. Welke religieuze praktijken verontrustten Mohammed?

7 Naarmate Mohammed opgroeide, rezen er twijfels bij hem omtrent de religieuze praktijken van zijn tijd. John Noss verklaart in zijn boek Man’s Religions: „[Mohammed] was verontrust door het onophoudelijke geruzie, zogenaamd voor de zaak van religie en eer, onder de Koeraisjitische hoofdmannen [Mohammed behoorde tot die stam]. Nog sterker was zijn ontevredenheid over de primitieve overblijfselen in de Arabische religie: het afgodische polytheïsme en animisme, de immoraliteit bij religieuze bijeenkomsten en jaarmarkten, het algemeen voorkomende drinken, gokken en dansen en het levend begraven van ongewenste pasgeboren dochtertjes, dat niet alleen in Mekka maar in heel Arabië werd bedreven.” — Soerah 6:137.

8. Onder welke omstandigheden vond Mohammeds roeping tot profeet plaats?

8 Mohammeds roeping tot profeet vond plaats toen hij ongeveer veertig jaar oud was. Hij had de gewoonte zich alleen naar een naburige grot in de bergen te begeven, Ghar Hira genaamd, om te mediteren, en hij beweerde dat hij bij een van deze gelegenheden de roeping tot profeet ontving. De moslimse overlevering verhaalt dat terwijl hij daar was een engel, die later werd geïdentificeerd als Gabriël, hem beval in de naam van Allah te reciteren. Mohammed gaf hieraan geen gehoor, en daarom ’drukte de engel zijn keel zo krachtig toe dat hij dacht dat hij dood was’. Toen herhaalde de engel het bevel. Weer reageerde Mohammed niet, zodat de engel hem nogmaals ’de keel toekneep’. Dit gebeurde tot driemaal toe, voordat Mohammed begon met het reciteren van wat later werd beschouwd als de eerste van een reeks openbaringen die te zamen de Qorʼaan vormen. Een andere overlevering vertelt dat goddelijke inspiratie aan Mohammed werd geopenbaard als het beieren van een klok. — The Book of Revelation uit Sahih Al-Bukhari.

De openbaring van de Qorʼaan

9. Wat was naar verluidt Mohammeds eerste openbaring? (Vergelijk Openbaring 22:18, 19.)

9 Wat was naar verluidt de eerste openbaring die Mohammed ontving? Experts op het gebied van de islam zijn het er algemeen over eens dat het de eerste vijf verzen van soerah 96 waren, getiteld Al-Alaq, „De bloedklomp”, die luiden:

„In de naam van Allah, de Barmhartige Erbarmer.

Lees op, in de naam van uw Heer, die geschapen heeft,

Geschapen heeft de mens van een bloedklomp.

Lees op! En uw Heer is de eerwaardigste,

Die onderwezen heeft door het schrijfriet,

Onderwezen heeft de mens wat hij niet wist.”

K.

10-12. Hoe werd de Qorʼaan bewaard?

10 Volgens de Arabische bron The Book of Revelation antwoordde Mohammed: „Ik kan niet lezen.” Daarom moest hij de openbaringen uit het hoofd leren, zodat hij ze kon herhalen en opzeggen. De Arabieren waren vaardig in het gebruik van hun geheugen, en Mohammed was geen uitzondering. Hoe lang duurde het tot hij de volledige boodschap van de Qorʼaan ontvangen had? Algemeen wordt geloofd dat de openbaringen kwamen gedurende een periode van zo’n 20 tot 23 jaar, van omstreeks 610 G.T. tot aan zijn dood in 632 G.T.

11 Moslimse bronnen zetten uiteen dat telkens wanneer Mohammed een openbaring ontving, hij deze onmiddellijk reciteerde voor degenen die toevallig in de buurt waren. Dezen prentten op hun beurt de openbaring in hun geheugen en hielden ze levend door ze te reciteren. Aangezien de kunst van het papiermaken de Arabieren onbekend was, liet Mohammed de openbaringen door klerken opschrijven op de toentertijd beschikbare primitieve materialen, zoals schouderbladen van kamelen, palmbladeren, hout en perkament. Pas na de dood van de profeet kreeg de Qorʼaan echter zijn huidige vorm, onder leiding van Mohammeds opvolgers en gezellen. Dit was gedurende de regering van de eerste drie kaliefen of moslimleiders.

12 De vertaler Mohammed Pickthall schrijft: „Alle soerah’s van de Qorʼaan waren vóór de dood van de Profeet te boek gesteld, en vele moslims hadden de gehele Qorʼaan uit het hoofd geleerd. Maar de geschreven soerah’s waren verspreid onder het volk; en toen in een veldslag . . . een groot aantal van hen die de gehele Qorʼaan uit het hoofd kenden, werd gedood, werd er een verzameling van de gehele Qorʼaan aangelegd en op schrift gesteld.”

13. (a) Naar welke drie bronnen zien de islamieten op voor onderwijs en leiding? (b) Hoe bezien sommige geleerden op het gebied van de islam het vertalen van de Qorʼaan?

