Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Communicatie met het geestenrijk

Communicatie met het geestenrijk

Hoofdstuk 13

Communicatie met het geestenrijk

Waarom dienen wij belangstelling te hebben voor communicatie met de Schepper? (1-3)

„DE MENS heeft een sterke drang tot communicatie.” Met die woorden begon in het boek Machines een hoofdstuk over de radio. Via de radio kunnen wij met mensen in alle delen van de aarde spreken of zelfs berichten van astronauten uit de ruimte ontvangen.

2 Radiocommunicatie is nu aanvaard als iets wat bij het dagelijkse leven behoort. Maar veel mensen negeren of hebben een verkeerd begrip van een belangrijker soort van communicatie — die met het geestenrijk.

MET DE SCHEPPER SPREKEN

3 Eeuwen voordat de radio werd uitgevonden, schreef koning David:

„Leen toch aan mijn woorden het oor, o Jehovah . . . Schenk toch aandacht aan het geluid van mijn hulpgeschreeuw, o mijn Koning en mijn God, want tot u bid ik.” — Psalm 5:1, 2.

Schijnt het u niet redelijk toe dat indien de hoogste intelligentie in het universum dit zou wensen, hij ’het oor kan lenen’ aan onze gebeden? En is het van onze zijde niet verstandig om hulp te zoeken bij God, die ons de allerbeste leiding kan geven? — Psalm 65:2.

Wat is noodzakelijk voor aanvaardbare gebeden? (1 Petrus 3:12) (4, 5)

4 Voor radiocommunicatie zijn een zender en een ontvanger nodig. Maar wat hebben wij nodig om Jehovah in gebed te benaderen? Het eerste vereiste is geloof. „Wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken” (Hebreeën 11:6). Ook moet men afgestemd zijn op Gods morele maatstaven. Anders luistert God niet, net zo min als een oprecht persoon naar een aanstootgevend radioprogramma luistert. — 1 Johannes 3:22; Jesaja 1:15.

5 Jehovah heeft geen strakke regels voor aanvaardbare gebeden opgesteld. Of u nu hardop of stil bidt, hij kan u „horen”. U kunt bidden terwijl u staat, zit, knielt of in bed ligt (1 Samuël 1:12, 13; 1 Koningen 8:54). Het is niet nodig speciale woorden of religieuze taal te gebruiken. Het gaat om oprechtheid en een nederige geest. Merk eens op hoe Jezus dit in Lukas 18:10-14 illustreerde.

Wat kunnen wij uit de bijbel leren omtrent de aard van onze gebeden? (6-8)

6 Individueel kunnen wij Jehovah op elk willekeurig tijdstip in gebed naderen. Hij schept echter ook behagen in gezamenlijke gebeden, zoals gebeden die door een gemeente van christenen worden opgezonden. Sommigen die nog nooit zelf hadden gebeden, hebben door naar de gebeden op de gemeentevergaderingen te luisteren, geleerd hoe zij zich van deze uiterst belangrijke vorm van communicatie kunnen bedienen. Ook gezinnen kunnen gezamenlijk bidden en dienen dit feitelijk te doen. Eén gelegenheid is bij de maaltijden, in navolging van het voorbeeld van Jezus, die God dankte voor het voedsel dat hij beschikbaar had gesteld. — Markus 8:6.

7 Misschien kent u wel mensen die hebben gebeden, maar die klagen dat zij geen antwoord krijgen. Hoe komt dit? Christus zei tot zijn volgelingen: „Indien gij de Vader om iets vraagt, zal hij het u in mijn naam geven.” Wij kunnen alleen door bemiddeling van Jezus Christus, en door niemand anders, tot God naderen. Zou het probleem soms kunnen zijn dat dit vereiste over het hoofd is gezien? (Johannes 16:23; 14:6) Wat bedoelde Jezus bovendien met „iets”? De apostel Johannes toont aan dat dit „iets” ’in overeenstemming met Jehovah’s wil’ moet zijn. Wij zouden nauwelijks verwachten dat een rechtvaardige God naar gebeden zou luisteren die met een verkeerd, immoreel of hebzuchtig oogmerk worden opgezonden (1 Johannes 5:14). Toch bidden velen erom vlug rijk te worden of macht over anderen te krijgen. Het is dan ook geen wonder dat God zulke gebeden niet verhoort. Pas nadat wij God om zulke belangrijke aangelegenheden hebben gevraagd als het geschieden van zijn wil op aarde, zullen wij onze gerechtvaardigde, persoonlijke behoeften aan hem kenbaar maken. — Matthéüs 6:9-11.

