Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Op zoek naar het onbekende door magie en spiritisme

Op zoek naar het onbekende door magie en spiritisme

Hoofdstuk 4

Op zoek naar het onbekende door magie en spiritisme

1. Wat zei Paulus tot de Atheners op de Areópagus? Waarom?

„MANNEN van Athene, ik zie dat gij in alle dingen meer dan anderen aan de vrees voor de godheden overgegeven schijnt te zijn” (Handelingen 17:22). Dit zei de christelijke apostel Paulus tot een menigte die op de Areópagus of Marsheuvel in de oude stad Athene (Griekenland) bijeengekomen was. Paulus maakte die opmerking omdat hij kort daarvoor had gezien dat „de stad vol afgodsbeelden was” (Handelingen 17:16). Wat had hij gezien?

2. Waaruit bleek dat de Atheners vrees voor de godheden hadden?

2 Ongetwijfeld had Paulus in die kosmopolitische stad een verscheidenheid van Griekse en Romeinse goden gezien, en het was duidelijk dat de mensen volledig opgingen in hun aanbidding van de godheden. Uit vrees dat zij misschien per ongeluk een belangrijke of machtige godheid zouden verzuimen te vereren, die daarover gebelgd zou kunnen worden, hadden de Atheners zelfs „een onbekende God” in hun aanbidding opgenomen (Handelingen 17:23). Hieruit bleek duidelijk hun vrees voor de godheden.

3. Is de vrees voor godheden tot de Atheners beperkt?

3 Natuurlijk is de vrees voor de godheden, vooral voor onbekende godheden, niet tot de Atheners uit de eerste eeuw beperkt. Duizenden jaren lang heeft die vrees bijna de gehele mensheid beheerst. In vele delen van de wereld houdt bijna elk aspect van het leven van de mensen direct of indirect met de een of andere godheid of met geesten verband. Zoals wij in het voorgaande hoofdstuk hebben gezien, waren de mythologieën van de oude Egyptenaren, Grieken, Romeinen, Chinezen en andere volken diep geworteld in opvattingen omtrent goden en geesten, die een belangrijke rol speelden in persoonlijke en nationale aangelegenheden. In de middeleeuwen waren verhalen over alchemisten, tovenaars en heksen in het hele gebied van de christenheid wijdverbreid. En de situatie in deze tijd is niet veel anders.

Riten en bijgelovigheden in deze tijd

4. Wat zijn enkele populaire gebruiken die kennelijk verband houden met godheden of geesten?

4 Of mensen zich er nu bewust van zijn of niet, zij doen veel dingen die verband houden met bijgelovige praktijken of opvattingen, waarvan er sommige met godheden of geesten te maken hebben. Wist u bijvoorbeeld dat het vieren van verjaardagen zijn oorsprong vindt in de astrologie, die grote belangrijkheid toekent aan iemands precieze geboortedatum? Hoe staat het met de verjaarstaart? Die schijnt verband te houden met de Griekse godin Artemis, wier geboortedag werd gevierd met maanvormige honingkoeken met kaarsen erop. Of wist u dat in het zwart gaan bij een begrafenis oorspronkelijk een truc was om onopgemerkt te blijven voor boze geesten, die volgens zeggen bij zulke gelegenheden op de loer lagen? Sommige zwarte Afrikanen schilderen zich wit, en rouwenden in andere landen dragen ongewone kleuren om niet door de geesten herkend te worden.

5. Wat zijn enkele veel voorkomende bijgelovigheden die u kent?

5 Behalve deze populaire gebruiken hebben mensen overal hun bijgelovigheden en angsten. In het Westen worden dingen als het breken van een spiegel, het zien van een zwarte kat, het onder een ladder doorgaan en, afhankelijk van waar u woont, de omstandigheid dat dinsdag of vrijdag op de 13de valt, allemaal beschouwd als voortekens van iets slechts. In het Oosten dragen de Japanners hun kimono met de linkerkant over de rechterkant geslagen, want andersom wordt alleen bij lijken gedaan. Hun huizen hebben geen vensters of deuren op het noordoosten, opdat de demonen, die volgens zeggen uit die richting komen, de ingang niet zullen vinden. Op de Filippijnen trekt men overledenen de schoenen uit en zet die vóór de begrafenis naast de benen opdat de „heilige” Petrus hen zal verwelkomen. Oude mensen waarschuwen kleine kinderen zich goed te gedragen door erop te wijzen dat het mannetje in de maan de „heilige” Michaël is, die toekijkt en hun daden opschrijft.

6. In welke mate houden mensen in deze tijd zich met spiritisme bezig?

6 Het geloof in geesten en godheden is echter niet tot schijnbaar onschuldige gebruiken en bijgelovigheden beperkt. In zowel primitieve als moderne gemeenschappen nemen mensen hun toevlucht tot verscheidene middelen teneinde de vreeswekkende geesten te beheersen of vriendelijk te stemmen en de gunst van de goedgezinde geesten te winnen. Uiteraard denken wij misschien eerst aan mensen in afgelegen oerwouden en bergen die geestenmediums, medicijnmannen en sjamanen (toverpriesters) raadplegen wanneer zij ziek zijn of anderszins erg in het nauw zitten. Maar ook mensen in grote en kleine steden gaan naar astrologen, paranormaal begaafden, waarzeggers en zieners om te weten te komen wat de toekomst zal brengen of hulp te krijgen bij het nemen van belangrijke beslissingen. Sommigen houden zich, ook al behoren zij in naam tot de een of andere religie, geestdriftig met zulke praktijken bezig. Vele anderen hebben spiritisme, zwarte magie en het occulte tot hun religie gemaakt.

7. Welke vragen moeten wij beschouwen?

7 Wat is de bron of oorsprong van al deze praktijken en bijgelovigheden? Zijn ze slechts verschillende wegen om tot God te naderen? En, wat het allerbelangrijkste is, wat voor nut werpen ze af voor degenen die zich ermee bezighouden? Om de antwoorden op deze vragen te vinden, moeten wij terugblikken in de geschiedenis van de mens en iets vernemen omtrent zijn vroege manieren van aanbidding.