13 Het islamitische leven wordt bestuurd door drie gezaghebbende bronnen — de Qorʼaan, de hadith en de sjariʹa. (Zie kader op blz. 291.) Moslims geloven dat de Qorʼaan in het Arabisch de zuiverste vorm van de openbaring is, aangezien, zo zeggen zij, dat de taal was die door God werd gebruikt toen hij via Gabriël sprak. Soerah 43:3 verklaart: „Wij hebben haar gemaakt tot een Arabische Oplezing [Qurān], opdat gijlieden verstandig moogt worden” (K). Iedere vertaling wordt dus bezien als slechts een aftreksel waarbij altijd iets van de zuiverheid verloren gaat. Sommige geleerden op het gebied van de islam weigeren zelfs de Qorʼaan te vertalen. Hun zienswijze is dat „vertalen altijd verraden is”, en daarom „hebben de moslims altijd neergezien op iedere poging hem in een andere taal weer te geven, en dit soms zelfs verboden”, verklaart dr. J. A. Williams, universitair docent in de islamitische geschiedenis.

De expansie van de islam

14. Welke gebeurtenis markeerde een betekenisvol punt in de vroege geschiedenis van de islam?

14 Mohammed stichtte zijn nieuwe geloof in weerwil van grote moeilijkheden. De inwoners van Mekka, zelfs zijn eigen stamgenoten, verwierpen hem. Na dertien jaar van vervolging en haat verplaatste hij het centrum van zijn activiteiten noordwaarts naar Jathrib, dat toen bekend kwam te staan als al-Madina (Medina), de stad van de profeet. Deze emigratie, of de hidjra, in 622 G.T. markeerde een betekenisvol punt in de geschiedenis van de islam, en deze datum werd later aangenomen als het begin van de islamitische jaartelling. *

15. Hoe werd Mekka het voornaamste bedevaartcentrum van de islam?

15 Uiteindelijk verkreeg Mohammed de overhand toen Mekka zich in januari 630 G.T. (8 A.H.) aan hem overgaf en hij er de heerser werd. Nu hij de teugels van de wereldlijke en de religieuze macht in handen had, kon hij de afgodsbeelden uit de Kaʹba verwijderen en deze plaats aanwijzen als het brandpunt voor de bedevaarten naar Mekka, die tot op de huidige dag plaatsvinden. — Zie blz. 289, 303.

16. Tot hoever breidde de islam zich uit?

16 Binnen enkele decennia na Mohammeds dood in 632 G.T. had de islam zich helemaal tot Afghanistan en zelfs tot Tunesië in Noord-Afrika uitgebreid. Aan het begin van de achtste eeuw was het geloof van de Qorʼaan tot in Spanje doorgedrongen en stond voor de Franse grens. Zoals professor Ninian Smart in zijn boek Background to the Long Search verklaarde: „Vanuit menselijk standpunt bezien, is de prestatie van een Arabische profeet die in de zesde en zevende eeuw na Christus leefde, verbijsterend. Menselijk bezien is er uit hem een nieuwe beschaving voortgesproten. Maar natuurlijk was voor de moslim het werk van goddelijke oorsprong en de prestatie die van Allah.”

Mohammeds dood leidt tot verdeeldheid

17. Met welk grote probleem werd de islam bij de dood van Mohammed geconfronteerd?

17 De dood van de profeet veroorzaakte een crisis. Hij stierf zonder mannelijk nageslacht en zonder een duidelijk aangewezen opvolger. Zoals Philip Hitti verklaart: „Het kalifaat [ambt van kalief] is derhalve het oudste probleem waarmee de islam zich geconfronteerd zag. Het is een nog steeds bestaand geschilpunt. . . . Om het te zeggen met de woorden van de moslimse geschiedschrijver al-Shahrastani [1086–1153]: ’Nooit is er een islamitisch geschilpunt geweest dat meer bloedvergieten heeft teweeggebracht dan het kalifaat (imamah).’” Hoe werd dit probleem destijds in 632 G.T. opgelost? „Aboe Bakr . . . werd (op 8 juni 632) als Mohammeds opvolger aangewezen door een soort verkiezing waaraan werd deelgenomen door de leiders die in de hoofdstad, al-Madina, aanwezig waren.” — History of the Arabs.

18, 19. Welke aanspraken houden de soennitische en de sjiʹitische moslims verdeeld?

18 De opvolger van de profeet zou een heerser zijn, een chalifa of kalief. De kwestie van de ware opvolgers van Mohammed werd echter een oorzaak van verdeeldheid in de gelederen van de islam. De soennitische moslims aanvaarden het beginsel van verkiezing voor dit ambt, in plaats van een vleselijke afstamming van de profeet. Daarom geloven zij dat de eerste drie kaliefen, Aboe Bakr (Mohammeds schoonvader), Omar (de raadsman van de profeet) en Oethman (de schoonzoon van de profeet), Mohammeds rechtmatige opvolgers waren.

