Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een regering die vrede op aarde brengt

Een regering die vrede op aarde brengt

Hoofdstuk 16

Een regering die vrede op aarde brengt

Welke wenselijke dingen hebben menselijke regeringen niet tot stand kunnen brengen? (1, 2)

IS ER ook maar één regering die in staat is blijvende vrede op aarde te brengen? Die zekerheid kan bieden en de misdaad kan uitbannen? Die een overvloed aan goed voedsel voor allen kan verschaffen? Die in staat is het milieu te reinigen en alle ziekten te overwinnen?

2 Beschouw eens wat de mens op het gebied van regering al niet heeft uitgeprobeerd — monarchieën, democratieën en socialistische of communistische regeringen. Geen van deze regeringen — ook niet alle te zamen — heeft de zojuist genoemde positieve dingen tot stand kunnen brengen; niet eens op kleine schaal, laat staan wereldwijd. Toch kunt u reden tot hoop hebben.

GOD BELOOFT EEN REGERING — HET KONINKRIJK

Hoe weten wij dat het Gods voornemen is een regering te verschaffen die vrede zal brengen? (3, 4)

3 Jehovah God zelf belooft te voorzien in wat wij nodig hebben. Hoe kunnen wij daar zeker van zijn? Houd in gedachte dat het zijn oorspronkelijke voornemen was een wereldomvattend paradijs te hebben, waar de mensen in vrede en geluk konden leven (Genesis 1:28; 2:8, 9). Toen vond er opstand in de tuin van Eden plaats. Maar denkt u dat God zijn voornemen door ondankbare schepselen zou laten verijdelen? Beslist niet. In feite voorzei Jehovah al spoedig na de opstand van Adam en Eva een komende bevrijder, een „zaad” dat vredeverstoorders in de hemel en op aarde zou vermorzelen (Genesis 3:15). ’Maar’, zo vraagt u zich wellicht af, ’waar verschijnt er nu een „regering” in het beeld?’ Dat „zaad” zou de Messías zijn, de Vredevorst, over wie Jesaja onder inspiratie schreef: „Aan de overvloed van [zijn] vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn.” — Jesaja 9:6, 7; 11:1-5.

4 Ja, Jehovah belooft een heerschappij die recht zal verschaffen en vrede zal brengen. In de bijbel wordt deze heerschappij Gods koninkrijk genoemd. Miljoenen mensen hebben gebeden: „Onze Vader . . . Uw koninkrijk kome” (Matthéüs 6:9, 10). Indien u dat gebed hebt opgezonden, dan hebt u om een werkelijke regering gebeden, die vrede op aarde zal brengen (Psalm 72:1-8). Maar wanneer zou God die regering in werking stellen? Hoe zou hij de regeerders ervan uitkiezen en kwalificeren?

Welke stappen heeft God gedaan om uiteindelijk het Koninkrijk voort te brengen? (5, 6)

5 In de loop der eeuwen heeft Gods voornemen zich ontvouwd. God toonde bijvoorbeeld dat de Messías via Abraham en via Jakob zou komen, en uit de stam Juda zou zijn (Genesis 22:18; 49:10). Vervolgens richtte Jehovah in Israël een koninkrijk op dat een profetisch model was van dingen die zouden komen. Israël was een theocratie (Godsregering). Van hun koning werd gezegd dat hij op „Jehovah’s troon” zat (1 Kronieken 29:23). Jehovah was de hoogste autoriteit; zijn wetten en maatstaven dienden de natie tot richtsnoer. Mettertijd vertelde God koning David dat via zijn geslachtslijn de blijvende koning zou komen. — Psalm 89:20, 21, 29.

6 Deze details en andere inlichtingen die de bijbel over de geschiedenis van Israël geeft, zijn belangrijk omdat ze ons laten zien dat God bezig was een hecht wettelijk fundament voor het komende koninkrijk te leggen. In overeenstemming hiermee zond God later een engel naar een maagd uit het huis van David om haar te zeggen:

„Gij zult . . . een zoon baren, die gij de naam Jezus moet geven. Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal voor eeuwig als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn.” — Lukas 1:28-33.

Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat Jezus een voortreffelijke regeerder zal zijn? (7-10)

7 Dit is de voorzegde Messías, degene aan wie God beloofd heeft de blijvende heerschappij over de mensheid te geven. Wat kunnen wij van Jezus als regeerder verwachten? Laten wij zijn levensbericht eens beschouwen.

8 Jezus was altijd volledig toegewijd aan God en aan het doen van Zijn wil (Hebreeën 10:9; Jesaja 11:3). Onder andere toonde hij zijn loyaliteit jegens God doordat hij zich in tegenstelling tot vele menselijke regeerders niet door rijkdom of aanzien liet omkopen (Lukas 4:5-8). Hij kwam onbevreesd voor de waarheid op en weerhield zich er daarom niet van religieuze huichelarij aan de kaak te stellen. — Johannes 2:13-17; Markus 7:1-13.

9 Christus heeft ook een buitengewoon grote liefde voor de mensheid, zoals wordt aangetoond doordat hij zijn leven ten behoeve van ons heeft gegeven (Johannes 13:34; 15:12, 13). Door medelijden bewogen genas Jezus de zieken, wekte hij de doden op en voorzag hij de behoeftigen van voedsel (Lukas 7:11-15, 22; 9:11-17). Hij beheerst ook de natuurkrachten, en hij heeft deze macht ten gunste van de mensen aangewend (Matthéüs 8:23-27). Toch is hij te benaderen; zelfs kinderen voelden zich bij deze zachtaardige man op hun gemak. — Matthéüs 11:28 tot 30; 19:13-15.

10 Stel u eens voor wat een zegen het zal zijn een persoon met zulke eigenschappen en bekwaamheden als Regeerder te hebben! Dat is een groots vooruitzicht.

HEERSCHAPPIJ VANUIT DE HEMEL

Hoe weten wij dat Jezus niet op aarde zal regeren? (11, 12)

11 Toen een Romeinse bestuurder Jezus een vraag stelde over zijn koningschap, antwoordde hij: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld” (Johannes 18:36). Jezus hield zich strikt neutraal ten aanzien van de politieke aangelegenheden van de natiën (Johannes 6:15; 2 Korinthiërs 5:20). Bovendien was het niet Gods voornemen dat zijn Zoon vanuit een plaats op aarde zou regeren. Hij zou vanuit de hemel regeren, waar hij bovenmenselijke, universele autoriteit kon uitoefenen.

12 Te dien einde werd Jezus, nadat hij in getrouwheid aan God was gestorven, door zijn Vader uit de doden opgewekt als een onsterfelijk geestelijk schepsel (Handelingen 10:39-43; 1 Korinthiërs 15:45). Christus verscheen aan zijn volgelingen en verzekerde hun dat hij leefde en actief werkzaam was. Daarna steeg Jezus naar de hemel op. De apostel Petrus schreef hierover: „Hij is aan Gods rechterhand, want hij is heengegaan naar de hemel, en engelen en autoriteiten en krachten werden aan hem onderworpen.” — 1 Petrus 3:22; Matthéüs 28:18.

Wat toont het bewijsmateriaal aan met betrekking tot het tijdstip waarop Christus over de mensheid begon te regeren? (13-16)

13 Vanaf die tijd, in 33 G.T., begon Christus over de gemeente te regeren, en zijn volgelingen erkenden zijn heerschappij verheugd (Kolossenzen 1:13, 14). Toch was het niet Gods voornemen dat Jezus destijds over de mensenwereld en het universum begon te regeren.

14 God vergunde de mensen de tijd om zelf de vruchten van menselijke heerschappij te zien. Daarom moest Christus wachten totdat de bestemde tijd was aangebroken waarop het Koninkrijk over de wereld zou gaan regeren. De apostel Paulus schreef: „Deze heeft voor altijd één slachtoffer voor zonden gebracht en is aan de rechterhand van God gaan zitten, van die tijd af wachtend totdat zijn vijanden tot een voetbank voor zijn voeten gesteld zouden worden.” — Hebreeën 10:12, 13.