Tot het onbekende trachten door te dringen

8. Welke unieke hoedanigheid onderscheidt de mens van de lagere schepselen?

8 In tegenstelling tot wat evolutionisten mogen beweren, bezit de mens een geestelijke dimensie die hem doet verschillen van en superieur maakt aan de lagere schepselen. Hij wordt geboren met de drang om het onbekende uit te vorsen. Hij worstelt altijd met vragen zoals: Wat is de zin van het leven? Wat gebeurt er na de dood? In welke verhouding staat de mens tot de stoffelijke wereld en, in feite, tot het universum? Hij wordt ook gedreven door het verlangen in contact te komen met iets hogers of machtigers dan hijzelf teneinde zijn omgeving en zijn leven beter te kunnen beheersen. — Psalm 8:3, 4; Prediker 3:11; Handelingen 17:26-28.

9. Hoe beschrijft één geleerde de „spiritualiteit” van de mens?

9 Ivar Lissner brengt het in zijn boek Man, God and Magic als volgt onder woorden: „Men kan zich slechts verbazen over de doorzetting waarmee de mens door zijn hele geschiedenis heen getracht heeft door te dringen tot datgene wat zich buiten hemzelf bevindt. Nooit werden zijn krachten uitsluitend voor het verkrijgen van de noodzakelijke levensbehoeften aangewend. Altijd was hij zoekend, terwijl hij in zijn streven naar het onbereikbare al tastend zijn weg vervolgde. Deze vreemde en aangeboren drang in de mens is zijn spiritualiteit [geestelijke levenshouding].”

10. Waaruit blijkt dat de mens een natuurlijke drang heeft om God te zoeken?

10 Natuurlijk bezien degenen die niet in God geloven, de kwestie duidelijk anders. Zoals wij in hoofdstuk 2 hebben gezien, schrijven zij deze menselijke neiging over het algemeen toe aan de behoeften die de mens in psychologisch opzicht of anderszins heeft. Maar hebben wij niet allemaal ervaren dat de eerste reactie van de meeste mensen die met gevaar of een wanhopige situatie worden geconfronteerd, is om zich voor hulp tot God of de een of andere hogere macht te wenden? Dit is thans nog net zo als vroeger. Daarom zei Lissner vervolgens: „Niemand die onderzoekingen onder de oudste primitieve volken heeft verricht, kan ontkomen aan de conclusie dat bij al deze volken een godsbesef aanwezig is, dat ze een levendig bewustzijn van een opperwezen hebben.”

11. Wat is het resultaat van menselijke pogingen om tot het onbekende door te dringen? (Vergelijk Romeinen 1:19-23.)

11 Op welke wijze zij dat aangeboren verlangen om te trachten tot het onbekende door te dringen, probeerden te bevredigen, was een heel andere zaak. Nomadische jagers en veehoeders beefden voor de kracht van wilde dieren. Landbouwers waren vooral afgestemd op de veranderingen in het weer en de jaargetijden. Woudbewoners reageerden heel anders dan mensen die in de woestijnen of de bergen woonden. Doordat de mensen met deze verschillende angsten en behoeften werden geconfronteerd, ontwikkelden zij een verbijsterende verscheidenheid van religieuze praktijken door middel waarvan zij hoopten enerzijds een beroep te kunnen doen op de goedgezinde goden en anderzijds de schrikwekkende goden vriendelijk te kunnen stemmen.

12. Welke gemeenschappelijke kenmerken komt men overal in de religieuze gebruiken van mensen tegen?

12 Ondanks de grote verscheidenheid herkent men in deze religieuze praktijken echter bepaalde gemeenschappelijke kenmerken, zoals ontzag en angst voor geesten en bovennatuurlijke machten, het gebruik van magie, toekomstvoorspelling aan de hand van voortekens, astrologie en verschillende methoden van waarzeggerij. Wanneer wij deze kenmerken aan een onderzoek onderwerpen, zullen wij zien dat ze een belangrijke rol hebben gespeeld bij het vormen van de religieuze denkwijze die mensen over de hele wereld en door de eeuwen heen — ja, ook nu nog — eropna hebben gehouden.

Geesten en bovennatuurlijke machten

13. Wat kan mensen in het verleden verbijsterd hebben?

13 Voor mensen in vroege tijden scheen het leven doortrokken van mysteries. Zij waren omgeven door onverklaarbare en verbijsterende gebeurtenissen. Zij konden bijvoorbeeld niet begrijpen waarom een kerngezond mens plotseling ziek werd, of waarom er geen regen uit de lucht kwam als het er de tijd voor was, of waarom een kale, schijnbaar dode boom op een bepaalde tijd van het jaar groen werd en boordevol leven scheen te zitten. Zelfs iemands eigen schaduw, hartslag en adem waren mysteries.

14, 15. Waaraan schreef de mens, wegens gebrek aan inzicht en leiding, het onverklaarbare naar alle waarschijnlijkheid toe? (Vergelijk 1 Samuël 28:3-7.)

14 Aangezien de mens een aangeboren geestelijke neiging bezit, was het alleen maar natuurlijk dat hij deze mysterieuze dingen en gebeurtenissen aan de een of andere bovenmenselijke macht toeschreef. Daar het hem echter aan de juiste leiding en het juiste inzicht ontbrak, raakte zijn wereld al gauw gevuld met zielen, geesten, spoken en demonen. De Algonkin-Indianen van Noord-Amerika bijvoorbeeld noemen iemands ziel otahchuk, wat „zijn schaduw” betekent, en de Maleiers van Zuidoost-Azië geloven dat wanneer iemand sterft, zijn ziel door zijn neusgaten het lichaam verlaat. In deze tijd is het geloof in geesten en heengegane zielen — alsook de pogingen om er op de een of andere wijze mee in contact te treden — bijna universeel.

15 Evenzo schenen andere dingen in de natuurlijke omgeving — zon, maan, sterren, oceanen, rivieren, bergen — levend te zijn en een rechtstreekse invloed op menselijke activiteiten uit te oefenen. Aangezien deze dingen een eigen wereld schenen te hebben, werden ze als geesten en godheden gepersonifieerd, sommige goedgezind en behulpzaam, andere boosaardig en schadelijk. De aanbidding van het geschapene ging in bijna alle religies een voorname plaats innemen.