19 Die aanspraak wordt betwist door de sjiʹitische moslims, die zeggen dat het ware leiderschap via de bloedlijn van de profeet komt en via zijn neef en schoonzoon Ali ibn Abi Talib, de eerste imam (leider en opvolger), die met Mohammeds lievelingsdochter Fatima trouwde. Uit hun huwelijk werden Mohammeds kleinzoons Hasan en Hoessein geboren. De sjiʹiten beweren ook „dat van meet af aan Allah en Zijn Profeet duidelijk Ali hadden aangewezen als de enige rechtmatige opvolger, maar dat de eerste drie kaliefen hem door bedrog zijn rechtmatig ambt afhandig hadden gemaakt” (History of the Arabs). Natuurlijk bezien de soennitische moslims dat anders.

20. Hoe verging het Mohammeds schoonzoon Ali?

20 Hoe verging het Ali? Tijdens zijn regering als de vierde kalief (656–661 G.T.) ontbrandde tussen hem en de stadhouder van Syrië, Moeʹawijja, de strijd om het leiderschap. Het kwam tot een veldslag tussen hen, en om verder bloedvergieten onder de moslims te voorkomen, lieten zij daarop hun twist door een scheidsgerecht beslissen. Door in te stemmen met arbitrage verzwakte Ali zijn zaak en vervreemdde hij vele van zijn volgelingen van zich, onder wie de chawaridj (de zich afsplitsenden), die zijn doodsvijanden werden. In 661 G.T. werd Ali door een charidjitische zeloot vermoord met een vergiftigde sabel. De twee groepen (de soennieten en de sjiʹiten) hadden het voortdurend met elkaar aan de stok. De soennitische tak van de islam koos vervolgens een leider uit de Omajjaden, rijke Mekkaanse hoofden, die niet tot de familie van de profeet behoorden.

21. Wat zijn de sjiʹitische opvattingen omtrent Mohammeds opvolgers?

21 Voor de sjiʹiten was Ali’s eerstgeborene, Hasan, de kleinzoon van de profeet, de ware opvolger. Hij deed echter afstand van zijn rechten en werd vermoord. Zijn broer Hoessein werd de nieuwe imam, maar ook hij werd, op 10 oktober 680 G.T., door troepen van de Omajjaden gedood. Zijn dood of — in de ogen van de sjiʹiten — martelaarschap heeft tot op de huidige dag een sterke uitwerking gehad op de Sjiʹat Ali, de partij van Ali. Zij geloven dat Ali de ware opvolger van Mohammed was en de eerste „imam [leider] die door God werd behoed voor dwaling en zonde”. Ali en zijn opvolgers werden door de sjiʹiten beschouwd als onfeilbare leraren met „de goddelijke gave van zondeloosheid”. Het grootste segment van de sjiʹiten gelooft dat er slechts twaalf ware imams zijn geweest, en dat de laatste van hen, Mohammed al-Moentazar, (in 878 G.T.) „in de grot van de grote moskee te Samarra [verdween] zonder nageslacht na te laten”. Aldus „werd hij ’de verborgen (moestatir)’ of ’de verwachte (moentazar) imam’. . . . Te zijner tijd zal hij verschijnen als de Mahdi (de door God geleide) om de ware islam te herstellen, de gehele wereld te veroveren en een kort millennium in te voeren vóór het einde van alle dingen.” — History of the Arabs.

22. Hoe herdenken de sjiʹiten Hoesseins martelaarschap?

22 Elk jaar herdenken de sjiʹiten het martelaarschap van imam Hoessein. Zij hebben processies waarbij sommigen zich met messen en zwaarden verwonden en zich op andere wijze pijnigen. In deze tijd hebben de sjiʹitische moslims veel van zich doen spreken wegens hun ijver voor islamitische zaken. Zij vertegenwoordigen echter slechts zo’n 20 procent van de moslims in de wereld, want de meerderheid behoort tot de soennitische moslims. Maar laten wij ons nu verdiepen in enkele van de leringen van de islam en zien hoe het islamitische geloof van invloed is op het dagelijkse gedrag van de moslims.

God is de Allerhoogste, niet Jezus

23, 24. Hoe beschouwden Mohammed en de moslims het judaïsme en het christendom?

23 De drie grote monotheïstische religies in de wereld zijn het judaïsme, het christendom en de islam. Maar toen Mohammed tegen het begin van de zevende eeuw G.T. op het toneel verscheen, waren de eerste twee religies, wat hem betrof, van de weg der waarheid afgedwaald. Volgens sommige islamitische commentators impliceert de Qorʼaan zelfs verwerping van joden en van christenen door te verklaren: „Niet (het pad) van hen, op wie toorn is nedergedaald, noch dat der dwalenden” (Soerah 1:7, Q). Hoe dat zo?

24 Een Qorʼaancommentaar luidt: „De mensen van het Boek sloegen de verkeerde weg in: De joden omdat zij hun verbond schonden, en Maria en Jezus lasterden . . . en de christenen omdat zij Jezus de Apostel verhieven tot gelijkheid met God” door middel van de Drieëenheidsleer. — Soerah 4:153-176, AYA.