8 Het gebed stelt ons in de gelegenheid om met God te spreken als met een liefdevolle vader en hem onze vreugden, onze zorgen en behoeften kenbaar te maken. Als u dit nog niet geregeld hebt gedaan, stel het dan niet uit. Het zal u veel vrede des geestes en geluk schenken in een vertrouwelijke verhouding tot God te staan en op elk willekeurig tijdstip met hem te kunnen spreken. U kunt uw hart bij God uitstorten, want hij heeft belangstelling voor u. — Psalm 86:1-6; Filippenzen 4:6, 7.

ANTWOORD VANUIT HET GEESTENRIJK

Hoe kunnen wij van God een antwoord krijgen? (9, 10)

9 Een van de belangrijkste onderwerpen van onze gebeden dient het verzoek om van God afkomstige wijsheid en leiding te zijn (Psalm 27:11; 119:34-36; Jakobus 1:5). Op welke wijze zal God antwoorden? In de oudheid bracht hij zo nu en dan mondelinge boodschappen over. Hij sprak dan door bemiddeling van engelen of menselijke profeten. Maar de apostel Paulus zegt dat God nu „tot ons [heeft] gesproken door bemiddeling van een Zoon”, wiens leringen en levenspatroon in de bijbel worden uiteengezet (Hebreeën 1:1, 2; 2:1-3; Johannes 20:31). In plaats van te verwachten dat God persoonlijk tot ons spreekt, dienen wij ons dus voor hulp tot het middel te wenden dat hij verkozen heeft te gebruiken, namelijk de bijbel. Met dit in gedachten dienen wij niet slechts om leiding te bidden, maar ook ijverig zijn Woord te bestuderen (Spreuken 2:1-5). Bovendien kunnen wij hulp krijgen van toegewijde christenen. — 2 Timótheüs 2:1, 2.

10 God kan onze gebeden ook verhoren doordat hij ons persoonlijk door middel van zijn geest helpt. Op deze wijze helpt hij christenen zijn Woord te begrijpen en toe te passen (Johannes 16:7-13). David bad: „Leer mij uw wil te doen . . . Uw geest is goed; moge die mij geleiden in het land der oprechtheid.” — Psalm 143:10.

ZIJN ER BOZE GEESTEN IN HET GEESTENRIJK?

Hoe kunnen wij weten dat Satan bestaat? En hoe is hij ontstaan? (11-15)

11 Volgens de bijbel zijn Jehovah, zijn Zoon en de engelen niet de enigen die in het geestenrijk bestaan. Met dezelfde mate van betrouwbaarheid wordt in dit boek ook aangetoond dat er intelligente geesten bestaan die thans zeer goddeloos zijn, namelijk Satan en zijn demonen.

12 Sommigen menen dat „de Duivel” slechts een overblijfsel is van een oud bijgeloof of een oude mythe. Anderen denken dat wanneer de bijbel over „Satan” spreekt, hiermee op een beginsel van kwaad wordt gedoeld.

13 In Matthéüs 4:1-11 wordt ons echter verteld hoe Satan Jezus bij een bepaalde gelegenheid aan drie zeer specifieke verzoekingen blootstelde. Stellig kan de hier genoemde Satan geen betrekking hebben op een beginsel van kwaad dat zich in Jezus bevond, want de Zoon van God is vrij van kwaad en zonde (Hebreeën 7:26; 1:8, 9). Neen, Satan is een werkelijke persoon. Dit wordt ook bevestigd door het verslag in Job 1:6-12.

14 Maar hoe is Satan dan ontstaan? Wij weten dat Jehovah de Schepper van alle dingen is en dat ’zijn activiteit volmaakt is’ (Deuteronomium 32:4; Openbaring 4:11). Satan moet dus eens een oprecht, door Jehovah geschapen geestelijk schepsel zijn geweest. Hoe is hij dan verdorven geworden? Jakobus 1:14, 15 geeft ons een sleutel:

„Een ieder wordt beproefd doordat hij door zijn eigen begeerte meegetrokken en verlokt wordt. Vervolgens baart de begeerte, als ze vruchtbaar is geworden, zonde.”

15 Uit datgene wat onder mensen gebeurt, weten wij dat zelfs iemand die een vertrouwenspositie bekleedt, de mogelijkheid kan zien om misbruik van een situatie te maken ten einde meer macht te krijgen. Het schijnt dat dit met een van Gods engelen is gebeurd. Dit geestelijke schepsel, dat een vrije wil bezat, verkoos een heilloze weg in te slaan. Misschien dacht hij wel dat hij als God kon worden en mensen achter zich aan kon trekken. Klaarblijkelijk gebeurde er iets wat overeenkwam met de ervaring van een koning van Tyrus, zoals in Ezechiël 28:1-19 wordt verhaald. Deze man verkeerde in een begunstigde positie met betrekking tot het oude Israël, maar hij werd opgeblazen van trots, hetgeen zijn ondergang tot gevolg had. Insgelijks leidde trots tot de ondergang van degene die zichzelf tot Satan, een tegenstrever van God, had gemaakt.