16. Hoe manifesteerde de aanbidding van geesten, godheden en heilige voorwerpen zich?

16 Wij kunnen dit soort van opvattingen in de religies van vrijwel elke oude beschaving aantreffen. De Babyloniërs en Egyptenaren aanbaden hun goden van de zon, de maan en de sterrenbeelden. Ook dieren en wilde beesten behoorden tot hun voorwerpen van verering. De hindoes staan bekend om hun pantheon van goden, die in de miljoenen lopen. De Chinezen hebben altijd hun heilige bergen en hun riviergoden gehad, en door middel van voorouderverering brengen zij respect voor hun ouders tot uitdrukking. De oude druïden van de Britse Eilanden beschouwden eikebomen als heilig, en zij schonken speciale verering aan op eikebomen groeiende mistletoe. Later droegen de Grieken en de Romeinen hun deel bij; en het geloof in geesten, godheden, zielen, demonen en allerlei heilige voorwerpen raakte stevig verankerd.

17. Hoe treedt de aanbidding van het geschapene nog steeds op de voorgrond?

17 Hoewel sommige mensen in deze tijd al zulke opvattingen misschien als bijgeloof beschouwen, treft men deze denkbeelden nog steeds aan in de religieuze gebruiken die veel mensen over de hele wereld eropna houden. Sommigen geloven nog steeds dat bepaalde bergen, rivieren, grillige rotsen, oude bomen en talloze andere dingen heilig zijn, en zij aanbidden ze als voorwerpen van verering. Zij bouwen altaren, heiligdommen en tempels op deze plaatsen. De Ganges bijvoorbeeld is voor de hindoes heilig, en hun vurigste wens is om zich tijdens hun leven in deze rivier te baden en wanneer zij gestorven zijn, hun as erover te laten uitstrooien. Boeddhisten beschouwen het als een buitengewone ervaring om bij het heiligdom in Bodh Gaya (India), waar de Boeddha onder een asvattha-(vijge-)boom zijn verlichting zou hebben ontvangen, te aanbidden. Katholieken kruipen op hun knieën de trappen van de basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van Guadalupe in Mexico op, of baden zich op zoek naar miraculeuze genezing in het „heilige” water bij het heiligdom in Lourdes (Frankrijk). De verering van het geschapene in plaats van eer te schenken aan de Schepper treedt in deze tijd nog steeds sterk op de voorgrond. — Romeinen 1:25.

De opkomst van magie

18. Waartoe heeft het geloof in geesten en godheden geleid?

18 Toen de opvatting eenmaal had post gevat dat de onbezielde wereld vol was met geesten, zowel goede als kwade, leidde dit gemakkelijk tot de volgende stap — pogingen om voor het ontvangen van leiding en zegeningen met de goede in contact te treden en de boze geesten vriendelijk te stemmen. Het resultaat was de beoefening van magie, die in praktisch elke natie, zowel vroeger als nu, tot grote bloei is gekomen. — Genesis 41:8; Exodus 7:11, 12; Deuteronomium 18:9-11, 14; Jesaja 47:12-15; Handelingen 8:5, 9-13; 13:6-11; 19:18, 19.

19. (a) Wat is magie? (b) Waarom schijnt magie veel mensen geloofwaardig toe?

19 In de meest fundamentele betekenis is magie een poging van de mens om het samenstel van natuurkrachten en bovennatuurlijke krachten te beheersen of zijn wil op te leggen. Wegens onbekendheid met de werkelijke oorzaak van veel dagelijkse gebeurtenissen geloofden de mensen in vroegere samenlevingen dat het herhalen van bepaalde magische woorden of toverspreuken, of het verrichten van het een of ander ritueel, tot bepaalde gewenste resultaten zou kunnen leiden. Wat dit soort van magie geloofwaardig maakte, was dat sommige van de riten werkelijk succes hadden. Omtrent de medicijnmannen van de Mentawai-eilanden voor de westkust van Sumatra — die in wezen magiërs of tovenaars zijn — werd bijvoorbeeld bericht dat zij verrassend succes boekten met het genezen van mensen die diarree hadden. Hun magische formule was dat de lijders aan deze ziekte met hun gezicht op de grond vlak bij de rand van een steile rots moesten gaan liggen en af en toe de grond moesten likken. Waarom wierp dit goede resultaten af? De grond op de steile rotsen bevatte kaolien, de witte leem die gewoonlijk gebruikt wordt in enkele van de huidige medicijnen tegen diarree.

20. Hoe ging magie het leven van de mensen beheersen?

20 Door enkele van zulke successen vergat men al vlug alle mislukkingen en kregen de magiebeoefenaars een goede naam. Zij werden al gauw leden van de gemeenschap die met respect en hoogachting werden bejegend — priesters, hoofdmannen, sjamanen, medicijnmannen, toverdokters, mediums. Mensen kwamen bij hen met hun problemen, zoals het genezen en voorkomen van ziekte, het vinden van verloren voorwerpen, het identificeren van dieven, het afweren van boze invloeden en het toedienen van wraak. Ten slotte ontstond er een groot aantal bijgelovige praktijken en riten die zowel met deze kwesties verband hielden als met andere gebeurtenissen in het leven, zoals geboorte, volwassen worden, verloving, huwelijk, overlijden en begraven worden. De macht en het mysterie van de magie beheersten al gauw elk aspect van het leven van de mensen.

Regendansen en toverspreuken

21, 22. Wat wordt met „imitatieve magie” bedoeld? Licht dit toe.

21 Ondanks de enorme verscheidenheid die er in de magische praktijken van verschillende volken bestaat, vertonen de opvattingen die eraan ten grondslag liggen, een opmerkelijke overeenkomst. Allereerst de opvatting dat soort zijn soort voortbrengt, dat een gewenst resultaat voortgebracht kan worden door het te imiteren. Dit wordt soms imitatieve magie genoemd. Wanneer bijvoorbeeld de oogst van de Omaha-Indianen uit Noord-Amerika door te weinig regenval werd bedreigd, dansten zij rond een met water gevuld vat. Vervolgens nam een van hen een slok van het water en spuugde het in de lucht om een regenbuitje of stortregen na te bootsen. Of een man ging als een gewonde beer over de grond rollen om zich van succes in de berejacht te verzekeren.