25. Welke parallelle uitspraken vinden wij in de Qorʼaan en de bijbel?

25 De voornaamste lering van de islam, eenvoudiger kan het haast niet, is wat bekendstaat als de sjahada of geloofsbelijdenis, die elke moslim uit het hoofd kent: „La ilaha illa Allah; Muhammad rasul Allah” (Er is geen God dan Allah; Mohammed is de boodschapper van Allah). Dit is in overeenstemming met de uitspraak in de Qorʼaan: „Uw God is één God, er is geen God buiten Hem, de Barmhartige, de Genadevolle” (Soerah 2:164, Q). Deze gedachte werd 2000 jaar eerder onder woorden gebracht met de in de oudheid gedane oproep tot Israël: „Luister, o Israël: Jehovah, onze God, is één Jehovah” (Deuteronomium 6:4). Jezus herhaalde dit allergrootste gebod, dat opgetekend staat in Markus 12:29, ongeveer 600 jaar vóór Mohammed, en nergens beweerde Jezus dat hij God was of aan Hem gelijk was. — Markus 13:32; Johannes 14:28; 1 Korinthiërs 15:28.

26. (a) Hoe bezien moslims de Drieëenheid? (b) Is de Drieëenheid een bijbelse leer?

26 Betreffende Gods uniciteit verklaart de Qorʼaan: „Gelooft dus in Allah en Zijn boodschappers en zegt niet: ’Drie (in één).’ Houdt op, dat is beter voor u. Voorwaar, Allah is de enige God” (Soerah 4:172, Q). Wij dienen echter op te merken dat het ware christendom geen Drieëenheid leert. Dat is een leerstelling van heidense oorsprong, die na de dood van Christus en de apostelen door afvalligen van de christenheid werd ingevoerd. — Zie hfdst. 11. *

Ziel, opstanding, paradijs en hellevuur

27. Wat zegt de Qorʼaan over de ziel en over de opstanding? (Vergelijk Leviticus 24:17, 18; Prediker 9:5, 10; Johannes 5:28, 29.)

27 De islam leert dat de mens een ziel heeft die na de dood naar een hiernamaals gaat. De Qorʼaan zegt: „Allah neemt de zielen van de mensen op wanneer zij sterven en ook van hen die niet sterven tijdens hun slaap. Dan houdt Hij die, die Hij ten dode heeft opgeschreven” (Soerah 39:43, Q). Tegelijkertijd is soerah 75 geheel gewijd aan „Al-Qiʼjaamah” (Q), ofte wel „De opstanding” (K) of „De verrijzenis der doden” (MMP). Ten dele staat er: „Ik roep de Dag der Opstanding tot getuige . . . Denkt de mens dat Wij zijn beenderen niet kunnen verzamelen? . . . Hij vraagt: ’Wanneer is de Dag der Opstanding?’ . . . Is Hij [Allah] dan niet bij machte de doden te doen herleven?” — Soerah 75:2, 4, 7, 41, Q.

28. Wat zegt de Qorʼaan over de hel? (Vergelijk Job 14:13; Jeremia 19:5; 32:35; Handelingen 2:25-27; Romeinen 6:7, 23.)

28 Volgens de Qorʼaan kan de ziel verschillende bestemmingen hebben, hetzij een hemelse tuin, ofte wel paradijs, of de straf van een brandende hel. Zoals de Qorʼaan verklaart: „Zij vragen: ’Wanneer zal de Tijd des Gerichts zijn?’ Het zal op de Dag zijn, wanneer zij in het Vuur zullen worden beproefd. (Men zal tot hen zeggen): ’Ondergaat uw beproeving. Dit is hetgeen gij verhaasttet’” (Soerah 51:13-15, Q). „Er is voor hen [de zondaars] een straf in het tegenwoordige leven; doch de straf van het Hiernamaals is gewis zwaarder en zij zullen tegen Allah geen verdediger hebben” (Soerah 13:35, Q). De vraag wordt gesteld: „En wat doet u kennen wat dat is? Een laaiend Vuur” (Soerah 101:10, 11, K). Dit grimmige lot wordt tot in bijzonderheden beschreven: „Gewis, degenen die Onze tekenen verwerpen zullen Wij weldra het Vuur doen binnengaan. Wij zullen hen telkens, wanneer hun huiden zijn verbrand, andere huiden er voor in de plaats geven, opdat zij de straf ten volle zullen ondergaan. Waarlijk, Allah is Almachtig, Alwijs” (Soerah 4:57, Q). Een verdere beschrijving luidt: „Voorzeker de hel ligt in een hinderlaag. . . . Die daarin lange tijd zullen vertoeven. Zij zullen daar geen koelte hebben en geen dronk smaken, behalve kokend water en een stinkende vloeistof die verschrikkelijk koud is.” — Soerah 78:22, 24-26, Q.