15 Maar indien Jezus onzichtbaar in de hemel is, hoe kunnen wij dan weten wanneer voor hem de tijd is aangebroken om te gaan regeren? Zoals in het vorige hoofdstuk is besproken, gaf Jezus een zichtbaar „teken”, zodat zijn volgelingen op aarde zouden weten wanneer die tijd was gekomen (Matthéüs 24:3-31). De oorlogen, de hongersnoden, de aardbevingen, de vervolging van christenen en de wereldomvattende prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk — dingen die wij sinds de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) hebben gezien — bevestigen dat wij in het besluit van het samenstel van dingen leven. Deze gebeurtenissen bewijzen ook dat Christus thans in de hemel regeert, want na te hebben beschreven hoe er in de hemel een oorlog tegen Satan is gevoerd, zegt de bijbel:

„Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus. . . . Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft! Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.” — Openbaring 12:7-12.

16 Jezus Christus regeert dus thans. Dit betekent dat er nog slechts een „korte tijdsperiode” rest totdat hij zijn autoriteit zal gebruiken om alle tegenstand tegen het Koninkrijk uit te roeien, met inbegrip van de Duivel en alle menselijke regeringen (Daniël 2:44). Dan zullen wij ons kunnen verheugen in een theocratisch koninkrijk dat blijvende vrede zal brengen.

MEDEREGEERDERS IN HET KONINKRIJK

Wie zullen met Jezus in het Koninkrijk regeren? (17, 18)

17 Er wordt in de bijbel nog een fascinerend aspect van het Koninkrijk onthuld. In Daniël 7:13, 14 wordt beschreven hoe Gods Zoon „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk” ontvangt. Vervolgens zegt het visioen:

„Het koninkrijk en de heerschappij en de grootheid van de koninkrijken onder de ganse hemel werden aan het volk der heiligen van het Opperwezen gegeven. Hun koninkrijk is een koninkrijk van onbepaalde duur, en alle heerschappijen zullen hén dienen en gehoorzamen.” — Daniël 7:27.

Het is dus Gods voornemen dat Jezus Christus mederegeerders heeft. Dat betekent dat sommige mensen naar de hemel zullen gaan. Toen Jezus op aarde was, begon hij mannen en vrouwen uit te kiezen die zijn mederegeerders zouden worden. Hij zei dat hij naar de hemel zou gaan om een plaats voor hen te bereiden. — Johannes 14:1-3.

18 Dit helpt ons een duidelijk begrip te verkrijgen over iets wat velen die hun leven lang al naar de kerk gaan, niet begrijpen: Enerzijds laat de bijbel zien dat het Gods voornemen was dat mensen op aarde zouden leven, terwijl de bijbel er anderzijds toch ook over spreekt dat mensen naar de hemel gaan. Hoe zit dit? Welnu, God heeft beloofd dat enkele mensen naar de hemel zouden gaan om met zijn Zoon deel te hebben aan de Koninkrijksregering. De aarde zal echter een paradijs worden, gevuld met gelukkige, vredelievende mensen. — Zie Psalm 37:29; Jesaja 65:17, 20-25.

Hoevelen zullen er naar de hemel gaan, en waarom niet de gehele mensheid? (19-22)

19 Hoevelen zullen er naar de hemel gaan om de Koninkrijksregering te vormen? Jezus gaf een aanwijzing door te zeggen: „Vreest niet, kleine kudde, want uw Vader heeft het goedgekeurd u het koninkrijk te geven” (Lukas 12:32). Ja, het aantal is beperkt. In de Openbaring wordt aangetoond dat het aantal van degenen die „uit het midden van de mensen gekocht” zijn om met „het Lam” (Jezus Christus) te regeren, 144.000 bedraagt (Openbaring 14:1-5). Dat is niet moeilijk te begrijpen. Zelfs sommige menselijke regeringen bestaan uit een bepaald aantal uitgekozen mannen en vrouwen die vanuit de hoofdstad van hun land bestuur uitoefenen.