22 Andere volken hadden uitgebreidere riten, waartoe ook gezang en offergaven behoorden. De Chinezen maakten bijvoorbeeld een grote papieren of houten draak, hun regengod, en droegen die in een processie rond, of zij haalden het beeld van hun godheid uit de tempel en zetten het in de zon zodat het de hitte kon voelen en misschien regen zou zenden. Bij het Ngoni-volk van Oost-Afrika bestaat onder andere de rite om bier uit te gieten in een pot die in een regentempel in de grond begraven is, waarna het volgende gebed wordt opgezonden: „Meester Chauta, u hebt uw hart jegens ons verhard, wat wilt u dat wij doen? Wij moeten inderdaad vergaan. Geef uw kinderen de regens, hier is het bier dat wij u gegeven hebben.” Vervolgens drinken zij de rest van het bier op. Dit wordt gevolgd door gezang en gedans en het schudden van takken die in water zijn gedoopt.

23. Hoe ontwikkelden hekserij en het betoveren van personen zich? (Vergelijk Leviticus 19:31; 20:6, 27; Deuteronomium 18:10-13.)

23 Nog een opvatting die achter magische praktijken schuilt, is dat voorwerpen die aan iemand hebben toebehoord, hem ook later nog blijven beïnvloeden. Dit leidde tot het gebruik om iemand te betoveren door iets uit te voeren met een voorwerp dat die persoon eens had toebehoord. Zelfs in de zestiende en zeventiende eeuw geloofden mensen op het vasteland van Europa en in Engeland nog in heksen en tovenaars die mensen met behulp van deze kracht schade konden berokkenen. De technieken die men hanteerde, bestonden onder andere hierin dat men een wassen poppetje van iemand maakte en daar dan naalden in stak, zijn naam op een stuk papier schreef en dat vervolgens verbrandde, een kledingstuk van hem begroef of andere dingen deed met zijn haar, afgeknipte vingernagels, zweet of zelfs met zijn uitwerpselen. De mate waarin deze en andere praktijken werden beoefend, blijkt uit het feit dat het Britse parlement in 1542, 1563 en 1604 wetten uitvaardigde waarin werd verklaard dat op hekserij de doodstraf stond. Op de een of andere manier werd deze vorm van magie door de eeuwen heen door mensen in bijna elke natie beoefend.

Toekomstvoorspelling uit voortekens

24. (a) Wat is waarzeggerij? (b) Hoe beoefenden de Babyloniërs waarzeggerij?

24 Vaak wordt van magie gebruik gemaakt om verborgen inlichtingen aan het licht te brengen of door middel van voortekens in de toekomst te kijken. Dit staat bekend als waarzeggerij, waar de Babyloniërs beroemd om waren. Volgens het boek Magic, Supernaturalism, and Religion „waren zij meesters in de kunst van vooruitziendheid, het voorspellen van de toekomst uit de levers en ingewanden van geslachte dieren, uit vuur en rook en uit de schittering van edelstenen; zij voorzeiden gebeurtenissen aan de hand van het geruis van bronnen en de vorm van planten. . . . Atmosferische tekens, regen, wolken, wind en bliksem werden uitgelegd als voortekens; het kraken van meubilair en houten panelen was een voorbode van toekomstige gebeurtenissen. . . . Vliegen en andere insekten, alsook honden, brachten occulte boodschappen over.”

25. Hoe gaven Ezechiël en Daniël te kennen dat er in het oude Babylon waarzeggerij werd beoefend?

25 In het bijbelboek Ezechiël wordt bericht dat bij één militaire veldtocht „de koning van Babylon [stilstond] op de tweesprong, aan het boveneinde van de twee wegen, om zijn toevlucht te nemen tot waarzeggerij. Hij heeft de pijlen geschud. Hij heeft gevraagd met behulp van de terafim; hij heeft de lever bezien” (Ezechiël 21:21). Bezweerders, tovenaars en magie-beoefenende priesters behoorden ook tot de officiële staf van het Babylonische hof. — Daniël 2:1-3, 27, 28.

26. Wat was één vorm van waarzeggerij die onder de Grieken populair was?

26 Mensen uit andere, zowel oosterse als westerse, natiën liefhebberden ook in vele vormen van waarzeggerij. De Grieken raadpleegden hun orakels met betrekking tot zowel belangrijke politieke gebeurtenissen als gewone privé-aangelegenheden zoals huwelijk, reizen en kinderen. Het beroemdst was het orakel van Delphi. De naar men dacht van de god Apollo afkomstige antwoorden werden via de priesteres, of Pythia, in onsamenhangende klanken verschaft en door de priesters vertolkt in verzen die voor meer dan één uitleg vatbaar waren. Een klassiek voorbeeld was het volgende antwoord dat gegeven werd aan Croesus, de koning van Lydië: „Als Croesus de Halys oversteekt, zal hij een machtig rijk vernietigen.” Het machtige rijk dat vernietigd werd, bleek zijn eigen rijk te zijn. Toen Croesus de Halys overstak om Kappadócië binnen te vallen, werd hij door Cyrus de Pers verslagen.

27. In welke mate hielden de Romeinen zich met waarzeggerij bezig?

27 In het Westen bereikte de kunst van waarzeggerij een hoogtepunt bij de Romeinen, in wier leven voortekens een belangrijke rol speelden bij vrijwel alles wat zij deden. Mensen uit alle lagen van de bevolking geloofden in astrologie, toverij, talismans, toekomstvoorspelling en vele andere vormen van waarzeggerij. En volgens een autoriteit op het gebied van de Romeinse geschiedenis, Edward Gibbon, „werden de verscheidene vormen van aanbidding die in de Romeinse wereld in zwang waren, door het volk allemaal als even juist beschouwd”. De beroemde staatsman en redenaar Cicero was een expert op het gebied van het zoeken naar voortekens in de vlucht van vogels. De Romeinse geschiedschrijver Petronius merkte op dat te oordelen naar de grote hoeveelheid religies en culten in sommige Romeinse steden, er meer goden dan mensen gewoond moeten hebben.