29. Stel de islamitische en de bijbelse leer omtrent de ziel en haar bestemming tegenover elkaar.

29 Moslims geloven dat de ziel van een dode naar de Barzakh of „Afscheiding” gaat, „de plaats of toestand waarin de mensen zich na de dood en vóór het Oordeel zullen bevinden” (Soerah 23:99, 100, AYA, voetnoot). De ziel is bij bewustzijn en ondergaat daar wat de „Kastijding van het graf” wordt genoemd indien de persoon goddeloos was geweest, of smaakt geluk indien hij getrouw was geweest. Maar ook de getrouwen moeten enige kwelling ondergaan wegens de enkele zonden die zij tijdens hun leven hebben bedreven. Op de oordeelsdag staat een ieder voor zijn eeuwigdurende bestemming, die een eind maakt aan die tussentoestand. *

30. Wat wordt volgens de Qorʼaan aan de rechtvaardigen beloofd? (Vergelijk Jesaja 65:17, 21-25; Lukas 23:43; Openbaring 21:1-5.)

30 In tegenstelling hiermee worden aan de rechtvaardigen hemelse paradijstuinen beloofd: „En degenen, die geloven en goede daden verrichten, zullen Wij tuinen doen binnengaan waar doorheen rivieren stromen om er eeuwig te vertoeven” (Soerah 4:58, Q). „Op die dag zullen de bewoners van het Paradijs aan niets anders denken dan aan hun zaligheid. Samen met hun echtgenotes zullen zij neerliggen op zachte rustbanken in schaduwrijke bosschages” (Soerah 36:55, 56, NJD). „Voordien hebben Wij in de Psalmen geschreven, na de (aan Mozes gegeven) Boodschap: ’Mijn dienaren, de rechtvaardigen, zullen de aarde beërven.’” De voetnoot bij deze soerah verwijst de lezer naar Psalm 25:13 en 37:11, 29, alsook naar de woorden van Jezus in Matthéüs 5:5 (Soerah 21:105, AYA). De vermelding van echtgenotes brengt ons nu op een andere kwestie.

Monogamie of polygamie?

31. Wat zegt de Qorʼaan over polygamie? (Vergelijk 1 Korinthiërs 7:2; 1 Timótheüs 3:2, 12.)

31 Is polygamie de regel onder moslims? Hoewel de Qorʼaan polygamie toestaat, hebben veel moslims slechts één vrouw. Wegens de talrijke weduwen die er na kostbare veldslagen achterbleven, ruimde de Qorʼaan een plaats in voor polygamie: „En als gij vreest dat gij niet rechtschapen zult zijn bij het behandelen der wezen, huwt dan vrouwen die u behagen, twee of drie, of vier en als gij vreest, dat gij niet rechtvaardig zult handelen, dan één of wat uw rechter handen bezitten” (Soerah 4:4, Q). Een biografie van Mohammed door Ibn-Hisham vermeldt dat Mohammed een rijke weduwe huwde, Chadidja, die vijftien jaar ouder was dan hij. Na haar dood huwde hij vele vrouwen. Toen hij stierf, liet hij negen weduwen achter.

32. Wat is moetʹa?

32 Een andere vorm van huwelijk in de islam wordt moetʹa genoemd, omschreven als „een bijzonder contract dat tussen een man en een vrouw wordt gesloten door middel van aanbod en aanvaarding van een huwelijk voor een beperkte periode en met een nauwkeurig vastgestelde bruidsgift zoals het contract voor een permanent huwelijk” (Islamuna, door Moestafa al-Rafiʹi). De soennieten noemen het een huwelijk voor het genoegen en de sjiʹiten een huwelijk dat binnen een vastgestelde periode zal worden beëindigd. Dezelfde bron verklaart: „De kinderen [uit zulke huwelijken] zijn wettig en hebben dezelfde rechten als de kinderen uit een permanent huwelijk.” Klaarblijkelijk was dit soort tijdelijke huwelijken in Mohammeds tijd in zwang en liet hij deze huwelijksvorm toe. De soennieten houden vol dat zulke huwelijken later verboden werden, terwijl de imamieten, de grootste groepering onder de sjiʹiten, geloven dat ze nog steeds van kracht zijn. Er wordt zelfs door velen gebruik van gemaakt, vooral wanneer een man voor geruime tijd van zijn vrouw weg is.

De islam en het dagelijkse leven

33. Wat zijn de zuilen en de geloofspunten van de islam?

33 De islam omvat vijf zuilen, of hoofdplichten, en zes fundamentele geloofspunten. (Zie kaders op blz. 296, 303.) Een van de plichten is dat de vrome moslim zich vijfmaal per dag in de richting van Mekka keert om te bidden (salat). Op de moslimse sabbat (vrijdag) drommen de mannen in de moskee bijeen om te bidden wanneer zij vanaf de minaret van de moskee de doordringende oproep van de moeʹezzin horen. Tegenwoordig wordt in veel moskeeën een opname afgespeeld en wordt de oproep niet meer live gedaan.