20 God heeft het echter niet aan de mensen overgelaten te bepalen wie er naar de hemel zullen gaan. Hij kiest de desbetreffende personen uit (1 Petrus 2:4, 5, 9; Romeinen 8:28-30; 9:16). Toen God de apostel Paulus uitkoos, stortte hij zijn geest op hem uit, waardoor Paulus de overtuiging ontving dat hij tot het „hemelse koninkrijk” behoorde (2 Timótheüs 4:18). Paulus schreef: „De geest zelf legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn. Indien wij dan kinderen zijn, zijn wij ook . . . erfgenamen van God, maar medeërfgenamen met Christus.” — Romeinen 8:16, 17; 2 Korinthiërs 1:22; 5:5.

21 God heeft betrekkelijk weinigen van zijn aanbidders voor hemels leven uitgekozen, aangezien het Gods voornemen was dat mensen in geluk op aarde zouden leven. Jezus was de eerste die in de hemel werd opgenomen (Hebreeën 6:19, 20; Matthéüs 11:11). Daarna ging God 144.000 anderen uitkiezen. Wat zou er gebeuren wanneer dat aantal compleet was?

22 Nadat de apostel Johannes een visioen was gegeven van het beperkte aantal (144.000) dat in de hemel met Christus zal regeren, werd hem „een grote schare, die niemand tellen kon” getoond (Openbaring 7:4, 9, 10). Zij hebben het wonderbaarlijke vooruitzicht eeuwig op aarde te mogen leven, hetzelfde vooruitzicht dat ook is weggelegd voor mensen des geloofs zoals Noach, Abraham en David, die gestorven zijn vóórdat God voor de 144.000 de weg tot hemels leven opende. — Handelingen 2:34.

WAAROM WIJ DEZE REGEERDERS KUNNEN VERTROUWEN

Waarom kunnen wij deze mederegeerders vertrouwen? (23, 24)

23 Tegenwoordig hebben de meeste mensen weinig vertrouwen in hun regeerders. Degenen echter die in Gods koninkrijk zullen regeren, zijn heel anders dan wereldse regeerders. In de loop der eeuwen heeft God personen uitgekozen die hun geloof hebben bewezen. Onder alle soorten van beproevingen en verleidingen hebben zij vastgehouden aan wat juist en rechtvaardig is. Zij hebben Gods vertrouwen verworven. Waarom zouden wij dan geen vertrouwen in hen kunnen hebben?

24 Ook zal het feit dat zij mensen zijn geweest, hen in staat stellen ons te begrijpen en medegevoel met ons te hebben. (Vergelijk Hebreeën 4:15, 16.) Zij weten wat het zeggen wil vermoeid, bezorgd en ontmoedigd te zijn. Zij weten wat een moeite het kost om geduldiger, vriendelijker en barmhartiger te worden. En sommigen van hen waren vrouwen; zij begrijpen de gevoelens van vrouwen en weten waaraan zij behoefte hebben. — Galáten 3:28.

Hoe kunnen wij tonen dat wij het Koninkrijk ondersteunen? (25-27)

25 Miljoenen getuigen van Jehovah in deze tijd geven blijk van hun vertrouwen in Christus en zijn mederegeerders, en zij tonen hoe reëel het Koninkrijk voor hen is. Dit doen zij door loyale onderdanen van Gods koninkrijk te zijn (Spreuken 14:28). Zij aanvaarden de in de bijbel opgetekende wetten van dit Koninkrijk en bevelen ze aan anderen aan, daar zij werkelijk geloven dat het christendom de beste levensweg is. Zij hebben een aandeel aan het onderwijsprogramma van deze regering. De bijbel is het voornaamste leerboek, dat te zamen met christelijke naslagwerken en studiehulpmiddelen wordt gebruikt. Op gemeentevergaderingen leren zij meer over het Koninkrijk en de christelijke levenswijze. Ook helpen zij anderen voordeel te trekken van het onderwijsprogramma door in het openbaar en bij mensen thuis te onderwijzen. — Handelingen 20:20.

26 Jezus zei dat één onderdeel van het teken van de „laatste dagen” zou zijn: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matthéüs 24:14). Voordat Jezus naar de hemel opsteeg, doordrong hij zijn discipelen van de noodzaak een actief aandeel aan dit evangelisatiewerk te hebben. — Matthéüs 28:19, 20; Handelingen 1:8.