28. Hoe beoefenden de Chinezen in de oudheid waarzeggerij?

28 In China zijn bij opgravingen meer dan 100.000 orakelbeenderen en -schelpen uit het tweede millennium v.G.T. (de Sjang-dynastie) gevonden. Ze werden door de Sjang-priesters gebruikt bij het zoeken naar goddelijke leiding voor alles, van het weer tot het ondernemen van militaire acties toe. De priesters griften in een oud schrift vragen op deze beenderen. Vervolgens verhitten zij de beenderen en bekeken de optredende barstjes en griften de antwoorden op dezelfde beenderen. Naar de mening van sommige geleerden heeft het Chinese schrift zich uit deze oude inscripties ontwikkeld.

29. Welk principe van de waarzeggerij wordt in de I-tjing uiteengezet?

29 De bekendste oude Chinese verhandeling over waarzeggerij is de I-tjing (Het boek der veranderingen), een handboek dat in de twaalfde eeuw v.G.T. door de eerste twee Tsjow-keizers, Wen Wang en Tsjow Koeng, geschreven zou zijn. Daarin staan uitvoerige verklaringen over de wisselwerking tussen de twee tegengestelde krachten jin en jang (donker-licht, negatief-positief, vrouwelijk-mannelijk, maan-zon, aarde-hemel, enzovoort), waarvan veel Chinezen nog steeds geloven dat ze de principes zijn waardoor alle aangelegenheden van het leven worden beheerst. Het presenteert het beeld dat alles voortdurend aan verandering onderhevig is en niets bestendig is. Om bij welke onderneming maar ook succes te hebben, moet men zich bewust zijn van en in overeenstemming handelen met alle veranderingen van het ogenblik. Derhalve stellen mensen vragen en werpen zij het lot en wenden zich dan tot de I-tjing voor antwoorden. Door de eeuwen heen is de I-tjing de basis geweest voor allerlei toekomstvoorspellingen, geomantiek en andere vormen van waarzeggerij in China.

Van astronomie tot astrologie

30. Beschrijf de ontwikkeling van de vroege astronomie.

30 De ordelijke beweging van de zon, de maan, de sterren en de planeten fascineert de mensen op aarde reeds lang. Sterrencatalogussen die teruggaan tot 1800 v.G.T. zijn in Mesopotamië ontdekt. Op grond van de daarin vervatte informatie konden de Babyloniërs veel astronomische gebeurtenissen voorspellen, zoals maansverduisteringen, het opkomen en ondergaan van sterrenbeelden, en bepaalde bewegingen van de planeten. Ook de Egyptenaren, Assyriërs, Chinezen, Indiërs, Grieken, Romeinen en andere oude volken observeerden de hemel en hielden gedetailleerde gegevens bij van astronomische gebeurtenissen. Aan de hand van deze gegevens stelden zij hun kalenders op en regelden zij hun jaarlijkse activiteiten.

31. Hoe werd uit de astronomie de astrologie geboren?

31 Op grond van de astronomische waarnemingen werd opgemerkt dat bepaalde gebeurtenissen op aarde schenen samen te vallen met bepaalde gebeurtenissen aan de hemel. De wisseling der jaargetijden volgde bijvoorbeeld precies de beweging van de zon, eb en vloed correspondeerden met de fase van de maan, de jaarlijkse overstroming van de Nijl trad altijd op na het weer zichtbaar worden van Sirius, de helderste ster. De voor de hand liggende conclusie was dat de hemellichamen een belangrijke rol speelden bij het teweegbrengen van deze en andere gebeurtenissen op aarde. In feite noemden de Egyptenaren Sirius de Brenger van de Nijl. De veronderstelling dat de sterren invloed uitoefenden op gebeurtenissen op aarde, leidde al snel tot de gedachte dat men zich voor toekomstvoorspellingen op de hemellichamen kon verlaten. Aldus werd uit de astronomie de astrologie geboren. Weldra bevonden zich aan het hof van koningen en keizers officiële astrologen, die in verband met belangrijke nationale aangelegenheden de sterren raadpleegden. Maar ook het gewone volk zag naar de sterren op om te weten te komen of het hun persoonlijk goed zou gaan.

32. Op welke manieren beoefenden de Babyloniërs astrologie?

32 Wederom komen de Babyloniërs in het beeld. Zij beschouwden de sterren als de hemelse woonplaatsen van de goden, zoals de tempels hun aardse woonplaatsen waren. Hieruit ontstond niet alleen het denkbeeld om de sterren in sterrenbeelden te groeperen, maar ook de opvatting dat storingen aan de hemel, zoals verduisteringen of het verschijnen van bepaalde heldere sterren of kometen, een voorbode waren van leed en oorlog op aarde. Onder de archeologische vondsten in Mesopotamië werden honderden aan de koningen uitgebrachte rapporten van astrologen aangetroffen. In sommige hiervan stond bijvoorbeeld dat een op komst zijnde maansverduistering een teken was dat een bepaalde vijand verslagen zou worden of dat de verschijning van een bepaalde planeet in een bepaald sterrenbeeld een voorbode was van „grote gramschap” op aarde.

33. Wat zei Jesaja over de Babylonische „sterrenkijkers”?

33 Hoezeer de Babyloniërs zich op deze vorm van waarzeggerij verlieten, kan verder worden opgemaakt uit de honende woorden die de profeet Jesaja tot hen richtte toen hij de vernietiging van Babylon voorzei: „Houd maar aan met uw bezweringen en met de veelheid van uw toverijen, waarmee gij u hebt afgesloofd van uw jeugd af . . . Laten zij nu opstaan en u redden, de aanbidders van de hemel, de sterrenkijkers, zij die bij de nieuwe manen kennis meedelen betreffende de dingen die over u zullen komen.” — Jesaja 47:12, 13.