34. Wat is een moskee, en hoe wordt die gebruikt?

34 De moskee (Arabisch: masdjid) is de moslimse plaats van aanbidding, door koning Fahd ibn Abd al-Aziz van Saoedi-Arabië beschreven als „de hoeksteen voor het aanroepen van God”. Hij omschreef de moskee als „een plaats van gebed, studie, wettelijke en rechterlijke activiteiten, beraad, prediking, leiding, onderwijs en voorbereiding. . . . De moskee is het hart van de moslimse gemeenschap.” Deze plaatsen van aanbidding treft men thans overal ter wereld aan. Een van de beroemdste uit de geschiedenis is de Mezquita (moskee) van Córdoba (Spanje), die eeuwenlang de grootste ter wereld was. Het middengedeelte ervan wordt thans in beslag genomen door een katholieke kathedraal.

Conflict met en binnen de christenheid

35. Welke situatie heerste er in het verleden tussen de islam en het katholicisme?

35 Vanaf de zevende eeuw breidde de islam zich in westelijke richting uit naar Noord-Afrika, in oostelijke richting naar Pakistan, India en Bangladesh en helemaal tot Indonesië toe. Zodoende raakte de islam in conflict met een militante Katholieke Kerk, die kruistochten organiseerde om het Heilige Land op de moslims terug te veroveren. In 1492 voltooiden koningin Isabella en koning Ferdinand II van Spanje de katholieke herovering van Spanje. Moslims en joden moesten zich bekeren of zij werden uit Spanje verdreven. Van de wederzijdse verdraagzaamheid die onder het moslimbewind in Spanje had bestaan, bleef onder de invloed van de katholieke inquisitie niet veel over. De islam overleefde het echter en ervaart in de twintigste eeuw een heropleving en grote toename.

36. Welke ontwikkelingen vonden er in de Katholieke Kerk plaats terwijl de islam zich uitbreidde?

36 Terwijl de islam zich uitbreidde, verkeerde de Katholieke Kerk intern in een staat van beroering en trachtte ze de eenheid in haar gelederen te bewaren. Maar twee machtige invloeden stonden op het punt plotseling hun intrede op het wereldtoneel te doen, en ze zouden nog minder heel laten van het beeld van een hechte eenheid van die kerk. Dat waren de drukpers en de bijbel in de volkstaal. Ons volgende hoofdstuk zal de verdere versplintering van de christenheid onder de invloed van deze en andere factoren bespreken.

[Voetnoten]

^ ¶1 „Qorʼaan” (wat „Oplezing, reciet, voordracht” betekent) is de spelling waaraan moslimse schrijvers de voorkeur geven en die wij hier zullen gebruiken. Opgemerkt dient te worden dat het Arabisch de oorspronkelijke taal van de Qorʼaan is en dat er geen enkele algemeen aanvaarde vertaling is. Bij aanhalingen duidt het eerste cijfer het hoofdstuk of de soerah aan, en het tweede is het versnummer. Er bestaan geringe verschillen in versnummering.

^ ¶5 De moslims geloven dat de bijbel openbaringen van God bevat maar dat sommige ervan later vervalst zijn.

^ ¶6 In het Nederlands wordt de naam van de profeet op verschillende manieren gespeld (Mohammed, Muhammad, Mahomet).

^ ¶14 Het moslimjaar wordt daarom aangeduid als A.H. (Latijn: Anno Hegirae, het jaar van de uitwijking) in plaats van als A.D. (Anno Domini, het jaar onzes Heren) of G.T. (van de gewone tijdrekening).

^ ¶26 Zie voor verdere inlichtingen over de Drieëenheid en de bijbel de brochure Moet u geloof stellen in de Drieëenheid?, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., 1989.

^ ¶29 Vergelijk voor het onderwerp van de ziel en het hellevuur de volgende bijbelteksten: Genesis 2:7; Ezechiël 18:4; Handelingen 3:23. Zie Redeneren aan de hand van de Schrift, blz. 188-195, 430-434, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., 1985.

[Studievragen]

[Kader op blz. 285]

De Qorʼaan en de bijbel

„Hij heeft u het Boek met de waarheid geopenbaard, bevestigend de eraan voorafgaande schriften; want Hij heeft de Thora en het Evangelie tot leiding van de mensen, en het onderscheid tussen goed en kwaad, reeds geopenbaard.” — Soerah 3:2, NJD.

„Bijna alle historische vertellingen van de koran hebben hun bijbelse parallellen . . . Adam, Noach, Abraham (ongeveer zeventigmaal in vijfentwintig verschillende soerah’s genoemd, terwijl soerah 14 zijn naam als titel heeft), Ismaël, Lot, Jozef (aan wie soerah 12 is opgedragen), Mozes (wiens naam in vierendertig verschillende soerah’s voorkomt), Saul, David, Salomo, Elia, Job en Jona (naar wie soerah 10 genoemd is) een belangrijke rol. Het verhaal van de schepping en de zondeval van Adam wordt vijfmaal aangehaald, de Vloed en Sodom achtmaal. In feite vertoont de koran meer overeenkomsten met de Pentateuch dan met enig ander deel van de bijbel. . . .