In welk opzicht is het nuttig dat wij weten dat Satan en de demonen bestaan? (16, 17)

16 Wanneer wij weten dat Satan bestaat, krijgen wij ook een duidelijker begrip van de gebeurtenissen in de Hof van Eden die tot gevolg hadden dat wij onvolmaakte, zondige mensen zijn, die met ziekte en de dood te kampen hebben. Met zijn bovenmenselijke intelligentie gebruikte Satan een slang om Eva een leugenachtig, noodlottig voorstel te doen (Genesis 3:1-5). Bijgevolg wordt Satan in Openbaring 12:9 „de oorspronkelijke slang” genoemd. En Jezus zei over hem dat hij ’niet vaststond in de waarheid’, maar „de vader van de leugen” en een „doodslager” werd. — Johannes 8:44.

17 Satan is niet het enige geestelijke schepsel dat in opstand kwam. De geschiedenis in Genesis 6:1-3 verklaart dat in Noachs dagen sommige engelen — misschien aangespoord door Satans opstand — een menselijk lichaam aannamen om zich aan seksueel genot met vrouwen over te geven. Dit was tegennatuurlijk en verdorven (Judas 6, 7). Toen God door een wereldomvattende vloed de goddeloosheid op aarde uitroeide, keerden deze ongehoorzame engelen naar het geestenrijk terug. Maar zij stonden nu als demonen aan Satans zijde (2 Petrus 2:4, 5). De bekende Griekse en Romeinse mythologieën omtrent goden die dan weer eens in de hemel en dan weer op aarde waren, zijn wellicht verdraaiingen van de in de bijbel vermelde feiten omtrent de ongehoorzame engelen.

GODDELOZE INVLOED VANUIT HET GEESTENRIJK

Op welke wijze hebben goddeloze geesten invloed op mensen uitgeoefend? (2 Korinthiërs 11:13-15) (18-20)

18 De goddeloze geesten zijn niet in ons welzijn geïnteresseerd, maar zijn eropuit om mensen te bedriegen en te misleiden en hen van God af te trekken. De apostel Paulus noemde Satan „de god van dit samenstel van dingen”, die „de geest van de ongelovigen heeft verblind” opdat zij het „goede nieuws” omtrent Christus niet zouden leren kennen (2 Korinthiërs 4:4). Hij is hier behoorlijk succesvol in geweest.

19 Eén tactiek die hij heeft gebruikt, is tot de zienswijze aan te moedigen dat er geen Duivel of Satan bestaat. Hij is als een misdadiger die de gedachte verbreidt dat er geen misdaadsyndicaat bestaat, zodat de mensen door een vals gevoel van zekerheid in slaap worden gesust. Een andere tactiek wordt weerspiegeld in de gruwelijke daden die door religieuze ijveraars zijn bedreven — kruistochten, inquisities en het zegenen van oorlogvoering. Hierdoor hebben vele mensen zich van Jehovah God afgekeerd, daar zij denken dat de kerken hem vertegenwoordigen.

20 Bedenk ook dat de apostel Paulus zei dat Satan „de god van dit samenstel van dingen” is. Sommigen spotten met de gedachte dat Satan de natiën manoeuvreert. Maar toen Satan aan Christus de autoriteit over de natiën aanbood, ontkende Jezus niet dat de Duivel macht over de politieke koninkrijken heeft (Lukas 4:5-8). En schijnt het niet alsof er thans de een of andere boze kracht achter de wereldaangelegenheden schuilt? Leest u, met dit in gedachten, eens wat er in Openbaring 12:9, 12 over Satans krachtsinspanningen wordt gezegd.

CONTACT MET GODDELOZE GEESTEN VERMIJDEN

Door welke praktijken kan men onder de invloed van boze geesten geraken? (21-23)

21 Geleerden hebben een onderzoek ingesteld met betrekking tot het zogenoemde ESP (buitenzintuiglijke waarneming). Daartoe behoren verschijnselen zoals het gedachtenlezen, de beschrijving van gebeurtenissen of voorwerpen waar iemand niets van af kon weten, en de beïnvloeding van ’materie door de geest’, waardoor bijvoorbeeld dobbelstenen op een bepaalde manier terecht kunnen komen. Parapsychologen hebben getracht de mogelijkheid van bedrog uit te sluiten, maar toch kunnen zij deze bovenmenselijke prestaties niet verklaren. Zou datgene wat de Schrift zegt, de verklaring kunnen zijn?