34. Wie waren de „magiërs” die het kind Jezus kwamen opzoeken?

34 Vanuit Babylon werd de astrologie naar Egypte, Assyrië, Perzië, Griekenland, Rome en Arabië overgebracht. In het Oosten hadden de hindoes en de Chinezen ook hun uitvoerige, op astrologie gebaseerde systemen. De „magiërs” die volgens het verslag van de evangelist Matthéüs het kind Jezus kwamen opzoeken, waren „astrologen uit oostelijke streken” (Matthéüs 2:1, 2). Naar de mening van sommige bijbelgeleerden behoorden deze astrologen wellicht tot de Chaldeeuwse en Medo-Perzische astrologische school in Parthia, dat een provincie van Perzië was geweest en later het onafhankelijke Parthische Rijk werd.

35. Welke ontwikkelingen vonden in de astrologie plaats vanaf de tijd van de Grieken?

35 Het waren echter de Grieken die de astrologie ontwikkelden tot de vorm waarin ze tegenwoordig wordt beoefend. In de tweede eeuw G.T. bracht Claudius Ptolemaeus, een Griekse astronoom in Alexandrië (Egypte), al de bestaande astrologische informatie bijeen in vier boeken, de Tetrabiblos genaamd, die tot op heden als basistekst voor de astrologie hebben gediend. Hieruit ontwikkelde zich wat gewoonlijk natale astrologie wordt genoemd, dat is een systeem op grond waarvan iemands toekomst kan worden voorspeld door een studie te maken van zijn geboortehoroscoop — een schematische tekening die de stand van de zon, de maan, de planeten en de tekens van de dierenriem aangeeft op het moment en vanaf de plaats van iemands geboorte.

36. Waaruit blijkt dat de astrologie aanzien had gekregen?

36 Tegen de veertiende en vijftiende eeuw was de astrologie alom aanvaard in het Westen. Universiteiten doceerden astrologie als een tak van de wetenschap, waarvoor een goede beheersing van talen en wiskunde vereist waren. Astrologen werden als geleerden beschouwd. De geschriften van Shakespeare staan vol met zinspelingen op astrologische invloeden op de menselijke aangelegenheden. Elk koninklijk hof en veel edelmannen hielden er privé-astrologen op na die snel geraadpleegd konden worden. Bijna niets werd ondernomen — hetzij oorlogen, bouwactiviteiten, zakelijke transacties of reizen — zonder eerst de sterren te hebben geraadpleegd. De astrologie had aanzien gekregen.

37. Welke uitwerking heeft de vooruitgang van de wetenschap op de astrologie gehad?

37 Ook al heeft het werk van astronomen als Copernicus en Galilei, alsmede de vooruitgang van het wetenschappelijk onderzoek, de astrologie als erkende wetenschap ernstig in diskrediet gebracht, toch is ze tot op deze dag blijven bestaan. (Zie kader op blz. 85.) Op zowel staatshoofden als de gewone man, of zij nu afkomstig zijn uit natiën met een hoog ontwikkelde technologie of uit afgelegen dorpjes in ontwikkelingslanden, oefent deze mysterieuze kundigheid, die door de Babyloniërs is geïntroduceerd, door de Grieken is ontwikkeld en door de Arabieren verder is uitgewerkt, in deze tijd nog steeds een aanzienlijke invloed uit.

Levenslot geschreven op het gelaat en in de handpalm

38. Wat heeft tot verdere vormen van waarzeggerij geleid die verband houden met de menselijke hand en het menselijk gelaat?

38 Mocht het naar de hemel kijken voor het verkrijgen van voortekens omtrent de toekomst iemand ongrijpbaar toeschijnen, dan staan degenen die in de kunst van waarzeggerij liefhebberen rechtstreeksere en gemakkelijker toegankelijke middelen ter beschikking. De Zohar, of Sefer ha-zohar (Hebreeuws: Het boek der lichtglans), een dertiende-eeuwse tekst van het joodse mysticisme, verklaarde: „Op het firmament waardoor de wereld wordt omsloten, zien wij veel figuren die door de sterren en de planeten worden gevormd. Ze onthullen verborgen dingen en diepe mysteries. Insgelijks zijn er op onze huid, waardoor het menselijk wezen wordt omsloten, vormen en lijnen die de sterren van ons lichaam zijn.” Deze filosofie leidde tot verdere vormen van waarzeggerij of toekomstvoorspelling, waarbij het gelaat en de handpalm onderzocht worden op tekens die iets omtrent de toekomst onthullen. Zowel in het Oosten als in het Westen zijn zulke praktijken nog steeds wijdverbreid. Maar het is duidelijk dat de oorsprong ervan in astrologie en magie geworteld is.

39. Wat is fysiognomiek, en hoe is ze toegepast?

39 Fysiognomiek is toekomstvoorspelling uit de gelaatstrekken, zoals de vorm van de ogen, de neus, de tanden en de oren. In Straatsburg publiceerde een zekere Joh. Ab Indagine in 1531 een boek over het onderwerp, waarin hij levendige gravures van gezichten met verschillende vormen van ogen, neus, oren, enzovoort had opgenomen, samen met zijn uitleggingen ervan. Het is interessant dat hij de woorden van Jezus Christus in Matthéüs 6:22: „Wanneer dan uw oog zuiver is, zal uw hele lichaam licht zijn”, als basis aanhaalde voor de bewering dat grote, stralende en ronde ogen op rechtschapenheid en een goede gezondheid duidden, terwijl ingezonken en kleine ogen een teken van afgunst, boosaardigheid en achterdocht waren. In een soortgelijk boek, Compendium of Physiognomy, uitgegeven in 1533, beweerde de schrijver Bartholomaeus Cocles dat grote en ronde ogen op een wispelturig en lui persoon duidden.

40. (a) Wat is chiromantie? (b) Hoe beriep men zich ter ondersteuning van de chiromantie op de bijbel?