Van de figuren uit het Nieuwe Testament wordt alleen op Zacharías, Johannes de Doper, Jezus (Isa) en Maria de nadruk gelegd. . . .

Een vergelijkend onderzoek van de . . . verhalen in de koran en de bijbel . . . onthult geen tekstuele afhankelijkheid [geen rechtstreekse aanhaling].” * — History of the Arabs.

[Voetnoot]

^ ¶94 Zie echter blz. 300, par. 30, verwijzing naar soerah 21:105.

[Kader op blz. 291]

De drie bronnen van onderwijs en leiding

De Heilige Qorʼaan, naar verluidt door de engel Gabriël aan Mohammed geopenbaard. De betekenis en de woorden van de Qorʼaan in het Arabisch worden als geïnspireerd beschouwd.

De hadith of soenna, „de daden, uitspraken en stilzwijgende goedkeuring (taqrir) van de Profeet . . . in de tweede eeuw [A.H.] vastgelegd in de vorm van de geschreven hadith. Een hadith is derhalve een verslag van een handeling of gezegden van de Profeet.” De term kan ook betrekking hebben op de handelingen of gezegden van een van Mohammeds „gezellen of hun opvolgers”. In een hadith wordt alleen de betekenis als geïnspireerd beschouwd. — History of the Arabs.

De sjariʹa of canonieke wet, gebaseerd op beginselen uit de Qorʼaan, regelt het gehele godsdienstige, politieke en sociale leven van een moslim. „Alle daden van de mens worden ondergebracht in vijf wettelijke categorieën: (1) wat als verplicht wordt beschouwd (fard) [waarop een beloning staat als men het doet of straf als men het niet doet]; (2) aanbevelenswaardige of verdienstelijke daden (moestahabb) [waarop een beloning volgt maar geen straf wegens verzuim]; (3) geoorloofde daden (jaʼiz, moeba), die geen rechtsgevolg hebben; (4) afkeurenswaardige daden (makroe), die worden afgekeurd maar niet strafbaar zijn; (5) verboden daden (haram), waarop straf staat.” — History of the Arabs.

[Kader op blz. 296]

De zes geloofspunten

1. Het geloof in één God, Allah (Soerah 23:116, 117)

2. Het geloof in engelen (Soerah 2:177)

3. De goddelijke boeken: Thora, Evangelie, Psalmen, Boekrollen van Abraham, Qorʼaan

4. Het geloof in vele profeten maar één boodschap. Adam was de eerste profeet. Anderen zijn onder meer Abraham, Mozes, Jezus en „het zegel der profeten”, Mohammed (Soerah 4:136; 33:40)

5. De laatste dag: wanneer alle doden uit hun graf worden opgewekt

6. Het geloof in voorbestemming. Er gebeurt niets, goed of slecht, wat God niet bepaald heeft

[Kader op blz. 303]

De vijf zuilen of plichten van de islam

1. Het herhalen van de geloofsbelijdenis (sjahada): „Er is geen God dan Allah; Mohammed is de boodschapper van Allah” (Soerah 33:40)

2. Het gebed (salat) in de richting van Mekka, vijfmaal per dag (Soerah 2:144)

3. De aalmoes (zakat), de verplichting een percentage van zijn inkomen en van de waarde van bepaalde bezittingen te geven (Soerah 24:56)

4. Het vasten (sawm), vooral tijdens de viering van Ramadan, die een maand duurt (Soerah 2:183-185)

5. De bedevaart (hadj). Iedere moslim moet eenmaal in zijn leven de reis naar Mekka maken. Alleen ziekte en armoede zijn geldige excuses (Soerah 3:97)

[Kader/Illustratie op blz. 304, 305]

Het bahaʹi-geloof — Het streven naar wereldeenheid

1 Het bahaʹi-geloof is geen sekte van de islam maar spruit voort uit het babisme, een religieuze beweging in Perzië (nu Iran) die zich in 1844 afscheidde van de sjiʹitische tak van de islam. De leider van de babi’s was Mirza Ali Mohammed uit Sjiraz, die zichzelf uitriep tot de Bab („de Poort”) en de imam-mahdi („rechtgeleide leider”) uit de geslachtslijn van Mohammed. Hij werd in 1850 door de Perzische autoriteiten terechtgesteld. In 1863 verklaarde Mirza Hoesain Ali Noeri, een vooraanstaand lid van de babi’s, „de door de Bab geprofeteerde ’manifestatie van God’ te zijn”. Hij nam ook de naam Bahaʹuʹllah („heerlijkheid Gods”) aan en stichtte een nieuwe religie, het bahaʹisme.