22 Satan en de demonen kunnen mensen en hun aangelegenheden rechtstreeks beïnvloeden. In het oude Filippi, in Griekenland, was bijvoorbeeld een meisje dat voorspellingen kon doen. Hoe? Het historische verslag zegt dat „een geest, een waarzeggende demon”, haar uitspraken beïnvloedde. — Handelingen 16:16-18.

23 Omdat de demonen echt bestaan en machtig zijn, waarschuwt Gods Woord herhaaldelijk zich niet met hen in te laten. De bijbel veroordeelt het gebruik van banspreuken (zoals bij zwarte magie of vodou), het raadplegen van mediums en pogingen om met de doden in contact te treden (Deuteronomium 18:10-12; Leviticus 20:6, 27; Galáten 5:19-21). Die waarschuwingen zijn nog steeds actueel. Wellicht hebt u de wijdverbreide belangstelling voor paranormale verschijnselen en het occulte opgemerkt. Vele films en romans gaan over ’de geesten’ of de pogingen van de mens om demonen te exorciseren of uit te bannen. Velen verlaten zich voor leiding op Ouija-borden of astrologie.

Hoe kunt u zich tegen schadelijke communicatie met het geestenrijk beschermen? (24-28)

24 Communicatie met goddeloze geesten is gevaarlijk. Berichten geven te kennen dat wanneer de demonen eenmaal invloed op iemand uitoefenen, zij veel schade kunnen aanrichten — zowel in fysiek en mentaal als in emotioneel opzicht. (Vergelijk Matthéüs 8:28-33.) Zij hebben personen lastig gevallen door ’s nachts geluiden te veroorzaken, voorwerpen te doen bewegen, geslachtsorganen te strelen en ziekte te veroorzaken. Hun „stemmen” hebben sommigen tot waanzin, moord of zelfmoord gedreven.

25 Sommige „vreemde” voorvallen kunnen natuurlijk psychische oorzaken hebben, zoals verstoringen van het chemisch evenwicht in het lichaam, hetgeen van invloed kan zijn op het verstand en de zintuigen. Maar het zou dwaas zijn om het bestaan van Satan en de demonen eenvoudig te loochenen. Onderschat niet de ernst van de bijbelse waarschuwing omtrent hen.

26 Kan iemand die door demonen lastig wordt gevallen, zich daarvan bevrijden? God bedient zich thans niet meer van bepaalde mensen om zieken te genezen, demonen uit te werpen of doden op te wekken. Maar hij zal iemand helpen zich van „de autoriteit van Satan” te bevrijden (Handelingen 26:18; Efeziërs 6:12). Daarvoor moet men zich in gebed tot Jehovah wenden, zijn naam gebruiken en ernstig zijn hulp zoeken (Spreuken 18:10). Ook moet men net als Jezus weerstand bieden aan demonische influisteringen, spiritistische praktijken laten varen en zich hoeden voor onnodige omgang met personen die demonisme bedrijven. — Matthéüs 4:1-11; 2 Korinthiërs 6:14-17.

27 Bovendien tonen berichten aan dat de demonen dikwijls door middel van een voorwerp met iemand in contact blijven. Daarom is het belangrijk zich te ontdoen van voorwerpen die vroeger in verband met spiritisme werden gebruikt (amuletten, kristallen bollen, enzovoort). De bijbel vertelt dat sommigen in het oude Efeze die magie hadden beoefend, dit deden. — Handelingen 19:18-20.

28 Er bestaat echter geen noodzaak om voortdurend in angst voor goddeloze geesten te leven. De bijbel spoort ons aan een geestelijke wapenrusting aan te doen:

„Staat daarom pal, uw lendenen omgord met WAARHEID, en aan hebbend het borstharnas van RECHTVAARDIGHEID, en uw voeten geschoeid met de toerusting van het GOEDE NIEUWS VAN VREDE. Neemt bovenal het grote schild des GELOOFS op, waarmee gij alle brandende projectielen van de goddeloze zult kunnen blussen. Neemt ook de helm van REDDING aan, en het zwaard van de geest, dat is, GODS WOORD, terwijl gij . . . bij elke gelegenheid in geest blijft BIDDEN.” — Efeziërs 6:14-18.

Zoals Gods Woord hier aantoont, is geregelde communicatie met Jehovah door middel van het gebed een uitstekende beveiliging tegen boze geesten. De bijbel zegt terecht: „Onderwerpt u daarom aan God, maar weerstaat de Duivel en hij zal van u wegvluchten.” — Jakobus 4:7.

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 123]

Dagelijks kunnen wij door middel van gebed communicatie met God hebben