40 Volgens waarzeggers weerspiegelt de hand, direct na het hoofd, meer dan enig ander lichaamsdeel de krachten van boven. Daarom is het lezen van de lijnen van de hand om iemands karakter en levenslot vast te stellen, nog een populaire vorm van waarzeggerij — chiromantie, gewoonlijk eenvoudig handlijnkunde genoemd. Chiromantiebeoefenaars uit de middeleeuwen zochten in de bijbel naar ondersteuning voor hun kunst. Zij droegen daarvoor verzen aan als: „Hij [verzegelt] de hand van ieder mens, opdat Hij kent al de lieden van Zijn werk” en: „Lengte van dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer” (Job 37:7; Spreuken 3:16, SV). De bergen of welvingen van de handpalm werden ook beschouwd omdat men dacht dat ze de planeten voorstelden en derhalve iets over de persoon en zijn toekomst onthulden.

41. Hoe beoefenen mensen in de Oriënt waarzeggerij?

41 Toekomstvoorspelling door de trekken van het gelaat en de kenmerken van de hand te bestuderen, is enorm populair in de Oriënt. Behalve de professionele handlezers en gelaatkenners en adviseurs die hun diensten aanbieden, zijn er amateurs en doe-het-zelvers in overvloed omdat boeken en publikaties op elk niveau overal beschikbaar zijn. Mensen liefhebberen vaak bij wijze van amusement in handlijnkunde, doch vele vatten zulke zaken serieus op. Over het algemeen stellen mensen zich echter zelden tevreden met slechts één vorm van waarzeggerij. Wanneer zij met ernstige problemen of belangrijke beslissingen worden geconfronteerd, gaan zij naar hun boeddhistische, tauïstische, sjintô- of andere tempel om navraag bij de goden te doen, vervolgens naar een astroloog om de sterren te raadplegen, dan naar een waarzegger om hun hand te laten lezen en hun gelaat te laten bekijken, waarna zij ten slotte thuis nog eens bij hun overleden voorouders te rade gaan. Ergens hopen zij een antwoord te krijgen dat hun passend lijkt.

Slechts onschuldig vermaak?

42. Waartoe heeft het natuurlijke verlangen van de mensen om de toekomst te weten te komen, hen geleid?

42 Iedereen bezit het natuurlijke verlangen te willen weten wat de toekomst zal brengen. Het verlangen om gelukkig te zijn en te vermijden wat schadelijk zou kunnen zijn, is ook algemeen. Daarom hebben mensen door de eeuwen heen voor leiding naar geesten en godheden opgezien. Hierdoor raakten zij betrokken bij spiritisme, magie, astrologie en andere bijgelovige praktijken. Mensen in het verleden droegen amuletten en talismans om zich te beschermen, en zij wendden zich tot medicijnmannen en sjamanen voor genezing. Mensen in deze tijd dragen nog steeds medaillons van de „heilige” Christophorus of geluksamuletten, en zij hebben hun seances, Ouijaborden, kristallen bollen, horoscopen en tarotkaarten. Op het gebied van spiritisme en bijgeloof schijnt de mensheid weinig veranderd te zijn.

43. (a) Hoe denken velen over spiritisme, magie en waarzeggerij? (b) Welke vragen over bijgelovige praktijken moeten beantwoord worden?

43 Veel mensen beseffen natuurlijk dat al deze dingen niets anders dan bijgelovigheden zijn en dat ze geen werkelijke basis hebben. En misschien voegen zij hieraan toe dat zij het alleen maar voor de aardigheid doen. Anderen beweren zelfs dat magie en waarzeggerij werkelijk nuttig zijn, omdat ze mensen die zich anders te veel zouden laten afschrikken door de hinderpalen die er op hun levensweg liggen, psychische zekerheid verschaffen. Maar is dit alles slechts onschuldig vermaak of een psychische oppepper? Wat is feitelijk de bron van de spiritistische en magische praktijken die wij in dit hoofdstuk hebben beschouwd alsook van de vele andere praktijken waarvan wij geen gewag hebben gemaakt?

44. Wat kan er in de grond der zaak gezegd worden over de basis van al zulke praktijken?

44 Tijdens het onderzoek van de verscheidene aspecten van spiritisme, magie en waarzeggerij hebben wij opgemerkt dat ze nauw verband houden met het geloof in overleden zielen en het bestaan van goede en kwade geesten. In de grond der zaak is het geloof in geesten, magie en waarzeggerij dus gebaseerd op een in de leer van een onsterfelijke menselijke ziel gewortelde vorm van polytheïsme. Is dit een deugdelijke basis waarop men zijn religie kan gronden? Zou u een aanbidding die op zo’n grondslag rust, aanvaardbaar vinden?

45. Met welke vraag betreffende aan afgoden geofferd voedsel werden de eerste-eeuwse christenen geconfronteerd?

45 De christenen in de eerste eeuw werden met dezelfde vragen geconfronteerd. Zij waren omringd door de Grieken en Romeinen met hun vele goden en godheden alsook hun bijgelovige riten. Eén rite hield in dat men voedsel aan afgoden offerde en er dan in gemeenschap met hen van at. Zou iemand die de ware God liefhad en hem wilde behagen, aan zulke riten kunnen deelnemen? Merk op hoe de apostel Paulus die vraag beantwoordde.

46. Wat geloofden Paulus en de vroege christenen omtrent God?

46 „Wat nu het eten van voedsel betreft dat aan afgoden is geofferd, wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen God is dan één. Want ook al zijn er die ’goden’ worden genoemd, hetzij in de hemel of op aarde, zoals er vele ’goden’ en vele ’heren’ zijn, in werkelijkheid is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en wij voor hem” (1 Korinthiërs 8:4-6). Voor Paulus en de eerste-eeuwse christenen was de ware religie niet de aanbidding van vele goden, geen polytheïsme, maar de toewijding aan slechts „één God, de Vader,” wiens naam met de volgende woorden in de bijbel wordt onthuld: „Opdat men weet dat gij, wiens naam Jehovah is, gij alleen de Allerhoogste zijt over heel de aarde.” — Psalm 83:18.