27 Christenen in deze tijd beseffen dat het deelnemen aan dit predikings- en onderwijzingswerk een belangrijke manier is waarop zij hun liefde voor God en voor hun naasten kunnen tonen (Markus 12:28-31). Er zijn levens bij betrokken, daarom is het een ernstige verantwoordelijkheid (Handelingen 20:26, 27; 1 Korinthiërs 9:16). Het schenkt ook veel geluk en voldoening (Handelingen 20:35). Jehovah’s Getuigen zullen u graag helpen om anderen over Gods regerende koninkrijk te vertellen.

[Studievragen]

[Kader op blz. 151]

„Het onvermogen een werkelijke basis voor wereldvrede te scheppen . . ., is rechtstreeks toe te schrijven aan de weigering van de natiën, in het bijzonder de grotere natiën, een autoriteit te aanvaarden die hun kan zeggen wat zij in de internationale arena moeten doen.

Het volgende is daarom thans de fundamentele uitdaging: Hoe men ter handhaving van de vrede een wereldautoriteit in het leven kan roepen die het vertrouwen van de volkeren der wereld geniet.” — Redacteur Norman Cousins, „Saturday Review”.

[Kader op blz. 159]

REALISTISCHE KIJK OP REGERING

„Onze wapens waren knuppels, met lood verzwaarde knotsen, kettingen en vuurwapens”, vertelt Stelvio, die in de jaren ’70 een politieke activist in Zuid-Europa was. In geheime, op legerplaatsen gelijkende kampen had hij geleerd hoe hij een bende kon organiseren en stadsguerrilla moest voeren.

Maar na enkele jaren trad er een verandering in. Een van Jehovah’s Getuigen bezocht Stelvio thuis en onderwees hem uit de bijbel. Het resultaat? „Hierdoor werden mijn ogen geopend, en ik zag in dat de mensen door nationalisme en politieke partijen werden verdeeld. Ik leerde uit de bijbel dat God uit één mens elke natie van mensen heeft gemaakt om op de aarde te wonen (Handelingen 17:26). Dit besef is een verenigende kracht. Het bevrijdde mij van de haat die ik jegens anderen koesterde, enkel en alleen omdat hun politieke ideeën van die van mij verschilden.”

Deze vroegere gewelddadige activist zegt verder: „Ik blijf me afvragen: Hoe kan de mens ooit door middel van de politiek zijn problemen oplossen, aangezien de politiek juist verdeeldheid onder de mensheid heeft veroorzaakt? Willen mensen tot elkaar komen, dan moeten eerst de oorzaken van de verdeeldheid verdwijnen. Ik heb onder Jehovah’s Getuigen zwarten en blanken in hetzelfde water gedoopt zien worden; vroegere protestanten en katholieken in Ierland haten elkaar niet meer; Arabieren en Joden kwamen tijdens de zesdaagse oorlog op dezelfde vergadering bij elkaar. Ik heb geleerd degenen lief te hebben die ik eens haatte.

Niemand kan zeggen dat Gods koninkrijk, waarnaar Jehovah’s Getuigen verlangen, louter een utopie is, want er bestaat al een internationale gemeenschap die onder dit koninkrijk is verenigd. Het toepassen van bijbelse beginselen heeft resultaten voortgebracht die geen andere religieuze, politieke of sociale groepering heeft bereikt.

Tot degenen die, net als ik vroeger, vechten voor gerechtigheid, vrede en maatschappelijke orde, zeg ik: ’Wees realistisch en geef toe dat de mens niet in staat is geweest deze dingen tot stand te brengen. Kijk daarentegen eens naar Jehovah’s Getuigen. Hebben zij de problemen in verband met oorlog, politieke verdeeldheid, rassendiscriminatie, vrede en eenheid niet overwonnen? Mensen vertrouwen op mensen en hebben problemen. Jehovah’s Getuigen onderwerpen zich aan Gods koninkrijk en hebben de voornaamste problemen van het leven opgelost.’”