2 Bahaʹuʹllah werd uit Perzië verbannen en uiteindelijk in Akko (Israël) gevangengezet. Daar schreef hij zijn voornaamste werk, het Kitab-i Akdas (Heilige Boek), en ontwikkelde de leer van het bahaʹi-geloof tot een omvangrijk geheel. Bij Bahaʹuʹllah’s dood ging het leiderschap van de jonge religie over op zijn zoon Abdoe al-Baha, daarna op zijn achterkleinzoon, Shoghi Effendi Rabbani, en in 1963 op een gekozen bestuursorgaan dat bekendstaat als het Universele Huis van Gerechtigheid.

3 De bahaʹi’s geloven dat God zich aan de mens geopenbaard heeft door bemiddeling van „goddelijke manifestaties”, onder wie Abraham, Mozes, Krishna, Zoroaster, de Boeddha, Jezus, Mohammed, de Bab en Bahaʹuʹllah. Zij geloven dat deze boodschappers gezonden werden om de mensheid door een evolutieproces te leiden waarin de verschijning van de Bab een nieuw tijdperk voor de mensheid inluidde. De bahaʹi’s zeggen dat zijn boodschap momenteel de volledigste openbaring van Gods wil is en dat ze het voornaamste van God afkomstige instrument is om wereldeenheid mogelijk te maken. — 1 Timótheüs 2:5, 6.

4 Een van de grondleringen van het bahaʹisme is „dat alle grote religies in de wereld van goddelijke oorsprong zijn, dat hun grondbeginselen in volledige harmonie zijn”. Ze „verschillen slechts in de niet-essentiële aspecten van hun leerstellingen”. — 2 Korinthiërs 6:14-18; 1 Johannes 5:19, 20.

5 Het bahaʹi-geloof omvat de eenheid van God, de onsterfelijkheid van de ziel en de (biologische, geestelijke en maatschappelijke) evolutie van de mensheid. Daarentegen verwerpen zij het algemene denkbeeld van engelen. Zij verwerpen ook de Drieëenheid, de reïncarnatieleer van het hindoeïsme, de zondeval van de mens en de vervolgens mogelijk gemaakte verlossing door middel van het bloed van Jezus Christus. — Romeinen 5:12; Matthéüs 20:28.

6 De broederschap der mensen en de gelijke rechten van vrouwen zijn belangrijke kenmerken van het bahaʹi-geloof. De bahaʹi’s kennen het monogame huwelijk. Ten minste eenmaal per dag bidden zij elk van de drie gebeden die door Bahaʹuʹllah zijn geopenbaard. Gedurende de 19 dagen van de bahaʹi-maand Ala, die in maart valt, vasten zij van zonsopgang tot zonsondergang. (De bahaʹi-kalender bestaat uit 19 maanden van elk 19 dagen, met bepaalde schrikkeldagen.)

7 Het bahaʹi-geloof heeft niet veel vaste riten en kent ook geen geestelijken. Iedereen die belijdt in Bahaʹuʹllah te geloven en zijn leringen aanvaardt, kan lid worden. De bahaʹi’s komen op de eerste dag van elke bahaʹi-maand voor aanbidding bijeen.

8 De bahaʹi’s geloven dat zij de geestelijke verovering van de planeet tot missie hebben. Zij proberen hun geloof te verbreiden door middel van gesprekken, door voorbeeld, deelname aan gemeenschapsprojecten en informatiecampagnes. Zij geloven in absolute gehoorzaamheid aan de wetten van het land waarin zij wonen, en hoewel zij stemmen, nemen zij geen deel aan de politiek. Zij geven zo mogelijk de voorkeur aan non-combattante dienst in de strijdkrachten, maar zijn geen principiële dienstweigeraars.

9 Als zendingsreligie heeft de bahaʹi de laatste paar jaar een snelle groei beleefd. De bahaʹi’s schatten dat er over de hele wereld om en nabij de 5.000.000 gelovigen zijn, hoewel het feitelijke aantal volwassen leden momenteel iets meer dan 2.300.000 bedraagt.

[Studievragen]

1, 2. Hoe is het bahaʹi-geloof ontstaan?

3-7. (a) Wat zijn enkele geloofsovertuigingen van de bahaʹi’s? (b) Hoe verschilt het bahaʹi-geloof van de bijbelse leer?

8, 9. Wat is de missie van de bahaʹi’s?

[Illustratie]

De bahaʹi-tempel bij het wereldcentrum in Haifa (Israël)

[Illustraties op blz. 286]

Volgens de moslimse overlevering is Mohammed vanaf deze rots in de Rotskoepel (Jeruzalem) ten hemel opgestegen

[Illustraties op blz. 289]

Moslimse pelgrims in Mekka lopen zevenmaal rond de Kaʹba en raken de zwarte steen aan of kussen die (linksonder)

[Illustratie op blz. 290]

De Qorʼaan moet in de Arabische taal gelezen worden

[Illustraties op blz. 298]

Kloksgewijs vanaf linksboven: Rotskoepel (Jeruzalem); moskeeën in Iran, Zuid-Afrika en Turkije

[Illustraties op blz. 303]

De Mezquita van Córdoba was ooit de grootste moskee ter wereld (een katholieke kathedraal beslaat nu het middengedeelte)