47. Hoe onthulde Paulus de ware identiteit van de ’goden en heren in de hemel of op aarde’?

47 Wij dienen echter op te merken dat hoewel de apostel Paulus zei dat „een afgod niets is”, hij niet zei dat de „goden” en „heren” tot wie de mensen zich met hun magie, waarzeggerij en offers wendden, niet bestonden. Waar gaat het dan om? Paulus maakte dit later in dezelfde brief duidelijk toen hij schreef: „Maar ik zeg dat de dingen die de natiën slachtofferen, zij aan demonen slachtofferen en niet aan God” (1 Korinthiërs 10:20). Ja, via hun goden en heren aanbaden de natiën in werkelijkheid de demonen — engelen of geestelijke schepselen die tegen de ware God in opstand waren gekomen en zich bij hun leider, Satan de Duivel, hadden aangesloten. — 2 Petrus 2:4; Judas 6; Openbaring 12:7-9.

48. Welk gevaar van de zijde van het occulte bestaat in deze tijd nog steeds, en hoe kunnen wij het uit de weg gaan?

48 Vaak hebben mensen medelijden met de zogeheten primitieve volken die door hun bijgelovigheden en angsten in slavernij werden gehouden. Zij zeggen dat zij walgen van de bloedige offers en barbaarse riten. En terecht. Toch horen wij tot op deze dag nog steeds van vodou, satansculten, ja zelfs van mensenoffers. Dit mogen dan extreme gevallen zijn, niettemin wordt er door gedemonstreerd dat de belangstelling voor het occulte nog steeds sterk leeft. Het begint misschien met ’onschuldig vermaak’ en nieuwsgierigheid, maar vaak leidt het tot tragedie en de dood. Hoe wijs is het acht te slaan op de bijbelse waarschuwing: „Houdt uw zinnen bij elkaar, weest waakzaam. Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden.” — 1 Petrus 5:8; Jesaja 8:19, 20.

49. Wat zal in de volgende hoofdstukken van dit boek aan een onderzoek worden onderworpen?

49 Nu wij de oorsprong van religie, de vele verschillende oude mythologieën en de verscheidene vormen van spiritisme, magie en bijgeloof hebben beschouwd, zullen wij onze aandacht vervolgens richten op de meer ’officiële’ grote religies der wereld — het hindoeïsme, boeddhisme, tauïsme, confucianisme, sjintô, jodendom, de kerken der christenheid en de islam. Hoe zijn ze ontstaan? Wat leren ze? Welke invloed hebben ze op hun aanhangers? Deze en andere vragen zullen in de volgende hoofdstukken besproken worden.

[Studievragen]

[Inzet op blz. 76]

Sommige magische riten schenen te werken

[Kader op blz. 85]

Is astrologie wetenschappelijk?

De astrologie stelt dat de zon, de maan, de sterren en de planeten de aangelegenheden op aarde kunnen beïnvloeden en dat de configuratie (de onderlinge stand) van deze hemellichamen op het moment van iemands geboorte een rol speelt in iemands leven. Wetenschappelijke ontdekkingen plaatsen de astrologie echter voor enorme uitdagingen:

▪ Het werk van astronomen als Copernicus, Galilei en Kepler heeft duidelijk aangetoond dat de aarde niet het centrum van het heelal is. Het is thans ook bekend dat de sterren die in een sterrenbeeld lijken te staan, vaak niet werkelijk een groep vormen. Sommige ervan staan misschien ver weg in de ruimte, terwijl andere betrekkelijk dichtbij kunnen staan. De zodiakale eigenschappen van de verschillende sterrenbeelden zijn dan ook puur denkbeeldig.

▪ De planeten Uranus, Neptunus en Pluto waren bij de oude astrologen onbekend, want ze werden pas ontdekt na de uitvinding van de telescoop. Hoe werd hun „invloed” dan verantwoord in de horoscopen die eeuwen voordien werden getekend? Waarom zou bovendien de „invloed” van de ene planeet „goed” zijn en van een andere „slecht”, terwijl de wetenschap thans weet dat alle planeten in de grond der zaak in de ruimte suizende hemellichamen zijn die uit levenloos rotsgesteente of uit gassen bestaan?

▪ De erfelijkheidsleer vertelt ons dat de basis van onze karaktereigenschappen niet bij de geboorte wordt gevormd maar bij de bevruchting, wanneer een van de miljoenen spermacellen van de vader zich verenigt met de eicel van de moeder. Niettemin gaat de astrologie bij het trekken van iemands horoscoop uit van het moment van de geboorte. Dit verschil van ongeveer negen maanden zou iemand, in astrologische termen uitgedrukt, een volkomen ander persoonlijkheidsprofiel geven.

▪ Het tijdstip waarop de zon zich door de verschillende sterrenbeelden beweegt, gezien door een waarnemer op aarde, ligt thans ongeveer een maand later dan 2000 jaar geleden, toen de astrologen hun indeling en tabellen maakten. Volgens de astrologie zou iemand die eind juni of begin juli is geboren, dus een Kreeft zijn (uiterst gevoelig, humeurig, gereserveerd). In feite echter staat de zon op dat tijdstip in het sterrenbeeld Tweelingen, zodat de persoon in kwestie mededeelzaam, geestig en een gezellige prater zou moeten zijn.

Het is duidelijk dat de astrologie geen logische of wetenschappelijke grond heeft om op te staan.

[Illustraties op blz. 71]

Gebroken spiegels, zwarte katten en sommige getallen zijn een basis voor bijgelovigheden. Het Chinese letterteken voor „vier” klinkt in het Chinees en Japans als „dood”

[Illustraties op blz. 74]

Links de basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van Guadalupe (Mexico), waar katholieken om miraculeuze genezingen bidden.

Rechts Stonehenge (Engeland), waar de oude druïden de zon zouden hebben aanbeden

[Illustratie op blz. 80]

Sommige mensen raadplegen sjamanen en toverdokters

[Illustraties op blz. 81]

Anderen hebben hun seances, Ouijaborden, kristallen bollen, tarotkaarten en waarzeggers

[Illustraties op blz. 82]

Waarzeggerij in de Oriënt, met behulp van inscripties op schildpadschilden en het jin-jang-symbool, gaat ver terug in de geschiedenis

[Illustraties op blz. 87]

Veel mensen raadplegen horoscopen in de mening dat de stand van de zon, de maan, de planeten en de sterren op het moment van iemands geboorte zijn leven beïnvloedt

[Illustraties op blz. 90]

Door een orakelstokje uit de houder te schudden, krijgt de aanbidder een boodschap en een uitleg